Categorieën
Afrikareis

Een boerderij in Basilicata

(Basilicata-Sicilie, km 68505. Gaan we hier wonen: misschien, misschien, misschien…).

Het boerderijtje – in de vergeten provincie Basilicata, vlak onder Napels- was oud en niet bepaald charmant. Maar er was dat uitzicht: eindeloos glooiende heuvels in het gouden licht. Zevenduizend vierkante meter grond erbij, met olijfbomen, perenbomen, sinaasappels, druiven. Op de plek van het kippenhok zou je een geweldig schrijfhuis kunnen maken, net als Roald Dahl altijd had, en daarboven een zwembad, middenin de oude molensteen.
En dat alles voor de prijs waar je in Nederland net een garage voor kan kopen. Dat betekent dat we meer dan genoeg geld zouden hebben om alles mooi op te knappen en dan nog overhouden om lang en veel te reizen. En o ja, tien minuten verder was een vriendelijk stadje met scholen in alle soorten en maten. Terwijl Napels toch maar twee uur rijden was, met de auto of de trein. De meiden hingen meteen in de oude kersenboom en Ilco scharrelde rond over het erf alsof hij er al maanden woonde. We keken elkaar aan over het hoofd van de oude boer. Zouden we dan, zomaar ineens, ons nieuwe huis gevonden hebben?

Huisje aan zee

‘Zet een huisje aan zee
En ik ga mee…’
Dat zingt mijn vriendin Mylou in één van haar allermooiste liedjes.
Pas later, toen we weer langs de kust reden, sloeg de twijfel toe. De zee! Dat wilden we toch? En een boerderij is geen huisje aan zee. Maar misschien ligt dat wel op Sicilie? Dat verre eiland waar je Afrika nog een beetje schijnt te kunt voelen. Zon, vissersdorpjes, een rafelrandje van Europa… En zee, heel veel zee. Eigenlijk denken we al lang dat daar ons droomhuis zal staan – ook al zijn we er dan nog nooit geweest. Dus voordat we iets beslissen over het boerderijtje in Basilicata, moeten we naar Sicilie, dat is duidelijk.

Maar eerst moeten we afscheid nemen van Chaia’s vriendin Blume. Zij vertrekt met haar hele familie weer naar Nederland. De beide vaders moeten de brullende meisjes bijna letterlijk van elkaar losscheuren – iets dat ze allebei met een betraande glimlach doen. Maar de herfstvakantie is voorbij en wij gaan verder, altijd maar verder.
Het zal stil zijn nu, met drie in plaats van zes meisjes aan boord.

Sicilie: eerste indruk

en romantische oude veerboot brengt ons naar de overkant. En eindelijk zetten we dan voet op Siciliaanse bodem!
We gaan rustig de hele kust rond om te zien waar die het mooist is, besluiten we. En dat is niet in het begin, in ieder geval. Afrika? In geen weken heb ik zulke platte, Amerikaans aandoende nieuwbouw gezien. En niet eens een klein beetje, kilometers lang. Het is bijna fijn dat we een camping zien midden tussen de autosloperijen. Toch nog een stukje braakliggend land langs de kust gevonden.
Met de avond valt ook de regen. Overal op de bijna lege camping komen plassen te staan en ik kruip met een boek en een kaarsje diep weg in de achterbak, terwijl Ilco onder een afdak grappa drinkt met twee Polen en drie Tsjechen. Welkom in Sicilie!

Categorieën
Afrikareis

Circus Spumante in the spotligthts

(Pompei, km 66305. Gaan we hier wonen: nee).

Was het de maan, die vanavond zo prachtig vol was? Nee, toch een schijnwerper. Van de carabinieri nog wel.
De meisjes trippelden enthousiast uit hun tent, blote voetjes in het natte gras. Spannend, politie!
‘Het spijt ons, maar de eigenaars van dit stukje land hebben gebeld.
Er zouden zigeuners op hun terrein zitten, die grote vuren stookten…’
‘Circus Spumante,’ knikte Ilco binnensmonds.
Onze uitleg dat we voor een nachtje kamperen toestemming hadden gekregen van de eigenaar, leidde alleen maar tot nog meer consternatie van de inmiddels ook toegesnelde eigenaar. ‘En hoeveel heb je daarvoor moeten betalen?’
De politie suste: ‘Het zijn maar Nederlanders. En ze hebben drie mooie dochtertjes…’ Maar de eigenaar en zijn vrouw bleken onvermurwbaar. Een stuk of vijftig telefoontjes en een vage confrontatie met een nep-eigenaar later (allemaal onder die volle maan) werden we door de politie naar een ander terrein gebracht. ‘Deze eigenaar is op de hoogte en je kunt morgen ontbijten bij zijn barretje.’ Boven de deur wapperde uitnodigend de Albanese vlag.

