Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Mama 3

O wat was ze trots op haar naam.

Maria de Vogel. Overal foto’s van vogels in haar huis, en als ze je een brief stuurde of een kaart (wat vaak gebeurde) vielen er altijd veertjes uit de envelop die ze overal verzamelde. 

Mariatafel

Dus klopte het dat we in De Duif waren om haar leven te vieren. Mijn zus zong haar liedjes, waaronder Als ik eens een vogeltje was, we zongen nog veel meer liedjes. Er waren smartlappen en strijdliederen, levensliederen en liefdesliedjes. En een Mariatafel met goed brood, fruit en wijn, geheel in haar stijl. We mochten gelukkig weer honderd mensen en die waren er ook, tot en met de mensen van de winkels uit de buurt aan toe en meerdere kinderen die door haar op de wereld waren geholpen, of die zich altijd welkom hadden gevoeld in haar huis.
Ik dacht dat het het makkelijker zou maken om het zo te vieren, maar het maakte het missen alleen maar groter.
De dag erna gingen we terug om spullen op te halen. Er poepte een vogel op mijn voet en er was ook de hele tijd een duif om ons heen. Die ook ineens weer in het niets oploste. ‘Waar is die duif nou?’ vroeg J verward. Ik was er in mijn hoofd alweer een stukje over aan het schrijven – en tegelijkertijd dacht ik dat dat nergens op sloeg. Dat niks meer ergens op sloeg. 

Op dat moment appte mijn zus me met wie ik dezer dagen een hotline heb. Je hebt meer dan alleen je open huis en vriendinnenmoeder zijn van haar geërfd, zus, ook je liefde voor schoonheid en stijl, het verhalen maken, het taalgevoel. 

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Mama 2

Het was een grootse gebeurtenis.

Het weekend dat mijn moeder stierf zal ik nooit maar dan ook nooit vergeten.

Waken

Mijn moeder was eigenlijk al vijftien jaar aan het weggaan. Dan was er weer een hartaanval, dan weer een val. Euthanasie is ook uitgebreid ter sprake geweest maar daar was ze dan weer net te dement voor. En ondertussen zat ze eigenlijk wel goed in de Flesseman. Dus we schrokken eerst niet heel erg van het bericht dat er weer ‘iets’ was, het leek met een sisser af te lopen zoals altijd.
Maar het ging elke dag toch een beetje slechter. Vrijdag, vandaag precies een week geleden, ging het ineens snel. Toen zaten we daar: mijn zus, ik, en mijn moeders vriendin. Met een dokter. En een moeder die op was.
‘Het duurt maximaal een week, waarschijnlijk korter,’ zei de dokter. Vanaf dat moment zijn we gaan waken.
Het werd een weekend van eindeloos praten, lachen, huilen, drinken, roken, eten en zingen – mijn moeder is van de liedjes. Op een gegeven moment stond er een heel team verzorgers om het bed van mijn moeder samen met ons Op een mooie pinksterdag te zingen.
Op zondagmiddag kwam de kleindochter die naar haar vernoemd is, mijn moeder was eenentwintig jaar geleden nog bij haar geboorte. Dat was het moment dat mijn moeder voor het eerst sinds dagen haar ogen opende. Ze keek naar de kleindochter, ze keek naar haar vriendin en ongelooflijk zachtjes blies ze haar laatste adem uit. 

Dat was het einde van het feest. 

(voorkant rouwkaart)

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Mama


Deze mooie vrouw is mijn moeder, haar naam is Maria de Vogel. Ze is zondag in onze armen overleden.
Ik ben zonder woorden.

 

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Weird doors open. People fall into things.

Dat is een citaat van David Sedaris.

Ik neem afscheid van de Wolkerstuin en de parallelle wereld van het boek van mij en Mireille.
Afscheid ook van het eindeloze heen en weer fietsen tussen huis en tuin, al die ritjes langs de Amstel, eerst nog total verlaten en pandemie-achtig, nu een soort pretpark van boten en zonnende mensen, gisteren hoorde ik voor het eerst ook weer lachgas sissen.
Afscheid van Wouter, zo’n dood is een heel gedoe. Ik praat met nieuwe mensen over hem, kijk met nieuwe ogen.
Afscheid van de vijfde klas, volgend jaar gaat de laatste op voor eindexamen, nu feest ze erop los. 

En er is meer. Ik ben nog aan het vallen.

 

 

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Voor jou, Wouter!

Ik ben de herfst.
Ik ben de regen.
Ik ben de storm.

