Categorieën
Afrikareis

In de Nubische woestijn

(Aswan, km 45723 )
De weg naar het noorden loopt langs de Nijl, met overal palmoases en kleine dorpjes. Kompas op schoot, Nijl links, wie heeft er GPS nodig?
Totdat de weg afbuigt, de Nubische woestijn in. ‘Weg’ is een groot woord, het gaat hier om sporen in het zand. Gelukkig is er een vrachtwagenchauffeur die dezelfde kant op gaat. ‘Rij maar achter mij aan.’ We volgen de stofwolk door de onmetelijke vlakte van zand en rotsen. De zon zakt al een beetje, alles is licht en wijd, alsof je een verrekijker op scherp stelt.
Dan stopt ineens de vrachtwagen. De chauffeur stapt uit met een ongelukkig gezicht. ‘Crazy,’ zegt hij en wijst op zijn hoofd. We lachen. Totdat we begrijpen dat we verdwaald zijn.

Shiraz

De vrachtauto keert en begint, lukraak her en der sporen volgend, terug te rijden. Wij volgen, nu heel wat minder ontspannen. Een woestijntocht is prachtig, een van de mooiste dingen die er bestaan, maar als je komt te verdwalen, keert die hele woestijn zich ineens tegen je en dat is een heel ander verhaal. Voor ons rijdt de vrachtwagen, in een wolk van zand. Regelmatig blijven de wielen steken en moeten we wachten tot hij weer los is. Soms staan we ineens voor een enorme kloof of zandmassa en moeten we terug. En ondertussen wordt het donker. Er is geen maan, de vrachtauto heeft geen licht. Wij hebben wel licht en Zeerover zoeft door het zand. Ilco stuurt als een volleerde rallyrijder, de meisjes zitten vol vertrouwen achterin te dommelen maar ikzelf zit op het puntje van mijn stoel naar het streepje zand voor ons te staren. Hoe zijn we hierin verzeild geraakt?
Uren later zien we eindelijk een lichtje. Een huisje! Iemand seint met een zaklantaarn vanuit de verte en we vinden het spoor naar de Nijl terug. In het pikdonker zetten we de daktent op, terwijl vriendelijke Sudanezen ons water en kruidige koffie brengen. En dan vindt Ilco zelfs ineens nog een Zuidafrikaanse shiraz in de voorraad. Heel erg verboden in Sudan, maar nooit smaakte een fles wijn zo goed!

Badderen in de Nijl

De meisjes duiken in de Nijl – met een schuin oog op de krokodillen aan de overkant. En dan gaan we verder door zand en wind en ontmoeten de meest uiteenlopende reizigers. Een stoere motorrijder uit Nederland, een Griekse hippie die de Nijl per fiets probeert te volgen en er bijna in is gebleven, een keurig Frans echtpaar in een stukke camper die zonder GPS de shortcut naar de Rode Zee willen maken, een pizzakoerier uit Kaapstad die zijn moeder in Italie haar maandelijkse door hemzelf gebakken pizza gaat brengen (diepgevroren), en de beroemde Zuidafrikaanse missionaris met de baard die we al eerder zagen en die met zijn crew muskietennetten door Afrika verspreidt…
En dan wordt de Nijl ineens heel breed, zo groot als een zee. Het Nasr Meer, hier gaat de reis verder per boot. Ik kan me intussen niet meer herinneren wanneer ik voor het laatst gedoucht heb.’Hoe zie ik eruit?’ vraag ik aan Ilco, bij gebrek aan een spiegel. ‘Dof, stoffig en verweerd,’ zegt hij vriendelijk. Mijn haar is vet en uitgedroogd tegelijk en ik draag al twee weken dezelfde spijkerbroek. Overal – maar dan ook echt overal- knarst het zand. Word ik ooit ooit ooit weer een dame?

Categorieën
Afrikareis

Kamelen in de sneeuw

(Dongola, km 44803 ) De thermometer in de auto staat al dagen op zijn maximum en dat is vijftig graden. Onze kleren plakken aan ons lijf, onze huid wordt juist droog (woestijn-beautytip: de rode lippenstiften van Lancome zijn lekker vet en smelten niet zo gauw), de meisjes hebben vuurrode hoofden en drinken de ene fles water na de andere. In de auto is het iets beter dan daarbuiten, hoewel de wind die binnenkomt soms zo heet is dat je beter je raam kunt sluiten.
Vanuit Nederland bereiken ons berichten over sneeuw en hoewel we dichterbij komen, voelt dat nu als het andere eind van de wereld. Kamelen in de sneeuw. (‘Hoe zonderling’ zegt Annie MG Schmidt in mijn hoofd).
Alles is woestijn. Ik mis het Afrika van de vrouwen met blote borsten in de rivier, van de regenwouden, de meren, de bergen. Hier zijn geen loslopende giraffen of olifanten, hier hoor je ’s nachts de leeuwen niet brullen en de hyena’s niet huilen, en je hoeft ook niet bang te zijn dat de aapjes er met je spulletjes vandoor gaan.

