Categorieën
Afrikareis

Destination unknown

(Istanbul, km 61555. Gaan we hier wonen: nou nee… we willen geen stad en al helemaal niet zo’n enorme).

Nederland leeft inmiddels flink mee met mijn getwijfel over waar we gaan wonen:
‘Net terug uit China heb ik het paradijs gevonden… in Wassenaar.’ (vriendin van Ilco).
‘Net terug van een wereldreis heb ik het paradijs gevonden… in Naarden.’ (onbekende webloglezeres).
‘Als ik de ganzen over het Kinselmeer zie vliegen, denk ik vaak ach, mooier bestaat niet. Al word ik ook tot tranen geroerd in de woestijn.’ (mijn oom die in Marokko heeft gewoond).
‘Komen jullie echt echt echt niet terug naar het gouden Durgerdam? Echt niet?’ (mijn moeder).
‘Als Anna zich niet vestigt in Durgerdam, is het slecht voor haar hart’ (aurareader Manita).
‘.. leaving for a destination still unknown, somewhere nobody must have beauties at all..’ (volgens de mp3 van trouwe buurvrouw Marjolein).
‘Ieder mens heeft zo zijn paradox. Die van jou heet ‘de gekooide zigeunerin’’ (mijn vader).

The beauty that dances

Istanbul is een goed tussenstation tussen oud en nieuw. Alle paradoxen van de wereld bestaan hier al. Ikzelf ben vooral gefascineerd door de derwisjes. ’s Avonds kabbelen de klanken van zachte soefimuziek rond de moskees en zie je deze wonderlijke monniken her en der dansen op de terrassen. We gaan ook naar een echte ceremonie, in een verborgen hal van een oud station. De derwisjen gooien hun zwarte lap af en daarmee het wereldse en beginnen dan te draaien en te draaien. Zo wervelen zij zich letterlijk naar Allah. Eén hand omhoog, de andere is naar het aardse gericht. Na een tijdje wordt het een soort hypnose.

En het werkt, ook voor mij! ‘Als je lang genoeg draait, kom je vanzelf omhoog,’ vat Ilco soepel samen. Dat is nog eens een opsteker! En bovendien: je kunt dus zelfs ingetogen met God dansen middenin hartje Istanbul – tussen de woest toeterende taxi’s, schreeuwerige uitverkoopwinkels en duizenden voortsnellende voorbijgangers. In de woorden van de dichter Rumi:

‘I am at home wherever I am
And in the room of lovers
I can see with closed eyes
The beauty that dances.’
.

Moed

De ouders van Ilco zijn ook naar Istanbul gevlogen, tot grote vreugde van de meisjes. Ze hebben een chic hotel voor ons geboekt. Het personeel heeft moeite zijn gezicht in de plooi te houden als we daar komen binnenzetten: blote voeten, gaten in kleren (ondermeer, heel erg, in mijn favoriete little black dress), kapotte schoen (Ilco) terwijl we uitroepen: ‘Voorzichtig, die koffer moet u andersom houden, anders valt alles eruit. En de rits van die computertas is ook kapot.’

Aan het eind van deze week hebben we nieuwe koffers met drop, pindakaas, stroopwafels en hagelslag erin en allemaal fijne Istanbulse confectie, waaronder nieuwe Puma’s en geen zwarte maar een zilveren jurk. En zelfs nieuwe derwisj-moed. Bloem, Chaia en Dunya komen, al rondjes draaiend, het hotel uit. We zijn klaar voor Europa en met Zeerover varen we de Zee van Marmara over.

Categorieën
Afrikareis

Eeuwige liefde

(Troje, km 606855.
De Thracische kust van Turkije; gaan we hier wonen: nee).

De grote held Achilles en de dappere Amazone Penthesileia komen elkaar tegen op het slagveld van de Trojaanse oorlog en de Oorlogsgod vertelt hoe dat ging:
Ze staarden elkaar met wijd open ogen aan, middenin het strijdgewoel.
‘Zie je dat niet?’ zei Aphrodite. ‘Die twee zijn voor elkaar gemaakt. Alleen zijn ze ook elkaars vijand.’
Om ons heen lieten Grieken, Trojanen en Amazonen het leven. Penthesileia en Achilleus leken buiten de tijd te staan. Maar dan moet ik erbij zeggen dat voor Goden tijd niet hetzelfde is als voor mensen. Vanuit het oogpunt van Goden duurde de liefde van Penthesileia en Achilleus eeuwig, al verliep er niet meer tijd dan nodig was om een speer op schouderhoogte te brengen. Eeuwig is niet meer of minder dan voorgoed onveranderlijk.’
(Imme Dros)

