Categorieën
Afrikareis

Goudgeel Mesopotamie

(Erzurum, km 53427 )
Het was de eenendertigste keer dat we een grens overstaken en we hadden ons blijkbaar niet goed voorbereid. Dus toen de douanier zonder met zijn ogen te knipperen 175 dollar ‘exit tax’ vroeg, stonden wij met een lege portemonnee. In Turkije kon je immers weer pinnen…
Wat nu? De dichtstbijzijnde bank was toch wel twee dagen rijden terug het land in en ons visum verliep vandaag.
‘Maak je geen zorgen,’ zei het beeldschone Perzische prinsesje, ‘Allah maakt het altijd weer in orde.’ Ze was zelf op een soort bedevaart naar Damascus.
Maar de douanier was niet te vermurwen. Weer stond ik bijna te huilen bij de grens. En net toen wij dachten dat het nooit meer goed zou komen, fluisterde het prinsesje iets in het oor van haar vader. Hij knikte even. Corruptie? Logisch. Toeristen de dupe? Moet niet. Dus hij trok zijn portemonnee en stak Ilco tweehonderd dollar toe. Van rekeningnummers en teruggeven wilde hij niets weten. Integendeel, als we straks in Iran zijn, moesten we zeker langskomen, dan waren we hun gast.
Allah had deze keer de gedaante aangenomen van een Perzisch edelman.

Turkije

Turkije. Je moet je naar binnen vechten. Letterlijk. Ben je Syrie eindelijk uit, sta je voor een gesloten hek met allemaal wanhopig samendrommende Koerden. Af en toe komen er politiemannen die met stokken iedereen opzij slaan en heel af en toe gaat het hek op een klein kiertje waar hooguit één mens en zeker geen auto door kan.
Gelukkig hadden we de Syrische douanemannen nog. Na de nobele daad van de Iranier wilden zij niet achterblijven, dus twee uur later lukte het hen om Zeerover het hek door te loodsen. Achter ons ging het meteen op slot. De grens was dicht en het boe-geroep en gejammer achtervolgde ons nog een behoorlijk tijdje.
Maar eenmaal door de poort, wacht het paradijs. Glooiende Mesopotamische vlakten met honingkleurige huisjes tegen de bergen, sneeuw en veldbloemen. We slapen in een oud kasteeltje vol bogen en zware houten deuren, dat in een woontijdschrift niet zou misstaan (‘oud- Ottomaanse stijl’ ‘verweerde chic’). Er is zoveel groente en fruit dat we met onze ogen staan te knipperen. En overal staat het rijpe koren.

Forelletjes

Dit is het wilde Turkije, ver weg van Istanbul of de Mediterrane kust. We rijden over uitgestorven landweggetjes. Als we de tent opzetten langs een bergbeekje of op een Milka-alpenweitje, drommen de kinderen om onze auto heen zoals we dat ook in West Afrika hadden. Het zijn bijna allemaal Koerden.
Gastvrijheid krijgt nieuwe dimensies. Vissers springen de beek in, vangen en grillen kleine forelletjes voor ons. Gratis. Hele families komen aanzetten met schalen watermeloen. Vrachtwagenchauffeurs remmen piepend en geven ons hun eigen verse rabarber mee. Voor het ontbijt aan de rivier wordt een half lam voor ons gegrild. En weer is het Allah die we moeten bedanken, niet de man achter de barbecue.

Categorieën
Afrikareis

Langs de zijderoute

(Aleppo, km 52227
De Middellandse Zee! Na een jaar zien we hem terug, bij Syrie. We zoeken een stil plekje om de tent uit te klappen, maar we belanden op het lokale strandje waar alle Syriers zelf in het weekend naar toe komen. Van een van de mannen huren we een appartementje aan zee met een sta-wc en heel veel bedden.
Ik ga niet naar het strand. Het water is heerlijk, het zand zacht, en de zon schijnt fel. Maar ik heb weinig zin om in spijkerbroek en met lange mouwen in de zon te gaan zitten kijken hoe de mannen lekker in zwembroek in het water plonzen. OK, hun vrouwen gaan ook, maar dan met burka’s, hoofddoek, jassen, broeken en zelfs schoenen. Dat weiger ik. Ik doe mijn badpak hier niet aan, maar ik ga ook niet in een jas zwemmen.
En uiteindelijk pakt het goed uit, want mijn uitgever heeft allemaal spannende dingen gevraagd voor volgend jaar, dus terwijl Ilco met de meiden op het strand zit, breng ik de dag door tussen alle bedden, heerlijk rustig achter de computer.

