Categorieën
Afrikareis

Schitterende stad van God

(Isfahan, km 55547 )
Het begint al bij de grens. ‘Wat is het hier stil,’ fluisteren we, als onze paspoorten grondig maar uiterst correct worden gecheckt. ‘Je kunt op onze snelwegen een kopje thee drinken, zo goed zijn ze,’ zegt de eerste Iranier die we ontmoeten. En inderdaad, nog nooit deze reis zulke keurige driebaanswegen gezien met middenbermen en borden over autogordels (de meeste auto’s die we het laatste jaar zagen hadden of geen autogordel of veel meer mensen erin dan gordels). Isfahan zelf, ‘the beautiful city of God’ zoals op de bussen staat, heeft een metro, strak geplaveide straten, uitgelichte monumenten en betaald parkeren op de daarvoor bestemde terreinen. Er slingert nog geen propje papier, geen hondedrol in de plantsoenen. Op het grote plein (het op een na grootste ter wereld) wordt het water in de fontein elke dag ververst. Niemand berekent ons ‘per ongeluk’ teveel geld, iedereen spreekt Engels, niemand schreeuwt. Onder de prachtig uitgelichte bruggen slaapt geen enkele zwerver, er is hier sowieso geen bedelaar te zien.

De perfecte wereld

We eten saffraanijs en geparfumeerde kip en drinken ijskoud rozenwater. Alles is glitter en mozaiek, alles is turqooise. Je loopt van moskee naar paleis. Tussen al deze pacht en praal flaneren de Iraniers zelf.
Ik voel me onmiddellijk een ingepakte boerentrien. De Perzische vrouwen zijn zo elegant! Achter hun zwarte sluiers zijn ze ultramodern. Het is onvoorstelbaar hoeveel je kunt doen met een zwarte lap. En zonnebril, tas, schoenen. Alle vrouwen hebben hun wenkbrauwen keurig geepileerd en ik ga haastig op zoek naar een pincet. Want eigenlijk zijn we, na ruim een jaar Afrika, behoorlijk verwilderd. Er zitten gaten in onze kleren, vlekken die er nooit meer uitgaan en onze haren zijn lange slierten. Als we ergens op een trapje een ijsje zitten te eten, worden we zelfs weggestuurd door een politieman: ‘Gaan jullie eens naar je hotel.’
Maar de meeste mensen zijn heel vriendelijk en willen alles van ons weten en foto’s van ons maken. We zijn anders, dat valt hier vreselijk op. ‘How do you like Iran? We don’t have any problems here.’ En die moslima daar op de grond dan, flauwgevallen omdat ze zich bij veertig graden in een zwarte chador moet hullen? Of die studenten gisteren die klaagden over de vreselijke werkloosheid? ‘We don’t have any problems.’ Isfahan: eternal sunshine of the spotless mind.

Verre Oosten

De weinige toeristen zijn voornamelijk overlanders. We ontmoeten een Spaanse fietser die al meer dan tweeenhalf jaar reist en nu richting Turkmenistan gaat (schijnt geweldig te zijn). En een Sloveense fotograaf op weg naar Nepal en Tibet.
Oman, het Verre Oosten….
Als Isfahan – waar we naar toe zijn gevlucht om nog even niet Europa in te gaan- ons met iets confronteert, dan met de eindigheid van onze reis.
En dus ook – en dat is de grootste schok van deze week- met de terugkeer in de ontwikkelde wereld. In dat licht ben ik zelfs blij dat de rivier onder de bruggen bijna droogstaat, ondanks dat ze er druk water in pompen. Naast de families die picknicken op Perzische tapijten liggen de zwaanvormige waterfietsen op de ranzige modder te zieltogen. Helemaal niet keurig! ‘Het stinkt hier,’ snuift Chaia. En kijk, daar gaat een rat!

De tuinman en de Dood

Een Perzisch Edelman:

Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: “Heer, Heer, één ogenblik!
Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.
Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.
Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!” –
Van middag (lang reeds was hij heengespoed)
Heb ik in ’t cederpark de Dood ontmoet.
“Waarom,” zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
“Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?”
Glimlachend antwoordt hij: “Geen dreiging was ’t,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,
Toen ‘k ’s morgens hier nog stil aan ’t werk zag staan,
Die ‘k ’s avonds halen moest in Ispahaan.”

