Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Anna, heb je de maan gezien?

Ik kreeg het verzoek of ik een verhaal wilde schrijven voor een bundel die ‘Lessen van mijn moeder’ heet.

Hoewel de deadline nog lang niet is, begon ik er onmiddellijk over na te denken.

Een boek met heel veel laagjes

Ik leer mijn dochters koken, hoe ze boeken moeten kaften en dat je bloemen die je krijgt altijd meteen in het water moet zetten. Ik leer ze onleerbare dingen, zoals dat ze geweldig zijn en het leven ook, met al zijn raarheid – maar dat is net als een boek met heel veel laagjes: ze pikken het op als ze daar zelf open voor staan. Ik leer ze ook per ongeluk hoe het niet moet – in dat soort lessen is mijn eigen moeder ook nogal goed.
Dan liever dit: mijn moeder leerde mij kijken naar de maan. Hoe vaak gebeurt het niet dat ’s avonds ineens de telefoon gaat en mijn moedertje klinkt heel coherent: ‘Anna, heb je de maan gezien?’ Of einde middag, als de dag in de avond overgaat en de lucht soms zo prachtig oranje is, vooral met wolken erbij, dan zegt ze: ‘Anna, je moet nu echt even naar de lucht gaan kijken.’

Religie

Ja mama, ik heb de lucht gezien. Je hebt me zo geconditioneerd dat ik nooit meer ergens kan zijn waar die spectaculair is zonder te denken of te zeggen: ‘Als mijn moeder hier nu was…’  Dan zou je je armen wijd uitspreiden en zeggen: ‘O jongens, de lucht. De wolken. de maan. Dat is mijn religie.’
Dat mis ik het meeste van het wonen aan het IJ, de lucht boven het water. Gelukkig sturen mijn jongste twee dochters me er af en toe een foto van, zoals die van de middelste hieronder. Zo sijpelt het al door naar de volgende generatie.
Lieve mama,  als jij er straks niet meer bent- knock on wood- dan zullen we je altijd daar terug zien. In de lucht en in de maan.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Company dress

Company dress. Zo noemt mijn oudste dochter ze. Van die jurken met een rits op de rug, waar je aan- en uittrekhulp bij nodig hebt.

Ik woon nu een jaar alleen in mijn huisje. Dat ik dat huis helemaal vul met mezelf, voelt als het aantrekken van een nieuwe winterjas.

Paperclip

‘Kom langs als je in buurt bent,’ zeg ik tegen iedereen die ik leuk vind. Ik vind nogal veel mensen leuk en bij de Haarlemmerstraat ben je vaak in de buurt. Altijd als ik iets bak, is het de dag erna op, geen herberg voor nodig. Ik verwissel mijn eigen stoppen en handel mijn eigen administratie af, als een groot mens. Alleen die jurkjes… het blijft een dingetje. Meestal vraag ik het mijn dochter, voor ze naar school gaat: ‘Doe even de rits.’ En als zij naar bed gaat, moet ik ook uit de kleren. Behalve als ik het vergeet en me in tig bochten wring met mijn hand op mijn gekromde rug. ‘Gewoon een paperclip en een touwtje,’ zegt de dochter, maar dat vind ik juist gedoe. Hoezo, hangt dat touw dan de hele dag aan mijn jurk?
Gisteren had ik weer zo’n dag dat ik de hele tijd rondliep met een halfgeritst jurkje. Soms vraag ik het de dames van de vitaminewinkel maar dat kan je ook niet te vaak doen natuurlijk, zeker als je geen vitamine koopt.

Panterjas

’s Middags bij de Appie fietste Ans Markus voorbij in een panterjas. Ik dacht even dat ik mezelf zag, heel gek. Pas toen we allebei omdraaiden en begonnen te praten, wist ik het weer: dat is de kunstenares die ik net heb geinterviewd. In het wild was ze ook leuk. ‘Kom volgende keer bij me langs,’ zei ik, ‘bel gewoon aan.’ Even overwoog ik om voor haar mijn jas te laten zakken zodat ze me kon dichtritsen, maar toen was het moment alweer voorbij. 

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Voorbeeld

Dat je per ongeluk goed in iets bent terwijl je eigenlijk iets anders beoogt.