Maffia-kipjes

We leren de Italianen steeds beter kennen en bepaalde preconcepties moeten we fiks bijstellen. Gastvrij? Ja, zolang je maar geen vluchteling/ zigeuner/ Afrikaan bent. Family life? Ja, maar dan met maar één kind per gezin, dat vervolgens tot zijn dertigste bij mama blijft wonen. Die arme jongeren zijn hier helemaal murw van het gebrek aan werk en het enige waar ze echt actief in zijn, is in de liefde, getuige het aantal liefdesverklaringen op muren en bruggen. Ti amo Maria, ti amo Picola, ti amo Anna… En maar zoenen op hun brommers, bij elk uitkijkpunt en elk bankje is het raak. Ha, dat cliché klopt tenminste nog!
Maar de Smart, in Amsterdam toch eigenlijk een beetje een sneu autootje, krijgt hier dan weer een heel andere connotatie als je eenmaal hebt gezien hoe in Napels alle hippe maffia-kipjes erin rondscheuren.
Gaan onze dochters hier opgroeien? Voorlopig zijn de huizen die wij echt mooi vinden nog onbetaalbaar. Voor normalere prijzen voor dezelfde soort huizen kun je beter nog wat zuidelijker gaan – naar Calabrie en Sicilie. Vooral Sicilie lonkt.

Zes meisjes in Pompei

Maar eerst hebben we nog bezoek. In de herfstvakantie is Chaia’s vriendin Blume gekomen, samen met haar twee zussen en haar ouders. Wij ontvangen hen met wijn, mozzarella en salami, zij komen op hun beurt aan met pindakaas, hagelslag en stroopwafels. We ontbijten met beschuitjes en echte Goudse kaas! En dankzij Alexander, Blume’s Duitse vader, weet ik nu eindelijk van wie dat beroemde citaat is. Napels zien en dan sterven. Dat zei Goethe.

Oké, ik heb Napels gezien. Na Timboektoe, Isfahan en Kaapstad gloorde het aan de horizon: NAPELS! Met zijn maffia-haven, kerststalletjes, eilandjes (ach, Procida…), Amerikaanse villawijken en buffelmozarellapizza’s. Zinderend als het leven zelf. Maar om er nu meteen dood bij neer te vallen… dat laat ik aan mijn romantische vriend Goethe over. En aan de honderden slachtoffers van de camorra natuurlijk.

Categorieën
Afrikareis

Circus Spumante

(Lecce, km 66255. Gaan we hier wonen: nee, te ver).
Reizen is niet hetzelfde als op vakantie zijn. Het vereist moed om een prettig huisje op te geven en te kamperen als alle campings dicht zijn. In Afrika konden we leven als vorsten. Alles wat we wilden, konden we kopen, als we uit eten wilden, deden we dat. Alleen, er was niet zoveel om te kopen en de restaurantjes waren vaak maar simpele eetstalletjes. Hier in Italie zijn de winkels en restaurants er wel, maar de prijzen zijn natuurlijk gewoon westers. Een huisje of hotel kost ons algauw ons volledige dagbudget, dus dat doen we niet. En zoals je in Nederland niet elke dag uit eten gaat, ijsjes eet, of capuccino’s drinkt op terrasjes – zo doen we dat hier ook niet.