P.N. van Eyck

Categorieën
Afrikareis

Langs de lijn in Anatolie

(Erzurum, km 54747)
In afwachting van het visum voor Iran zijn we inmiddels heel Anatolie doorkruist. Het is het armste deel van Turkije en waarschijnlijk ook het rauwste. Het mooie, omstreden boek ‘Sneeuw’ van Pamuk speelt zich hier af.
Buiten de dorpen is het zeer ongerept allemaal. Bergen, beekjes, zelf vleesjes grillen. We kamperen tussen de lentebuien door en kletsen gezellig over eten: wat, waar halen we het vandaan en hoe gaan we het bereiden. We hebben nu een zilveren schaal en de maaltijden worden steeds verfijnder. Tussendoor ben ik urenlang aan het schrijven, terwijl de meisjes spelen.
Een keer slapen we bij het voormalig paleis van een pasha waar een gepensioneerde Nederlandse psychiater een campinkje heeft en zijn vriend Koerdische liedjes voor ons zingt met de banjo. Even later rijden we langs de berg waar volgens de deskundigen de ark van Noach is aangespoeld. Dus toen regende het hier nog veel meer!

Ziek

Intermezzo: Dunya ziek. Wat begon als ‘Ik moet plassen maar het komt niet’ ontaardt in een woest brullend kind met een buik alsof ze zeven stenen heeft ingeslikt. Middenin de nacht haalt Ilco een dokter bij de tent. Dunya wordt onderzocht op een dekentje in het gras en dan meegenomen naar een ziekenhuis. Het blijkt een urineweginfectie te zijn. Tsja, dat komt natuurlijk van al die vieze wc’s onderweg… Ze krijgt vier soorten drankjes, een ontwormingskuur en een kus van de dokter. De betaling: een Ajaxshirt alsjeblieft.
Want dat is een ander thema deze week: voetbal. We zitten te juichen tussen de Turkse mannetjes in het theehuis, maar als Turkije de kwartfinale wint, horen we dat pas een dag later omdat de Koerden in het uiterste Oosten zich helemaal niet Turks vinden.
Zelf balen we flink als blijkt dat Italie-Spanje wordt uitgezonden in plaats van Nederland-Roemenie. Met Langs de lijn via Internet krijgen we toch nog een indruk van de wedstrijd. En door de trouwe reeks mailtjes van Ilco’s vriend Han natuurlijk – die met de laptop op schoot vanuit Santpoort de wedstrijd voor ons verslaat.

Sluiers

En dan komt, toch nog onverwacht, het bericht dat onze visumaanvraag voor Iran is geaccepteerd. Sluiers verplicht voor alle vrouwen vanaf negen jaar! Bloem en Chaia naaien snel hoofddoekjes voor de popjes, die na een speelstilte de laatste tijd ineens weer zijn opgedoken.
Ikzelf heb ondertussen lang genoeg gemopperd op het verstoppen van mijn haar (‘mijn identiteit!’). Het kan me niet meer zoveel schelen. Dubbele lap over mijn hoofd, lange jas en dichte schoenen aan – wel met een hakje natuurlijk, ik ben niet helemaal van God los – en we zijn er klaar voor: op naar de grens!

Categorieën
Afrikareis

Abracadabra

(Yusufeli, km  54007)
Het einde van de wereld.
Daar staan we dan, met de harde wind in ons gezicht. We zijn heel Afrika doorgetrokken, van boven naar beneden en van beneden naar boven en daarna dwars door het Midden Oosten. Maar hier, op de grens van Turkije met Armenie en Georgie, houdt alles op. De weg, om te beginnen. Voor ons ligt niets dan onherbergzame vlakte. In de lucht jagen woeste wolken en roofvogels voorbij. Af en toe bliksemt het. Verderop rijzen grimmige rotsen omhoog, met ijzige sneeuw in de richels. Waar is de woestijn die we zoveel maanden hebben doorkruist? Waar zijn de moskeeen, de markten, de mensen? Abracadabra, ‘los op als een woord’, zeggen ze in een heel oude Syrische taal. Ook de bloeiende zijderoutestad die hier ooit was, is verbrokkeld tot geraamtes van kerken en badhuizen. De kathedraal heeft nu de hemel als dak. Zelfs de zon is weg en we huiveren in onze dunne reiskleren. Bloem heeft haar pyjama aan onder haar rok. Alleen Dunya stapt vrolijk rond in haar regenjasje dat ze eindelijk eens aan kan.

Soap

Later, in het vrijwel lege hotel dringt de kou nog door en we lopen rond in grote paardendekens. Buiten slaat inmiddels de hagel op de door de Russen gebouwde huizenblokken. Wie wil hier wonen, in deze allerlaatste echte stad waar alleen de groentestalletjes kleur hebben en ze tweehonderd tv-kanalen hebben maar geen EK-voetbal?
Ineens missen we Nederland. Wat moet het daar nu gezellig zomers en oranje zijn.
Gelukkig hebben we nog de dvd van ‘Alles is liefde’ die we hebben bewaard voor een speciaal moment. We kruipen in bed met de computer om ‘DE romantische komedie van het jaar’ te gaan kijken. We zien Sinterklaas, winterjassen en Amsterdamse soap, maar ook dat voelt vreemd en ver weg. Waar is de Anna gebleven die ook zo’n soort leven had, met een overvolle agenda, telefoon aan het oor, rond racend van dansschool naar creche naar Italiaanse delicatessenwinkel, dan ook nog uitgaan met man en vriendinnen, alle nieuwe films bijhoudend, doodmoe, en schrijvend tegen de klippen op?
Abracadabra.