Tien voor de meisjes

’s Avonds is het een onvoorstelbaar lawaai. Overal wordt vlees geroosterd en zitten mannen te zingen en te trommelen met een waterpijp erbij. Het wemelt van de kinderen die tot ver na middernacht op straat spelen en met Bloem en Chaia klapspelletjes doen (‘Nul voor de jongens, tien voor de meisjes… tik de grond, everybody sexy kont!’ zingen ze Bloem en Chaia argeloos na). Pal voor ons appartement is de hele nacht een parade van auto’s met de stereo op tien. Syrisch flaneren.
Het hoogtepunt is een treintje, zo’n ding als ook door Madurodam rijdt. Het treintje heeft discolichten en keiharde Arabische muziek en het is bijna ontroerend om te zien hoe al die grote mannen en vrouwen enthousiast zitten te klappen op de kleine bankjes. Als het om twee uur ’s nachts nog steeds elk halfuur voorbijdendert, is dat treintje ineens heel wat minder schattig. Maar goed, we hebben een boeiend doorkijkje gekregen in het strand- en uitgaansleven van Syrie – lichtjaren verwijderd van bloot en trendy Bloemendaal (topless zonnen… ik vind het ineens een idiote gedachte).

.

Zijderoute

Langs de zijderoute trekken we verder. In marktstad Aleppo verdwalen we op de souk, die aan de Fata Morgana in de Efteling doet denken. Perzische tapijten, zilver, waterpijpen, olijvenzeep, kruiden, parfum, hele honingraten en de allerlekkerste shawarma, het is een wirwar van geur, smaak en glinster. En het is kersentijd!
Helaas, ook al zijn wij vandaag de enige toeristen, er zijn ons toch weer een aantal ‘grappige’ Nederlanders voor geweest. In plaats van ‘allemachtig prachtig’ hebben ze de Arabieren nu geleerd om ‘goedkoper dan de Hema’ te zeggen. Na twee keer is het al niet meer leuk.
Overigens krijgen we fikse korting op de hotelkamer als we, desgevraagd, hebben gezegd dat we ja, uit Nederland komen, maar nee, Wilders en zijn film stom vinden. Eindelijk eens iets goeds door die man. Een Wilders-korting!

Categorieën
Afrikareis

Tussen Bagdad en Beirut (bij de likkende burka’s)

(Hama, Syrie, km 51687)
Het Midden Oosten is zo klein. Een verzameling krantennamen. Ineens zitten we dertig kilometer van Beirut. Dan is er een afslag naar Bagdad. En ondertussen ligt Israel alweer achter ons.
Toch moet ik nog wel veel aan Jeruzalem denken. Aan de mooie Rachel bijvoorbeeld, die zo graag de oude joodse tempel wilde herbouwen ‘als het vrede is’. Een hartstochtelijk meisje dat wel een vriendin van me zou kunnen zijn. Dacht ik. Totdat ik boven op die tempelberg stond en de kleine Arabische vliegeraars zag voor de gouden moskee. Een moskee, die daar voor Rachel niet mag staan. Want waar moet ze anders haar tempel herbouwen – de fundamenten liggen er pal onder. Vrede? Dat is geen vrede.
Dus net als ik me een beetje joods voel, vervliegt het weer. En een paar dagen later mag ik het al niet eens meer zeggen. ‘Nee hoor, ik ben protestant.’ Dat is in het Midden Oosten buiten Israel het meest veilige antwoord op geloofsvragen. We waren niet in Jeruzalem. En Israel heet Palestina.

Hammam

In Damascus blijven we een paar dagen om op adem te komen. We slapen in een oud huis met nisjes en mozaiekjes. Blootsvoets en gesluierd gaan we door de fonkelende Perzische moskee, die een soort kruising is tussen het paleis van Sheherazade en de grote carrousel in de Efteling. Daarna troosten we Chaia, want haar lievelingsschoenen zijn gestolen in de moskee…

Ook ga ik naar de hammam, samen met mijn grote dochters. De betegelde ruimte is heet en dampig van de stoom. Een enorm dikke, blote vrouw wast onze haren en gooit er bakjes warm water overheen. Ze is heel streng. We moeten op de grond liggen, zomaar bloot op de tegels, en een andere vrouw scrubt hardhandig onze lijven af met een grote handschoen. Hele lagen huid verdwijnen, terwijl zij ons omwentelt als kippetjes in het vuur. De andere vrouwen bekijken ons van een afstandje. Ik ben blij dat ik met de meiden ben, een vrolijk eilandje in de stoom.