Woonwagen

Dus op vakantie-eiland Ischia lopen wij (moedig!) langs de pasticceria met zijn bosaardbeitjes-taartjes en gaan op het strand school zitten doen. Als alle toeristen aanschuiven voor de pizza, en zich klaarmaken om de zon te zien ondergaan op hun fraaie zonneterras, lopen wij naar de parkeerplaats waar de zon allang verdwenen is, trekken warme truien aan en stoken een stiekem vuurtje voor de pasta. De meiden maken van oude zooi en stokken hutten en doen blindemannetje in het donker. Als het nacht wordt, klappen we de tent open, om pas weer wakker te worden van alle bussen vol toeristen die naar zee gebracht worden.
We lijken nog het meest op een piepklein circusje, zoals je ze in Frankrijk en Italie vaak op parkeerterreinen ziet staan. We wonen zelfs in een soort woonwagen, met van die vage spulletjes eromheen (‘zwaarden’ van Dunya, een kapotte barbecue, oude lappen waar Bloem en Chaia poppenkleren van naaien en die overal te drogen hangen na de laatste regenbui).
Komt dat zien, komt dat zien! Chaia is het paardenmeisje met zo’n uitstaand rokje, Bloem doet de kunsten en Dunya goochelt erop los met haar echte Harry Potter-toverstok. Ilco is natuurlijk de stoere leeuwentemmer, die voor de duvel niet bang is.
En ik? Soms denk ik dat ik de kaartjes verkoop, in zo’n glittertopje – soms zie ik mezelf ook als de ouwe waarzegster in een hoekje monkelend in een doffe bol zitten kijken… wat doen we hier in vredesnaam?

Rokende monden

Reizigers zien een andere kant van Italie. Een beetje alsof je een beroemde filmster van dichtbij ziet, maar dan van achteren. Denk:
– de kratermond van een oude vulkaan, waar de lucht zwaar is van de zwavel (is dat nou juist goed of slecht voor een mens?). Het is er ‘s avonds enorm koud en dampig. We zitten voor de auto met onze superwarme slaapzakken om ons heen, terwijl de rook uit de grond en uit onze monden komt.
– het parkeerterrein van de megasupermarkt in Puglia, waar bijna alle pasta van Europa vandaan komt. Er klinkt vivo per lei op de – heerlijk schone- wc.
– een braakliggend terrein naast een enorme met gras bedekte afvalberg in datzelfde Puglia. Ik zit met de meiden te picknicken in de auto, fles wijn aan mijn mond als een clochard (de glazen zitten te diep weggestopt) en buiten grilt Ilco worstjes in het donker.
– een verlaten strandtent met de koude zee voor onszelf, waar de daktent de hele nacht woest in de wind staat te klapperen.
Op die laatste plek gaan we in ruil voor de overnachting pizza eten. En dan ook maar meteen de lokale champagne uitproberen. Ilco lacht: ‘Ha, spumante-zigeuner!’

Categorieën
Afrikareis

Bella Procida!

(Procida, km 65655. Gaan we hier wonen: misschien!).
Een piepklein eilandje in de baai van Napels. De plek waar Il postino is opgenomen, toch wel de ultieme Italiaanse feel good movie. ‘Daar moeten jullie gaan wonen,’ hebben de afgelopen tijd diverse mensen tegen ons gezegd. ‘Dus niet,’ foeter ik als we in het pikdonker door een soort eindeloze tunnelstraat rijden, met overal toeterende auto’s en vespa’s om ons heen. We slapen voor de poort van de gesloten camping, terwijl de regen om ons ruist.
Maar de volgende dag is alles….

Lipstick-Vespa

Kijk mij nou lopen over de brokkelige straatjes vol plassen. Met mijn nieuwe tas van dat kleine winkeltje waar ze ook rode fluwelen laarsjes hebben.
Langs oranje – geel – roze verschoten huisjes tussen reuzen-citroenbomen.
Vespa’s, Fiatjes en een extra dun busje zoemen om mij heen.
Om de hoek: de bakker de bar een leuke kapper een school.
De haven waar de boot naar Napels vertrekt. Een rommeltje met overal visnetten en kratten en kapotte buitenboordmotoren. En kapiteins met echte petten.
Kijk ik koop vis bij de vissers; ze hebben heel veel rode sardientjes en ook dikke inktvissen.

Klik klik doet het door de straatjes. Heuvel op, heuvel af. Vuurtoren.
Overal is de zee!
Aan de andere kant een echt miniatuurstrand met ouderwetse strandhuisjes, je ziet de zon zo door de regen heen.
En alle mensen lachen zodat je mond in een glimlach blijft staan.

