Categorieën
Afrikareis

Gids ten onder in Dovenland

(Hotel Dunia, Ouahigouya, Burkina Faso, km 16.284)
Iedereen in West Afrika praat over Dogon Land. Daar moet je echt naar toe, het is een hoogtepunt.
“Waarom is dat dovenland (Dunya’s benaming) dan zo bijzonder?” klaag ik, want de weg erheen is weer verschrikkelijk: kuilen, modder en enorme rivieren waar we dwars doorheen moeten rijden.
Ik zal nooit een Camel Trophy Girl worden, vrees ik. Al zo’n keer of honderd hebben we in mijn fantasie onze assen gebroken, zijn we van de weg af geslipt, of stil blijven staan in het midden van de rivier terwijl er steeds meer water de auto binnenstroomt. Dus nadat we de zoveelste rivier ondanks mijn angstig gepiep gewoon weer veilig passeren -wat Dunya de verbaasde uitroep ontlokt: “Jij bent toch de moeder?”- mopper ik: “We hebben de Diola, de Bozo en de Biajeros al gezien, wat maakt deze Dogonstam dan zo speciaal?”
Nu weet ik het.

Hobbits en elfen

Dogon Land is als een bezoek aan Rivendell en The Shire tegelijkertijd. Net als bij In de ban van de Ring zijn er knusse huisjes in een lieflijke vallei en tintelende watervallen en vergezichten in de bergkam ernaast, waarin vast ook elfen wonen. Je kunt er dagenlang wandelen en dat doen we dan ook, met de meiden in een ossenwagen. In de oude stadjes, die tegen de berg geplakt zijn, is de muur nog zwart van de offervuren. Het huis van de “hogon” is gebouwd als een lichaam: bij hoofdpijn leg je een offergeschenk op de zolder, voor buikproblemen moet je een verdieping lager zijn.
We hebben een gids mee die zelf ook een Dogon is. Hij kan alleen niet zwemmen en in een spectaculair moment van deze reis verdwijnt hij ineens onder water aan de voet van een waterval. Eerst sleurt hij Bloem met zich mee, in een wanhopige poging om zich aan haar vast te klampen. Maar dan is Ilco er al en tilt deze grote, zwarte man als een klein jongetje in zijn armen naar de kant.
Dat gebeurt niet zo vaak, dat je zo duidelijk iemands leven redt. Mijn man is een held!

Op de thee bij toearegs

In Dogon land slaap je gewoon onder de sterrenhemel. Dat deden we ook al in de woestijn van Timboektoe. Daar waren we te gast bij de toearegs, mannen met blauwe gewaden en tulbanden, en hun sterke oervrouwen. Taai als kamelen, deze toearegs, gewend aan extreme hitte en droogte. Je ziet ze zo de Sahara oversteken als het moet. En maar kopjes thee drinken, altijd drie:
de eerste: “bitter als de dood”
het tweede: “zacht als het leven”
en het derde: “zoet als de liefde”.

Categorieën
Afrikareis

Timboektoe

(Timboektoe, km 15.544, 40 graden in de schaduw)
Timboektoe, stad van zout en goud. Heilige stad, waar overal jongetjes met houten schrijfplankjes voor zich de koran zitten te reciteren. Zesenvijftig dagen duurde de tocht door de woestijn, dan was de kamelenkaravaan eindelijk bij de poort van Afrika gekomen. Het rijke Timboektoe was zowel het einde als het begin. Een magneetstad.
De weg erheen is nog steeds lastig, maar in de regentijd, drie maanden per jaar, gaat er een boot over de Niger naar toe. Twee dagen en twee nachten varen langs de oever die steeds minder groen en steeds meer woestijn wordt, voorbij de vissers en de kleine modderhutjes van de Bozo-stam. Kleine blote kindjes gillen langs de oever. Nijlpaarden zwemmen verschrikt opzij.
Op weg naar Timboektoe. Tijd om te schrijven (zie Chaia’s prachtige gedicht hieronder), te mijmeren –en om de nieuwste Harry Potter uit te lezen, die een erg aardig iemand mij per koeriersdienst heeft toegestuurd (ach, afscheid van Harry Potter…).