Odysseus

Elke avond lees ik voor, waar we ook zijn. Soms bij tl-licht, soms bij het kampvuur, soms diep weggedoken in de daktent. Bloem en Chaia (en ook Ilco en Dunya) zijn een dankbaar publiek: rode wangen, schitterende ogen: ‘Ga verder mama, alsjeblieft…’
En nu lezen we over de Trojaanse oorlog, die hier plaatsvond. In Pension Odysseus, waar in plaats van een bijbel of koran Homerus op het nachtkastje ligt, zijn we (goede timing) precies bij de list van het paard beland. Het is alsof we daardoor nieuw leven inblazen in deze hele kust, die vooral van de vissersmannen en – vrouwen is en niet zo weelderig en toeristisch als die meer naar het zuiden.

Ondertussen heeft deze week een zwart randje: drie jaar geleden stierf rond deze tijd ons neefje Jeroen. Ook op het slagveld: dat van de puberteit. En ook door een fatale liefde. In zijn geval was hij verliefd geworden op de dood zelf. Mooie, dappere, domme Jeroen. Zijn ouders en vrienden wonen nu in de ruines van wat eens zijn schitterende leven was.

Familie

Als we niet op reis waren, zouden we deze week natuurlijk in Nederland zijn, bij Jeroen’s ouders en opa en oma.
Soms is het bizar om zo los van alles te leven. Wat betekent het dat we er niet zijn om te troosten? En vorig jaar ook al niet? Wat betekent het dat we dat andere neefje, de kleine Ilja, nog nooit in onze armen gehad hebben, ook al is hij nu al één jaar? Kunnen we zomaar in een ander land gaan wonen en toch verbonden blijven met onze vrienden en familie in Nederland?

Soms pieker ik daarover. Er komt zoveel meer kijken bij een droom van ‘op een mooi plekje in Italie gaan wonen’.
Oude vriendschappen worden natuurlijk anders, maar ik hoop ook intenser. Want onze ouders en vrienden komen straks in ons droomhuisje misschien wel een hele week langs, in plaats van alleen een avondje zoals vroeger.
Welke liefdes duren eeuwig?

Het Paard

Troje 2008

Categorieën
Afrikareis

In het diepe

(Selcuk, km 60335)
De Aegeische kust van Turkije. Gaan we hier wonen: nee).

Annemijne is weg, we zijn weer alleen. Bloem heeft meer tranen vergoten dan de hele reis bij elkaar. En ook mij is het vreemd te moede. Want nu begint het grote zoeken. Anderhalf jaar en zestigduizend kilometer verder, zijn we weer bij ons startpunt: de Middellandse Zee.
En nu wordt het zolangzamerhand eens tijd om de sprong te wagen en op jacht te gaan naar een echt huis. Een huisje om te schrijven, te dromen en op te groeien. Ons huis in Durgerdam is verkocht, we zijn per ongeluk toch al uitgeschreven uit Nederland, dus de wereld ligt voor ons open. En stiekem verder reizen is uitgesloten, want Bloem moet over een jaartje toch echt naar een middelbare school. ‘Ik verpest het wel voor jullie he?’ moppert ze.

Villa Kakelbont

Het zou ook hier in Turkije kunnen staan, ons huis. Af en toe zien we snoepjes van huizen met bloeiende bougainville en waterputten. ‘Mama, zullen we hier gaan wonen?’
Ilco en de meiden fantaseren er op los: het nieuwe huis moet aan zee liggen, bij een leuk dorpje, en vlakbij een goede school. Chaia heeft een soort villa Kakelbont in haar hoofd en wil per se een balkon. Bloem dacht meer aan iets van kleine steentjes en Dunya wil een glijbaan van haar kamer naar het zwembad. Ilco maakt een soort lijstje van punten waar het huis aan moet voldoen: natuur, ruimte, sfeer, een vliegveld dichtbij.
Alleen ik doe niet echt mee. ‘Het huis moet heel klein zijn,’ piep ik, ‘gewoon, een fijne patio met druivenranken waar je lekker kunt zitten.’
‘Een werkkamer,’ oppert Ilco.
‘Ach, ik schrijf overal wel.’
‘En wil je geen grote keuken, mam?’
‘Ja, nee, ja. Ach…’