Napels

Dat kleine Procida heeft een hele grote, stoere broer: Napels.
Hier is het nog steeds de jaren zestig. Grote huizenblokken, mooi in hun haveloosheid. De hele stad ruikt naar vis en overal ligt afval. Je ziet families met zijn allen in een paar kamers gepropt, de bedden in de woonkamer. En overal in de smalle, hoge straten hangt was. Flarden tv waaien om ons heen, want Napels speelt vandaag tegen Genua. Dan klinkt ineens een woest gebrul, een kind begint te huilen. Doelpunt. Napels staat voor het eerst sinds tijden bovenaan in de competitie; zou dat een teken zijn?
Pizzastad, maffiastad, Sofia Loren, alle clichés kloppen. En toch zou je maanden nodig hebben om deze stad echt te ontdekken. Ja! jubelt de schrijfster in mij. Brrr, huivert de Anna die zelfs op Procida al verdwaalt.
We zetten ons op de lijst bij mannen die makelaars schijnen te zijn. Niet voor Napels zelf, maar voor de plekken eromheen. Procida bijvoorbeeld. Nu gaan we eerst nog wat zuidelijker kijken, maar als Procida erg blijft spoken, komen we terug.

Categorieën
Afrikareis

Utopia

(Pornelo, km 65205. Gaan we hier wonen: nee, te leeg).

Misschien wel het leukste van schrijven is dat je totaal nieuwe werelden kunt verzinnen. In mij schuilt een Alice, die altijd wil kijken wat er aan de andere kant van de spiegel is.
Daarom ben ik ook gefascineerd door de utopische stad van de architect Tomaso Buzzi. Als je aankomt, lijkt het een middeleeuws kerkje – en dat is het ook. Maar aan de andere kant van de kerk blijkt een tovertuin te liggen, waar je drie wegen kunt bewandelen: de spirituele, de weg van de liefde (die uitkomt bij een heuse liefdesboot) en de weg der ijdelheid (die leidt tot niks). Een symbolische queeste brengt je uiteindelijk bij de droomstad van Buzzi: een theaterstad. Alle mooie gebouwen uit de Griekse en Romeinse oudheid staan hier, plus een waar surrealistisch labyrinth van trappetjes, theaters, en Dali-achtige ogen (boze ogen, derde ogen) en vrouwenborsten, allemaal van steen. Je kunt door de bek van de walvis in de diepste duisternis komen en je er dan uit mediteren naar de eenzame toren. In de ban van de ring is er niks bij! En daarna de trap op tot ‘amor vincit omnia’.

Polmone

Ik zou best wel een paar boeken in dit Utopia willen schrijven. Maar mijn eigen ideale wereld is het niet. Daarvoor mist er nog iets heel belangrijks: mensen. En die zijn er niet zoveel. In heel Umbrie niet trouwens.
We zijn een week in Polmone, ook een droombeeld middenin de weilanden. In dit geval dat van twee Nederlanders die een oude boerderij liefdevol hebben verbouwd tot een van de meest gastvrije plekken die ik ken. De meiden krijgen er pizzabakles en timmeren naambordjes voor de konijnen. Je kunt er wandelen over de koeienpaden en door oud bos, vuurtjes stoken en tomaten plukken uit de tuin.
Maar het dichtstbijzijnde dorpje is twintig minuten met de auto – om over een school maar te zwijgen. En dat terwijl de lange houten tafels overal juist een beeld oproepen van grote families, wijn, lange gesprekken met vrienden. Ik krijg bijna heimwee naar ons vroegere huis in Durgerdam en alle etentjes die ik daar ooit gaf.
Maar dan komt Jacqueline.

Afscheid

Jacqueline is, samen met Joep, naar ons toe gevlogen voor een lang weekend. En zoals iedereen die bij ons komt, hebben ze tassen vol spullen mee: boeken natuurlijk en pakjes, varierend van verzachtende voetencrème van mijn moeder tot Ilco’s nieuwe rijbewijs en een CD van mijn zusje. Jacqueline en Joep komen niet zomaar op bezoek, ze komen even in ons leven. Twee dagen wandelen, eten, wijn drinken, en heel veel praten. Alsof we elkaar gisteren nog zagen, zo vertrouwd.
En dan is er weer dat afscheid. Dat rottige afscheid. Zij rijden terug naar Pisa en hun leven in Amsterdam, wij gaan met Zeerover naar Rome en nog onbekende verten. Met enige weemoed sjouwen we al onze spulletjes uit het gerieflijke huisje en stappen in Zeerover. De Jip en Janneke-vlaggetjes van de Hema die Jacqueline meebracht hangen we boven ons hoofd.
Lieve Jacqueline… Ik troost mezelf met de gedachte dat je in míjn ideale wereld voor een prikkie met Airlingus van Eindhoven naar Pisa toe kunt, en weer terug.

Liefde is

Elkaars hand vasthouden als je op hakken de berg af klautert.

Categorieën
Afrikareis

De borst van Giulieta

(Orvieto, km 64935. Gaan we hier wonen: nee).