Zoek mij maar op,
Houd mij maar vast,
ik heb het koud en ik ben moe,
en nog zoveel bladeren aan de bomen,
nog zoveel bladeren overal.

Dit is een gedicht van mijn lievelingsoom, hij is dood.
Hieronder staan nog twee gedichten van hem. 

Vernietiger

Wouter van Praag, laten we zijn naam noemen, was een vernietiger. En een schepper, we hebben niet voor niets ‘kunstenaar’ op zijn kaart laten zetten. Te zacht voor het leven, te gewond wellicht. De laatste jaren stuurde hij me vaak gedichten, ook over mij, ‘wie zou jou nou niet willen kennen’. Het was een morsige oude man met heerlijk veel zelfrelativering en een verrassend scherpe blik op de mensen om hem heen – als je ernaar vroeg want hij was ook bescheiden.
Een paar jaar geleden overleed een goede vriendin van hem, hij was verdrietig en gaf tegelijkertijd een heerlijke schets van alle onzin op de crematie. Ik schreef toen vanaf mijn berg in Spanje: Zal ik spreken op jouw crematie, zullen we dat alvast afspreken? Ik wil de speech ook nu alvast voor je maken, dan zou je zien hoe dol ik op je ben, hoe zacht en lief ik je vind en hoe grappig. Hoe ik je bewonder om hoe je leeft in het nu en om hoe mooi je schrijft….Maar blijf nog maar even. Zuip de laatste resten op, slik iets tegen de koppijn, omhul jezelf met warmte. Er is ALTIJD weer een nieuwe dag. 
Wouter antwoordde: Dank dank, voor je lieve woorden, ik moest een traantje wegpinken toen ik je mail las, maar dat heb ik wel vaker op mijn oude dag. Nu ben ik alweer vrolijk van je woorden en ga zo mijn oefeningetjes doen, samen met de heren van van de tv serie “Suits” Mijn beste vrienden zitten bij de televisie zeg ik maar, of op een berg.

Eenzaamheid

Ik zag hem te weinig, zoals dat gaat, en zeker nu in deze tijden van ziekte. Zijn buurmeisjes brachten zijn boodschappen, hij viel precies in de risicogroep. De pandemie vergroot zoveel dingen uit, in Wouters geval zijn angst en zijn woede en zeker ook zijn eenzaamheid. Een paar dagen voor zijn dood schreef hij nog Ik denk vaker aan je dan goed voor me is, en zou het leuk vinden, om in de heropende horeca een keer een kopje koffie met je te drinken! Daar had ik nog niet op gereageerd en nu kan het niet meer. Nooit meer Wouter, mijn brein weigert het te geloven. 

zachtjes zingen 
de zwarte kamers van mijn ziel
mooie woorden
zijn zo gesproken.
maar één vraag blijft:
wie doet de boodschappen?

***

wat zal ik vandaag es doen

doodgaan of nog even leven
voldaan, met goede moed
het is al 10 voor elf
ik red het wel
tenslotte, ik ben het zelf.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Midzomernacht

Ik leef nu alweer dagenlang in de parallelle wereld van de Wolkerstuin.

Ik schrijf op de Wolkerstuin, ik wandel op de Wolkerstuin, ik werk hard samen met Mireille aan ons brievenboek.

Twaalf kinderen

En ik sleep mijn hele leven met mee. Mijn zus komt een dag studeren op de tuin, mijn dochter komt er slapen en we ontbijten samen feestelijk om te vieren dat de toetsweek erop zit. Eindelijk kan ik ook weer open huis houden voor de andere dochters en alle aanplakkinderen: het is buiten dus redelijk veilig. Twaalf kinderen komen aangefietst, wat heb ik ze gemist. Ik blijf zelf ook heen en weer fietsen met tassen vol boodschappen. Mijn schrijfmoeder Diet komt met een fles chablis. De salie groeit zo weelderig dat ik droom van de perfecte saltimboca. Martijn en Xenia komen langs om te helpen opeten. Tegen middernacht lopen J en ik met ze mee om ze uit te zwaaien bij het grote hek. ‘Waarom is die lucht blauw en niet zwart?’ vraag ik – maar dat komt natuurlijk omdat het bijna Midzomernacht is. J en ik lopen samen terug naar ons huisje, iedereen slaapt nu, de geur van houtvuur in de lucht en dikke muggen die zoemen om ons hoofd. Het pad wordt smaller, boven ons hoofd buigen de bomen naar elkaar toe, toch nog nacht, we gaan struikelend over het bruggetje. Op naar de bedstee in het huis, dikke dekens, plotseling koud. Over een paar uur zullen alle vogels tegelijk alweer losbarsten in een oorverdovend concert.

