Categorieën
Afrikareis

De fotograaf

(Sharm el Sheik, km 48853)
De foto van het Ethiopische moslimmeisje is een van de hoogetepunten van de tentoonstelling. Net als de Pygmee-man en de Mursi-vrouw. Moderne Egyptische jongens en meiden drommen ervoor samen met hun mobieltje in de hand om op hun beurt een foto van de foto te maken. Van onze foto’s, Ilco’s foto’s! Vers van de camera naar de muur onder een brug aan de Nijl – bij een plek wat je de Cairo-variant van de Melkweg zou kunnen noemen.
Ilco is er speciaal voor uitgenodigd, nadat ze zijn fotosite hadden gezien. Many Faces, One World, zo heet onze reis ineens, en BBC World en de Egyptische radio en tv komen kijken..
Terwijl Ilco met de voorbereidingen bezig is, wonen we op de twintigste verdieping van een wolkenkrabber, met een echt bad en een wasmachine. Als ik op het balkon sta, raast en kolkt Cairo onder me. 18 miljoen mensen in een wolk van smog en auto’s. En nooit nooit nooit slapen ze. Sirenes, getoeter, rijen dikke files op de brug over de Nijl en de snelwegen de hele nacht door. Internetcafés die om twee uur ’s nachts nog open zijn, meubelboulevards, hippe barretjes (geen alcohol) waar snelle jongens en meisjes, al dan niet met hoofddoek, druk in de weer zijn met laptops en de nieuwste Motorola. Een magisch kruispunt van drie werelden: Europa, Azie en Afrika.

Horizon

Maar voor mij is deze stad te groot. Je kunt niet van iets naar iets lopen. Ik durf niet eens over te steken (zes rijen auto’s en niemand stopt; op zijn best slalommen ze toeterend om je heen). Als je iets moet doen (bijvoorbeeld een pasfoto maken voor een nieuw pasoort) zit je eerst een uur in de taxi. Dat nieuwe pasoort (het oude is helemaal vol – ‘hoe cool is dat’ zou Marije zeggen) moet je halen bij de Nederlandse ambassade. Zoiets kan best leuk zijn. In Guinnee Bissau runde de consul een eenmansbedrijfje in een loods waar hij Nederlandse koekjes en hagelslag verhandelde, in Sudan hadden ze een zwembad voor verhitte reizigers. Maar in Cairo is het net Nederland. Een sociale diensthokje, met een mevrouw achter glas die zegt: ‘U heeft de geboorte-aktes van uw kinderen nodig.’
‘En hoe komen we daaraan?’
‘Die moet u ophalen bij de afdeling registratie.’
‘Waar is dat?’
‘In Nederland. U moet zich daar persoonlijk melden.’
Wanneer dan later ook nog de wasmachine overstroomt, kruip ik woest vloekend rond met mijn dweiltje, terwijl Bloem en Chaia geschrokken een kopje koffie zetten met het echte koffie-apparaat. Een week huishouden en ik verlang alleen nog maar naar soep op een houtvuurtje. Ik haal dan ook heel diep en smogloos adem als we na een week weer uit Cairo weggaan en de horizon van de Sinai voor ons zien.

Zusje

En daar lopen we dan weer de volgende film binnen. Deze keer zo’n familie-reunie-programma, want mijn zusje is overgevlogen. We hebbben elkaar meer dan een jaar niet gezien en vallen elkaar snikkend in de armen, terwijl de aqua-relax-muziek van het all inclusive hotel dramatisch meedoet. Ilco loopt eromheen met zijn camera en het hele zwembad staart naar ons. Het kan me niks schelen. Mijn zus is er!
(volgende keer meer Nanda en meer all inclusive).

NB Op Ilco’s fotosite (zie ‘meer foto’s’) een overzicht van de expo-foto’s

Expositie

Kom allemaal kijken in Cairo!

Categorieën
Afrikareis

Stille dagen, woeste nachten

(Cairo, km 48073)
Over onze tocht van Luxor naar Cairo deze week zijn twee verhalen te vertellen. Het eerste verhaal gaat over rennen van zandduinen en rollen door een reuze-zandbak. Over toverachtige landschappen in de Witte Woestijn die eruitzien alsof ze bedekt zijn met grote kwakken lobbige slagroom en die in het licht van de nieuwe maan veranderen in een spooklandschap waar wij met ons tentje de enige levende wezens zijn. Over stilte. Over luchtspiegelingen en echte oases met duizend palmbomen en kamelen. Over middeleeuwse oasedorpjes waar de tijd heeft stilgestaan en de smid zijn gereedschap timmert in het vuur en de molenaar de stenen maalsteen ronddraait, altijd maar rond. Over baden in hete zwavelbronnen bij het licht van de sterren. En natuurlijk over imposante tempels en graftombes voor farao’s en sfinxen zo groot als twintig olifanten.