Ja, Venetie! Stad van dromen en geheimen. Ik zie mezelf al uit zo’n palazzo trippelen op mijn hakjes en mijn kinderen met de vaporeto naar dat leuke oude schooltje brengen, kletsend met de hippe stadsmoeders in hun ontwerperskleren. En dan op de terugweg nog even langs de Rialtomarkt. Espresso’tje drinken staande bij een bar, dan naar huis en urenlang schrijven, starend over het schemerige grachtje beneden me. En al die leuke exposities! En carnaval elk jaar gewoon voor je deur….
Er zijn alleen twee problemen.
Wonen in de stad zelf is onbetaalbaar (denk: zeven ton voor een tweekamerwoning). En het platteland eromheen vind ik saai. Er is een eilandje in de Lagune, waar Ilco en de meiden dol op zijn, maar waar ik alleen maar denk: waar is Venetie nou?
Nooit geweten: ik ben eigenlijk een stadsmens. En de rest van mijn familie wil het liefst op een erf scharrelen.

Worstjes

Daarom rijden we ook zomaar het land van een boer op. Mogen we hier kamperen?
Ilco is meteen vrienden, want de boer blijkt een oude communist. Zijn huis hangt vol met Karl Marx en Rosa Luxemburg en hij vertelt trots over zijn tijd in het strafkamp – in Rusland- want hij was natuurlijk tegen de fascisten. Daarna heeft hij over de hele wereld gereisd, een vrouw opgeduikeld in Marokko. Ook zij is een genereus iemand. De volgende ochtend maakt ze een typisch Italiaans ontbijt voor ons, met sterke koffie en cake, wat wij – lichtelijk verkleumd – maar al te graag aannemen. We krijgen sla uit de tuin mee en een eeuwigdurende invitatie om terug te komen, hier of in Marrakech.

Afgezien van die boer wordt Ilco ook vrienden met iedere kruidenier, slager, of kaasverkoper. Hij kookt, gewoon op ons houtvuurtje, een bepaald soort worstjes in een bepaald soort wijn, we eten San Daniele ham, die komt van de achterpoot van een zwart varkentje. Er is olijfolie die de meiden het liefst oplikken, zo lekker. En echte pizza.

Balkon

Andere steden. Verona, Padua, we gaan nu richting Toscane.
Ik heb Bloem en Chaia het verhaal van Romeo en Julia verteld en natuurlijk gaan we kijken bij het balkonnetje waar Romeo volgens Shakespeare Julia zijn liefde verklaarde.
Daar is een soort permanente peep show aan de gang van vrouwen die om beurten over de rand komen hangen, zodat hun echtgenoot beneden een foto kan maken.
Er staat ook een bronzen Giulieta met een weggesleten rechterborst. Dit is geen moedig statement tegen borstkanker, maar het gevolg van duizenden en nog eens duizenden toeristen die elke dag over die borst komen aaien om een liefdeswens te doen. Ook daar staat een fotorij. De Amerikanen grijpen gretig met hun hele hand om de borst, de Japanners tikken de vermoedelijke plaats van de tepel aan met het puntje van hun vinger. Wat zegt dat over hun respectievelijke liefdeslevens?
Maar Chaia weet het nu zeker: ons nieuwe huis moet in ieder geval een balkon hebben.

PS Zie ‘meer foto’s’ voor Venetie tijdens carnaval en voor de nieuwste set: 100 x de Landrover op wereldplekken.

Categorieën
Afrikareis

Een hele week wijn

(Venetie, km 64405. Gaan we hier wonen: hm, eigenlijk vinden we Noord Italie nog te koud).

Italie dient zich aan als een levensgroot cliché van dolce far niente, van hammen, worsten en kazen en groen glooiende heuvels in de gouden zon.
En van wijn! Dankzij onze vrienden van de Wijnkelder Brouwersgracht zijn wij te gast op het wijnkasteel van Rocca Bernarda. We staan met onze daktent midden tussen de wijnranken.
Het is oogsttijd. We worden vrienden met de plukkers, die elke ochtend met de tractor de velden in worden gezet: studenten, oude baasjes, huisvrouwen, alles door elkaar. Een vrolijke mengelmoes van grapjes, rituelen en knip-knip-knip in de hete zon. Ook wij mogen meehelpen met druiven plukken, wat eigenlijk druiven knippen is, met een klein tangetje. Sauvignon, merlot, cabernet, tokay, en de piccolis voor de dessertwijn wordt pas als laatste geoogst.