Verlangstad

Hier ben ik bang voor geweest: de totale onthechting. Als een losgelaten ballon, die overal boven zweeft.
Toch is het minder eng dan ik dacht. Freedom is just another word for nothing left to loose. Dichter bij Janis Joplin kan ik niet komen.
En zal ik ook niet komen ‘Ik ben zo bang je kwijt te raken’ schreef een van mijn beste vriendinnen vorige week, maar dat gebeurt niet. Want dit is het moment dat we de auto gaan keren om langzaam – heel langzaam – weer op Europa af te koersen.

Maar eerst maken we nog één exotisch uitstapje. Isphahan, de parel in de kroon van het Midden Oosten. We wachten nu al een week op een visum dat soms wel en soms niet wordt gegeven. We hebben een uur met de consul gepraat en de meisjes hebben lief gelachen. We hebben formulieren ingevuld en geld betaald. En ik heb mij zelfs van top tot teen gehuld in sluiers zoals dat hoort in Iran.
Isphahan is onze nieuwe verlangstad. Een stad om naar toe te vluchten als het koud en kaal is, of juist te ontwikkeld en Europees. Er liggen alleen nog maar een papieren grens en duizend kilometer tussen. Of zal het een verlangstad blijven?

Vaderdag 2008

Bloem: ‘ We hebben echt heel lang gewerkt aan die tekeningen.’
Chaia: ‘ Je mag nog niet wakker worden! Nu loopt ons hele lied mis.’
Dunya: ‘ Mogen we dan nu een ijsje – omdat het feest is?’

Categorieën
Afrikareis

Goudgeel Mesopotamie

(Erzurum, km 53427 )
Het was de eenendertigste keer dat we een grens overstaken en we hadden ons blijkbaar niet goed voorbereid. Dus toen de douanier zonder met zijn ogen te knipperen 175 dollar ‘exit tax’ vroeg, stonden wij met een lege portemonnee. In Turkije kon je immers weer pinnen…
Wat nu? De dichtstbijzijnde bank was toch wel twee dagen rijden terug het land in en ons visum verliep vandaag.
‘Maak je geen zorgen,’ zei het beeldschone Perzische prinsesje, ‘Allah maakt het altijd weer in orde.’ Ze was zelf op een soort bedevaart naar Damascus.
Maar de douanier was niet te vermurwen. Weer stond ik bijna te huilen bij de grens. En net toen wij dachten dat het nooit meer goed zou komen, fluisterde het prinsesje iets in het oor van haar vader. Hij knikte even. Corruptie? Logisch. Toeristen de dupe? Moet niet. Dus hij trok zijn portemonnee en stak Ilco tweehonderd dollar toe. Van rekeningnummers en teruggeven wilde hij niets weten. Integendeel, als we straks in Iran zijn, moesten we zeker langskomen, dan waren we hun gast.
Allah had deze keer de gedaante aangenomen van een Perzisch edelman.

Turkije

Turkije. Je moet je naar binnen vechten. Letterlijk. Ben je Syrie eindelijk uit, sta je voor een gesloten hek met allemaal wanhopig samendrommende Koerden. Af en toe komen er politiemannen die met stokken iedereen opzij slaan en heel af en toe gaat het hek op een klein kiertje waar hooguit één mens en zeker geen auto door kan.
Gelukkig hadden we de Syrische douanemannen nog. Na de nobele daad van de Iranier wilden zij niet achterblijven, dus twee uur later lukte het hen om Zeerover het hek door te loodsen. Achter ons ging het meteen op slot. De grens was dicht en het boe-geroep en gejammer achtervolgde ons nog een behoorlijk tijdje.
Maar eenmaal door de poort, wacht het paradijs. Glooiende Mesopotamische vlakten met honingkleurige huisjes tegen de bergen, sneeuw en veldbloemen. We slapen in een oud kasteeltje vol bogen en zware houten deuren, dat in een woontijdschrift niet zou misstaan (‘oud- Ottomaanse stijl’ ‘verweerde chic’). Er is zoveel groente en fruit dat we met onze ogen staan te knipperen. En overal staat het rijpe koren.