Het sobere leven

Ik zie het nog niet voor me. Mijn huis is mijn Landrover en ik voel me juist bevrijd van extra spullen. Nellieke, de moeder van Annemijne, was het ook al opgevallen: ‘Jullie gooien niks weg.’ En inderdaad, kapotte zonnebrillen repareren we, plastic tassen (zo lang zo schaars) sparen we, de suiker wordt bewaard in een oude melkfles. We drinken met zijn allen uit een waterfles zonder glazen en eten met onze handen vanaf een grote schaal, nog op zijn Ethiopisch. En als je tussendoor honger hebt, wacht je maar even, of je scheurt een paar hompen van een droog brood. Dit is het sobere leven en het bevalt me best, al reizend langs de westkust van Turkije.
‘En hoe vind je dit oude vissershuisje?’ vraagt Ilco. Het is geschilderd in okergeel en lavendelblauw.
Ik kijk amper. ‘Het lijkt me beter dat onze dochters als tweede taal bijvoorbeeld Italiaans leren dan Turks,’sputter ik, ‘en ik woon toch liever in Europa.’
Ilco pakt de Lonely Planet van Italie er maar weer eens bij, terwijl ik me verstop in de auto om te gaan slapen. Middenin de nacht word ik wakker gemaakt: ‘Amalfi, dat wordt het!’

Wordt vervolgd.

Categorieën
Afrikareis

Blij dromen

(Antalya, km 59565)
In de bergen van Olympos zit een monster opgesloten. Het is de gruwelijke zoon van de oergodin Gaia: half draak, half gans en half paard. Je ziet de vlammen nog van alle kanten uit de berg lekken. We lopen in het holst van de nacht met alle meisjes tussen het vuur door en gaan zitten op de hete stenen om monsterverhalen te vertellen. Bloem en Annemijne zitten dicht naast elkaar te luisteren, met grote ogen in de nacht. Ze hebben allebei een roze sjaal met spiegeltjes om en dragen elkaars jurken. Af en toe weet je niet meer wie wie is.

Het Geluk

Bloem en Chaia en hun vriendinnen Annemijne en haar zus Elsemieke die helemaal uit Nederland zijn overgekomen, hebben met zijn vieren hun eigen boomhut. Het is er een enorme rommel van kleren, boeken en grote flessen shampoo. ’s Avonds rennen ze met z’n allen gillend bloot naar de wc, ook al hebben ze net nog geplast, en ze zijn maar een heel klein beetje bang voor weerwolven.
En vlak voor ze gaan slapen vertellen ze elkaar over ‘Blij dromen’: het ultieme virtuele pretpark waar je naar binnen glijdt op een roze glijbaan, rondrijdt in een aardbeienkarretje en een kijkje kan nemen in ‘Het Geluk’ dat voor iedereen anders is. Bij Annemijne is het een heerlijke, zonnige weide vol klavertjes vier, bij Chaia een oosterse markt en Bloem is er nog steeds niet geweest, omdat ze maar op die glijbaan bleef spelen. ‘Dan ga je van lucht naar water en je komt uit in de Droomzee’. Je kunt ook een ritje maken in De Liefde, een speciaal soort achtbaan. Elsemieke gaat er in met haar verkering, Annemijne doet een rondje met favoriete knuffel Flappie. Er is zelfs een ‘Stairway to heaven’ in Blij Dromen, dat is de dood, maar daar staan alleen maar oude mensen te wachten..

Witte dolfijn

We gaan ook varen op een blauwe piratenboot. Een heel stuk langs de aquamarijnen kust van Turkije. Drie lieve matrozen koken voor ons en steeds staat er weer een fijne gedekte tafel op ons te wachten. Vooral de thee vinden de meiden fijn; dan staat er zomaar een reusachtige schaal vol koekjes, die toch elke keer weer razendsnel leeg is.
De boot brengt ons van de ene idyllische baai naar de andere.
‘s Nachts slapen we op het dek onder de sterren. En als de zee een beetje te wild wordt, blijken de opgediepte reisziektepilletjes zo krachtig, dat de meisjes uren voor Pampus liggen. Elsemieke vraagt er nog steeds om. ‘Dan kan ik zo lekker slapen.’
Maar meestal is het water glashelder en zwemmen de meiden om de boot en speuren naar schildpadden en dolfijnen. Het favoriete waterspelletje is hier ‘de witte dolfijn’ en dat heeft iets met blote billen te maken.
Ik kijk naar die vier blonde, bruine meiden zo op de grens van klein en groot en mijn hart krimpt om het naderend afscheid, en omdat je wilt dat ze altijd, altijd, altijd zo gelukkig blijven.