Papjes

Manden verdwijnen in kratten en kratten worden meteen geperst tot sap. Overal bruist en borrelt het en ruikt het naar brooddeeg. De wijnmakers lijken wel bakkers, zoals ze zitten te roeren in hun emmers met gistpapjes. Nooit geweten dat ze dat allemaal door de wijn gooien. Op sommige plekken lijkt het wel een apotheek, vol weegschalen, pipetjes en vreemde mengseltjes. Verderop stroomt de wijn, die nu nog het allerlekkerste druivensap is, gestaag in de enorme zilveren en houten vaten om in alle stilte te gaan rijpen. Overal heerst de geconcentreerde chaos van de belangrijkste maand van het jaar. Nu komt het erop aan. Zijn de druiven zoet genoeg? Niet teveel aangetast door de hagel?
Bovenop de heuvel staat het kasteel zelf. Daar geen mannen in laarzen en kolkende machines. Er heerst, tussen de fresco’s en op de beschaduwde patio, een weldadige, bijna geserreerde stilte. Heren in pak zitten met hun Apple-tjes voor zich aan dure wijnen te nippen uit kristallen glazen. Hier wordt gehandeld, gekeurd, verkocht, vooral aan Amerika.

Venetië

Na een week gaan we verder, auto vol wijn, uitgezwaaid door de plukkers. ‘Jullie zijn net engelen. Een familie van engelen,’ dweept een van de studenten. En hoewel ik niet echt denk dat ze mij bedoelt, eerder mijn stralend blonde man en dochters, is het grappig om te merken hoe we zelfs elkaar tot cliché maken: de plukster en de vrijbuiters.
Dan wordt de blauwe hemel zwart en alle tegemoetkomende auto’s hebben hun lichten aan. We kruipen diep weg in Zeerover als de bliksemschichten om ons heen neerdalen. Onze eerste regen sinds tijden, en wat voor regen!
Maar als we bij de camping komen, is het droog. We rijden door naar het water en daar ligt het, onder de loodgrijze hemel: Venetië. Twintig maanden geleden begon onze reis hier, met het carnaval. Twee weken woonden we toen in deze stad en ‘de reis’ moest nog helemaal beginnen. Ongelooflijk. Ik kijk naar het silhouet van de San Marcotoren boven het water. Een vriendelijke rat kruipt omhoog en knipoogt naar me.
En de tranen stromen (alweer) over mijn wangen. Er komt één overweldigend woord bij me op: thuis.

Schrijven met uitzicht

En die meiden maar plukken!

Categorieën
Afrikareis

Bitter tegen

(Opatija, km 64105. Gaan we hier wonen: nee).
1978: Ik ben elf jaar en we zijn, heel exotisch, op vakantie bij de Plitvicer Meren in Joegoslavie. Mijn ouders en ik lopen door een turkooizen paradijs en zijn de enige bezoekers. Ineens komt er een jong stel de hoek om, in mijn herinnering beeldschoon en stralend. De vrouw is zwanger. ‘Dat is nou geluk,’ zegt mijn moeder. En ik denk: aha.
1989: Tien jaar later ben ik opnieuw bij de Plitvicer Meren. Nu met Ilco en een rugzak op onze rug. We zijn nu zelf dat stel. Maar ergens hangt al iets van onheil in de lucht. De mensen zijn zenuwachtig, op de vlucht als dieren voor een nog onzichtbare bosbrand.
Drie maanden later breekt de oorlog uit, precies bij die Plitvicer Meren. De rebellen vestigen zich in de dure hotels en maken alles kapot. De meren blijven mooi als altijd, maar wie kijkt ernaar?
2008: De oorlog is voorbij en ik ben, dertig jaar later, vlakbij de Plitvicer Meren die nu in Koatie liggen. Mijn eigen dochter is nu elf. Laat ik haar het paradijs zien en maak ik zo de cirkel rond?

Uit de rij

Kroatie definieert zichzelf door regels. Je opstellen in die bepaalde rij, parkeren daar, nee een halve meter naar voren, niet voorbij dat hek en ‘nee, mevrouw, u mag uw rij echt niet uit – dat is altijd het ergste wat u kunt doen: uit de rij gaan. Nu moet u voor straf blijven wachten tot iedereen voorbij is.’ We mogen niet meer koken op vuur of kooltjes, terwijl we speciaal daarvoor nog wel een keurige barbecue hebben gekocht. En als we veertig euro betalen om te kunnen zwemmen bij een mooie waterval, blijkt de val zelf afgezet met een touw. Wat heb je nou aan zwemmen bij een waterval als je niet eens onder de bruisende straal kunt duiken?