Op feestjes word ik vaak gecomplimenteerd met mijn schrijfkunst. Maar dat gaat dan zelden over mijn boeken. Mensen lezen mijn blogs, mijn interviews en stukken in bladen of kranten. Dingen die ik eigenlijk snel en makkelijk schrijf.
Gelukkig vind ik het ook echt leuk om te doen, dat andere schrijfwerk. Zoals dat ik deze week de kunstenares Ans Markus ging interviewen. Ik ben nu al dagen een beetje verliefd op haar.

Date

Zo’n interview is een soort date: je concentreert je helemaal op de ander, probeert heel diep in diens hoofd te kruipen, geheime verlangens en angsten te ontfutselen. Ik ben zo’n interviewer die dan zelf ook dingen terug gaat vertellen, anders vind ik het niet eerlijk.
Dus nu heb ik een nieuwe vriendin die kunstenares is. Zeventig jaar en sterk en kwetsbaar tegelijk. Ans trakteerde op espresso, croissantjes, noten, chocola. Zo ontving ze me meerdere keren in haar droompakhuis op Prinseneiland, omringd door kunst. Ze gaf me boeken, een poncho toen het regende, een klein kunstwerkje van een poezenkopje én een door haarzelf ontworpen zijden blouse waarvan ze dacht dat hij mij  mooi zou staan. ‘Ik hoop dat ik je hier vaker zie,’ zei Ans. Ik weet niet of we dat waar gaan maken, maar het is altijd fijn om nieuwe mensen te ontmoeten. Zeker vrouwen die bijna je moeder zouden kunnen zijn en een voorbeeld van hoe je zonder je kracht te verliezen oud kunt worden. Daar word ik een blij kind van en dat voel ik me niet meer zo vaak.
En anders heb ik er in ieder geval een interessante blouse aan overgehouden.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Berenjacht

Het regende zo hard op de Apollolaan.

Zo’n regen die op hagel lijkt omdat de druppels steeds terug stuiteren. De plassen gingen nooit meer weg, veranderden in een soort moesson-vaargeulen.

Dwars doorheen

Toen ik er nog woonde regende het ook in Andalusië maar op een of andere manier regende je daar nooit zo nat tot op je ondergoed. Omdat de buien korter duurden, denk ik. Omdat nooit iemand in de regen de straat op ging (Spaanse vrouwen zullen nooit en te nimmer hun haar nat laten worden). En omdat niemand daar fietste.
Maar nu moest ik van Prinseneiland naar Amstelveen en daarna weer terug. Het was typisch zo’n situatie waarop de zinnen van het boek Wij gaan op berenjacht van toepassing waren: ‘We kunnen er niet bovenover. We kunnen er niet onderdoor. O nee! We moeten er wel DWARS DOORHEEN.’  Ik had een regenjas én een soort regenponcho maar die hielpen allebei niet. Mijn laarsjes werden zwaar van het water dat ze opschepten, mijn capuchon waaide af, de regen was overal.

Love

Op een gegeven moment dacht ik: dan ga ik maar zingen. Singing in the rain, Raindrops keep falling on my head. It’s raining men. En daarna gewoon lievelingsliedjes. Steeds harder, mijn hoofd recht omhoog de moesson in. De paar andere dappere fietsers om me heen keken er wel van op. ‘And I wish you all the love in the world. But most of all, I wish it for myself.’ zong ik tegen een totaal verregende maar geamuseerde student.
Toen kreeg ik het heel koud en mijn ouwe noodfiets verloor het spatbord dat knarsend tussen mijn spaken draaide. Hoe godvergeten ver was toen Amstelveen. Maar toch, even was het gelukt, zong ik zomaar alle beren van mijn pad, domweg gelukkig in de Apollolaan.

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Hallo Bureau Zoeklicht!

Woonfraude onderzoeken jullie toch? Kom maar ’s kijken bij mij in de Haarlemmerstraat.

Jullie digitale meldformulier is absoluut niet toereikend voor wat ik hier zie gebeuren.