Forelletjes

Dit is het wilde Turkije, ver weg van Istanbul of de Mediterrane kust. We rijden over uitgestorven landweggetjes. Als we de tent opzetten langs een bergbeekje of op een Milka-alpenweitje, drommen de kinderen om onze auto heen zoals we dat ook in West Afrika hadden. Het zijn bijna allemaal Koerden.
Gastvrijheid krijgt nieuwe dimensies. Vissers springen de beek in, vangen en grillen kleine forelletjes voor ons. Gratis. Hele families komen aanzetten met schalen watermeloen. Vrachtwagenchauffeurs remmen piepend en geven ons hun eigen verse rabarber mee. Voor het ontbijt aan de rivier wordt een half lam voor ons gegrild. En weer is het Allah die we moeten bedanken, niet de man achter de barbecue.

Categorieën
Afrikareis

Langs de zijderoute

(Aleppo, km 52227
De Middellandse Zee! Na een jaar zien we hem terug, bij Syrie. We zoeken een stil plekje om de tent uit te klappen, maar we belanden op het lokale strandje waar alle Syriers zelf in het weekend naar toe komen. Van een van de mannen huren we een appartementje aan zee met een sta-wc en heel veel bedden.
Ik ga niet naar het strand. Het water is heerlijk, het zand zacht, en de zon schijnt fel. Maar ik heb weinig zin om in spijkerbroek en met lange mouwen in de zon te gaan zitten kijken hoe de mannen lekker in zwembroek in het water plonzen. OK, hun vrouwen gaan ook, maar dan met burka’s, hoofddoek, jassen, broeken en zelfs schoenen. Dat weiger ik. Ik doe mijn badpak hier niet aan, maar ik ga ook niet in een jas zwemmen.
En uiteindelijk pakt het goed uit, want mijn uitgever heeft allemaal spannende dingen gevraagd voor volgend jaar, dus terwijl Ilco met de meiden op het strand zit, breng ik de dag door tussen alle bedden, heerlijk rustig achter de computer.

Tien voor de meisjes

’s Avonds is het een onvoorstelbaar lawaai. Overal wordt vlees geroosterd en zitten mannen te zingen en te trommelen met een waterpijp erbij. Het wemelt van de kinderen die tot ver na middernacht op straat spelen en met Bloem en Chaia klapspelletjes doen (‘Nul voor de jongens, tien voor de meisjes… tik de grond, everybody sexy kont!’ zingen ze Bloem en Chaia argeloos na). Pal voor ons appartement is de hele nacht een parade van auto’s met de stereo op tien. Syrisch flaneren.
Het hoogtepunt is een treintje, zo’n ding als ook door Madurodam rijdt. Het treintje heeft discolichten en keiharde Arabische muziek en het is bijna ontroerend om te zien hoe al die grote mannen en vrouwen enthousiast zitten te klappen op de kleine bankjes. Als het om twee uur ’s nachts nog steeds elk halfuur voorbijdendert, is dat treintje ineens heel wat minder schattig. Maar goed, we hebben een boeiend doorkijkje gekregen in het strand- en uitgaansleven van Syrie – lichtjaren verwijderd van bloot en trendy Bloemendaal (topless zonnen… ik vind het ineens een idiote gedachte).

.

Zijderoute

Langs de zijderoute trekken we verder. In marktstad Aleppo verdwalen we op de souk, die aan de Fata Morgana in de Efteling doet denken. Perzische tapijten, zilver, waterpijpen, olijvenzeep, kruiden, parfum, hele honingraten en de allerlekkerste shawarma, het is een wirwar van geur, smaak en glinster. En het is kersentijd!
Helaas, ook al zijn wij vandaag de enige toeristen, er zijn ons toch weer een aantal ‘grappige’ Nederlanders voor geweest. In plaats van ‘allemachtig prachtig’ hebben ze de Arabieren nu geleerd om ‘goedkoper dan de Hema’ te zeggen. Na twee keer is het al niet meer leuk.
Overigens krijgen we fikse korting op de hotelkamer als we, desgevraagd, hebben gezegd dat we ja, uit Nederland komen, maar nee, Wilders en zijn film stom vinden. Eindelijk eens iets goeds door die man. Een Wilders-korting!