Wat missen we nu de zorgeloze vuurtjes en watervallen van Afrika! Als we een pak koekjes vinden dat nog uit Kenia afkomstig is, begint Chaia meteen te huilen en algauw zitten we allemaal te slikken.
Het is duidelijk we moeten hier weg. En zelfs die Plitvicer Meren laat ik zitten, veel te bang als ik ben voor het schrikbeeld van piketpaaltjes en verbodsborden in het paradijs. Soms kun je herinneringen beter intact laten.

Montenegro!

Maar Montenegro is prachtig en kent beduidend minder regels. We gaan hier zelfs, voor het eerst, een huis bekijken. Het ligt aan zee, bij een Italiaans aandoend dorpje waar ze zelf ham (prsut) en wijn maken.
‘Het valt me bitter tegen,’ verwoordt Dunya de algehele mening als we het huis betreden. Om even later te vragen: ‘Mama, wat betekent ‘bitter tegen’?’
Maar ze heeft gelijk, dit huis is het niet. Te klein en ook te ingewikkeld bereikbaar met boot en diverse vliegtuigen. Zo kunnen we onze vrienden en grootouders in Nederland niet makkelijk bezoeken – en zij ons ook niet. Dat is dus nóg een criterium voor ons nieuwe huis: goedkoop en snel bereikbaar vanuit Nederland. Anders hadden we net zo goed in Afrika kunnen blijven.

Categorieën
Afrikareis

De jurk

(Tirana, Albanie, km 63305. Gaan we hier wonen: nee, zie onder).

Amsterdam heeft hem, maar Fez niet. Nouakchott heeft hem zeker niet en Kumasi ook niet. Eigenlijk vind je hem bijna nergens in Afrika. Ik bedoel natuurlijk DE JURK. De ultieme, goedvallende jurk van mooie stof, die je als meisje af en toe gewoon aan moet. Ik had hem in Kaapstad verwacht, maar daar toch niet gevonden. Dat was raar en ook vervelend, want de jurken die ik bij me had begonnen, na vele wasbeurten op steen en dragen in de felle zon, inmiddels hun kleur en model te verliezen. Ik mailde een vriendin in Nederland of ze me niet een jurkje kon opsturen. ‘Ik zie weinig leuks in de winkels’ mailde ze terug en ik zuchtte. Ik zag niet eens weinig leuks, ik zag niks leuks. Ja, lange wikkelgewaden, waarin je (of in ieder geval ik) eruit ziet als een gebloemde moeke.
Pas in Addis Abeba zag ik voor het eerst iets dat op mode leek. Ik kocht een rok, ook fijn. En een (andere) vriendin uit Nederland stuurde een blauwe jurk van de Albert Cuijp, die helaas al snel van de waslijn werd ontvreemd.

Jurkenparadijs

Islam en de jurk gaat ook al niet samen. In Isfahan heb je een ware jurkenpolitie. Mannen die streng controleren: niet te kort, niet te strak, niet te bloot. Dat betekent broek onder de jurk en dat lukt natuurlijk alleen maar als je superslanke, lange benen hebt. Anders is het gewoon geen gezicht. De jurken in Aswan, Egypte, waren van vreemde prikstof, onelastisch ook. Zag er leuk uit in de etalage, maar verder totaal ondraagbaar. Ik denk dat ze daar ook eigenlijk niet voor waren bedoeld. De jurk was hier een soort tijdschrift, waar meisjes met hoofddoeken verlangend en geïnteresseerd naar konden kijken.
Maar in Istanbul vond ik een soort Kalverstraat, met echte jurken. En Thessaloniki was een waar jurkenparadijs. In de hippe eetkeukens en kunstenaars-pakhuizen zag ik overal leuke meisjes in leuke jurken – hier ogenschijnlijk onder het goedkeurend oog van de baardige geestelijken.
Dus nu heb ik er ook weer vier: een zwarte, een zilveren, een van gekleurd satijn en een met jarenvijftig-ruitjes. Die zilveren jurk heb ik in stijl ingewijd: al dansend in een nachtclub aan de Bosporus. En ik weet inmiddels een nieuw criterium waar onze volgende woonplaats aan moet voldoen: je moet er binnen een straal van dertig kilometer een behoorlijke jurk kunnen kopen.