Het ijs breken

Maar het eten maakt alles goed. Wie eenmaal de kroketjes van linzen op een bedje van rucola heeft geproefd, de gefrituurde auberginepasta met balsamico, of de roomkaas met hete pesto, die wordt vanzelf gelukkig. Onze favoriet is shish tawouk, mals gemarineerde kip met pepertjes, geserveerd in een groot plat brood.

Er is niks zo leuk voor kinderen als tamarindesiroop drinken bij de waterdrager met zijn belletjeskostuum die goochelt met glazen en vanuit grote hoogte je glas volschenkt zonder te morsen. Mijn eigen favoriete drankje aller tijden (het eindigt nog net voor de baobab-hybiscusshake uit Gambia) is een ijzige gifgroene drank van limoen en munt.

Of neem de ijssalon in hartje Damascus. Ze hebben er alleen maar vanilleijs met verse pistachenootjes erop. De mensen staan buiten al in de rij. Burka’s schuiven er voor open en staan hartstochtelijk te likken naast hippe christenmeisjes.
Ik denk dat ze snel een filiaal moeten openen in Jeruzalem.

Wraak van de stier

Mijn nieuwe boek – tijdens de reis geschreven- ligt NU in de winkel. Ik heb het zelf nog niet eens gezien… Ga gauw allemaal kijken of het echt waar is.

Categorieën
Afrikareis

Habibi bij de klaagmuur

(Jerusalem, km 50567 ) Plotseling doemde de brug voor ons op: Jerusalem, dertig kilometer. We waren helemaal niet van plan om naar Israel te gaan want anders komen we Syrie niet in (en dat is voor ons de terugweg). Maar als je het lief vraagt, stempelen ze je paspoort niet bij de grens, dus nu zitten we hier stiekem… in Jerusalem! Dat betekent dat we gisteren nog ontbeten met baklava en vandaag met bagels – in de Joodse wijk, die, heel cliche, geurt naar kippensoep. ‘Wat zijn die mannen?’ vraagt Dunya kritisch. ‘Dat zijn orthodoxe joden.’ ‘O ja.’ Voor een vrouw in burka draait ze haar hoofd niet meer om, maar een man in een zwarte jas met een hoed en earlocks is weer eens iets nieuws. Bloem en Chaia pikken het ook snel op. ‘Even klagen,’ zegt Chaia tegen Bloem als we voor de twee keer langs de klaagmuur komen en weg zijn ze, naar het vrouwendeel, keurig achteruitlopend. Later doen ze een soort spoorzoektocht langs de Via Dolorosa (‘Hier viel Jezus voor de derde keer,’ struikelt Chaia) en staren stil naar de vrouwtjes die op Jezus’ graf liggen te snikken.
Het klopt wel dat we hier zijn. Als we iets hebben ervaren deze reis, is het de kracht van devotie – van de monniken in Ethiopie tot de Mekkareizigers of zelfs de met bijna bovennatuurlijke inspanning gebouwde tempels in Egypte. En hier in Jerusalem leven toch maar mooi drie wereldgeloven dapper samen op een heel klein stukje aarde.

Jordanie!

Maar wat zijn ze hard, de Israeli. Hard en streng. En duur is het hier ook. Na twee dagen missen we Jordanie al. Nooit gedacht. Maar Jordanie is tot nog toe een van de grote verrassingen van onze reis. Een koninklijk land, een land met allure. Denk Lawrence of Arabia: stoere Arabieren met lange, wapperende haren op vurige paarden. Decor: enorme, onwaarschijnlijk mooie Indiana Jones-tempels gehakt uit inmense rotsen.
Er is ook een woestijn van rood zand, een van de mooiste die ik ooit heb gezien. Daar rijden we dwars doorheen met Zeerover en we slapen in de Moon Valley.
Jordanie. Je kunt er gewichtloos dobberen in de Dode Zee – eindeloos floaten zeg maar. Ze maken er geweldige baklava, vraag maar aan Chaia. En dan nog dat zilver… Ringen, kettingen, schatkisten, juwelenkisten – Bedoeinen tonen hun rijkdom met zilver en je kunt het overal kopen. Het is echt een meisjesdroom, voor kleine meisjes en grote.

Drie vissen en een tas vol fruit

Maar het opvallendst zijn de mensen. In geen enkel ander land zijn ze zo aardig. Als we op een strandje bij de Dode Zee zijn, vraagt Ilco onze buurman of hij zijn nog brandende kooltjes mag gebruiken om een soepje te maken. ‘Wat vreselijk jammer,’ roept de man uit, ‘dat wij net gegeten hebben – anders hadden we met elkaar kunnen eten!’ En vervolgens geeft hij ons een schaal rijst met saus, drie gegrilde vissen, een tas vol fruit en twee flessen cola. ‘Dan is het toch een beetje alsof we samen eten.’