De Liefde

Bloem en Annemijne

Categorieën
Afrikareis

Het wilde westen

(Olympos, km) 59480

Turkije is half. Half Midden Oosten, exotisch en islamitisch. En de ander helft hoort allang bij Europa. Er loopt een grens die niemand ziet door Turkije, maar die je wel onmiddellijk ervaart. Zitwc’s; dekbedden in plaats van oude dekens op de bedden; prijzen die ineens vervijfvoudigen; MacDonalds; toeristen; korte broeken, rokken, blote schouders. Dat klinkt misschien gewoon, maar de eerste paar keer dat we het zien, gaat er echt een schok door ons heen. Zo bloot! Ook op het strand zijn de volledig geklede Turkse vrouwen ineens in bikini gehuld.
De auto’s hier zijn ook schoon en keurig en ineens valt onze Landrover vreselijk op: vies, gebarsten spiegel, verroest fietsje en andere zigeunerzooi op het dak, het reservewiel vastgesnoerd met spanbanden.
Er zijn ook dieven in het westen. In het oosten en zuiden natuurlijk ook, maar wij hebben ze daar niet ontmoet. Afrika gevaarlijk? De auto was altijd open en als je ergens een tas liet liggen, kwamen ze je nog achterna rennen. Een keer zat onze auto vol apen die ons brood opaten. Maar de laatste keer dat we echt beroofd waren was in Venetie. En nu dus weer – in West Turkije.

Een dief met een baard

Terwijl we bij een idyllisch terrasje langs de weg een drankje drinken, wordt in tien minuten een ruitje ingetikt. De oogst: rijbewijzen, autopapieren, 500 dollar. Ilco’s fotocomputer.

En, het allerergst, de persoonlijke spulletjes van de meiden. En ze hebben al zo weinig! Dunya bezit één tasje dat ze overal mee naar toe neemt. In dat tasje zitten haar schatten: plastic beestjes, kleine boekjes, een fotoboekje uit Nederland, stiften. Weg. Bloem heeft een verjaardagstas, met al haar cadeautjes van haar elfde verjaardag en tekeningen van haar vriendinnen erin. Weg. En dan nog de ‘naaitas’: allemaal lapjes en kleertjes voor de popjes, bloedig genaaid tijdens vele eindeloze autodagen. Het is een enorm geluk dat de popjes zelf er tenminste nog zijn; ze liggen kriskras over de grond stille getuigen te zijn van een waardeloze misdaad. De meisjes snikken vreselijk, Ilco en ik staan er alleen maar verbijsterd naar te kijken.

Het zoontje van het restaurant heeft ‘een man met een baard’ gezien en ook een auto die snel wegreed. Samen met hem zitten wij uren bij de militaire politie. Er worden vingerafdrukken gezocht en sporen. Een nichterige kolonel veegt wanhopig met een lapje zijn bezwete voorhoofd af, terwijl hij woest verklaringen typt. De AK47´s staan van alle kanten op ons gericht, maar dat is hier gewoon. Het jongetje dat getuige is, moet ook urenlang zijn verhaal vertellen.

Maar de dief wordt niet gevonden.

Ubbeltjes

Op een hippiestrand likken wij onze wonden in een boomhut, samen met Bloem’s grote vriendin Annemijne, die met haar moeder, zus en broer uit Nederland is overgekomen. Zeulend met enorme koffers komen ze aan en zeker de helft daarvan zijn boeken, vooral via de Wereldschool en de geweldige Liesbeth van Leopold. Nieuwe boeken! We worden meteen het gedicht van Han G. Hoekstra: ‘Bij de Ubbeltjes thuis is het altijd feest…’ Want die Ubbeltjes spelen, feesten, klimmen, gaan op avontuur uit, maar één dag per jaar is het doodstil: dan zie je overal een Ubbeltje liggen of zitten… met een boek. Dus mocht je naar Olympos komen, kijk dan op het kiezelstrand bij de rotsen, in een van de boomhutten, in de hangmat of tussen de spiegeltjeskussens van het restaurantje… als je daar iemand ziet lezen alsof de wereld verder stilstaat, dan zijn wij het!

Bloem en Annemijne

Volgende week meer over Annemijne.

Categorieën
Afrikareis

Road movie

(Antalya, 59360)
Plotseling blijkt dat het bevolkingsregister ons heeft uitgeschreven als bewoners van Amsterdam. Mensen die zo lang op pad zijn, tellen kennelijk niet meer mee en stiekem wil ik eigenlijk ook nergens meer wonen. Telkens als we een paar dagen op een plek zijn, krijg ik de neiging om alles in de auto te gooien en verder te gaan. Hele werelden trekken aan je voorbij; van weinig dingen word ik zo blij als van de road movie die reizen heet.
Neem nu de afgelopen week. Van de grens van Iran koersen we naar het westen. Dwars door de ruige bergen waar de Koerden wonen (politiecontrole en tanks om de haverklap). En over een meer, waar een spookboot op vaart. Alles zit erop: hutten, wc’s, een bar die open is, rijen met stoeltjes, maar de enige passagiers zijn wij. De auto staat in het ruim, naast een immense goederentrein die zomaar de boot op is gereden. Met een verlaten boot door een verlaten landschap … zo moet de tocht over de Styx naar de Onderwereld voelen.