Heet woestijnstadje

Er zijn meer magneet-steden.
Dakar bijvoorbeeld. Iedereen die de oversteek door de Sahara maakt, is daarheen op weg. Je gelooft bijna niet dat het echt bestaat.
Of Mekka, of Jeruzalem. Een vriendin van mij had het met de Seychellen, eindeloos zat ze glossy reisbrochures door te bladeren.
Een van de mooiste kinderboeken die er bestaan, heet “O, wat mooi is Panama”. Voor Kleine Beer en Tijger is Panama het magneetland. “Panama ruikt van boven tot onder naar bananen. Dat is het land van onze dromen.” Ze pakken hun spulletjes en ze gaan op reis naar Panama. Natuurlijk komen ze er nooit aan. Maar de reis op zich – de avonturen en, het verlangen- maakt alles goed.
En zo is het met magneetsteden. Dakar was een fantastisch reisdoel– totdat we er echt voor stonden en bleek dat het een van de gevaarlijkste steden van Afrika is. Die vriendin van de Seychellen boekte ook elk jaar een andere reis. Veel te duur, die Seychellen. Maar toch, ieder jaar opnieuw kwamen eerst die brochures weer tevoorschijn.
En Timboektoe is eigenlijk gewoon een heet woestijnstadje. Ooit was het vast prachtig, maar dat was eeuwen geleden.

Djenne

Djenne, ook zo’n belangrijke stad van vroeger, is eigenlijk veel mooier dan Timboektoe. De hele stad is gebouwd van modder. De grote moskee lijkt een tot leven gebracht zandkasteel, een vuurpaleis. Alle huizen hebben torentjes en elegante boograampjes. En in die bruine stad wonen de kleurigst geklede mensen van West Afrika. Gebloemde lappen, gouden jurken, zilveren hoofddoeken, alles is fel en schitterend. We belanden op een bruiloft en Ilco houdt nooit meer op met foto’s maken. Hij mag ook als enige dat vuurpaleis in – voor ons vrouwen blijft de deur gesloten.
We zetten de tent op bij Ali en zijn zoon Baba. Daar zitten we tussen de geiten en de modder over Timboektoe te praten, terwijl Alpha Blondy op de radio zijn hit “Jeruzalem” zingt.

En hier dan nog het hele mooie gedicht van Chaia (Chaia schrijft een boek en deze tekst staat op het huisje van de heks):

Wie de dood ontwijken kan
Kan dat met het leven ook.
Wie zichzelf weet te bevrijden
Heeft geen keus tussen dit beide.
Geluk en liefde in het leven
Onweer die het hart laat beven.

Categorieën
Afrikareis

De wereld van Dunya

(Segou, km 14625)
De wereld van Dunya is als een toverbal. Je slaapt dan weer in de daktent, dan weer op een matrasje op de grond en dan ineens weer in een echt groot bed. Je drinkt het liefst rode limonade en je eet, net als de Afrikanen, bij voorkeur met je handen. Rijst, vis, ei, alles is lekker. Maar de grootste “lekkerheid” is ijs – zodra we dat ergens zien kopen we het voor haar.
In het Russisch, in het Arabisch, in het Swahili en zelf hier in Mali in het Bambara… bijna overal betekent Dunya “wereld” of “leven”. En de wereld van Dunya is roze van dikke big Knor, en roze van haar eigen blote buik en billen, want Dunya loopt het liefst bloot rond en op een of andere manier zijn haar (roze) schoenen altijd kwijt. Ze is dol op tekenen, maar nog meer op zwemmen. Staan we bij de Niger met onze tent, duikt Dunya als eerste de rivier in. Of anders wel in de zee, de waterval, het zwembad. “Papa, kom je mee?”
Dunya’s waterwereld is goud van de Afrikaanse zon,die haar vlashaartjes nog witter maakt.
De wereld van Dunya is een gouden stuiterbal en zij staat er middenin.