Schorpioenen

De enige dieren in de woestijn ziet zijn kamelen en witte ezeltjes. En schorpioenen. Als we in een obscuur hotelletje slapen, zien we er ’s avonds ineens een voorbij schieten. Klein, grijs, schorpioenig. Ooit ben ik door een schorpioen gestoken en dat herinner ik me nog levendig; ik heb er zelfs een heel boek over geschreven. Ilco slaat de schorpioen dood, maar tien minuten later zien we er weer een. Razendsnel verdwijnt hij in de kamer waar de meisjes liggen te slapen. Ilco en ik kijken elkaar even aan. We dragen de slapende kinderen een voor een naar het parkeerterrein; vannacht lekker in de daktent slapen.
Twee dagen later krijgen we autopech. Iets met een naaf bij een remschijf in een differentiatieblok (wie echt geïnteresseerd is, kan van onze Landrovervriend Tije in Nederland alle details krijgen). De garage is een piepklein werkplaatsje in het zand waar niemand Engels spreekt. Daar slapen we in de openlucht, naast een omhoog getakelde auto, in afwachting van onderdelen. Rondslingerende plastic flessen, een enkel hutje, de weg een eindeloze streep. En daarachter het glooiende niks van zand, dat ’s ochtends beige gekleurd is maar midden op de dag rood. Ilco en ik maken ons een beetje zorgen. Komt het onderdeel wel? Lukt het de mannen om deze lastige klus te klaren? En als de auto eindelijk weer start (de kieren van de naaf zijn dichtgeplakt met tandpasta) en vrolijk wegrijdt, pieker ik alweer over de 700 kilometer zand die voor ons ligt – misschien moeten we wel verder op ezels…‘Iedere gedachte wordt een ding’ – om in het gedicht van Annie MG Schmidt te blijven.

Godin Chaia

Daar hebben de meisjes geen last van. Ik zie ze spelen met… ja, met wat eigenlijk? Een oude manderijn (Karel), een tak. Ze bouwen een garage van roestige blikjes, flessendoppen en zand en spelen daarin alsof hun leven ervan afhangt. Dunya kneedt in het zand: ‘Kijk, een sneeuwman.’ En Bloem en Chaia schrijven eindeloos in hun onafscheidelijke schriften: ‘Mam, we hebben een eigen Godsdienst verzonnen voor de popjes. Ze bidden in tempels en vereren de Godin Chaia.’
Verbeeldingskracht! In het kamelen-gedicht van Annie MG Schmidt, zitten allemaal tobberige mensen in een winterse tram. Maar ertussen zit een jongetje met een boek over kamelen. Hij verkeert in een andere dimensie. Hij ziet ze echt, net als die geweldige meiden van ons. Kamelen in de sneeuw.

Categorieën
Afrikareis

Geloof

(Gonder, km 43703 )

Er staat een groep Ethiopische mannen rond de auto. Ze hebben hun ogen gesloten, de oudste prevelt zangerig voor zich uit. Hun handen zijn gevouwen, ze bidden. Voor Zeerover.
De auto staat inderdaad griezelig scheef op de rand van een berg. Er was plotseling een enorm gat in de weg (die toch al vol lag met zand, scherpe stenen en rotsblokken) en nu kunnen we niet verder. Niet omhoog: de banden draaien zich alleen maar steeds vaster in het stenengruis. Maar achteruit gaat ook niet, dan storten we de berg af. We krijgen er acuut ellendige Mauritanie-herinneringen van en willen absoluut geen enkel risico nemen met onze zwaarbeladen auto, ons huis. Pogingen van de mannen uit een naburig dorpje om de 2500-kilo zware auto een stukje op te schuiven, zijn inmiddels jammerlijk mislukt. Wat nu? Bidden!

Monniken

In Ethiopie weten ze wat devotie is. Overal zijn reusachtige, orthodoxe kerken met gouden koepels, alle restaurants zitten zonder vlees omdat het vastentijd is, jonge mensen lopen stuk voor stuk rond met grote kruisen om hun nek. De vrijwilligers die we hier ontmoeten werken voor Moeder Theresa. Er is een meer waar op elk eiland wel een klooster zit. We worden er ontvangen door stokoude monniken (die ook rabbijnen of imams zouden kunnen zijn) en besprenkeld met heilig water uit oude bronnen. Nu komen we zeker in de hemel, zo wordt ons verzekerd – een hele geruststelling. Iedereen kust Dunya’s hand en ik word teruggestuurd om een broek aan te trekken (en ik had nog wel zo’n keurig rokje aan). Zelfs als we bij iemand thuis koffie drinken (de bonen worden ter plekke op een vuurtje geroosterd en in de vijzel fijngestampt – zoooo lekker!) staat keihard de tv aan met daarop een of andere Amerikaanse tv-dominee die de ene na de andere lamme weer laat lopen.‘Zijn jullie christen?’ vraagt onze gastheer. Ilco begint over vrijheid van godsdienst en iedereen zijn eigen geloof. Het komt niet aan. Het ‘Amen’ en ‘Praise the Lord’ galmt door het kleine huisje en iedereen doet mee.