Berenbergen

Albanie voldoet alvast niet aan het jurken-criterium. We trokken door het noorden van Griekenland, over de groene berenbergen, en toen werd de snelweg ineens een landweggetje. Dat was Albanie. We zagen brokkelige oude dorpjes, veel mooier eigenlijk dan het volledig gerestaureerde Griekenland, maar ook overal lelijke flats en schreeuwerige villa’s, de knalgele, knalgroene en knalpaarse verf nog nat. Albanie wordt in noodtempo ontbost en volgeplempt, en het is zeker niet meer de plek waar een boze tovenaar zich maandenlang in de bergen kan verstoppen. De mensen hebben er vierkante gezichten (‘Frankenstein-hoofden’ volgens Ilco) en de jurken maken het er niet beter op: onmodieus, rare stof en gecombineerd met erg foute tassen.
Op naar Kroatie dus!

Categorieën
Afrikareis

Stoere meisjes

(Thessaloniki, km 62455. Gaan we hier wonen: nee, er is wel een internationale school – en die zee natuurlijk, maar het is te afgelegen en tegelijkertijd te druk. Wel een hippe stad trouwens.).

Ik ben dol op stoere meisjes. Kijk er mijn boeken maar eens op na: Stella uit de Kroonverhalen, Laura uit het Heksenhotel. En nu is het weer Isabel Snoek, een meisjes-detective, die ik ongeveer een jaar geleden op het spoor ben gekomen. Ik sta met haar op en ik neem haar mee naar bed. Samen met Chaia heeft ze een Hyves-pagina en een eigen hotmail-account. En over ruim twee maanden ligt haar eerste boek in de winkel!

Vijf jaar!

‘Hebben jullie geen zoons?’ Het is ons deze reis al zo’n keer of honderd gevraagd, vaak op wat meewarige toon. Ik snap dat niet, want aan stoere meisjes geen gebrek. Jongens zijn meestal aan het voetballen, maar meisjes doen van alles: meehelpen in huis, meehelpen met geld verdienen, toeristen uitvragen… ‘Hello, where do you come from?’ Het zijn bijna altijd de meisjes die als eerste op ons af durven komen.

En het stoerste meisje aller tijden is natuurlijk onze eigen Dunya. Deze week was ze jarig. Toen we op reis gingen, was ze een peuter van drie, nu een schoolmeisje van vijf. Wat doet het met je als je meer tijd van je leven wel dan niet hebt gereisd?
Dunya is in ieder geval superonafhankelijk. Ze gaat overal op af – taal geen problem- duikt in elke zee en klautert over elke rots. Spelletjes kunnen haar niet woest genoeg zijn en glijbanen nooit te lang. Vaak zijn we haar kwijt en dan fietst ze ineens weer voorbij op een fiets die ze ergens gebietst heeft. Meestal bloot. Ook motorrijders versiert ze onmiddellijk, zodat ze in haar leven nu al meer op motors heeft gereden dan ik. Als we haar een paar regels proberen te stellen, zegt ze ongelukkig: ’Het voelt alsof jullie me van kooi naar kooi tillen.’ Maar ja, je kunt nu eenmaal niet overal met blote billen en blote voeten rondlopen…
Wilde Dunya. Mooie Dunya. Nog steeds wordt ze door iedereen – nu weer de Grieken- behandeld als een engeltje en aaien ze haar voortdurend over haar blonde haar. Ze moesten eens weten dat ze eigenlijk een kleine leeuw aaien.

Spijbelgevoel

Hermes, de God van de dieven en de reizigers, heeft ons nu dus naar zijn eigen Griekenland gebracht. Het voelt als spijbelen: iedereen in Nederland begint weer met werk en school en wij trekken vrolijk door een land waarvan ‘vakantie’ toch associatie nummer 1 is. Liggen we zomaar weer op een prachtig zandstrand in een of andere baai mensen te kijken (bijna allemaal te dik, bijna allemaal met een kruisje om hun nek en, warempel, we zien na een half jaar weer zoenende paartjes).
De zee zelf is blauw en lauw en vriendelijk. En op Dunya’s verjaardag komt er zomaar een groep dolfijnen voorbij, net als bij Bloem drie maanden geleden. Ook dolfijnen houden zeker van stoere meisjes.

Dag opa en oma!

Niet huilen… Tot ziens in Nederland!