Le star

In de wereld van Dunya is alles er om te ontdekken en vindt iedereen je leuk. “Je kunt ze zo gek niet bedenken of Dunya is vrienden met ze” zegt Chaia wel eens en het is waar. In de wereld van Dunya is het een gezellige drukte. Het is het vrolijkste kind dat er bestaat. Ze houdt van dansen, van zingen en van grapjes maken.
Ondernemend is ze, onze jongste dochter, en onafhankelijk. We vinden haar vaak terug in de keuken van restaurants, achter de balie van een hotel of ze helpt de vrouwen met het wassen van de kleren in de rivier. “Le Star” noemden ze haar in een hotel en er zijn ons al veel kamelen in ruil voor haar aangeboden. Dunya windt de wereld om haar vinger als een bolletje wol. Soms moeten we haar wel een beetje temmen, deze kleine leeuw.

Vandaag is Dunya vier jaar geworden. In Nederland zou ze voor het eerst naar school gaan, maar dit is Segou in Mali.
Dunya zit er niet mee. Ze krijgt een sprookjesboek dat door haar moeder en zussen handgeschreven is. Een chocoladecake. Slingers en ballonnen. IJs natuurlijk.

En een fietsje –superonpraktisch op reis maar ze wilde het al weken zo verschrikkelijk graag. En in de wereld van Dunya komen al je wensen uit.

Dunya Suzanna

Categorieën
Afrikareis

Wild

(Kayes, km 13610)
“Komen jullie uit Guinee Bissau? Daar zijn ze toch wild?” vragen ze in Senegal, waar we doorheen trekken om bij het volgende land, Mali, te komen.
Wild… De mensen lopen er half in hun blootje en leven volgens oeroude tradities. Ze kunnen amper lezen en schrijven. Wanneer wij onze tent “wild” opzetten, rukken ze ons bijna de kleren van het lijf. De kinderen gillen als Dunya ze door haar kaleidoscoop laat kijken: een toverding! En als Dunya daarna rondgaat met een doos snoepjes, vallen kinderen -en volwassenen- aan als hyena’s en binnen een paar seconden is alles op en de doos aan flarden.
Hier zijn we ook voor het eerst in Afrika bestolen en wel van iets heel ergs: Mieke, Vriendin, Annabel en Maria werden door het halfopen autoraam meegegrist. Voor wie ons heeft gevolgd: vier van de elf popjes verliezen is Bloem en Chaia’s ergste nachtmerrie en zo gedroegen ze zich dan ook (huilen, gillen) toen de diefstal werd ontdekt.

Koude pasta

Ze zijn schaamteloos, de mensen die we in Guiné Bissau tegenkomen, maar ze zijn ook armer dan wat we hiervoor hebben gezien. “Als je geen eten en kleren hebt voor je baby, dan ben je de schaamte wel voorbij,” zei Ilco. De kinderen hebben dikke buikjes van de honger en de hutjes waar ze in wonen, zijn amper bestand tegen de enorme plensbuien van de regentijd. En dan is wonen in het paradijs ineens heel wat minder idyllisch.
Heel lang kan ik nog afstand houden. Een moeder die haar kind aanbiedt (“neem hem alsjeblieft mee, je mag hem zo hebben”) wimpel ik half-lachend af. Als onze vuilniszak wordt leeggegraaid (blikjes, zakjes en, de grootste troef, een oud taalboek van Chaia dat als een kostbare schat van hand tot hand gaat) vlucht ik de daktent in.
Door een kiertje zie ik hoe Ilco het restje dat over is van ons avondeten geeft aan een van de moeders (vier grote zonen en een kleintje op haar rug; en toch zeker vijftien jaar jonger dan ik) om te verdelen over alle kinderen. Ik zie de verrukte gezichtjes als ze elk een handje koude pasta zonder saus krijgen.
Dan breekt mijn hart.