Tolkien

Maar het zijn niet alleen de christenen. Eén nacht kunnen we niet slapen omdat van zonsondergang tot zonsopgang de muezzin luidkeels bidt en zingt door de speakers van de moskee, want het is de geboortedag van de profeet Mohammed.
Een paar uur later staan we tussen de zeventiende-eeuwse kastelen en badhuizen van oude keizers in Gonder (de Lonely Planet spreekt heel Tolkien-achtig over ‘the rise and fall of Gonder’) en ontmoeten daar een groep jonge Amerikaanse joden die ons vertellen over een schijnbaar enorme joodse gemeenschap die ze jiddische liedjes aan het leren zijn. Ik voel me een soort heiden als ik de meiden uit Harrie Potter voorlees (om maar niet te spreken van mijn eigen heksenboek)… Wie had dat nou gedacht? Het is een wonderbaarlijk land, dat Ethiopië.
En onze Zeerover? Ook dat is een wonder. Die heeft God maar mooi met een tractor uit het gat gesleurd. De hulptroepen heffen verrukt hun handen naar de hemel. En wij gaan vrolijk verder – naar Sudan.

Vrolijk Pasen!

Categorieën
Afrikareis

Indianen!

(Arba Minch , km 42355 )
Grote veren in hun haar. Kraaltjes en kettingen op hun blote huid. Verfstrepen. Gewikkeld in dierenvellen… zo dacht ik vroeger altijd dat Indianen eruitzagen. Maar dat waren dus eigenlijk de stammen van Zuid Ethiopie. De Hammer, de Banna, de Ari – nergens ter wereld leven zoveel verschillende volken zo dicht bij elkaar in één vallei (en de bergen eromheen).
We bezoeken een paar markten, elke dag een andere, en ik voel me wel een beetje alsof het een of andere voor-oorlogse freak show op Coney Island is, waar wij als keurige westerlingen ons lopen te vergapen aan al die versierde lichamen. Maar gelukkig zijn wij voor al die stammen net zo exotisch als zij voor ons. Terwijl Ilco eindeloos foto’s maakt, gillen de vrouwen het uit als ze Dunya zien. Iedereen wil haar optillen en voelen aan de blonde haren van de meisjes. Is het echt? Hoe kan dat? En zo zacht! Vrouwen kussen Chaia’s hand. En prachtige jonge strijders, die in vol ornaat rondlopen met een soort verlegen trots, bieden om het hardst bij Ilco om Bloem’s hand.

Versiering

We gaan op zoek naar de Mursi, die in de bergen wonen, want die dragen enorme schotels in hun onderlip. Om de geesten tegen te houden die via de mond naar binnen komen. Of om onaantrekkelijk te worden voor de slavenhandelaars – niemand weet precies hoe het zit. Maar Ilco, de fotograaf, wil ze graag ontmoeten.
We vinden ze ergens in een uithoek van de markt. Diepzwarte mensen in zwarte kleren. Het is een beetje een grimmige stam. Hun bijna blote lichamen zitten vol littekens, een soort rituele versieringen. En ja, ze dragen schotels. Als ze die uitdoen, zie je dat hun onderlip gespleten en uitgerekt is, waardoor je altijd hun rotte tanden ziet. ‘Wat doe jij, mam, als zo’n Mursi jou een zoen geeft?’ vraagt Bloem. Ik weet het niet en het gebeurt gelukkig ook niet. De Mursi en wij staren elkaar achterdochtig aan. Ik geloof dat ik zelfs een beetje bang voor ze ben.

Rituelen

En in deze wondere wereld gaan wij ondertussen ook gewoon door met onze eigen rituelen. Zoals de Wereldschool. Chaia maakt haar laatste taaltest van groep zes en mag nu al door naar groep zeven, net als voor rekenen. Bloem gaat als een speer met Engels, dat we speciaal voor haar hebben besteld. En Dunya schrijft uit zichzelf haar eerste woordje: mama (maar de tekening ernaast toont ‘een meisje met een schotel in haar lip’…).

NB Op de fotosite van Ilco (via ‘ meer foto’s)  nog veel meer tribal pictures!