Exorbitant

Dat je in Amsterdam niet meer normaal kunt wonen voor een middenhuur, is al erg genoeg. Het maakt dat ik als simpele schrijfster elke maand keihard moet knokken om de exorbitante huur op te hoesten. Binnenstadbewoner tegen de klippen op ben ik.
Maar hoe zuur is het dan om tegelijkertijd aan alle kanten om me heen – letterlijk- de meest prachtige huizen leeg te zien staan. Neem de buren rechts. Ik kwam hier een jaar geleden wonen toen dat prachtige pandje te koop stond voor ruim 7 ton. Het bord verkocht verscheen razendsnel. We vergaapten ons aan de foto’s op Internet: mijn huis, maar dan echt groot, ruimte voor alle kinderen. Het huis werd gemeubileerd met enge expat-stuff, zagen we door het raam. En… niks! Tot aan de dag van vandaag staat het fancy terrasmeubilair te verroesten in de regen. In de hangmat ligt nooit iemand.
Of De Vreede, hiertegenover. Ook verkocht voor mijn ogen. Ik zie er sindsdien af en toe enge jonge mannen in pak. Het wordt gemeubileerd, leeggehaald, weer gemeubileerd… maar nooit is er een echt mens. Zo’n fijn huis, er woonde zo’n leuk gezin.
Daarnaast zit het huis boven coffeeshop Popeye. Schijnt onverkoopbaar te zijn, huizen boven coffeeshops. Op de tweede verdieping woont iemand, ik vermoed antikraak. Maar al die andere verdiepingen staan leeg! Pijn in mijn hart. Een monumentje hartje centrum dat zachtjes staat te sterven.  En dat zijn nog alleen maar de drie huizen om me heen, deze straat is lang.

Kraken

Dat klopt toch van geen kanten? Bureau Zoeklicht, gemeente? Eigenaren die van gekkigheid niet weten wat te doen met al dat onroerend goed? Geef het mij, geef het mensen zoals ik. Die doen waar die huizen voor zijn, erin wonen. Die ervan genieten, ze koesteren.
Of anders… zullen we weer gaan kraken met zijn allen, jongens? Maar echt!

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Doorboorde kinderen

Jongste dochter kreeg van haar grootste zus en haar nepzus Laurita een helix cadeau. Op een of andere manier dacht ik daarbij aan een hele grote ballon.

Maar een helix is volgens wikipedia ‘een drie-dimensionale spiraal met constante straal en constante spoed.’ En  tegenwoordig dus kennelijk ook een speciaal soort piercing bovenin je oor, dwars door het kraakbeen heen.

Martelkamer

Ik wilde er zo min mogelijk mee te maken hebben, maar op een of andere manier stond ik toch ineens in een zaakje dat eruit zag als een martelkamer waar Mr Horror himself zich zeer op zijn gemak zou voelen. Plaatjes aan de muur van alle mogelijke doorboringen en uiteraard ook lekker duistere tattoos. Twee dames waren er, van boven tot onder getatoeëerd, tot diep in het decolleté. Zwarte kleren en haren en overal doorboord: neuzen, lippen en vast ook waar ik het niet kon zien. Oren niet alleen gestretcht maar daarin ook weer enorme ringen. Ik voelde me plotsklaps erg wit en plattelanderig. Sinds wanneer is gothic eigenlijk mainstream geworden? En waarom is dat aan mij voorbij gegaan? Ik flirtte vroeger toch ook gewoon met punk? Skajasjes, buttons, PLO-shawls… niks meer van terug te vinden bij me. Zelfs geen verborgen tattoo-tje.
Het tentje was GGD-gekeurd, verzekerden mij de dochters, en dat was toch een geruststelling. Ik zette een ferme handtekening: ja hoor, doorboor dat schattige kinderoor maar. Alsof ik daar nog iets over te zeggen heb. Zolang we de tunnels door de oren nog kunnen voorkomen, ben ik uitermate flexibel.

Meridianen

Omdat ik vond dat ik toch iets moederlijks moest tonen, vroeg ik: ‘En jullie prikken niet door haar meridianen heen?’ Want zoiets had ik weleens  gehoord: dat je de energiebanen in het lichaam kunt  verstoren als je niet goed doorboort.
Vermoeid werd ik uitgelachen.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Internettegeltjes

Tegeltjeswijsheden op Internet. Soms is het bloedirritant.