Kracht

Als je Bloem en Chaia in de zee ziet, of op chimpanseejacht in het oerwoud, of ziet zwemmen bij een waterval, dan valt op hoe kort de meisjes hier eigenlijk kind mogen zijn. Ze zeulen met water, kooltjes, baby’s. Ze wassen, koken, leuren met mango’s en pinda’s langs de weg en en, net als hun moeders, doen ze dat allemaal zonder klagen, vaak zingend en met een onvoorstelbare kracht.
Zodra ze borsten krijgen, komen de mannen in het spel. Wanneer ze zwanger zijn, verlaten de mannen de meisjes subiet en het schijnt dat de meerderheid van de kinderen hier hun vader niet eens kent.

Dus is het zo vreemd dat ze een paar popjes willen hebben?

Wij hebben erop gereageerd met dezelfde schaamteloosheid: 4000 francs voor degene die ze terugbrengt. De dief beloond.
Tien minuten later was het elftal weer compleet.

Categorieën
Afrikareis

Guiné Bissau

(Jemberem, km 12454)
In de jungle van Guiné Bissau zijn geen fraaie lodges waarvandaan open jeeps in een kleine file rijden voor het perfecte fotomoment van de leeuw die een zebra opeet.
Er zijn geen bruggen door de bomen en geen bootjes langs de mangrove.
Je moet zelf op zoek. Naar de schildpadden. De nijlpaarden. De chimpansees. Of de olifanten die heen en weer lopen tussen Guinee Bissau en Guinee.
De beste gidsen zijn hier de onderzoekers van de vele natuurparken – als ze tijd hebben- en verder moet je bereid zijn lang en ruig te reizen.

Broodje ui

Modder. Enorme gaten in de weg. Plassen zo groot als rivieren. “Jongens, even allemaal naar links hangen,” roept Ilco. Takken en palmbladeren slaan tegen de auto. Er komt een scheur in de hoes van de daktent. We verliezen een zoeklicht. Steeds weer wordt alles kletsnat van de moessons. Ons Mauritaanse dak is daar niet op ingesteld. Als de zon schijnt, hangen we snel de natte spullen te drogen. Alles is klam.
Ook de oplader van Ilco’s camera springt door kortsluiting. En alledrie de computers (tough books nog wel) houden ermee op. Ik kan niet meer schrijven.
De jungle lady moet haar fijne grote fles Coco, in Gambia voor een prikkie gekocht, dicht laten, want parfum trekt muggen aan. ’s Avonds zoemen ze om de klamboe, een angstwekkend geluid. En zelfs de rode schoentjes worden vervangen door sneakers die vandaag op de kop af zes maanden ongebruikt waren gebleven. Hm, niet blij.
En dan is er nog het eten, of beter gezegd het gebrek daaraan. Er is wel brood te koop, maar geen beleg. Niets. Zo kan het voorkomen dat onze Chaia, eigenlijk een behoorlijk lastige eter, zich zomaar waagt aan een broodje rauwe ui. Er is geen fruit en geen groente. En zeker geen zaken als wijn en koffie. Waarom doen we onszelf dit aan?

Cobra schieten

Om die moessons dus, die maken dat alles zo knisperend groen is en zo heerlijk kruidig ruikt. En waarin Chaia wel een uur een bedwelmende regendans uitvoert.
Om de vlinders en de duizendpoten.
Om die chimpansees, die we alleen maar in de verte hoorden, maar wat was het spannend, die tocht door het tropisch regenwoud – een van de laatste van Afrika- vol vogelgeluiden. Om die ene vogel die de hele tijd ¨lekker puh lekker puh¨ zegt.
Om die andere bijna uitgestorven aap, die we wel zien, zwart met een meterslange witte staart. Om de opwinding van de dodelijke cobra in de boom, die er door de mannen van het dorpje uit wordt geschoten, terwijl de vrouwen eromheen staan te gillen.
Om de regenboog boven de rivier en de zonsondergang boven de waterval waar we de hele dag, en nacht, in zwommen.