Nachtjaponnetje

Het tweede verhaal gaat over zandvlooien die in één nacht wel duizend keer prikken en over kriebelige zonne-allergie. Over lange tochten in de auto waarin het bijna vijftig graden is. Over luizen in ranzige hotelletjes en overal vliegen: op je mond en in je neus, in je koffie, in de jam. En over een nachtelijke woestijnstorm middenin diezelfde Witte Woestijn. De stokken worden uit de luifel van de tent geslagen. ‘Help, we waaien weg,’ roept Bloem. Maar ik hang al, in mijn dunne damesnachtjaponnetje, te wapperen aan de luifel, terwijl Ilco in de weer is met spanbanden. Borden en flessen water waaien om mijn oren en mijn lichaam wordt gezandstraald (en koud!). Toch moeten we ook vreselijk lachen.

Tietenlied

Want dit is bovenal ons verhaal. Van een familie die, als we onder politie-escorte door een keurig islamitisch dorpje moeten rijden, keihard aan het meezingen is met het Tietenlied van Kinderen voor Kinderen (‘tieten, zij krijgt tieten…’). Een familie die gekke Bedoeinendansjes oefent rondom het piepkleine kampvuur. Een voorleesfamilie, die in de zwoele nachtwarmte van de zandwoestijn met het grootste gemak meeleeft met Lotta’s kerstmis in Zweden. Een kleffe knuffelfamilie. Waar je aardrijkskunde en geschiedenis leert als je (in Ethiopie) je buigt over het skelet van de oudste mens op aarde, of rondloopt in de tempels van Cleopatra. Een familie die weken dezelfde kleren aan kan hebben en zich vervolgens van top tot teen gaat optutten om taartjes te eten in het chicste hotel van de stad. Met Oilily-jurkjes! Die ’s ochtends bij de piramides is en ’s middags rondspartelt in Cairo’s grootste waterpretpark. En die toch maar mooi Afrika van onder tot boven heeft doorkruist zonder (figuurlijke) kleerscheuren. Hoera!

Afscheid

… van onze medereizigers: motorrijder Carlo slaat af naar China en Marije gaat terug naar Nederland.
Gefeliciteerd met je vierentwintigste verjaardag, Marije!

Categorieën
Afrikareis

Fata Morgana

(Aswan, km 46373)
We zijn de wereld van 1001 nacht binnengekomen.
Na het eindeloze niks van de woestijn is Egypte als een kerstboom met teveel ballen. Letterlijk: heel Aswan is uitgelicht, de moskee groen, de zandheuvels goud. Er is een toverachtige souq vol muiltjes, glinsterende buikdans-sjaals, waterpijpen en vreemde specerijen. Ons hotel (met een echte douche en 24 uur elektriciteit) ligt aan de Nijl. Je kunt er met een feluca vaartochtjes maken, gewoon voor je plezier, en de cruiseboten liggen drie rijen dik. Toeristen – we knipperen met onze ogen maar ze verdwijnen niet. Ze zijn groot, wit en bloot en lopen over de souq alsof ze die persoonlijk in bezit hebben. Gelukkig nodigen Egyptische vrienden ons uit in het dorp van hun Nubische familie. Dat kennen we! We nemen voor de zekerheid wc-papier mee, en brood en tomaten.

Profeet

Maar de Nubische familie woont niet in een eenvoudig hutje, maar in een gedecoreerd paleis vol kamers en trappen en met overal bedden en gelakte houten kasten. Voor ons staat een maaltijd klaar die een hele cruiseboot zou kunnen voeden. Gevulde duif, pasteitjes, witte kazen, gestoofd geitenvlees en groene slijmsoep. ‘Jullie zijn onze gast: we maken alles wat we maar kunnen, zodat er voor iedereen wel iets bij zit.’ Later worden we feestelijk in een open pick up door het dorp gereden. Iedereen wil met ons praten: de oude mannen op het plein, de burgemeester en zelfs de Sheik die nog afstamt van de profeet Mohammed. Hij nodigt ons uit voor een reuze-bruiloft: vijftien bruiden tegelijk. Het zijn wezen en het huwelijk wordt door de Sheikh zelf betaald.
En zo staan we een paar dagen later te midden van duizenden Nubiërs op keiharde gilmuziek te dansen voor de liefde. We worden door het publiek geleid als eregasten en de Sheik zelf wordt toegejuicht als een popster.