En de man is bepaald geen uitzondering. Onze dochters, en vooral Dunya, die steevast ‘habibi’ (schatje) heet, krijgen de hele tijd cadeautjes. Om de haverklap komt ze aanlopen met een Fanta, een lollie, een zilveren doosje, een zak chips, een koekje of een hand dadels – en dan heeft ze ook ineens een nieuwe ketting om. ‘Je weet toch dat de mensen in Europa niet zo zijn?’ vragen we een beetje bezorgd. Ja hoor, knikt Dunya, en dat zal ook wel. Na zo lang reizen, leeft ze honderd procent in het nu. Wie weet waar we morgen weer zijn….

Nieuwe schoenen

In Petra braken de schoenen die me heel Egypte door hebben geleid. Dus op deze schoenen ga ik verder (schoenen: Jordanie, ring: Uganda, enkelkettinkje: Egypte, rok: Ethiopie).

Categorieën
Afrikareis

Op naar Isphahan

(Aqaba, km 49993)
Jordanie, het holst van de nacht. We tillen drie slapende meisjes (hoe komen ze aan zulke pikzwarte voeten?) over naar een hotelletje dat niks met vakantie te maken heeft (wet van Ilco: zoek altijd het hotel boven of naast de bakker- dan heb je in ieder geval een fijne geur).
Een paar uur later klimmen de meiden op de bedden om naar buiten te kijken. Palmen, boten, flats en een enorme moskee. ‘Wat is het Midden Oosten groot.’
We wassen onze voeten, kopen warm honingbrood met dadels bij de bakker en dan rijden we met Zeerover de stad uit, de woestijn van Lawrence of Arabia in. Op reis door de wereld van Sheherazade– en in de verte lonkt Isphahan.

Eenendertig loketten

Het echte reizen begint meteen weer zodra we Egypte gaan verlaten.

Vooral het uitvoeren van de auto blijkt een enorme klus. We moeten langs (echt waar) eenendertig verschillende loketten.
De eerste tien zijn we nog vrolijk, grapjes makend met de beambten. ‘Wat doen we dit goed he?’ zeg ik tegen Ilco. Maar ergens rond loket vijftien beginnen we de moed te verliezen, bij loket twintig (inmiddels een paar honderd euro lichter) begin ik te huilen, en drie loketten later zien we de boot wegvaren.

Dat betekent een lange dag wachten in de haven, waar we net als de vrachtwagenchauffeurs op klapstoeltjes voor de auto gaan zitten.

We zijn wel in goed gezelschap: alleen maar moslims, moe maar opgewonden, want de boot gaat hen naar de overkant brengen, vanwaar ze verder reizen naar Mekka.
Mekka! Een week geleden zaten we nog tussen de christelijke pelgrims op de berg van Moses, nu is het alleen maar hoofddoeken, handschoenen en sokken. Kale voorhoofdplekjes van het bidden bij de mannen. En iedereen is zo heerlijk rustig!

Dag Afrika!

Meer dan een jaar hebben we in Afrika rondgetrokken. Arm, zwart en wild, zo dacht ik dat het zou zijn. Maar nu heb ik hele andere plaatjes in mijn hoofd. Vooruit, een laatste lijstje, gemaakt op het zachte vakantiestrand van Nuweiba:

Fijnste stad: Kaapstad (Bloem en Chaia willen er later gaan wonen)
Meest inspirerende land: Senegal (ik heb het als decor gebruikt voor een spannend boek dat na de zomer uitkomt)
Mooiste woestijn: Marokko
Meest bijzondere ervaring: de nacht van de schildpadden op Guinee Bissau
Levende film: gorillas in Uganda
Leegste strand: Kosi Bay, op de grens van Zuid Afrika en Mozambique
Naar: ongeluk in Mauritanie en Chaia ziek in Ghana
Mooiste kust: Mozambique
Mooiste kunst: Abu Simbel in Zuid-Egypte
Mooiste moskee: de moddermoskee in Mali
Indianen: de Hamar en de Mursi in Ethiopie
Griezelen: de zwarte mummies met echt haar in Egypte.
Huilen: massagraven in Rwanda.
Beste safari: Serengeti, Tanzania.
Beste watersafari: Mozambique (roggen, dolfijnen, walvishaaien)

Maar het allerbeste was gewoon het rijden met Zeerover, het trekken en maar zien waar je slaapt of eet. Daar waar vakantie reizen wordt.