In de verte zijn de lichten van de stad, een zieke moeder, Coronazorgen. Maar nu is het Midzomernacht, de kortste nacht maar eindeloos. 

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Mannen in rode broeken!

‘Ze rukken op, de rode broeken. Ook hier op het park.’
Ik knik ernstig en trek een zorgelijk hoofd.

Ik heb het de laatste tijd weer wat vaker: het gevoel dat mijn hersenen verkeerde informatie doorseinen. 

Fonetisch brein

Ik ben regelmatig woorden kwijt, zoek eindeloos naar een woord als rebound (“en zij zei tegen haar vriend: ben ik dan niet anders dan je downward sletje.  Nee je, homeward sletje… nee, ik bedoel…”) Of naar de naam van de beroemde begraafplaats aan de Amstel tegenover de volkstuintjes. Bij het schrijven speelt mijn fonetisch brein weer op, ik schrijf fiets in plaats van vies, zacht in plaats van zag het. Dat gebeurt eerlijk gezegd aan de lopende band. Het kan komen omdat ik moe ben: ik slaap niet heel goed en door de toetsperiode van de dochter sowieso te kort. Ik denk ook dat ik collega’s mis, mensen om me heen die mij scherp houden.
En dan zou ik ook vast meteen snappen hoe dat zit met die rode broeken. Volgens mij worden ze gedragen door snelle vastgoedjongens, dat haal ik tenminste uit de context: de rode broeken duiken op bij de volkstuintjes en proberen met veel geld de wachtlijst voor de huisjes te omzeilen. Of zou het verwijzen naar criminele witwassers – met al hun geld? Foutgeklede perverselingen op zoek naar een lapje grond om geheime dingen op te doen, verscholen in het groen? Of sporters met van die rode sportbroekjes die heel veel herrie maken en daarom niet welkom zijn? 

Wat ik er in ieder geval van inhoud: pas op voor mannen in rode broeken. Ja, die was fonetisch fout, maar ik liet het staan voor jullie. 

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

In de geest van Wolkers

Naar de tuin met garnalen, varkensvlees, kippenborst en veel ijs want Marie-Claude en Jan Brokken komen eten. 

Ik lees de dagboeken van Jan Wolkers die hij schreef in zijn tuinhuis aan de Amstel. 

Brievenboek

Tussen het werken aan De Doodshoofdvlinder door marineer ik de speenvarkenslappen, schrijft hij. Even later gaan Carina en Jan hun gasten staan opwachten op het bruggetje voor de tuin en volgt een luisterrijke avond met veel goed eten, drinken en geroddel over Lucebert, Hermans en Ischa Meijer (dat smerige dikke ratje). De avond eindigt met de vrouwen die Franse chansons zingen.
We zijn inmiddels veertig jaar later en dat lusthuisje van Jan Wolkers is een schrijversresidentie. Deze hele maand werk ik er samen met Mireille aan een brievenboek. Koortsachtig schrijven wij elkaar elke dag over leven en schrijven, het voelt als liefdesbrieven.
De weekends hebben we onderling verdeeld. Dit weekend slaap ik met mijn eigen J in de wulpse bloemenzee. Het huisje heeft van binnen overal spiegelglas zodat je ook daar overal tuin ziet – en ook de hele tijd elkaar. In de bedstee van Jan W met buiten knetterend onweer en bliksem blijkt een onvergetelijke ervaring.

‘We moeten óók kunstenaarsvrienden uitnodigen,’ vind ik. En dan komen Esther en Kees en dat klopt helemaal. Net als Jan W tover ik een bourgondsiche maaltijd tevoorschijn uit het piepkleine keukentje, er is rijkelijk wijn en taart en Kees blijkt zelfs de echte Carina goed te kennen. Zo zien we de avond vallen en de nacht, omhuld door de geur van doorgeschoten selderij, terwijl om de hoek de A2 doorraast maar dat vond Jan Wolkers ‘net het geluid van de zee’, dus dan is dat zo.

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Als je taak erop zit

‘Ik kan nu niet hele dagen op de Wolkerstuin zijn,’ zeg ik tegen Mireille, ‘mijn kind heeft tentamenweek.’ 

Een van de dingen waar ik goed in ben als moeder: helpen met school. Of moet ik zeggen ‘was’?