Omdat dat soort oneliners vaak open deuren zijn natuurlijk. Maar ook omdat ik vaak denk: ja, en…? Dit is een mooie eerste zin van een echt verhaal. De kers van de kersentaart. En die taart bakken, dat is pas echt moeilijk.
Maar soms zijn die zinnen de verrassende Loesjes van het Internet. Ik kan zelfs al wel verklappen dat ik zo’n Internetgedichtje heb gebruikt als moto voor mijn nieuwe boek.
En vandaag vond ik een lang Engels gedicht (je zou het ook een litanie kunnen noemen), geschreven door een zekere Safire Rose (wie?).  Het is Internet dus ik heb het een beetje naar mijn hand gezet en even snel vertaald. Het is misschien het vervolg op mijn vorige blog. 

***

Dat je het laat gaan. Zonder iets te zeggen.
De enge dingen
De frustrerende dingen
De dingen die mensen vinden
Hoe het allemaal moet

Dat je het laat gaan, zonder gedoe
Zonder dat iemand het je zegt
Zonder dat je het in een boek leest
Zonder nader onderzoek
Zonder gebedje
Of er woorden aan vuil te maken
Gewoon laten gaan

De herinneringen die aan je trekken
De paniek die tegen je aan duwt
Gewoon laten gaan

Als een blaadje dat dwarrelt van de boom
En dat er niemand bij was
Of applaudisseerde
Niemand merkte het op
Het was niet goed en het was niet slecht
Niet moeilijk
Er was een beetje wind en de zon en de maan bleven voor altijd schijnen.

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Kat in de wasmachine

Natuurlijk zat de kat niet in de wasmachine. Dat wist ik al die tijd al.

Toch stond ik om zes uur op om alle kastjes open te rukken, onder alle bedden te kijken en uiteindelijk de was uit de machine te halen (zat er echt niet iets zwaars en harigs tussen?) en zelfs een internetmelding te doen van een vermiste kat. Terwijl de buitendeur niet open was geweest. Toch?

Bang

‘Mijn lieve Annemiekepiek wees toch niet zo bang. Voor wat er morgen komen gaat want morgen duurt nog lang.’ Dat schreef mijn vader ooit in mijn poesiealbum en nu u weten jullie dus ook hoe ik echt heet in plaats van Anna. Een ergere ontboezeming is dat er dus niks veranderd is. Net zoals ik me als klein meisje in bed eindeloos en zinloos zorgen lag te maken voor het schoolzwemmen de volgende dag, schrik ik ook nu weer waker van… ja van wat eigenlijk? Mijn huur te hoog, mijn werk te weinig, mijn boeken te middelmatig, mijn buik te dik. En waar is in vredesnaam die poes gebleven?  Normaal ligt ze om deze tijd naast me te spinnen. Haar zusje zoekt haar ook al.
Van kwaad tot erger. De gedachte dat ik net voor ik ging slapen gedachteloos de wasmachine aan zette zonder de inhoud te checken… Maar ook dat mijn fiets is gestolen en hoe dat nu weer moet. Dat het nu al september is en deze maand helemaal geen klussen. Dat dat nieuwe boek toch niet in de voorjaarsaanbieding komt, en heus niet zo geweldig is als ik zelf heel even in een gelukzalig moment dacht. Dat ik nooit meer jong en mooi word, dat dit wakker liggen de ravage alleen maar groter maakt…  terwijl ik juist fit moet zijn voor die belangrijke afspraak vandaag…

Bloem was komen slapen en had de kat meegenomen en opgesloten in haar slaapkamer. Dat blijkt bij het eerste ochtendlicht – als ze de wild spelende kat uit haar kamer gooit.
Maar mijn gedachten jakkeren nog steeds rond als een kat in de wasmachine.

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Voetafdrukken

De laatste avond op Texel wandel ik nog even in het avondlicht naar het heideveldje achter het huisje. In mijn hoofd draaien films van vroeger.

En ik probeer te visualiseren hoeveel voetafdrukken van mij al op dit veldje staan. Kleine en grote.

Bolderwagen

Ik zal een jaar of vier zijn geweest. Mijn ouders gingen voorop met de bolderwagen. Nog even naar het heitje, voor ik ging slapen.  Broer en zus in de kar, ik ernaast. Heel  stoer voelde ik me.  De open plek markeerde voor mij het einde van het bos, van mijn vakantiewereld. Een wereld waar je  met je broertje en zusje in bad ging in de tinnen tobbe, waar grootje voor iedereen een nieuw leesboek opstuurde, waar  ik middenin het bos een veer vond die knalblauw was. We namen hem mee naar het Texels Museum en het bleek de veer te zijn van een Vlaamse gaai. Wakker worden van de houtduiven, ’s avonds de konijnen zien dansen op het grasveld. En elke keer huilen op de boot terug, meteen beginnen met aftellen tot het jaar erop – dat we eindelijk weer mochten.