Categorieën
Afrikareis

Als het twaalf uur is in Ethiopie…

(Moyale, km  41300)

De zwarte stenenwoestijn zindert in de zon. Op het laatst zijn er geen dorpjes meer, alleen nog maar Samburu-strijders met roze veren op hun hoofd. Het zijn kamelenherders; er zijn grote kuddes op de weg, wel meer dan honderd.
Stuiterend over het wasbord komen we dan eindelijk Ethiopië binnen. Als we de meegebrachte fles cola openmaken, spuit het water als een fontein omhoog. Maar de auto geeft geen krimp en er komt maar één piepklein gaatje in de band. Het eerste deel van de oversteek door de woestijn is gelukt!
De grens loopt dwars door de stad. Aan de Keniase kant is die stoffig en vies. Maar in Ethiopie ligt er asfalt. Er zijn straatlantaarns, vrolijk geschilderde huizen, terrasjes met patio’s en bougainville. Overal bomen. Een bank en een internetcafé. Wij had dat nou gedacht van dit Live Aid ellendeland? En wie wist dat Ethiopie het land is waar de koffie, de pizza en de eerste mensen vandaan komen? Ik niet in elk geval.
We nemen het duurste hotel van de stad (tien euro) en proberen het zand en stof van ons af te spoelen met een douche die voortdurend schokken geeft als je eronder staat. Er blijft maar roestbruin water van ons afkomen, ik ben bang dat we nooit meer echt schoon worden.

Zure pannenkoeken

De menukaart van het restaurant is voor ons onleesbaar. Ilco wijst zomaar wat aan. Er komen enorme, zure pannenkoeken met groente en vlees erop. Je eet met je handen. Met rechts, heb ik gelezen, want de linkerhand is onrein – die gebruik je op de wc. Bloem zit te ploeteren, want die is links. Chaia pakt er stiekem een boterham bij en Dunya pikt de stukjes vlees weg. We nemen nog even de Ethiopische etiquette door: geen harde geluiden maken in het openbaar, dat is onbeleefd. “Dus niet hard niezen, papa.” En als iemand je met zijn hand een hapje eten voert, nooit weigeren, dat is een grove belediging. Maar ook niet met je mond de vingers van de ander aanraken. Bloem en Chaia kijken elkaar even aan, maar zeggen wijselijk niets.
Ondertussen vragen we ons af of we een nieuwe tijdzone in zijn gegaan en we vragen de ober hoe laat het is. “Twelve,” zegt hij. Nee, hoe láát het is. Ilco buigt zich over het digitale horloge van de man. Er staat 12. Pas dan komen we erachter dat de tijd in Ethiopie anders is. Om zes uur ’s ochtend gaat de zon op en dan beginnen ze met tellen. Dus zeven uur onze tijd is bij hen één uur en twaalf uur is dus… precies.

Prinsessenbedden

Na dagen van gehobbel kunnen de meisjes eindelijk weer tekenen en schrijven.
Maar lang houden we het niet vol, onze eerste avond in Ethiopie – hoe zacht en zwoel het buiten ook is en hoe toverachtig de moskee ook voor ons zingt. Als we onze ogen dichtdoen, is het alsof we nog steeds rijden.
Die nacht slapen we in enorme prinsessenbedden met glimmend satijnen en kanten spreien, precies wat Chaia zo mooi vindt. Nog nooit was een bed zo zacht!

Categorieën
Afrikareis

De poort

(Isiolo, km 40750)

Ik zit bij een kampvuur op een verlaten camping in de bergen van Noord Kenia.
Het is een lange tocht geweest, van Rwanda via Tanzania en door de Rift Vallei, die verrassend prachtig was. Kuddes nieuwsgierige giraffen om onze auto!
In Nairobi haalden we gisteren nog snel een visum voor Ethopie bij de ambassade naast het hotel waar op dit moment Kofi Annan vredesonderhandelingen aan het voeren is. Zijn gezicht prijkt op alle kranten, overal zitten de mensen voor de tv om het laatste nieuws te horen. Tegelijkertijd gaat alles ook gewoon door: mannen in pak verdwijnen in grote kantoren, en de lange, scherp naar koeienvet riekende, Masai valt in de bus rustig tegen mij aan in slaap.
Vandaag overal blije mensen. Het vredesaccoord is eindelijk getekend. De oorlog is voorbij! ‘Now we continue in the spirit of healing,’ zegt Annan.

Terugweg

Vandaag zijn we aan het einde van het asfalt gekomen.
Achter ons liggen de zee, de bergen, het oerwoud. Er lopen leeuwen en olifanten en bijna alle mensen zijn zwart. Het is een wereld die ons in korte tijd enorm vertrouwd is geworden.
Maar, hoe lang het deze reis ook nog duurt, we zijn op de terugweg. En we moeten die woestijn weer door om in het Midden Oosten en uiteindelijk in Europa te komen.
We staan voor een soort poort. Eigenlijk hoeven we alleen nog maar ‘Sesam, open u’ te zeggen.
We hebben alle visa, ook voor Sudan. Visa voor Sudan zijn schaars. Maar dat wij het onrustige Kenia snel wilden ontvluchten deed wonderen. Sudan als toevluchtsoord, dat hadden ze nog nooit meegemaakt en ineens was ons visum nog diezelfde dag al klaar. De banden van de auto zijn gecheckt en gedubbelcheckt, we hebben een nieuwe carburateur en een tweede reservewiel op het dak. De auto zelf is lang niet zo vol geweest: grote reservetanks diesel, enorme ladingen water, aardappels, een reuzenpak koekjes. We hebben voor ruim een week vers brood en voor daarna roggebrood en crackers. Ilco heeft de route uitgezocht en weet waar je snel door moet rijden en waar je soms met politiekonvooi mee moet. De meisjes zijn van plan om alle honderdtwaalf liedjes van Stevie Wonder op de ipod te gaan luisteren en er een persoonlijke toptien van te maken. Ikzelf wil urenlang fantaseren over een nieuw boek.