Agatha Christie

Om de luxe compleet te maken, komt Marije uit Nederland op bezoek, met boeken, nieuwe muziek, smurfen (?), drop (van opa Snor), fijne cremes (van oma) en een verbluffend blauwe damesjurk die mijn superlieve vriendin uit Amsterdam voor me heeft gemaakt. We gaan mooi aangekleed taartjes eten op het terras van het Old Cataract Hotel, wat in de jaren dertig dé speelplaats was van de Europese beau monde. Hier schreef Agatha Christie haar Moord aan de Nijl. Ilco koopt de liftjongen voor me om zodat ik in haar suite even aan haar bureautje mag zitten en ik vraag Agatha’s geest of ze het goed vindt dat ik ook detectives ga schrijven (het eerste deel komt uit in het najaar). Het mag, geloof ik.
Net als Agatha en alle andere toeristen gaan we de woestijn weer in om de drieduizend jaar oude tempels van Abu Simbel te zien. Dertig meter hoge beelden van koning Ramses en zijn vrouw Nefertite kijken statig en machtig, en nog bijna ongehavend, uit over de Nijl. Daarachter ligt het glooiende zand, met een groot meer erin – maar dat is een luchtspiegeling. ‘Dat jullie daar niet gek van zijn geworden,’ zegt Marije.

Marije is er!

Onze lieve oppas uit Durgerdam.

Categorieën
Afrikareis

In de Nubische woestijn

(Aswan, km 45723 )
De weg naar het noorden loopt langs de Nijl, met overal palmoases en kleine dorpjes. Kompas op schoot, Nijl links, wie heeft er GPS nodig?
Totdat de weg afbuigt, de Nubische woestijn in. ‘Weg’ is een groot woord, het gaat hier om sporen in het zand. Gelukkig is er een vrachtwagenchauffeur die dezelfde kant op gaat. ‘Rij maar achter mij aan.’ We volgen de stofwolk door de onmetelijke vlakte van zand en rotsen. De zon zakt al een beetje, alles is licht en wijd, alsof je een verrekijker op scherp stelt.
Dan stopt ineens de vrachtwagen. De chauffeur stapt uit met een ongelukkig gezicht. ‘Crazy,’ zegt hij en wijst op zijn hoofd. We lachen. Totdat we begrijpen dat we verdwaald zijn.

Shiraz

De vrachtauto keert en begint, lukraak her en der sporen volgend, terug te rijden. Wij volgen, nu heel wat minder ontspannen. Een woestijntocht is prachtig, een van de mooiste dingen die er bestaan, maar als je komt te verdwalen, keert die hele woestijn zich ineens tegen je en dat is een heel ander verhaal. Voor ons rijdt de vrachtwagen, in een wolk van zand. Regelmatig blijven de wielen steken en moeten we wachten tot hij weer los is. Soms staan we ineens voor een enorme kloof of zandmassa en moeten we terug. En ondertussen wordt het donker. Er is geen maan, de vrachtauto heeft geen licht. Wij hebben wel licht en Zeerover zoeft door het zand. Ilco stuurt als een volleerde rallyrijder, de meisjes zitten vol vertrouwen achterin te dommelen maar ikzelf zit op het puntje van mijn stoel naar het streepje zand voor ons te staren. Hoe zijn we hierin verzeild geraakt?
Uren later zien we eindelijk een lichtje. Een huisje! Iemand seint met een zaklantaarn vanuit de verte en we vinden het spoor naar de Nijl terug. In het pikdonker zetten we de daktent op, terwijl vriendelijke Sudanezen ons water en kruidige koffie brengen. En dan vindt Ilco zelfs ineens nog een Zuidafrikaanse shiraz in de voorraad. Heel erg verboden in Sudan, maar nooit smaakte een fles wijn zo goed!

Badderen in de Nijl

De meisjes duiken in de Nijl – met een schuin oog op de krokodillen aan de overkant. En dan gaan we verder door zand en wind en ontmoeten de meest uiteenlopende reizigers. Een stoere motorrijder uit Nederland, een Griekse hippie die de Nijl per fiets probeert te volgen en er bijna in is gebleven, een keurig Frans echtpaar in een stukke camper die zonder GPS de shortcut naar de Rode Zee willen maken, een pizzakoerier uit Kaapstad die zijn moeder in Italie haar maandelijkse door hemzelf gebakken pizza gaat brengen (diepgevroren), en de beroemde Zuidafrikaanse missionaris met de baard die we al eerder zagen en die met zijn crew muskietennetten door Afrika verspreidt…
En dan wordt de Nijl ineens heel breed, zo groot als een zee. Het Nasr Meer, hier gaat de reis verder per boot. Ik kan me intussen niet meer herinneren wanneer ik voor het laatst gedoucht heb.’Hoe zie ik eruit?’ vraag ik aan Ilco, bij gebrek aan een spiegel. ‘Dof, stoffig en verweerd,’ zegt hij vriendelijk. Mijn haar is vet en uitgedroogd tegelijk en ik draag al twee weken dezelfde spijkerbroek. Overal – maar dan ook echt overal- knarst het zand. Word ik ooit ooit ooit weer een dame?