Categorieën
Afrikareis

Tussen Bagdad en Beirut (bij de likkende burka’s)

(Hama, Syrie, km 51687)
Het Midden Oosten is zo klein. Een verzameling krantennamen. Ineens zitten we dertig kilometer van Beirut. Dan is er een afslag naar Bagdad. En ondertussen ligt Israel alweer achter ons.
Toch moet ik nog wel veel aan Jeruzalem denken. Aan de mooie Rachel bijvoorbeeld, die zo graag de oude joodse tempel wilde herbouwen ‘als het vrede is’. Een hartstochtelijk meisje dat wel een vriendin van me zou kunnen zijn. Dacht ik. Totdat ik boven op die tempelberg stond en de kleine Arabische vliegeraars zag voor de gouden moskee. Een moskee, die daar voor Rachel niet mag staan. Want waar moet ze anders haar tempel herbouwen – de fundamenten liggen er pal onder. Vrede? Dat is geen vrede.
Dus net als ik me een beetje joods voel, vervliegt het weer. En een paar dagen later mag ik het al niet eens meer zeggen. ‘Nee hoor, ik ben protestant.’ Dat is in het Midden Oosten buiten Israel het meest veilige antwoord op geloofsvragen. We waren niet in Jeruzalem. En Israel heet Palestina.

Hammam

In Damascus blijven we een paar dagen om op adem te komen. We slapen in een oud huis met nisjes en mozaiekjes. Blootsvoets en gesluierd gaan we door de fonkelende Perzische moskee, die een soort kruising is tussen het paleis van Sheherazade en de grote carrousel in de Efteling. Daarna troosten we Chaia, want haar lievelingsschoenen zijn gestolen in de moskee…

Ook ga ik naar de hammam, samen met mijn grote dochters. De betegelde ruimte is heet en dampig van de stoom. Een enorm dikke, blote vrouw wast onze haren en gooit er bakjes warm water overheen. Ze is heel streng. We moeten op de grond liggen, zomaar bloot op de tegels, en een andere vrouw scrubt hardhandig onze lijven af met een grote handschoen. Hele lagen huid verdwijnen, terwijl zij ons omwentelt als kippetjes in het vuur. De andere vrouwen bekijken ons van een afstandje. Ik ben blij dat ik met de meiden ben, een vrolijk eilandje in de stoom.

Het ijs breken

Maar het eten maakt alles goed. Wie eenmaal de kroketjes van linzen op een bedje van rucola heeft geproefd, de gefrituurde auberginepasta met balsamico, of de roomkaas met hete pesto, die wordt vanzelf gelukkig. Onze favoriet is shish tawouk, mals gemarineerde kip met pepertjes, geserveerd in een groot plat brood.

Er is niks zo leuk voor kinderen als tamarindesiroop drinken bij de waterdrager met zijn belletjeskostuum die goochelt met glazen en vanuit grote hoogte je glas volschenkt zonder te morsen. Mijn eigen favoriete drankje aller tijden (het eindigt nog net voor de baobab-hybiscusshake uit Gambia) is een ijzige gifgroene drank van limoen en munt.

Of neem de ijssalon in hartje Damascus. Ze hebben er alleen maar vanilleijs met verse pistachenootjes erop. De mensen staan buiten al in de rij. Burka’s schuiven er voor open en staan hartstochtelijk te likken naast hippe christenmeisjes.
Ik denk dat ze snel een filiaal moeten openen in Jeruzalem.

Wraak van de stier

Mijn nieuwe boek – tijdens de reis geschreven- ligt NU in de winkel. Ik heb het zelf nog niet eens gezien… Ga gauw allemaal kijken of het echt waar is.

Categorieën
Afrikareis

Habibi bij de klaagmuur

(Jerusalem, km 50567 ) Plotseling doemde de brug voor ons op: Jerusalem, dertig kilometer. We waren helemaal niet van plan om naar Israel te gaan want anders komen we Syrie niet in (en dat is voor ons de terugweg). Maar als je het lief vraagt, stempelen ze je paspoort niet bij de grens, dus nu zitten we hier stiekem… in Jerusalem! Dat betekent dat we gisteren nog ontbeten met baklava en vandaag met bagels – in de Joodse wijk, die, heel cliche, geurt naar kippensoep. ‘Wat zijn die mannen?’ vraagt Dunya kritisch. ‘Dat zijn orthodoxe joden.’ ‘O ja.’ Voor een vrouw in burka draait ze haar hoofd niet meer om, maar een man in een zwarte jas met een hoed en earlocks is weer eens iets nieuws. Bloem en Chaia pikken het ook snel op. ‘Even klagen,’ zegt Chaia tegen Bloem als we voor de twee keer langs de klaagmuur komen en weg zijn ze, naar het vrouwendeel, keurig achteruitlopend. Later doen ze een soort spoorzoektocht langs de Via Dolorosa (‘Hier viel Jezus voor de derde keer,’ struikelt Chaia) en staren stil naar de vrouwtjes die op Jezus’ graf liggen te snikken.
Het klopt wel dat we hier zijn. Als we iets hebben ervaren deze reis, is het de kracht van devotie – van de monniken in Ethiopie tot de Mekkareizigers of zelfs de met bijna bovennatuurlijke inspanning gebouwde tempels in Egypte. En hier in Jerusalem leven toch maar mooi drie wereldgeloven dapper samen op een heel klein stukje aarde.