Categorieën
Afrikareis

Bloem en Moses

(Tiran Island, km 49713 )

Lievelingsgedicht van Bloem, vandaag elf jaar geworden:

In je hoofd
Kun je alles.
Fietsen naar de maan,
Op de wolken staan.
Strelen met je handen los,
Lopen door een donker bos,
Vechten als een tijger
Dansen als een elf
Afscheid nemen zonder tranen.
Alles gaat vanzelf

(Theo Olthuis)

Holy Moses

We gaan op pelgrimstocht. Klauterend, half op kamelen, beklimmen we de berg waar Moses van God de Tien Geboden te horen kreeg. We hebben onze superdikke slaapzakken mee, want we gaan boven de zon zien opkomen.
Als we gaan slapen, hebben we de berg bijna voor onszelf. We liggen in de beschutting van een klein kerkje naar de sterren te kijken, terwijl Bloem de ene levensvraag na de andere op ons afvuurt (‘Valt er nooit een ster op je hoofd?’ ‘Hoeveel werelden zijn er eigenlijk?’ ‘Tuimelen we niet op een dag door het gat in de onzonlaag?’ ‘Wat is je ziel?’ Waar zit die dan? Kan je dat zien?’). Zulke grote vragen, de zoektocht van Moses verbleekt er gewoon bij!
Uiteindelijk val ik in slaap – om kort daarna wakker te worden als de Russen komen. Oude dametjes gehuld in dekens, struikelend en kakelend, terwijl ze een reusachtig kruis met zich meetorsen. Eén vrouw is haar zus kwijt: ‘Katarina, Katarina!’ echoot het wanhopig over de Sinai. Als zij eindelijk stil is en alle Russen een plaatsje gevonden hebben, komen kort daarna de Amerikanen, die gelukkig heel wat stiller zijn, maar wel irritant felle hoofdlampen op hebben alsof ze bouwvakkers in de nacht zijn. En zo gaat het door, tot aan het ochtendgloren. Hongaren, Fransen, Canadezen, Nederlandse corpsstudenten in korte broeken (‘Holy Moses, wat is het koud hier. Wie wil er een biertje?’), de berg wordt voller en voller. Op het laatst kan er niemand meer liggen. De ijskoude wind snijdt je de adem af en de Bedoeinen doen goeie zaken met het verhuren van oude dekens. En om de tien minuten klinkt het, inmiddels steeds wanhopiger: ‘Katarina!’

Tiran island

Als de zon eindelijk opkomt, ontstaat een ware extase. Vormeloze hopen mensen, gehuld in paardendekens, verdringen zich met camera’s in de richting van de zon. Dat die zon verstopt blijft in de wolken, maakt helemaal niks uit. Een Tsjechische pater stort bijna van een rots bij zijn capriolen om interessant op de foto te komen. De Israeli, in stemmig zwart met kousen en handschoenen, zingen zoete Hebreeuwse liederen, verderop beginnen de Hindi rommelig aan een psalm. Een jonge Oosteuropees kust onophoudelijk de grond, precies op de plek, zie ik tot mijn schrik, waar Dunya gisteravond nog een koud plasje had gedaan. Katarina lijkt inmiddels eindelijk gevonden – of misschien is haar zus nu zelf ook kwijt. Onze dochters kijken zwijgend toe, met één oog van onder de warme slaapzakken.
En even plotseling als de massa is aangekomen, is ook iedereen weer weg en de devotie geluwd. Ook wij beginnen aan de lange afdaling (ik op hoge hakken, ja). Op naar het water, de warmte en Bloems verjaardag, die wij vieren rond het Saudische Tiran Island. Een hele dag varen en taart eten op een versierde duikboot. Bloem, in haar nieuwe rode bikini, mag met de echte duikers mee en achtereenvolgens komen een dolfijn, een reuzenschildpad en een reusachtige rog naar haar toe om haar te feliciteren.
Met Moses nog vers in mijn gedachten, kijk ik nog eens goed naar de Rode Zee. En ja hoor, hij splijt open. Ruim baan voor Bloem, elfje van elf en prachtig!

7 mei 2008

PS Zie ‘ nieuws’ voor een sprookje van Marije.