Categorieën
Afrikareis

Kamelen in de sneeuw

(Dongola, km 44803 ) De thermometer in de auto staat al dagen op zijn maximum en dat is vijftig graden. Onze kleren plakken aan ons lijf, onze huid wordt juist droog (woestijn-beautytip: de rode lippenstiften van Lancome zijn lekker vet en smelten niet zo gauw), de meisjes hebben vuurrode hoofden en drinken de ene fles water na de andere. In de auto is het iets beter dan daarbuiten, hoewel de wind die binnenkomt soms zo heet is dat je beter je raam kunt sluiten.
Vanuit Nederland bereiken ons berichten over sneeuw en hoewel we dichterbij komen, voelt dat nu als het andere eind van de wereld. Kamelen in de sneeuw. (‘Hoe zonderling’ zegt Annie MG Schmidt in mijn hoofd).
Alles is woestijn. Ik mis het Afrika van de vrouwen met blote borsten in de rivier, van de regenwouden, de meren, de bergen. Hier zijn geen loslopende giraffen of olifanten, hier hoor je ’s nachts de leeuwen niet brullen en de hyena’s niet huilen, en je hoeft ook niet bang te zijn dat de aapjes er met je spulletjes vandoor gaan.

Schorpioenen

De enige dieren in de woestijn ziet zijn kamelen en witte ezeltjes. En schorpioenen. Als we in een obscuur hotelletje slapen, zien we er ’s avonds ineens een voorbij schieten. Klein, grijs, schorpioenig. Ooit ben ik door een schorpioen gestoken en dat herinner ik me nog levendig; ik heb er zelfs een heel boek over geschreven. Ilco slaat de schorpioen dood, maar tien minuten later zien we er weer een. Razendsnel verdwijnt hij in de kamer waar de meisjes liggen te slapen. Ilco en ik kijken elkaar even aan. We dragen de slapende kinderen een voor een naar het parkeerterrein; vannacht lekker in de daktent slapen.
Twee dagen later krijgen we autopech. Iets met een naaf bij een remschijf in een differentiatieblok (wie echt geïnteresseerd is, kan van onze Landrovervriend Tije in Nederland alle details krijgen). De garage is een piepklein werkplaatsje in het zand waar niemand Engels spreekt. Daar slapen we in de openlucht, naast een omhoog getakelde auto, in afwachting van onderdelen. Rondslingerende plastic flessen, een enkel hutje, de weg een eindeloze streep. En daarachter het glooiende niks van zand, dat ’s ochtends beige gekleurd is maar midden op de dag rood. Ilco en ik maken ons een beetje zorgen. Komt het onderdeel wel? Lukt het de mannen om deze lastige klus te klaren? En als de auto eindelijk weer start (de kieren van de naaf zijn dichtgeplakt met tandpasta) en vrolijk wegrijdt, pieker ik alweer over de 700 kilometer zand die voor ons ligt – misschien moeten we wel verder op ezels…‘Iedere gedachte wordt een ding’ – om in het gedicht van Annie MG Schmidt te blijven.

Godin Chaia

Daar hebben de meisjes geen last van. Ik zie ze spelen met… ja, met wat eigenlijk? Een oude manderijn (Karel), een tak. Ze bouwen een garage van roestige blikjes, flessendoppen en zand en spelen daarin alsof hun leven ervan afhangt. Dunya kneedt in het zand: ‘Kijk, een sneeuwman.’ En Bloem en Chaia schrijven eindeloos in hun onafscheidelijke schriften: ‘Mam, we hebben een eigen Godsdienst verzonnen voor de popjes. Ze bidden in tempels en vereren de Godin Chaia.’
Verbeeldingskracht! In het kamelen-gedicht van Annie MG Schmidt, zitten allemaal tobberige mensen in een winterse tram. Maar ertussen zit een jongetje met een boek over kamelen. Hij verkeert in een andere dimensie. Hij ziet ze echt, net als die geweldige meiden van ons. Kamelen in de sneeuw.