Abrikozen

En dan wordt alles lieflijk en oranje.
Het is abrikozentijd in Malatya en overal liggen velden vol te drogen in de hete zomerzon. Het is de ultieme boeren-zomeridylle. Een romantische film vol meisjes in bonte rokken, schorten vol abrikozen, oude omaatjes die vakkundig zitten te ontpitten, trotse landheren die her en der een vrucht plukken en keurend proeven, tentenkampjes van de hulpploegen in de schaduw van de boomgaard– dat zijn ook weer hele families- stoere jongens hoog in de bomen… en maar schudden en schudden totdat het overal abrikozen regent.

Onze dochters zitten algauw vakkundig mee te helpen. Rapen, pitten eruit en proeven natuurlijk. Kratten en kisten vol worden opgestapeld. Verse, gedroogde, ook een ‘speciale oogst’ die helemaal bruin is maar smaakt naar pure honing… nog nooit hebben we zoveel abrikozen achter elkaar gegeten. Als we uiteindelijk wegrijden, komen ze ons nog achterna rennen met tassen vol. De auto barst nu van de abrikozen en nog ver na Malatya eten wij kilo’s per dag.

Anton Pieck

Fairy chimneys – schoorsteentjes van feeën, zo noemen ze de vreemde rotsformaties in het maanlandschap van Capedocia, in het midden van Turkije. Ze staan overal en de meeste zijn bewoond. We gaan hier niet kamperen maar slapen in zo’n puntig rotshuis, in een schilderij van Anton Pieck. Dwergenkinderen spelen op straat en vanuit de verte klinkt wat Koerdische fluitmuziek. ’s Nachts zitten wij voor onze rots en zien hoe alles blauwig kleurt van een klein maantje. Overdag wandelen we door de vallei. Onze dochters klimmen hoog boven ons en vinden verlaten rotskerken van vroegere bergvolken.

Als er gevaar dreigde, doken deze mensen onder de grond. We bezoeken zo’n stad van acht verdiepingen diep, waar ze, als het nodig was, wel een half jaar konden leven. Als echte holbewoners kruipen wij door lange gangen en tunnels en Bloem leert een nieuw Engels woord: ‘claustrophobic’.

En dan krijgt de road movie een grimmig karakter. Want wat doen Ilco en ik, plus een klein jongetje, ineens in een politiewagen, omringd door militairen en AK-47’s? Je hoort het volgende week!

Gedicht van de week (door Chaia)

Vandaag ben ik vrolijk
Ik lach en ik zing
De ijsman rijdt langs
Met een vrolijk geting

Want de zon staat te schijnen
De bloesem die bloeit
Ik ben zo blij
In mei

Ik krijg een paar centjes
Voor schepijs op hoorn
De bloemen die geuren
Nergens een doorn

Want de zon staat te schijen
De bloesem die bloeit
Ik ben te blij
In mei

Ik kies bramensmaakje
En of het ook smaakt!
Ik duik in een meertje
Ik ben zwaar volmaakt

Want de zon staat te schijnen
De bloesem die bloeit
Ja, ik ben blij
In mei

Categorieën
Afrikareis

De prinsesjes en de smokkelaars

(Malatya, km 57747)

Ik droomde dat ik op de rug van een grote vogel de hele wereld over vloog. ‘Wie ben je?’ vroeg ik aan de vogel. En hij zei: ‘Ik ben je droom.’
Chaia

Op bezoek bij de Perzische prinsesjes die ons bij de Syrische grens geholpen hebben. Melina en Melisa. Onze komst veroorzaakt een explosie van tranen en opwinding. We worden volgestopt met eten en snoep, ze maken vijf bedden voor ons op in de woonkamer en hangen ons vol met hun eigen juwelen (die we later weer stiekem in de badkamer achterlaten).
Maar het huis blijkt uiteindelijk een paleis van droefenis.