Citotoets in de woestijn

Twee jaar heb ik ze alledrie fulltime thuisonderwijs gegeven toen we op wereldreis waren, tot en met Bloems Citotoets in de woestijn. Daarna heb ik ze nogal intensief geholpen met de overstap naar het Spaanse onderwijssysteem en zes jaar later met de overgang naar dat van Nederland (zo weet ik nu bijvoorbeeld dat de Spaanse staartdeling totaal anders is dan de Nederlandse). Ik heb eindeloos met de oudste rondgereden door de Campo om haar naar alle tentamens te halen en te brengen en toen de middelste midden tijdens haar eindexamen een pittige knie-operatie had ook in Nederland. Ik heb ze in al die jaren zo ontzettend vaak overhoord en meegedacht over scripties, planningen en boekbesprekingen, ik heb bijna geen enkel tienminutengesprekje met de docenten gemist. Dat alles vereiste nogal wat inlevingsvermogen in vakken die bij mij nogal diep waren weggezakt. En niet te vergeten: in het puberbrein. Op de verkeerde momenten iets zeggen als ‘heb je je huiswerk wel gedaan?’  kan totaal verkeerd uitpakken.
Ik weet nog hoe de jongste ooit  snikkend van frustratie op de bank zat over alles wat ze moest leren. Nu trakteert de school de vijfdeklassers als Corona-toetje op een extra zware toetsweek (denk: een tentamen dat 25 keer meetelt) – en er is nog geen traan gevloeid!

Verward

Een beetje verward loop ik om haar heen te drentelen met verse sapjes, lekker hapjes en vitaminepillen. Mijn meest concrete bijdrage deze keer is een wegstreeplijstje op de wc-deur. Kijk dat kind nou strakke leerschema’s maken uit zichzelf, zie haar van zeven uur ’s ochtends tot twaalf uur ’s nachts keihard werken, ook voor vakken als wiskunde die ze amper snapt… en dan toch weer dapper op die fiets, haren in de wind, rugzakje, zonder om te kijken, net iets te achteloos in al dat verkeer… en weg. 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Is het nou eens afgelopen met al dat gezoem?

Bijgaande schermfoto maakte ik per ongeluk – maar geeft toevallig precies aan waarom ik Zoom zo moeilijk vind (zie ook mijn getergde hoofd).

In dit geval was het pauze tijdens een les. 

Zoomland

Normaal een belangrijk moment. In de wachtrij voor de WC en bij de koffie ontstaan belangrijke verbindende gesprekken tussen de studenten, worden ervaringen en nummers uitgewisseld. In het geval van Zoom gebeurt er dan iets idioots. Zeg je ‘pauze’, dan is ineens iedereen weg en zit je tegen muren aan te kijken. De hele groepssfeer kapot, iedereen is weer met een klap in zijn eigen wereld verdwenen. Ik kan daar maar niet aan wennen. En het hoeft ook niet meer, toch? Zolang we  maar afstand houden, handen wassen, indien ziek thuisblijven… de bekende principes van onze ‘intelligente lockdown’. (Waarbij ik – maar dit terzijde – voor het eerst in al die maanden in één klap al mijn vertrouwen in de RIVM ben verloren door het zo ontzettend niet-intelligente pleidooi voor met z’n allen in het vliegtuig). 
Vanaf nu houd ik ook op met kunst online kijken. Acteurs, musici en dansers wil ik voor me zien, opsnuiven, ik wil samen met hen iets meemaken, juist zonder schermen ertussen.
Dit weekend was ik even in het Rijksmuseum. Gewoon een uurtje naar mijn lievelingen kijken: Vermeer, Jan Steen. En een uitstapje naar de poppenhuizen. Het was nog raar onwennig, met drie gemarkeerde routes en veel hosts en instructies. ‘Alsof iedereen hier binnen op weg is naar een congres dat zo gaat beginnen,’ vatte J het treffend samen terwijl we braaf de rode pijlen liepen te volgen. Maar het Melkmeisje hing gewoon te stralen, net als altijd. Dus volgend weekend heb ik gereserveerd voor FOAM.

Vrijdag heb ik een gesprek met een recruiting agency. ‘Waar zitten jullie? ’ vroeg ik nieuwsgierig, maar de recruiter antwoordde: ‘Ik verkeer nog in Zoomland.’ De moed zonk me meteen in de schoenen. Alsof ik mijn sprankelende persoonlijkheid goed kan overbrengen voor zo’n onflatterend scherm, we zijn toch geen bijen met z’n allen!