Navelstreng

Een andere film. Ik nam mijn eerste grote liefde mee naar het heitje, in ons lelijke eendje over het zandpad, precies zoals mijn vader vroeger reed. Hoe ver we ook reisden, ik wilde hem precies deze plek laten zien. Meer: ik wilde hem opnemen in mijn paradijs. Ik zie ons hier nog lopen, fietsen. We hadden een tandem gehuurd. Jong, onbezorgd, heel erg vrolijk. De wereld aan onze voeten, maar wel het houten boshuisje als basis. Zo dartelden we over ditzelfde heitje. We kwamen er terug met onze eerste dochter, een week of zes nog maar. ‘Jullie zitten nog helemaal in die cocon,’ zei vriendin Mylou die langskwam. We zetten de wieg in de bolderwagen en begroeven het navelstrengetje op de rand van de duinen en het bos, nabij het heitje. Opdat ze daar voor altijd zou aarden, veilig zou zijn.

Het is bijna donker donker als ik opsta van het bankje en terug loop over het heitje. Hetzelfde pad, nieuwe stappen.

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Onaardige mensen

Er zijn hier opvallend veel toeristen van in de zestig die breeduit fietsen, die trouwens ook breeduit ZIJN. Een beetje krom, een beetje te gebruind. Het eiland is van hen, vinden zij, en dat vinden ze op een verbeten manier. Ze gaan dus altijd overdreven hard bellen en ‘hoho’ roepen als ze mijn pubers schaamteloos aan zien komen slingeren.

Die pubers gaan dan heel brutaal Amsterdams dingen terug roepen en zelfs hun middelvinger opsteken. Wie is hier nou onaardig? denk ik dan. Ik kom er niet helemaal uit, al ben ik natuurlijk onvoorwaardelijk op de hand van de meiden.

Trouble in paradise

Wie zeker onaardig is, is de mevrouw van wie we het huisje huren. Er is trouble in paradise als ze er achterkomt dat we met zeven slapen in een vierpersoonshuisje (goddank heeft ze de dagen dat we hier met 12 waren gemist). We moeten een boete betalen en ‘drie van jullie moeten ’s nachts weg’. Daar sta ik dan met mijn roedel. Ik had vantevoren gedacht dat als er zoiets zou gebeuren, ik gewoon heel eerlijk zou uitleggen dat het zo spontaan gegroeid is, dat ik uiteraard wil bijbetalen maar dat ik niet goed wist hoe ik het moest aankaarten.
Maar de eigenaresse is zo boos dat ik met mijn eerlijkheid de pot op kan. ‘Met leugenaars wil ik niks te maken hebben,’ zegt ze. En ja, ik ben natuurlijk juist niet eerlijk geweest. Ben ikzelf dan degene die eigenlijk onaardig is?

Jopie

Wat nu? Het is einde middag, het is net begonnen te regenen, iedereen heeft honger. Het internet toont alleen maar een vol en duur Texel. Moeten we dan met hangende pootjes terug naar het vasteland? ‘Ik ga het oplossen,’ zeg ik tegen de geschrokken kids en ik spring op de huurfiets. Bij de buren is alles vol maar als ik even doorfiets zie ik ineens een schattig kampeerboerderijtje. Er komt een stoere oma aan de deur die Jopie heet en die aan een half woord genoeg heeft. ‘Zet die tent hier maar neer hoor, ik hou wel een oogje in het zeil.’ En als we even later met zijn allen aankomen:  ‘Hup meiden, tent opzetten voor de regen nog erger wordt. Zal ik dat luchtbed dan maar even oppompen?’ Ze zegt zelfs: ‘Als het vannacht nou te nat wordt, haal ik jullie wel naar binnen hoor.’ Dan draait ze zich naar mij, ik sta nog steeds in mijn dunne zomerbloesje dat vanmiddag nog heel lekker was. ‘En trek jij eens even gauw een jas aan, het wordt koud.’
Jopie is aardig, dat weet ik in ieder geval zeker. Jopie is onze goede fee.