Ik wil leven

Als ik Melina vraag of ze een vriendje heeft (ze is 22) schudt ze haar hoofd. ‘Het kan niet. Als je een jongen leuk vind, kan je hem spreken op de universiteit en misschien in een of ander koffiehuis. Maar nooit, nooit kan je ook maar een seconde met elkaar alleen zijn. De controle is overal. Je moet er niet aan denken wat er gebeurt als ze je betrappen met elkaars hand vast.’ Het wordt steeds erger, vertelt ze. ‘Ik wil een sluier dragen, want ik ben moslima. Ik houd van Allah. Maar zoals we ons hier moeten inpakken is verschrikkelijk. Zie je niet hoe ik erbij loop? Ik wil zo graag mijn eigen kleren kiezen, ik wil leven!’
Melina’s broer heeft het al helemaal uitgestippeld: ‘Op mijn tiende wist ik al dat ik hier weg wilde. Dus ik heb een studie gekozen met perspectief: hartchirurgie. Die kan ik afmaken in Azerbeidzjan. En als ik daar vijf jaar heb gewoond, krijg ik een visum voor Amerika, waar ze zitten te springen om een bepaald soort hartchirurgen.’
Zo ver is Melina nog niet. ‘Ik studeer nog. Ook medicijnen. Als het kan wil ik naar Europa, ik droom van Italie! Als ik wegga, betekent het dat ik voorgoed mijn land moet verlaten, waar ik zo van houd.’ En haar ouders, wat vinden die daarvan? ‘Die snappen ook wel dat het zo geen leven is. Straks gaat mijn zus verder studeren in Turkije, dan zijn we allemaal weg. Terwijl we zo’n hechte familie zijn. Ik zal zo verdrietig zijn, maar het kan niet anders.’ En ik zie dat Melina gelijk heeft: iets in die mooie ogen is helemaal uitgeblust. Het is alsof ze kijkt door een floers van 1001 gestolde tranen.

Smokkelactie

Dan is het tijd om Iran te verlaten. Ons visum verloopt, maar dat niet alleen. We zitten vol. Vol met beelden, vol met smog, vol met de verhalen van Melina.
En vol met tankjes diesel… Had ik al verteld dat de diesel in Iran gratis is? In Turkije, het andere uiterste, betaalden we voor een volle tank 120 euro. In Iran is dat 20 cent. Echt waar! Dus het is te verleidelijk om wat mee te nemen voor de lange reis door Turkije. Tweehonderd liter. De meisjes moeten er raar krap voor zitten, maar Ilco belooft ze een eenmalige zakgeldverdubbeling. Zo worden ze medeplichtig aan een smokkelactie. En die is nog best griezelig. De hele reis is onze auto maar een keer echt goed gecontroleerd, dus we zijn vol goede moed. Echter, bij het verlaten van Iran moeten we VIER KEER de achterbak openen. Eén keer gooit Dunya jolig haar Knor naar de man die net het laken van de tankjes wil wegtrekken. De man lacht en begint nu met Dunya te spelen. En zo gaat het steeds als door een wonder net goed.
Dan ineens roept een Turkse douanier: ‘Je bent vrij!’
Ik gooi mijn hoofddoek af en het voelt bijna obsceen.

Categorieën
Afrikareis

Schitterende stad van God

(Isfahan, km 55547 )
Het begint al bij de grens. ‘Wat is het hier stil,’ fluisteren we, als onze paspoorten grondig maar uiterst correct worden gecheckt. ‘Je kunt op onze snelwegen een kopje thee drinken, zo goed zijn ze,’ zegt de eerste Iranier die we ontmoeten. En inderdaad, nog nooit deze reis zulke keurige driebaanswegen gezien met middenbermen en borden over autogordels (de meeste auto’s die we het laatste jaar zagen hadden of geen autogordel of veel meer mensen erin dan gordels). Isfahan zelf, ‘the beautiful city of God’ zoals op de bussen staat, heeft een metro, strak geplaveide straten, uitgelichte monumenten en betaald parkeren op de daarvoor bestemde terreinen. Er slingert nog geen propje papier, geen hondedrol in de plantsoenen. Op het grote plein (het op een na grootste ter wereld) wordt het water in de fontein elke dag ververst. Niemand berekent ons ‘per ongeluk’ teveel geld, iedereen spreekt Engels, niemand schreeuwt. Onder de prachtig uitgelichte bruggen slaapt geen enkele zwerver, er is hier sowieso geen bedelaar te zien.

De perfecte wereld

We eten saffraanijs en geparfumeerde kip en drinken ijskoud rozenwater. Alles is glitter en mozaiek, alles is turqooise. Je loopt van moskee naar paleis. Tussen al deze pacht en praal flaneren de Iraniers zelf.
Ik voel me onmiddellijk een ingepakte boerentrien. De Perzische vrouwen zijn zo elegant! Achter hun zwarte sluiers zijn ze ultramodern. Het is onvoorstelbaar hoeveel je kunt doen met een zwarte lap. En zonnebril, tas, schoenen. Alle vrouwen hebben hun wenkbrauwen keurig geepileerd en ik ga haastig op zoek naar een pincet. Want eigenlijk zijn we, na ruim een jaar Afrika, behoorlijk verwilderd. Er zitten gaten in onze kleren, vlekken die er nooit meer uitgaan en onze haren zijn lange slierten. Als we ergens op een trapje een ijsje zitten te eten, worden we zelfs weggestuurd door een politieman: ‘Gaan jullie eens naar je hotel.’
Maar de meeste mensen zijn heel vriendelijk en willen alles van ons weten en foto’s van ons maken. We zijn anders, dat valt hier vreselijk op. ‘How do you like Iran? We don’t have any problems here.’ En die moslima daar op de grond dan, flauwgevallen omdat ze zich bij veertig graden in een zwarte chador moet hullen? Of die studenten gisteren die klaagden over de vreselijke werkloosheid? ‘We don’t have any problems.’ Isfahan: eternal sunshine of the spotless mind.