Rovers

Maar vanavond, bij het kampvuur, voel ik me ineens net een onwillige kameel met zijn hoeven in het zand. Aan de andere kant van die poort is het leeg en heet, met een beetje erg veel van die wegen die de Lonely Planet zo vrolijk omschrijft als ‘shake, rattle en roll’. De volken die er wonen zijn absoluut niet gewend aan toeristen en, vertellen overlanders elkaar: ‘Ze gooien soms met stenen’. Soms zijn er ook rovers.
Ik wil niet naar dat avontuurlijke noorden, ik wil lekker met een glas wijn op Zanzibar zitten! Ilco trekt even een wenkbrauw op. Hij herkent inmiddels die koudwatervrees. En natuurlijk, ik wil óók nieuwe dingen meemaken, slapen onder de sterren in de woestijn, restanten van oeroude culturen zien – dat laatste is iets wat ik in zuidelijk Afrika echt heb gemist. Natuurlijk wil ik dat! En het is nu zó dichtbij.
Je hoeft alleen maar ‘Sesam open u’ te zeggen….

Categorieën
Afrikareis

Hollands Dagboek: jarig in Rwanda

(Kigali, km 39000)
Zaterdag
Omdat nu ook onze creditcard misbruikt is, moeten we eerst langs de Western Union, waar die lieve Catherine gisteravond geld naar toe heeft gestuurd en met een dik pak van zo’n slordige miljoen Rwandese francs verlaten we de hoofdstad.
Over een prachtige weg, gemaakt door Chinezen, bereiken we het Kivumeer. Onderweg lunchen we, omringd door zo’n veertig kinderen die ons bijna verpletteren met hun nieuwsgierigheid. Toeristen komen hier nooit. Een meisje spreekt een beetje Engels. “Are you Chinese?” vraagt ze aan Ilco.
We slapen in een soort conferentieoord van de kerk, met prachtig zicht op het meer. Het is nog niet makkelijk om een kamer te krijgen, zo vol zit het met ontwikkelingsorganisaties. Op dit moment heeft het “Tear Fund” bijna alle kamers in gebruik.

Zondag
We varen met een groepje lieve Rwandese homo’s (van het christelijke World Vison) mee naar een eilandje in het meer. Geen toeristen betekent ook geen tourist traps: gewoon een lief eilandje met een volleybalnet en iets verderop, tot groot plezier van de meisjes, een aap aan een touwtje.
’s Avonds eten we nijlbaars – alweer. Chaia baalt: “Wanneer kook jij nou weer eens, papa?” Maar kamperen doet niemand in Rwanda.

Duistere hart

Maandag
Als we wegrijden, komen we langs een fonkelnieuw tribunaal. Buiten lopen mannen in barbie-roze pakjes: de vermeende beulen van de oorlog, die nog steeds wachten op berechting. Zij staren net zo nieuwsgierig naar onze auto als wij naar hen.
Ik probeer maar steeds de boeren en de theeplukkers niet te zien als voormalige beulen of slachtoffers. Ilco heeft het over hun veerkracht, mij valt vooral op dat ik nog niet zoveel bedelende handjes heb meegemaakt.
We slapen met zicht op Kongo, het duistere hart van Afrika. Ooit wilden we hier doorheen rijden, maar het dichte oerwoud wordt beheerst door de diamantmaffia. Aan de overkant van het water schijnt een fantastische geestenuitdrijver te zitten. Ik overweeg even om erheen te gaan, maar nee; ik heb voor het Heksenhotel wel even genoeg van dit soort onderzoek gedaan.