Categorieën
Afrikareis

Geloof

(Gonder, km 43703 )

Er staat een groep Ethiopische mannen rond de auto. Ze hebben hun ogen gesloten, de oudste prevelt zangerig voor zich uit. Hun handen zijn gevouwen, ze bidden. Voor Zeerover.
De auto staat inderdaad griezelig scheef op de rand van een berg. Er was plotseling een enorm gat in de weg (die toch al vol lag met zand, scherpe stenen en rotsblokken) en nu kunnen we niet verder. Niet omhoog: de banden draaien zich alleen maar steeds vaster in het stenengruis. Maar achteruit gaat ook niet, dan storten we de berg af. We krijgen er acuut ellendige Mauritanie-herinneringen van en willen absoluut geen enkel risico nemen met onze zwaarbeladen auto, ons huis. Pogingen van de mannen uit een naburig dorpje om de 2500-kilo zware auto een stukje op te schuiven, zijn inmiddels jammerlijk mislukt. Wat nu? Bidden!

Monniken

In Ethiopie weten ze wat devotie is. Overal zijn reusachtige, orthodoxe kerken met gouden koepels, alle restaurants zitten zonder vlees omdat het vastentijd is, jonge mensen lopen stuk voor stuk rond met grote kruisen om hun nek. De vrijwilligers die we hier ontmoeten werken voor Moeder Theresa. Er is een meer waar op elk eiland wel een klooster zit. We worden er ontvangen door stokoude monniken (die ook rabbijnen of imams zouden kunnen zijn) en besprenkeld met heilig water uit oude bronnen. Nu komen we zeker in de hemel, zo wordt ons verzekerd – een hele geruststelling. Iedereen kust Dunya’s hand en ik word teruggestuurd om een broek aan te trekken (en ik had nog wel zo’n keurig rokje aan). Zelfs als we bij iemand thuis koffie drinken (de bonen worden ter plekke op een vuurtje geroosterd en in de vijzel fijngestampt – zoooo lekker!) staat keihard de tv aan met daarop een of andere Amerikaanse tv-dominee die de ene na de andere lamme weer laat lopen.‘Zijn jullie christen?’ vraagt onze gastheer. Ilco begint over vrijheid van godsdienst en iedereen zijn eigen geloof. Het komt niet aan. Het ‘Amen’ en ‘Praise the Lord’ galmt door het kleine huisje en iedereen doet mee.

Tolkien

Maar het zijn niet alleen de christenen. Eén nacht kunnen we niet slapen omdat van zonsondergang tot zonsopgang de muezzin luidkeels bidt en zingt door de speakers van de moskee, want het is de geboortedag van de profeet Mohammed.
Een paar uur later staan we tussen de zeventiende-eeuwse kastelen en badhuizen van oude keizers in Gonder (de Lonely Planet spreekt heel Tolkien-achtig over ‘the rise and fall of Gonder’) en ontmoeten daar een groep jonge Amerikaanse joden die ons vertellen over een schijnbaar enorme joodse gemeenschap die ze jiddische liedjes aan het leren zijn. Ik voel me een soort heiden als ik de meiden uit Harrie Potter voorlees (om maar niet te spreken van mijn eigen heksenboek)… Wie had dat nou gedacht? Het is een wonderbaarlijk land, dat Ethiopië.
En onze Zeerover? Ook dat is een wonder. Die heeft God maar mooi met een tractor uit het gat gesleurd. De hulptroepen heffen verrukt hun handen naar de hemel. En wij gaan vrolijk verder – naar Sudan.

Vrolijk Pasen!

Categorieën
Afrikareis

Indianen!

(Arba Minch , km 42355 )
Grote veren in hun haar. Kraaltjes en kettingen op hun blote huid. Verfstrepen. Gewikkeld in dierenvellen… zo dacht ik vroeger altijd dat Indianen eruitzagen. Maar dat waren dus eigenlijk de stammen van Zuid Ethiopie. De Hammer, de Banna, de Ari – nergens ter wereld leven zoveel verschillende volken zo dicht bij elkaar in één vallei (en de bergen eromheen).
We bezoeken een paar markten, elke dag een andere, en ik voel me wel een beetje alsof het een of andere voor-oorlogse freak show op Coney Island is, waar wij als keurige westerlingen ons lopen te vergapen aan al die versierde lichamen. Maar gelukkig zijn wij voor al die stammen net zo exotisch als zij voor ons. Terwijl Ilco eindeloos foto’s maakt, gillen de vrouwen het uit als ze Dunya zien. Iedereen wil haar optillen en voelen aan de blonde haren van de meisjes. Is het echt? Hoe kan dat? En zo zacht! Vrouwen kussen Chaia’s hand. En prachtige jonge strijders, die in vol ornaat rondlopen met een soort verlegen trots, bieden om het hardst bij Ilco om Bloem’s hand.