Verre Oosten

De weinige toeristen zijn voornamelijk overlanders. We ontmoeten een Spaanse fietser die al meer dan tweeenhalf jaar reist en nu richting Turkmenistan gaat (schijnt geweldig te zijn). En een Sloveense fotograaf op weg naar Nepal en Tibet.
Oman, het Verre Oosten….
Als Isfahan – waar we naar toe zijn gevlucht om nog even niet Europa in te gaan- ons met iets confronteert, dan met de eindigheid van onze reis.
En dus ook – en dat is de grootste schok van deze week- met de terugkeer in de ontwikkelde wereld. In dat licht ben ik zelfs blij dat de rivier onder de bruggen bijna droogstaat, ondanks dat ze er druk water in pompen. Naast de families die picknicken op Perzische tapijten liggen de zwaanvormige waterfietsen op de ranzige modder te zieltogen. Helemaal niet keurig! ‘Het stinkt hier,’ snuift Chaia. En kijk, daar gaat een rat!

De tuinman en de Dood

Een Perzisch Edelman:

Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: “Heer, Heer, één ogenblik!
Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.
Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.
Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!” –
Van middag (lang reeds was hij heengespoed)
Heb ik in ’t cederpark de Dood ontmoet.
“Waarom,” zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
“Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?”
Glimlachend antwoordt hij: “Geen dreiging was ’t,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,
Toen ‘k ’s morgens hier nog stil aan ’t werk zag staan,
Die ‘k ’s avonds halen moest in Ispahaan.”

P.N. van Eyck

Categorieën
Afrikareis

Langs de lijn in Anatolie

(Erzurum, km 54747)
In afwachting van het visum voor Iran zijn we inmiddels heel Anatolie doorkruist. Het is het armste deel van Turkije en waarschijnlijk ook het rauwste. Het mooie, omstreden boek ‘Sneeuw’ van Pamuk speelt zich hier af.
Buiten de dorpen is het zeer ongerept allemaal. Bergen, beekjes, zelf vleesjes grillen. We kamperen tussen de lentebuien door en kletsen gezellig over eten: wat, waar halen we het vandaan en hoe gaan we het bereiden. We hebben nu een zilveren schaal en de maaltijden worden steeds verfijnder. Tussendoor ben ik urenlang aan het schrijven, terwijl de meisjes spelen.
Een keer slapen we bij het voormalig paleis van een pasha waar een gepensioneerde Nederlandse psychiater een campinkje heeft en zijn vriend Koerdische liedjes voor ons zingt met de banjo. Even later rijden we langs de berg waar volgens de deskundigen de ark van Noach is aangespoeld. Dus toen regende het hier nog veel meer!

Ziek

Intermezzo: Dunya ziek. Wat begon als ‘Ik moet plassen maar het komt niet’ ontaardt in een woest brullend kind met een buik alsof ze zeven stenen heeft ingeslikt. Middenin de nacht haalt Ilco een dokter bij de tent. Dunya wordt onderzocht op een dekentje in het gras en dan meegenomen naar een ziekenhuis. Het blijkt een urineweginfectie te zijn. Tsja, dat komt natuurlijk van al die vieze wc’s onderweg… Ze krijgt vier soorten drankjes, een ontwormingskuur en een kus van de dokter. De betaling: een Ajaxshirt alsjeblieft.
Want dat is een ander thema deze week: voetbal. We zitten te juichen tussen de Turkse mannetjes in het theehuis, maar als Turkije de kwartfinale wint, horen we dat pas een dag later omdat de Koerden in het uiterste Oosten zich helemaal niet Turks vinden.
Zelf balen we flink als blijkt dat Italie-Spanje wordt uitgezonden in plaats van Nederland-Roemenie. Met Langs de lijn via Internet krijgen we toch nog een indruk van de wedstrijd. En door de trouwe reeks mailtjes van Ilco’s vriend Han natuurlijk – die met de laptop op schoot vanuit Santpoort de wedstrijd voor ons verslaat.