Dinsdag
De weg gaat dwars door het hoge nevelwoud waar chimpansees leven. We lunchen met spectaculair uitzicht op de bergen en Bloem verliest eindelijk haar losse kies. Een grote wit-zwarte aap gaat er, onder luid gegil van de meiden, met de koekjes vandoor.
Dan naar Butare, de universiteitsstad. Weer zo’n plek waar duizenden zijn afgeslacht. Het gebouw van de Technische Universiteit is nu een macaber monument: het bloedbad dat daar plaatsvond is nog steeds te zien. Letterlijk: de lijken zijn overdekt met een soort substantie waardoor ze geconserveerd zijn als opgezette dieren. “Wie wil dat zien?”vragen Ilco en ik ons af. Wij niet in elk geval. Overlevenden? Ook niet natuurlijk. Schoolkinderen? Veel te heftig. Uiteindelijk besluiten we dat het goed zou zijn als alle gevangenen in de roze pakjes hier een verplicht bezoek zouden brengen.
’s Avonds eten we zwart vlees aan een spies. De groente die ik erbij heb besteld blijkt een rauwe ui te zijn. Midden onder het eten gaat het licht uit. We kijken er allang niet meer van op. Met een kaarsje eten we op onze kamer nog wat ananas en banaan. Die nacht lig ik lang wakker in het doorgezakte bed. Ik mis onze daktent.

Volle maan

Woensdag
Het is tribunaal-dag vandaag: overal zijn de winkels dicht en zien we groepjes mensen die zeer beschaafd in de openlucht oorlogsbeulen berechten.
Wij doen iets heel anders: souvenirs kopen. Maskers en schalen, alvast voor ons nieuwe huis – waar dat ook zal zijn. Nog even en we zijn weer in de woestijn en dan zien we dit soort spullen niet meer.
Daarna terug naar Kigali: toetsen van de Wereldschool opsturen en checken hoe de situatie in Kenia inmiddels is. Ons nieuwe plan is nu om door het midden van het land omhoog te gaan, dan vermijden we Eldoret en Mombassa. Over een paar dagen hakken we de knoop door.

Donderdag
Vannacht volle maan en maansverduistering. Ik droom van een zwart vrouwtje dat op een enorm hoge ladder naar de maan staat te kijken.
Als ik wakker word, komen Ilco en de meisjes zingend binnen. Tekeningen met sinterklaas (Dunya) en ‘Love you oll’ (Bloem) erop. Van Ilco krijg ik een ring met een groene heksensteen uit Kongo. Daarna feestontbijt, verjaardagsmails lezen en ons vertrek morgen naar Tanzania voorbereiden.
’s Avonds eten we op een heuvel, met de stad toverachtig onder ons en de volle maan erboven. Bloem, Chaia en Dunya kruipen voortdurend op schoot, we zijn een enorm kleffe familie. Maar daar gaat het allemaal om, bedenk ik me, een beetje beneveld door de wijn. Het ultieme verjaardagscadeau: liefde – ook hier, juist hier. Love you oll.

Marcia en JeroenBedankt dat we vorige week in Kampala bij jullie even thuis mochten zijn!

Categorieën
Afrikareis

Hotel Rwanda

(Kigali, km 37700 )

Do you know
Where you’re going to
Do you like the things that life is showing you
Where are you going to…

Dat zingt Diana Ross in de Landrover als we uit Kampala wegrijden.
Meestal laat het leven zich op onze reis van zijn meest geweldige kant zien. Ook nu weer: we slapen onder een opkomend maantje aan het Victoriameer en worden gewekt door het gezang van allemaal vreemde tovervogels. Aapjes springen vlak voor de auto opzij.
Het lot stuurt ons naar Rwanda. De weg erheen voert door de bergen en langs thee- en eindeloze bananenplantages. Rwanda wordt ook wel het land van de duizend heuvels genoemd en wij zien ze allemaal. We zijn weer op reis, we zijn gelukkig.
Maar dat is niet wat het leven ons nu wilde laten zien. Rwanda is niet alleen die heuvels en de exotische locatie van de film Gorillas in the mist.

Hutu’s en Tutsi’s

Rwanda is vooral het land waar, nog geen vijftien jaar geleden, ruim 1 miljoen doden zijn gevallen in een paar maanden tijd.
In elke stad is wel een monument, het een nog gruwelijker dan het andere. Overal botten en massagraven.
Ik wist het – en ik wist het niet. De Hutu’s en de Tutsi’s, dat waren vage stammen ergens in duister Afrika, die elkaar de kop insloegen. Ik herinner me nog wel dat er grapjes over werden gemaakt. Maar waarom eigenlijk, en hoe precies, en hoeveel – nee, dat is me gewoon ontgaan.

Maar nu sta ik er middenin. We gaan naar het Genocide Memorial Centre in Kigali – nog niet eens het schokkendste monument.
Chaia besluit dat ze niet meegaat en in de auto blijft wachten. Stiekem wil ik ook wel net als zij buiten blijven, maar ik kan nu toch echt niet meer doen alsof ik er niets van snap.
Ik ga naar binnen.

Filmpjes, botten, foto’s, de hele slachting is in beeld gebracht.
In de tuin liggen tweehonderdduizend doden in enorme massagraven (‘don’t walk on the mass graves’).
Op de tweede verdieping van het centre wordt Rwanda ook nog eens vakkundig gekoppeld aan Auschwitch, Cambodja en andere volkerenmoorden.