Categorieën
Afrikareis

In een Barbiewereld

(Dahab, km 49243 )
“Dit is Egypte niet meer,” waarschuwt de politieman als we de enorme stadspoort van Sharm Al Sheikh doorrijden. En nee, hier geen hoofddoeken, brokkelige piramides, stoffige steegjes, of straatkinderen met waterkruiken van klei. Alles fonkelt en blinkt. Boulevards, palmbomen, zwembaden, designwinkels, capuccino in plaats van Turkse koffie en prijzen die ook niks meer met Egypte te maken hebben. De toeristen hier zijn voornamelijk Russen die op hun beurt niks met Rusland te maken hebben. Helblond, bruin, dun, een karikatuur van een karikatuur van Amerika. Allemaal Kens en Barbies in een Barbiewereld. Er is hier wel een moskee, maar de muezzin zingt alleen heel kort middenin de nacht, alsof hij niet durft te zien wat er in het daglicht gebeurt.
En in dit wonderlijke universum treffen wij Nanda, Liekje, Simon en Robin en die ontmoeting kon niet echter en hechter zijn. Wat hebben we ze gemist! De dagelijkse gesprekjes met mijn zus, de kleine neefjes zien groeien. Voor het eerst horen we Robin praten.

Onthecht

De eerste maanden van onze reis begon ik steevast elke avond tegen Ilco te kletsen over mijn familie en vrienden. Zelf viel het me niet eens op, totdat Ilco zei: “Elke avond moet je eerst een uurtje over je dierbaren praten.” En ja, ook al waren we in we in de woestijn, tussen de wilden, aan de voet van een waterval, altijd kwamen die vriendinnen er weer bij zitten.
Maar dat is na vijftien maanden reizen langzaam overgegaan. Ik zit nu helemaal alleen met Ilco in die woestijn. Mijn man, mijn dochters en mijn auto. En mijn verhalenschrift. Dat is het. Het is niet dat ik ineens een Afrikaan ben geworden. Maar als ik zo om me heen kijk op de boulevards van Sharm el Sheikh, voel ik me ook niet meer westers. De Dolce&Gabana winkel ren ik snel uit. Niet nu!
Toch, of misschien juist daardoor, voel ik me enorm gelukkig als ik samen met Nanda in het water onder leiding van een Egyptische Ken mee sta te swingen met de clubdans van het all inclusive hotel waar zij met haar familie is neergestreken. Armen opzij, armen omhoog, en GIL! De Russiche meiden steken hun puntborsten naar voren en Bloem en Chaia kijken verbijsterd toe vanaf de kant, maar Nanda en ik zijn (bijna) de schaamte voorbij.

.

Neefjes

We gaan kamperen op een verlaten strand. Aan de ene kant ligt de kale stenen woestijn van de Sinai, aan de andere kant zijn de onwaarschijnlijk felle onderwaterkleuren en vissen van de Rode Zee. We snorkelen de hele dag en ’s nachts roosteren we garnalen en marshmallows boven het kampvuur.
Als we Nanda, Liekje en de neefjes na een week weer op het vliegveld brengen, verbijsteren we de versgebruinde toeristen (Russich en Nederlands) in de vertrekhal met ons onelegante gesnik. Zo snel gaan de goede momenten voorbij en het leven alweer verder. Stilletjes kruipen we in de Landrover. Ik heb zo’n vermoeden dat ik de komende weken weer veel avonden over mijn dierbaren moet praten.

Eén voor je tranen
Twee voor de mijne
Drie voor de horizon waaraan we verdwijnen…

(Blof)

Categorieën
Afrikareis

De fotograaf

(Sharm el Sheik, km 48853)
De foto van het Ethiopische moslimmeisje is een van de hoogetepunten van de tentoonstelling. Net als de Pygmee-man en de Mursi-vrouw. Moderne Egyptische jongens en meiden drommen ervoor samen met hun mobieltje in de hand om op hun beurt een foto van de foto te maken. Van onze foto’s, Ilco’s foto’s! Vers van de camera naar de muur onder een brug aan de Nijl – bij een plek wat je de Cairo-variant van de Melkweg zou kunnen noemen.
Ilco is er speciaal voor uitgenodigd, nadat ze zijn fotosite hadden gezien. Many Faces, One World, zo heet onze reis ineens, en BBC World en de Egyptische radio en tv komen kijken..
Terwijl Ilco met de voorbereidingen bezig is, wonen we op de twintigste verdieping van een wolkenkrabber, met een echt bad en een wasmachine. Als ik op het balkon sta, raast en kolkt Cairo onder me. 18 miljoen mensen in een wolk van smog en auto’s. En nooit nooit nooit slapen ze. Sirenes, getoeter, rijen dikke files op de brug over de Nijl en de snelwegen de hele nacht door. Internetcafés die om twee uur ’s nachts nog open zijn, meubelboulevards, hippe barretjes (geen alcohol) waar snelle jongens en meisjes, al dan niet met hoofddoek, druk in de weer zijn met laptops en de nieuwste Motorola. Een magisch kruispunt van drie werelden: Europa, Azie en Afrika.