Jordanie!

Maar wat zijn ze hard, de Israeli. Hard en streng. En duur is het hier ook. Na twee dagen missen we Jordanie al. Nooit gedacht. Maar Jordanie is tot nog toe een van de grote verrassingen van onze reis. Een koninklijk land, een land met allure. Denk Lawrence of Arabia: stoere Arabieren met lange, wapperende haren op vurige paarden. Decor: enorme, onwaarschijnlijk mooie Indiana Jones-tempels gehakt uit inmense rotsen.
Er is ook een woestijn van rood zand, een van de mooiste die ik ooit heb gezien. Daar rijden we dwars doorheen met Zeerover en we slapen in de Moon Valley.
Jordanie. Je kunt er gewichtloos dobberen in de Dode Zee – eindeloos floaten zeg maar. Ze maken er geweldige baklava, vraag maar aan Chaia. En dan nog dat zilver… Ringen, kettingen, schatkisten, juwelenkisten – Bedoeinen tonen hun rijkdom met zilver en je kunt het overal kopen. Het is echt een meisjesdroom, voor kleine meisjes en grote.

Drie vissen en een tas vol fruit

Maar het opvallendst zijn de mensen. In geen enkel ander land zijn ze zo aardig. Als we op een strandje bij de Dode Zee zijn, vraagt Ilco onze buurman of hij zijn nog brandende kooltjes mag gebruiken om een soepje te maken. ‘Wat vreselijk jammer,’ roept de man uit, ‘dat wij net gegeten hebben – anders hadden we met elkaar kunnen eten!’ En vervolgens geeft hij ons een schaal rijst met saus, drie gegrilde vissen, een tas vol fruit en twee flessen cola. ‘Dan is het toch een beetje alsof we samen eten.’

En de man is bepaald geen uitzondering. Onze dochters, en vooral Dunya, die steevast ‘habibi’ (schatje) heet, krijgen de hele tijd cadeautjes. Om de haverklap komt ze aanlopen met een Fanta, een lollie, een zilveren doosje, een zak chips, een koekje of een hand dadels – en dan heeft ze ook ineens een nieuwe ketting om. ‘Je weet toch dat de mensen in Europa niet zo zijn?’ vragen we een beetje bezorgd. Ja hoor, knikt Dunya, en dat zal ook wel. Na zo lang reizen, leeft ze honderd procent in het nu. Wie weet waar we morgen weer zijn….

Nieuwe schoenen

In Petra braken de schoenen die me heel Egypte door hebben geleid. Dus op deze schoenen ga ik verder (schoenen: Jordanie, ring: Uganda, enkelkettinkje: Egypte, rok: Ethiopie).

Categorieën
Afrikareis

Op naar Isphahan

(Aqaba, km 49993)
Jordanie, het holst van de nacht. We tillen drie slapende meisjes (hoe komen ze aan zulke pikzwarte voeten?) over naar een hotelletje dat niks met vakantie te maken heeft (wet van Ilco: zoek altijd het hotel boven of naast de bakker- dan heb je in ieder geval een fijne geur).
Een paar uur later klimmen de meiden op de bedden om naar buiten te kijken. Palmen, boten, flats en een enorme moskee. ‘Wat is het Midden Oosten groot.’
We wassen onze voeten, kopen warm honingbrood met dadels bij de bakker en dan rijden we met Zeerover de stad uit, de woestijn van Lawrence of Arabia in. Op reis door de wereld van Sheherazade– en in de verte lonkt Isphahan.

Eenendertig loketten

Het echte reizen begint meteen weer zodra we Egypte gaan verlaten.

Vooral het uitvoeren van de auto blijkt een enorme klus. We moeten langs (echt waar) eenendertig verschillende loketten.
De eerste tien zijn we nog vrolijk, grapjes makend met de beambten. ‘Wat doen we dit goed he?’ zeg ik tegen Ilco. Maar ergens rond loket vijftien beginnen we de moed te verliezen, bij loket twintig (inmiddels een paar honderd euro lichter) begin ik te huilen, en drie loketten later zien we de boot wegvaren.

Dat betekent een lange dag wachten in de haven, waar we net als de vrachtwagenchauffeurs op klapstoeltjes voor de auto gaan zitten.

We zijn wel in goed gezelschap: alleen maar moslims, moe maar opgewonden, want de boot gaat hen naar de overkant brengen, vanwaar ze verder reizen naar Mekka.
Mekka! Een week geleden zaten we nog tussen de christelijke pelgrims op de berg van Moses, nu is het alleen maar hoofddoeken, handschoenen en sokken. Kale voorhoofdplekjes van het bidden bij de mannen. En iedereen is zo heerlijk rustig!