Ik hou het vol. Ik kijk naar wat niet gezien kan worden en probeer te begrijpen wat niet te begrijpen valt.
Dat gaat goed tot het oranje zaaltje.

Toekomst

Hier geen bloed en botten, maar enorme, vrolijke kinderportretten. Naast elke foto lees je over de hobbys (‘dansen’, ‘mijn zusje pesten’), dromen (‘dokter worden’) en favoriete knuffels van elk kind. En, o ja, hoe ze vermoord zijn: doodgemarteld, doorkliefd met een hakmes, gefusilleerd bij een massagraf. Want dit zijn, vermeldt het opschrift ‘de kinderen die onze toekomst hadden moeten zijn’.
Ik vlucht, ik struikel, ik ren de oranje kamers door. Waar is de uitgang? Frisse lucht, ik moet adem halen. Op het eerste beste bankje zink ik neer. Bloem , Dunya en Ilco slaan hun armen om me heen. Het helpt niet. Niet echt.

Categorieën
Afrikareis

Slalommen tussen de conflicten

(Kampala, km 37700)  De tekst van het weblog is deze week geschreven door Ilco.

Een Luo in het Witte Huis
Met enig geluk krijgen de Verenigde Staten dit jaar voor het eerste een zwarte president: Obama. Wij zouden daar zéér voor zijn, vooral ook vanwege zijn progressiviteit (maar misschien biedt dit ook ruimte voor toekomstige witte presidenten in Afrika?)
Obama heeft een Keniaanse vader van de Luo stam. Juist, dezelfde stam als van Odinga, die oppositieleider die in Kenia de verkiezingen gewonnen had, maar toch buiten de macht wordt gehouden. Zoals de Kikuyu dat al tientallen jaren met de Luo doen, wat de huidige etnische ontploffing verklaart. In Kenia maakt men er wrange grappen over: waarschijnlijk krijgt Amerika nog eerder een Luo als president dan Kenia zelf …
Ondertussen zitten wij wel mooi vast in Uganda. Bij vrienden in Kampala, dus dat is zeker geen straf, maar waar moeten we naar toe? Hoe komen we verder? In Kenia zijn binnen een maand na de verkiezingen meer dan 1000 mensen vermoord. Luo’s staken zelfs een kerk in brand, die vol zat met vrouwen en kinderen van de Kikuyu stam. Ook Ugandezen zijn niet veilig, omdat de Ugandese president Museveni de Kikuyu president als eerste met zijn ‘overwinning’ had gefeliciteerd. Alle grote wegen zijn door illegale road blocks onbegaanbaar gemaakt, geen enkele toerist reist nog door Kenia. Verzekeringen betalen niets uit, ambassades ontraden ieder bezoek ten stelligste, Kenia is No Go area.

Meer AK-47’s dan koeien

We dachten eerst de dans te kunnen ontspringen, omdat we alleen maar door het noorden van Kenia wilden. Daar maakt de Turkana stam echter van de chaos gebruik om oude rekeningen te vereffenen waaronder enkele met witte ‘mzungus’.
Door noord-oost Uganda dan, om daarna nog maar heel kort door Kenia te hoeven en direct Ethiopie binnen te kunnen glippen? Ook onmogelijk, want in noord-oost Uganda heerst al vele jaren de wrede Karamojong stam, waarvan gezegd wordt dat ze meer AK-47’s hebben dan koeien. Normaal gebruiken ze die om de koeienstelende Turkana weg te jagen, maar overvallen op toeristen zijn ook ‘gewoon’. Nou hoeft het niet altijd mis te gaan, maar als we de Karamojong gepasseerd zijn ontmoeten we de nog veel wredere Dinka stam. Volgens alle stammen in de regio de meest gewelddadige. Voorbeeldje? Als een vrouw haar man verliest dan wil een andere man haar best ‘overnemen’, maar dan moeten wel eerst de kinderen van die andere man allemaal dood. Van die dingen.
Via noord-Uganda dan naar zuid-Soedan en dan alsnog naar Ethiopie? Er moet toch wel íets mogelijk zijn?Nee. In dit gebied heerst al twintig jaar de Lords Resistance Armee. Voor wie nog dacht dat alleen de islam gewelddadige extremisten kent: de LRA koppelt moord en verkrachting aan de komst van Gods rijk op aarde. Het leger van Uganda heeft in het noorden niets te zeggen en afgelopen week waren er al weer twintig doden, ondanks de langdurige vredesbesprekingen.
Naar links dan, toch door Congo? Dit kan al jaren niet, vanwege bandieten met machinegeweren, die ook niet terugdeinzen voor een leven meer of minder.
Wegvliegen dan maar en ‘Zeerover’ achterlaten? “Dat nooit”, roepen de kinderen in koor.