Horizon

Maar voor mij is deze stad te groot. Je kunt niet van iets naar iets lopen. Ik durf niet eens over te steken (zes rijen auto’s en niemand stopt; op zijn best slalommen ze toeterend om je heen). Als je iets moet doen (bijvoorbeeld een pasfoto maken voor een nieuw pasoort) zit je eerst een uur in de taxi. Dat nieuwe pasoort (het oude is helemaal vol – ‘hoe cool is dat’ zou Marije zeggen) moet je halen bij de Nederlandse ambassade. Zoiets kan best leuk zijn. In Guinnee Bissau runde de consul een eenmansbedrijfje in een loods waar hij Nederlandse koekjes en hagelslag verhandelde, in Sudan hadden ze een zwembad voor verhitte reizigers. Maar in Cairo is het net Nederland. Een sociale diensthokje, met een mevrouw achter glas die zegt: ‘U heeft de geboorte-aktes van uw kinderen nodig.’
‘En hoe komen we daaraan?’
‘Die moet u ophalen bij de afdeling registratie.’
‘Waar is dat?’
‘In Nederland. U moet zich daar persoonlijk melden.’
Wanneer dan later ook nog de wasmachine overstroomt, kruip ik woest vloekend rond met mijn dweiltje, terwijl Bloem en Chaia geschrokken een kopje koffie zetten met het echte koffie-apparaat. Een week huishouden en ik verlang alleen nog maar naar soep op een houtvuurtje. Ik haal dan ook heel diep en smogloos adem als we na een week weer uit Cairo weggaan en de horizon van de Sinai voor ons zien.

Zusje

En daar lopen we dan weer de volgende film binnen. Deze keer zo’n familie-reunie-programma, want mijn zusje is overgevlogen. We hebbben elkaar meer dan een jaar niet gezien en vallen elkaar snikkend in de armen, terwijl de aqua-relax-muziek van het all inclusive hotel dramatisch meedoet. Ilco loopt eromheen met zijn camera en het hele zwembad staart naar ons. Het kan me niks schelen. Mijn zus is er!
(volgende keer meer Nanda en meer all inclusive).

NB Op Ilco’s fotosite (zie ‘meer foto’s’) een overzicht van de expo-foto’s

Expositie

Kom allemaal kijken in Cairo!

Categorieën
Afrikareis

Stille dagen, woeste nachten

(Cairo, km 48073)
Over onze tocht van Luxor naar Cairo deze week zijn twee verhalen te vertellen. Het eerste verhaal gaat over rennen van zandduinen en rollen door een reuze-zandbak. Over toverachtige landschappen in de Witte Woestijn die eruitzien alsof ze bedekt zijn met grote kwakken lobbige slagroom en die in het licht van de nieuwe maan veranderen in een spooklandschap waar wij met ons tentje de enige levende wezens zijn. Over stilte. Over luchtspiegelingen en echte oases met duizend palmbomen en kamelen. Over middeleeuwse oasedorpjes waar de tijd heeft stilgestaan en de smid zijn gereedschap timmert in het vuur en de molenaar de stenen maalsteen ronddraait, altijd maar rond. Over baden in hete zwavelbronnen bij het licht van de sterren. En natuurlijk over imposante tempels en graftombes voor farao’s en sfinxen zo groot als twintig olifanten.

Nachtjaponnetje

Het tweede verhaal gaat over zandvlooien die in één nacht wel duizend keer prikken en over kriebelige zonne-allergie. Over lange tochten in de auto waarin het bijna vijftig graden is. Over luizen in ranzige hotelletjes en overal vliegen: op je mond en in je neus, in je koffie, in de jam. En over een nachtelijke woestijnstorm middenin diezelfde Witte Woestijn. De stokken worden uit de luifel van de tent geslagen. ‘Help, we waaien weg,’ roept Bloem. Maar ik hang al, in mijn dunne damesnachtjaponnetje, te wapperen aan de luifel, terwijl Ilco in de weer is met spanbanden. Borden en flessen water waaien om mijn oren en mijn lichaam wordt gezandstraald (en koud!). Toch moeten we ook vreselijk lachen.