Dag Afrika!

Meer dan een jaar hebben we in Afrika rondgetrokken. Arm, zwart en wild, zo dacht ik dat het zou zijn. Maar nu heb ik hele andere plaatjes in mijn hoofd. Vooruit, een laatste lijstje, gemaakt op het zachte vakantiestrand van Nuweiba:

Fijnste stad: Kaapstad (Bloem en Chaia willen er later gaan wonen)
Meest inspirerende land: Senegal (ik heb het als decor gebruikt voor een spannend boek dat na de zomer uitkomt)
Mooiste woestijn: Marokko
Meest bijzondere ervaring: de nacht van de schildpadden op Guinee Bissau
Levende film: gorillas in Uganda
Leegste strand: Kosi Bay, op de grens van Zuid Afrika en Mozambique
Naar: ongeluk in Mauritanie en Chaia ziek in Ghana
Mooiste kust: Mozambique
Mooiste kunst: Abu Simbel in Zuid-Egypte
Mooiste moskee: de moddermoskee in Mali
Indianen: de Hamar en de Mursi in Ethiopie
Griezelen: de zwarte mummies met echt haar in Egypte.
Huilen: massagraven in Rwanda.
Beste safari: Serengeti, Tanzania.
Beste watersafari: Mozambique (roggen, dolfijnen, walvishaaien)

Maar het allerbeste was gewoon het rijden met Zeerover, het trekken en maar zien waar je slaapt of eet. Daar waar vakantie reizen wordt.

Categorieën
Afrikareis

Bloem en Moses

(Tiran Island, km 49713 )

Lievelingsgedicht van Bloem, vandaag elf jaar geworden:

In je hoofd
Kun je alles.
Fietsen naar de maan,
Op de wolken staan.
Strelen met je handen los,
Lopen door een donker bos,
Vechten als een tijger
Dansen als een elf
Afscheid nemen zonder tranen.
Alles gaat vanzelf

(Theo Olthuis)

Holy Moses

We gaan op pelgrimstocht. Klauterend, half op kamelen, beklimmen we de berg waar Moses van God de Tien Geboden te horen kreeg. We hebben onze superdikke slaapzakken mee, want we gaan boven de zon zien opkomen.
Als we gaan slapen, hebben we de berg bijna voor onszelf. We liggen in de beschutting van een klein kerkje naar de sterren te kijken, terwijl Bloem de ene levensvraag na de andere op ons afvuurt (‘Valt er nooit een ster op je hoofd?’ ‘Hoeveel werelden zijn er eigenlijk?’ ‘Tuimelen we niet op een dag door het gat in de onzonlaag?’ ‘Wat is je ziel?’ Waar zit die dan? Kan je dat zien?’). Zulke grote vragen, de zoektocht van Moses verbleekt er gewoon bij!
Uiteindelijk val ik in slaap – om kort daarna wakker te worden als de Russen komen. Oude dametjes gehuld in dekens, struikelend en kakelend, terwijl ze een reusachtig kruis met zich meetorsen. Eén vrouw is haar zus kwijt: ‘Katarina, Katarina!’ echoot het wanhopig over de Sinai. Als zij eindelijk stil is en alle Russen een plaatsje gevonden hebben, komen kort daarna de Amerikanen, die gelukkig heel wat stiller zijn, maar wel irritant felle hoofdlampen op hebben alsof ze bouwvakkers in de nacht zijn. En zo gaat het door, tot aan het ochtendgloren. Hongaren, Fransen, Canadezen, Nederlandse corpsstudenten in korte broeken (‘Holy Moses, wat is het koud hier. Wie wil er een biertje?’), de berg wordt voller en voller. Op het laatst kan er niemand meer liggen. De ijskoude wind snijdt je de adem af en de Bedoeinen doen goeie zaken met het verhuren van oude dekens. En om de tien minuten klinkt het, inmiddels steeds wanhopiger: ‘Katarina!’