Vluchtoord Rwanda

Rwanda dan? Ja, Rwanda! Dat land, waar vorige week nog een aardbeving was en waar tien jaar geleden bijna één miljoen mensen werden vermoord, door gevechten tussen Hutu’s en Tutsi’s. Dat dit Rwanda nu ons vluchtoord blijkt te zijn, dat is toch wonderlijk? Maar echt, Rwanda is nu veilig. En we hebben veel leuke tips van onze vrienden, die hier enkele jaren hebben gewoond. Goed, het is volgens Marcia een ‘open psychiatrische inrichting’ maar wel een hele mooie.
Van Rwanda kunnen we dan, eventueel via Burundi (pas op, zo hier en daar is nog de Palipehutu-FNL actief), door het opperveilige Tanzania naar de haven van Dar-es-Salaam. Als Kenia ondertussen rustig wordt dan kunnen we alsnog omhoog. Zo niet, dan gaat ‘zeerover’ de zee weer op, richting Djibouti of Sudan, maar in ieder geval voorbij Kenia.
Je kunt je kinderen wel vertellen dat ze pacifist moeten worden en dat er teveel wapens in de wereld zijn. Wanneer Shakira ‘no fighting’ zingt en je vertelt over Colombia, dan lijkt de boodschap aan te komen. Maar nu we het aan den lijve ondervinden is een verhaal niet meer nodig. Tell me and I will forget, Show me and I may remember, Involve me and I will understand (Confucius).
We slalommen tussen de conflicten door en genieten nog maar even na van het mooie Uganda. Het gaat om het reizen, toch, niet per sé om het aankomen?

Categorieën
Afrikareis

Groot en klein

(Kampala, km  37700)  In Uganda wonen nog een paar pygmeeën en Ilco had ineens een enorme fascinatie gekregen voor dit oeroude bergvolkje van kleine mensjes.
Dus wij naar de pygmeeën.
Met een gids en –op zijn aanraden – een zak meel, een zak bonen en een enorm brok zeep. Om uit de delen – we leken wel Ophrah Winfrey: in de winter gezellig met cadeautjes naar Afrika.
Maar de pygmeeën waren er blij mee en ze waren duidelijk een stuk minder ongemakkelijk met de situatie dan wij (of ik, Ilco liep vrolijk te fotograferen). We mochten hun piepkleine huisjes zien met hun piepkleine bedjes, waar ze met z’n allen staand in sliepen. En ze gingen voor ons dansen, want pygmeeën, weet ik nu, dansen een paar uur per dag.
Het is een van de weinige dingen die nog over zijn van hun oude cultuur. Verjaagd uit de bergen, verkocht aan circussen, vergeten bij de instelling van de nationale parken… maar dansen doen ze nog steeds. Van honderdjarige opa’s tot peuters die amper kunnen lopen, iedereen danst en zingt. Oma’s trommelen mee op lege jerrycans en stoere jongens spreiden hun armen en zakken door hun benen als Zorba de Griek. Zelfs de hele lange weg terug naar onze auto worden wij nog begeleid door een feestelijke escorte van dansende mannetjes.

Chaia

Zeg Uganda en ik dacht stiekem nog altijd aan dictators die mensenvlees eten.
Maar Uganda is een stuk veiliger dan Kenya op het moment. Wel zien we meer bedelende kinderen dan waar ook in Afrika. Iemand probeert de armband van mijn arm te slaan door het autoraam heen.
Maar het is ook het land van de toegewijde rangers en stoere vrouwen zoals Dian Fossey en Jane Goodall die vechten voor de apen. Gorillas en chimpansees. Er zijn olifanten en jagende leeuwinnen langs de weg. Regenwoud en sprookjesachtige kratermeren. De Nijl ontspringt er. Hij stroomt door zo’n smalle kloof dat het water er kolkend en bruisend de krachtigste waterval ter wereld vormt. En daar vieren we Chaia’s verjaardag.
Ze wordt alweer negen, onze felle, fantasievolle dochter die zo mooi kan schrijven. Die speelt met de elf popjes, terwijl ze ondertussen Shakira op de i-pod heeft. Het liefst zit ze in een hoekje met de meidenboeken van Francien Oomen, maar als Jip en Janneke wordt voorgelezen, komt ze er gauw even bij staan. Met Bloem kan ze giechelen als een puber, maar ze kan ook alleen in haar blootje zomaar een uur in de regen dansen.

Happy birthday

Kaja… Sjaja… What? Ggga-jaa. Niemand kan haar naam hier uitspreken.
Mooi vinden ze haar wel en dat is ze natuurlijk ook. En stoer: dol op over rotsen klauteren en ze doet niet moeilijk als ze op een tocht door het tropisch regenwoud ineens tot haar dijbeen in de modder zinkt.
Maar later kruipt ze dan weer diep weg op je schoot – want daar zit ze nog steeds het allerliefste. Zelfs Dunya moet ervoor wijken.
Negen jaar is ze nu. De obers van het restaurant komen achter elkaar binnen met de taart, terwijl ze dapper voor haar zingen. Happy birthday… Happy birthday to Sjaai!