Versiering

We gaan op zoek naar de Mursi, die in de bergen wonen, want die dragen enorme schotels in hun onderlip. Om de geesten tegen te houden die via de mond naar binnen komen. Of om onaantrekkelijk te worden voor de slavenhandelaars – niemand weet precies hoe het zit. Maar Ilco, de fotograaf, wil ze graag ontmoeten.
We vinden ze ergens in een uithoek van de markt. Diepzwarte mensen in zwarte kleren. Het is een beetje een grimmige stam. Hun bijna blote lichamen zitten vol littekens, een soort rituele versieringen. En ja, ze dragen schotels. Als ze die uitdoen, zie je dat hun onderlip gespleten en uitgerekt is, waardoor je altijd hun rotte tanden ziet. ‘Wat doe jij, mam, als zo’n Mursi jou een zoen geeft?’ vraagt Bloem. Ik weet het niet en het gebeurt gelukkig ook niet. De Mursi en wij staren elkaar achterdochtig aan. Ik geloof dat ik zelfs een beetje bang voor ze ben.

Rituelen

En in deze wondere wereld gaan wij ondertussen ook gewoon door met onze eigen rituelen. Zoals de Wereldschool. Chaia maakt haar laatste taaltest van groep zes en mag nu al door naar groep zeven, net als voor rekenen. Bloem gaat als een speer met Engels, dat we speciaal voor haar hebben besteld. En Dunya schrijft uit zichzelf haar eerste woordje: mama (maar de tekening ernaast toont ‘een meisje met een schotel in haar lip’…).

NB Op de fotosite van Ilco (via ‘ meer foto’s)  nog veel meer tribal pictures!

Categorieën
Afrikareis

Als het twaalf uur is in Ethiopie…

(Moyale, km  41300)

De zwarte stenenwoestijn zindert in de zon. Op het laatst zijn er geen dorpjes meer, alleen nog maar Samburu-strijders met roze veren op hun hoofd. Het zijn kamelenherders; er zijn grote kuddes op de weg, wel meer dan honderd.
Stuiterend over het wasbord komen we dan eindelijk Ethiopië binnen. Als we de meegebrachte fles cola openmaken, spuit het water als een fontein omhoog. Maar de auto geeft geen krimp en er komt maar één piepklein gaatje in de band. Het eerste deel van de oversteek door de woestijn is gelukt!
De grens loopt dwars door de stad. Aan de Keniase kant is die stoffig en vies. Maar in Ethiopie ligt er asfalt. Er zijn straatlantaarns, vrolijk geschilderde huizen, terrasjes met patio’s en bougainville. Overal bomen. Een bank en een internetcafé. Wij had dat nou gedacht van dit Live Aid ellendeland? En wie wist dat Ethiopie het land is waar de koffie, de pizza en de eerste mensen vandaan komen? Ik niet in elk geval.
We nemen het duurste hotel van de stad (tien euro) en proberen het zand en stof van ons af te spoelen met een douche die voortdurend schokken geeft als je eronder staat. Er blijft maar roestbruin water van ons afkomen, ik ben bang dat we nooit meer echt schoon worden.

Zure pannenkoeken

De menukaart van het restaurant is voor ons onleesbaar. Ilco wijst zomaar wat aan. Er komen enorme, zure pannenkoeken met groente en vlees erop. Je eet met je handen. Met rechts, heb ik gelezen, want de linkerhand is onrein – die gebruik je op de wc. Bloem zit te ploeteren, want die is links. Chaia pakt er stiekem een boterham bij en Dunya pikt de stukjes vlees weg. We nemen nog even de Ethiopische etiquette door: geen harde geluiden maken in het openbaar, dat is onbeleefd. “Dus niet hard niezen, papa.” En als iemand je met zijn hand een hapje eten voert, nooit weigeren, dat is een grove belediging. Maar ook niet met je mond de vingers van de ander aanraken. Bloem en Chaia kijken elkaar even aan, maar zeggen wijselijk niets.
Ondertussen vragen we ons af of we een nieuwe tijdzone in zijn gegaan en we vragen de ober hoe laat het is. “Twelve,” zegt hij. Nee, hoe láát het is. Ilco buigt zich over het digitale horloge van de man. Er staat 12. Pas dan komen we erachter dat de tijd in Ethiopie anders is. Om zes uur ’s ochtend gaat de zon op en dan beginnen ze met tellen. Dus zeven uur onze tijd is bij hen één uur en twaalf uur is dus… precies.

Prinsessenbedden

Na dagen van gehobbel kunnen de meisjes eindelijk weer tekenen en schrijven.
Maar lang houden we het niet vol, onze eerste avond in Ethiopie – hoe zacht en zwoel het buiten ook is en hoe toverachtig de moskee ook voor ons zingt. Als we onze ogen dichtdoen, is het alsof we nog steeds rijden.
Die nacht slapen we in enorme prinsessenbedden met glimmend satijnen en kanten spreien, precies wat Chaia zo mooi vindt. Nog nooit was een bed zo zacht!