Tietenlied

Want dit is bovenal ons verhaal. Van een familie die, als we onder politie-escorte door een keurig islamitisch dorpje moeten rijden, keihard aan het meezingen is met het Tietenlied van Kinderen voor Kinderen (‘tieten, zij krijgt tieten…’). Een familie die gekke Bedoeinendansjes oefent rondom het piepkleine kampvuur. Een voorleesfamilie, die in de zwoele nachtwarmte van de zandwoestijn met het grootste gemak meeleeft met Lotta’s kerstmis in Zweden. Een kleffe knuffelfamilie. Waar je aardrijkskunde en geschiedenis leert als je (in Ethiopie) je buigt over het skelet van de oudste mens op aarde, of rondloopt in de tempels van Cleopatra. Een familie die weken dezelfde kleren aan kan hebben en zich vervolgens van top tot teen gaat optutten om taartjes te eten in het chicste hotel van de stad. Met Oilily-jurkjes! Die ’s ochtends bij de piramides is en ’s middags rondspartelt in Cairo’s grootste waterpretpark. En die toch maar mooi Afrika van onder tot boven heeft doorkruist zonder (figuurlijke) kleerscheuren. Hoera!

Afscheid

… van onze medereizigers: motorrijder Carlo slaat af naar China en Marije gaat terug naar Nederland.
Gefeliciteerd met je vierentwintigste verjaardag, Marije!

Categorieën
Afrikareis

Fata Morgana

(Aswan, km 46373)
We zijn de wereld van 1001 nacht binnengekomen.
Na het eindeloze niks van de woestijn is Egypte als een kerstboom met teveel ballen. Letterlijk: heel Aswan is uitgelicht, de moskee groen, de zandheuvels goud. Er is een toverachtige souq vol muiltjes, glinsterende buikdans-sjaals, waterpijpen en vreemde specerijen. Ons hotel (met een echte douche en 24 uur elektriciteit) ligt aan de Nijl. Je kunt er met een feluca vaartochtjes maken, gewoon voor je plezier, en de cruiseboten liggen drie rijen dik. Toeristen – we knipperen met onze ogen maar ze verdwijnen niet. Ze zijn groot, wit en bloot en lopen over de souq alsof ze die persoonlijk in bezit hebben. Gelukkig nodigen Egyptische vrienden ons uit in het dorp van hun Nubische familie. Dat kennen we! We nemen voor de zekerheid wc-papier mee, en brood en tomaten.

Profeet

Maar de Nubische familie woont niet in een eenvoudig hutje, maar in een gedecoreerd paleis vol kamers en trappen en met overal bedden en gelakte houten kasten. Voor ons staat een maaltijd klaar die een hele cruiseboot zou kunnen voeden. Gevulde duif, pasteitjes, witte kazen, gestoofd geitenvlees en groene slijmsoep. ‘Jullie zijn onze gast: we maken alles wat we maar kunnen, zodat er voor iedereen wel iets bij zit.’ Later worden we feestelijk in een open pick up door het dorp gereden. Iedereen wil met ons praten: de oude mannen op het plein, de burgemeester en zelfs de Sheik die nog afstamt van de profeet Mohammed. Hij nodigt ons uit voor een reuze-bruiloft: vijftien bruiden tegelijk. Het zijn wezen en het huwelijk wordt door de Sheikh zelf betaald.
En zo staan we een paar dagen later te midden van duizenden Nubiërs op keiharde gilmuziek te dansen voor de liefde. We worden door het publiek geleid als eregasten en de Sheik zelf wordt toegejuicht als een popster.

Agatha Christie

Om de luxe compleet te maken, komt Marije uit Nederland op bezoek, met boeken, nieuwe muziek, smurfen (?), drop (van opa Snor), fijne cremes (van oma) en een verbluffend blauwe damesjurk die mijn superlieve vriendin uit Amsterdam voor me heeft gemaakt. We gaan mooi aangekleed taartjes eten op het terras van het Old Cataract Hotel, wat in de jaren dertig dé speelplaats was van de Europese beau monde. Hier schreef Agatha Christie haar Moord aan de Nijl. Ilco koopt de liftjongen voor me om zodat ik in haar suite even aan haar bureautje mag zitten en ik vraag Agatha’s geest of ze het goed vindt dat ik ook detectives ga schrijven (het eerste deel komt uit in het najaar). Het mag, geloof ik.
Net als Agatha en alle andere toeristen gaan we de woestijn weer in om de drieduizend jaar oude tempels van Abu Simbel te zien. Dertig meter hoge beelden van koning Ramses en zijn vrouw Nefertite kijken statig en machtig, en nog bijna ongehavend, uit over de Nijl. Daarachter ligt het glooiende zand, met een groot meer erin – maar dat is een luchtspiegeling. ‘Dat jullie daar niet gek van zijn geworden,’ zegt Marije.

Marije is er!

Onze lieve oppas uit Durgerdam.