Sluiers

En dan komt, toch nog onverwacht, het bericht dat onze visumaanvraag voor Iran is geaccepteerd. Sluiers verplicht voor alle vrouwen vanaf negen jaar! Bloem en Chaia naaien snel hoofddoekjes voor de popjes, die na een speelstilte de laatste tijd ineens weer zijn opgedoken.
Ikzelf heb ondertussen lang genoeg gemopperd op het verstoppen van mijn haar (‘mijn identiteit!’). Het kan me niet meer zoveel schelen. Dubbele lap over mijn hoofd, lange jas en dichte schoenen aan – wel met een hakje natuurlijk, ik ben niet helemaal van God los – en we zijn er klaar voor: op naar de grens!

Categorieën
Afrikareis

Abracadabra

(Yusufeli, km  54007)
Het einde van de wereld.
Daar staan we dan, met de harde wind in ons gezicht. We zijn heel Afrika doorgetrokken, van boven naar beneden en van beneden naar boven en daarna dwars door het Midden Oosten. Maar hier, op de grens van Turkije met Armenie en Georgie, houdt alles op. De weg, om te beginnen. Voor ons ligt niets dan onherbergzame vlakte. In de lucht jagen woeste wolken en roofvogels voorbij. Af en toe bliksemt het. Verderop rijzen grimmige rotsen omhoog, met ijzige sneeuw in de richels. Waar is de woestijn die we zoveel maanden hebben doorkruist? Waar zijn de moskeeen, de markten, de mensen? Abracadabra, ‘los op als een woord’, zeggen ze in een heel oude Syrische taal. Ook de bloeiende zijderoutestad die hier ooit was, is verbrokkeld tot geraamtes van kerken en badhuizen. De kathedraal heeft nu de hemel als dak. Zelfs de zon is weg en we huiveren in onze dunne reiskleren. Bloem heeft haar pyjama aan onder haar rok. Alleen Dunya stapt vrolijk rond in haar regenjasje dat ze eindelijk eens aan kan.

Soap

Later, in het vrijwel lege hotel dringt de kou nog door en we lopen rond in grote paardendekens. Buiten slaat inmiddels de hagel op de door de Russen gebouwde huizenblokken. Wie wil hier wonen, in deze allerlaatste echte stad waar alleen de groentestalletjes kleur hebben en ze tweehonderd tv-kanalen hebben maar geen EK-voetbal?
Ineens missen we Nederland. Wat moet het daar nu gezellig zomers en oranje zijn.
Gelukkig hebben we nog de dvd van ‘Alles is liefde’ die we hebben bewaard voor een speciaal moment. We kruipen in bed met de computer om ‘DE romantische komedie van het jaar’ te gaan kijken. We zien Sinterklaas, winterjassen en Amsterdamse soap, maar ook dat voelt vreemd en ver weg. Waar is de Anna gebleven die ook zo’n soort leven had, met een overvolle agenda, telefoon aan het oor, rond racend van dansschool naar creche naar Italiaanse delicatessenwinkel, dan ook nog uitgaan met man en vriendinnen, alle nieuwe films bijhoudend, doodmoe, en schrijvend tegen de klippen op?
Abracadabra.

Verlangstad

Hier ben ik bang voor geweest: de totale onthechting. Als een losgelaten ballon, die overal boven zweeft.
Toch is het minder eng dan ik dacht. Freedom is just another word for nothing left to loose. Dichter bij Janis Joplin kan ik niet komen.
En zal ik ook niet komen ‘Ik ben zo bang je kwijt te raken’ schreef een van mijn beste vriendinnen vorige week, maar dat gebeurt niet. Want dit is het moment dat we de auto gaan keren om langzaam – heel langzaam – weer op Europa af te koersen.

Maar eerst maken we nog één exotisch uitstapje. Isphahan, de parel in de kroon van het Midden Oosten. We wachten nu al een week op een visum dat soms wel en soms niet wordt gegeven. We hebben een uur met de consul gepraat en de meisjes hebben lief gelachen. We hebben formulieren ingevuld en geld betaald. En ik heb mij zelfs van top tot teen gehuld in sluiers zoals dat hoort in Iran.
Isphahan is onze nieuwe verlangstad. Een stad om naar toe te vluchten als het koud en kaal is, of juist te ontwikkeld en Europees. Er liggen alleen nog maar een papieren grens en duizend kilometer tussen. Of zal het een verlangstad blijven?

Vaderdag 2008

Bloem: ‘ We hebben echt heel lang gewerkt aan die tekeningen.’
Chaia: ‘ Je mag nog niet wakker worden! Nu loopt ons hele lied mis.’
Dunya: ‘ Mogen we dan nu een ijsje – omdat het feest is?’