Categorieën
Afrikareis

De poort

(Isiolo, km 40750)

Ik zit bij een kampvuur op een verlaten camping in de bergen van Noord Kenia.
Het is een lange tocht geweest, van Rwanda via Tanzania en door de Rift Vallei, die verrassend prachtig was. Kuddes nieuwsgierige giraffen om onze auto!
In Nairobi haalden we gisteren nog snel een visum voor Ethopie bij de ambassade naast het hotel waar op dit moment Kofi Annan vredesonderhandelingen aan het voeren is. Zijn gezicht prijkt op alle kranten, overal zitten de mensen voor de tv om het laatste nieuws te horen. Tegelijkertijd gaat alles ook gewoon door: mannen in pak verdwijnen in grote kantoren, en de lange, scherp naar koeienvet riekende, Masai valt in de bus rustig tegen mij aan in slaap.
Vandaag overal blije mensen. Het vredesaccoord is eindelijk getekend. De oorlog is voorbij! ‘Now we continue in the spirit of healing,’ zegt Annan.

Terugweg

Vandaag zijn we aan het einde van het asfalt gekomen.
Achter ons liggen de zee, de bergen, het oerwoud. Er lopen leeuwen en olifanten en bijna alle mensen zijn zwart. Het is een wereld die ons in korte tijd enorm vertrouwd is geworden.
Maar, hoe lang het deze reis ook nog duurt, we zijn op de terugweg. En we moeten die woestijn weer door om in het Midden Oosten en uiteindelijk in Europa te komen.
We staan voor een soort poort. Eigenlijk hoeven we alleen nog maar ‘Sesam, open u’ te zeggen.
We hebben alle visa, ook voor Sudan. Visa voor Sudan zijn schaars. Maar dat wij het onrustige Kenia snel wilden ontvluchten deed wonderen. Sudan als toevluchtsoord, dat hadden ze nog nooit meegemaakt en ineens was ons visum nog diezelfde dag al klaar. De banden van de auto zijn gecheckt en gedubbelcheckt, we hebben een nieuwe carburateur en een tweede reservewiel op het dak. De auto zelf is lang niet zo vol geweest: grote reservetanks diesel, enorme ladingen water, aardappels, een reuzenpak koekjes. We hebben voor ruim een week vers brood en voor daarna roggebrood en crackers. Ilco heeft de route uitgezocht en weet waar je snel door moet rijden en waar je soms met politiekonvooi mee moet. De meisjes zijn van plan om alle honderdtwaalf liedjes van Stevie Wonder op de ipod te gaan luisteren en er een persoonlijke toptien van te maken. Ikzelf wil urenlang fantaseren over een nieuw boek.

Rovers

Maar vanavond, bij het kampvuur, voel ik me ineens net een onwillige kameel met zijn hoeven in het zand. Aan de andere kant van die poort is het leeg en heet, met een beetje erg veel van die wegen die de Lonely Planet zo vrolijk omschrijft als ‘shake, rattle en roll’. De volken die er wonen zijn absoluut niet gewend aan toeristen en, vertellen overlanders elkaar: ‘Ze gooien soms met stenen’. Soms zijn er ook rovers.
Ik wil niet naar dat avontuurlijke noorden, ik wil lekker met een glas wijn op Zanzibar zitten! Ilco trekt even een wenkbrauw op. Hij herkent inmiddels die koudwatervrees. En natuurlijk, ik wil óók nieuwe dingen meemaken, slapen onder de sterren in de woestijn, restanten van oeroude culturen zien – dat laatste is iets wat ik in zuidelijk Afrika echt heb gemist. Natuurlijk wil ik dat! En het is nu zó dichtbij.
Je hoeft alleen maar ‘Sesam open u’ te zeggen….

Categorieën
Afrikareis

Hollands Dagboek: jarig in Rwanda

(Kigali, km 39000)
Zaterdag
Omdat nu ook onze creditcard misbruikt is, moeten we eerst langs de Western Union, waar die lieve Catherine gisteravond geld naar toe heeft gestuurd en met een dik pak van zo’n slordige miljoen Rwandese francs verlaten we de hoofdstad.
Over een prachtige weg, gemaakt door Chinezen, bereiken we het Kivumeer. Onderweg lunchen we, omringd door zo’n veertig kinderen die ons bijna verpletteren met hun nieuwsgierigheid. Toeristen komen hier nooit. Een meisje spreekt een beetje Engels. “Are you Chinese?” vraagt ze aan Ilco.
We slapen in een soort conferentieoord van de kerk, met prachtig zicht op het meer. Het is nog niet makkelijk om een kamer te krijgen, zo vol zit het met ontwikkelingsorganisaties. Op dit moment heeft het “Tear Fund” bijna alle kamers in gebruik.