Tiran island

Als de zon eindelijk opkomt, ontstaat een ware extase. Vormeloze hopen mensen, gehuld in paardendekens, verdringen zich met camera’s in de richting van de zon. Dat die zon verstopt blijft in de wolken, maakt helemaal niks uit. Een Tsjechische pater stort bijna van een rots bij zijn capriolen om interessant op de foto te komen. De Israeli, in stemmig zwart met kousen en handschoenen, zingen zoete Hebreeuwse liederen, verderop beginnen de Hindi rommelig aan een psalm. Een jonge Oosteuropees kust onophoudelijk de grond, precies op de plek, zie ik tot mijn schrik, waar Dunya gisteravond nog een koud plasje had gedaan. Katarina lijkt inmiddels eindelijk gevonden – of misschien is haar zus nu zelf ook kwijt. Onze dochters kijken zwijgend toe, met één oog van onder de warme slaapzakken.
En even plotseling als de massa is aangekomen, is ook iedereen weer weg en de devotie geluwd. Ook wij beginnen aan de lange afdaling (ik op hoge hakken, ja). Op naar het water, de warmte en Bloems verjaardag, die wij vieren rond het Saudische Tiran Island. Een hele dag varen en taart eten op een versierde duikboot. Bloem, in haar nieuwe rode bikini, mag met de echte duikers mee en achtereenvolgens komen een dolfijn, een reuzenschildpad en een reusachtige rog naar haar toe om haar te feliciteren.
Met Moses nog vers in mijn gedachten, kijk ik nog eens goed naar de Rode Zee. En ja hoor, hij splijt open. Ruim baan voor Bloem, elfje van elf en prachtig!

7 mei 2008

PS Zie ‘ nieuws’ voor een sprookje van Marije.

Categorieën
Afrikareis

In een Barbiewereld

(Dahab, km 49243 )
“Dit is Egypte niet meer,” waarschuwt de politieman als we de enorme stadspoort van Sharm Al Sheikh doorrijden. En nee, hier geen hoofddoeken, brokkelige piramides, stoffige steegjes, of straatkinderen met waterkruiken van klei. Alles fonkelt en blinkt. Boulevards, palmbomen, zwembaden, designwinkels, capuccino in plaats van Turkse koffie en prijzen die ook niks meer met Egypte te maken hebben. De toeristen hier zijn voornamelijk Russen die op hun beurt niks met Rusland te maken hebben. Helblond, bruin, dun, een karikatuur van een karikatuur van Amerika. Allemaal Kens en Barbies in een Barbiewereld. Er is hier wel een moskee, maar de muezzin zingt alleen heel kort middenin de nacht, alsof hij niet durft te zien wat er in het daglicht gebeurt.
En in dit wonderlijke universum treffen wij Nanda, Liekje, Simon en Robin en die ontmoeting kon niet echter en hechter zijn. Wat hebben we ze gemist! De dagelijkse gesprekjes met mijn zus, de kleine neefjes zien groeien. Voor het eerst horen we Robin praten.

Onthecht

De eerste maanden van onze reis begon ik steevast elke avond tegen Ilco te kletsen over mijn familie en vrienden. Zelf viel het me niet eens op, totdat Ilco zei: “Elke avond moet je eerst een uurtje over je dierbaren praten.” En ja, ook al waren we in we in de woestijn, tussen de wilden, aan de voet van een waterval, altijd kwamen die vriendinnen er weer bij zitten.
Maar dat is na vijftien maanden reizen langzaam overgegaan. Ik zit nu helemaal alleen met Ilco in die woestijn. Mijn man, mijn dochters en mijn auto. En mijn verhalenschrift. Dat is het. Het is niet dat ik ineens een Afrikaan ben geworden. Maar als ik zo om me heen kijk op de boulevards van Sharm el Sheikh, voel ik me ook niet meer westers. De Dolce&Gabana winkel ren ik snel uit. Niet nu!
Toch, of misschien juist daardoor, voel ik me enorm gelukkig als ik samen met Nanda in het water onder leiding van een Egyptische Ken mee sta te swingen met de clubdans van het all inclusive hotel waar zij met haar familie is neergestreken. Armen opzij, armen omhoog, en GIL! De Russiche meiden steken hun puntborsten naar voren en Bloem en Chaia kijken verbijsterd toe vanaf de kant, maar Nanda en ik zijn (bijna) de schaamte voorbij.

.

Neefjes

We gaan kamperen op een verlaten strand. Aan de ene kant ligt de kale stenen woestijn van de Sinai, aan de andere kant zijn de onwaarschijnlijk felle onderwaterkleuren en vissen van de Rode Zee. We snorkelen de hele dag en ’s nachts roosteren we garnalen en marshmallows boven het kampvuur.
Als we Nanda, Liekje en de neefjes na een week weer op het vliegveld brengen, verbijsteren we de versgebruinde toeristen (Russich en Nederlands) in de vertrekhal met ons onelegante gesnik. Zo snel gaan de goede momenten voorbij en het leven alweer verder. Stilletjes kruipen we in de Landrover. Ik heb zo’n vermoeden dat ik de komende weken weer veel avonden over mijn dierbaren moet praten.

Eén voor je tranen
Twee voor de mijne
Drie voor de horizon waaraan we verdwijnen…

(Blof)