Zondag
We varen met een groepje lieve Rwandese homo’s (van het christelijke World Vison) mee naar een eilandje in het meer. Geen toeristen betekent ook geen tourist traps: gewoon een lief eilandje met een volleybalnet en iets verderop, tot groot plezier van de meisjes, een aap aan een touwtje.
’s Avonds eten we nijlbaars – alweer. Chaia baalt: “Wanneer kook jij nou weer eens, papa?” Maar kamperen doet niemand in Rwanda.

Duistere hart

Maandag
Als we wegrijden, komen we langs een fonkelnieuw tribunaal. Buiten lopen mannen in barbie-roze pakjes: de vermeende beulen van de oorlog, die nog steeds wachten op berechting. Zij staren net zo nieuwsgierig naar onze auto als wij naar hen.
Ik probeer maar steeds de boeren en de theeplukkers niet te zien als voormalige beulen of slachtoffers. Ilco heeft het over hun veerkracht, mij valt vooral op dat ik nog niet zoveel bedelende handjes heb meegemaakt.
We slapen met zicht op Kongo, het duistere hart van Afrika. Ooit wilden we hier doorheen rijden, maar het dichte oerwoud wordt beheerst door de diamantmaffia. Aan de overkant van het water schijnt een fantastische geestenuitdrijver te zitten. Ik overweeg even om erheen te gaan, maar nee; ik heb voor het Heksenhotel wel even genoeg van dit soort onderzoek gedaan.

Dinsdag
De weg gaat dwars door het hoge nevelwoud waar chimpansees leven. We lunchen met spectaculair uitzicht op de bergen en Bloem verliest eindelijk haar losse kies. Een grote wit-zwarte aap gaat er, onder luid gegil van de meiden, met de koekjes vandoor.
Dan naar Butare, de universiteitsstad. Weer zo’n plek waar duizenden zijn afgeslacht. Het gebouw van de Technische Universiteit is nu een macaber monument: het bloedbad dat daar plaatsvond is nog steeds te zien. Letterlijk: de lijken zijn overdekt met een soort substantie waardoor ze geconserveerd zijn als opgezette dieren. “Wie wil dat zien?”vragen Ilco en ik ons af. Wij niet in elk geval. Overlevenden? Ook niet natuurlijk. Schoolkinderen? Veel te heftig. Uiteindelijk besluiten we dat het goed zou zijn als alle gevangenen in de roze pakjes hier een verplicht bezoek zouden brengen.
’s Avonds eten we zwart vlees aan een spies. De groente die ik erbij heb besteld blijkt een rauwe ui te zijn. Midden onder het eten gaat het licht uit. We kijken er allang niet meer van op. Met een kaarsje eten we op onze kamer nog wat ananas en banaan. Die nacht lig ik lang wakker in het doorgezakte bed. Ik mis onze daktent.

Volle maan

Woensdag
Het is tribunaal-dag vandaag: overal zijn de winkels dicht en zien we groepjes mensen die zeer beschaafd in de openlucht oorlogsbeulen berechten.
Wij doen iets heel anders: souvenirs kopen. Maskers en schalen, alvast voor ons nieuwe huis – waar dat ook zal zijn. Nog even en we zijn weer in de woestijn en dan zien we dit soort spullen niet meer.
Daarna terug naar Kigali: toetsen van de Wereldschool opsturen en checken hoe de situatie in Kenia inmiddels is. Ons nieuwe plan is nu om door het midden van het land omhoog te gaan, dan vermijden we Eldoret en Mombassa. Over een paar dagen hakken we de knoop door.

Donderdag
Vannacht volle maan en maansverduistering. Ik droom van een zwart vrouwtje dat op een enorm hoge ladder naar de maan staat te kijken.
Als ik wakker word, komen Ilco en de meisjes zingend binnen. Tekeningen met sinterklaas (Dunya) en ‘Love you oll’ (Bloem) erop. Van Ilco krijg ik een ring met een groene heksensteen uit Kongo. Daarna feestontbijt, verjaardagsmails lezen en ons vertrek morgen naar Tanzania voorbereiden.
’s Avonds eten we op een heuvel, met de stad toverachtig onder ons en de volle maan erboven. Bloem, Chaia en Dunya kruipen voortdurend op schoot, we zijn een enorm kleffe familie. Maar daar gaat het allemaal om, bedenk ik me, een beetje beneveld door de wijn. Het ultieme verjaardagscadeau: liefde – ook hier, juist hier. Love you oll.

Marcia en JeroenBedankt dat we vorige week in Kampala bij jullie even thuis mochten zijn!