Categorieën
Afrikareis

De dag dat de vrouwen van Bubaque dansten

(Arquipelago dos Bijagos, Guinee Bissau) Toen de nieuwe veerboot in gebruik werd genomen hadden de bewoners van alle eilanden zich verzameld voor de eerste aankomst. De vorige veerboot had het maar een dag volgehouden, dus nu was er, jaren later, reden voor feest. De vrouwen van Bubaque dansten in hun raffiarokjes met hun billen naar achteren en maakten de verwachte toestroom van toeristen belachelijk door te zwaaien met mobiele telefoons en te doen alsof ze van alles foto’s maakten. Van een afstandje keken de kapiteins van de houten roeibootjes toe hoe de nieuwe boot er niet in slaagde om aan te leggen. Vijf, zes, zeven keer moest het schip heen en weer varen, touwen vielen in het water en de Portugese bemanning schreeuwde. Toen konden eindelijk de eerste toeristen aan land: een witte familie die een klein kind bij zich had met sterrenkleurig haar, dat met ernstige ogen keek naar de vrouwen van Bubaque die nu voor haar dansten en in hun borsten knepen.
Op de kade floepte de streng met feestverlichting aan en het begon sterk te ruiken naar geroosterde vis. De Portugese kapitein glunderde naar de vrouw van de Amerikaanse hulporganisatie en zette de motor van het schip uit. Toen begon het te regenen.

De reuzenschildpadden

Het regende vlinders, ballonnen, palmvruchten en genoeg water om de putten van de eilanden gedurende weken gesloten te houden. Terwijl de bewoners zich zo goed mogelijk schuilhielden onder de palmbladeren daken van hun huizen, liet de witte familie zich met een klein bootje over manshoge golven door de open zee brengen naar het eiland dat de reuzenschildpadden dat jaar hadden uitgekozen om hun eieren te leggen. Na zes uur bereikten ze het eiland, waar ze hun natte kleren uitwrongen en de onderzoekers een tentje voor ze opzetten naast dat van hen.
De nacht was donker, maar droog, en zodra het vloed werd kwamen de schildpadden aan land. Gewapend met rode lichtjes – om de schildpadden niet bang te maken- liepen de onderzoekers over het strand om ze te tellen en de indrukwekkende omvang van hun schild op te meten. Het hele strand was bezaaid: ze kwamen uit zee en sleepten zich tot waar het water niet kon komen en daar begonnen ze te graven. De drie blonde meisjes, bijna net zo groot als de schildpadden zelf, schenen met hun rode lichtje in de kuil en zagen het gat van de vinnen steeds dieper worden. Toen kwamen de eieren, klein en wit als pingpongballen die door de moeders met venijnige bewegingen werden bedekt met zand; zo werden er die nacht duizenden begraven.

De dag erna begon de zon te schijnen en die bleef dat doen, zodat de familie nooit meer wegging en bleef zwemmen tussen parende schildpadden en vliegeren en zandkastelen bouwen. Ze vingen reusachtige vissen – pijlstaartroggen en ook een enorme met een rotkop die door de bewoners van het eiland Mussolini werd genoemd- en maakten wandelingen langs het oerwoud over stranden die zo onmetelijk en uitgestorven waren dat zelfs de papegaaien ervan zwegen en de schrijfster eindelijk haar pen neerlegde.

Heilig eiland

Pas toen ze, een en al zout en zand, terugkwamen op Bubaque, hoorden ze dat ze al die tijd op een voor de bewoners Heilig Eiland hadden vertoefd waar speciale ceremoniën werden gehouden. Ze zouden die magische krachten nog hard nodig hebben om terug te keren naar het vasteland, want -zo werd hun verteld- de grote veerboot, die intussen was teruggevaren naar de hoofdstad om de minister van transport op te halen, was bij het aanleggen aldaar op de kademuur geknald en tot nader order uit de vaart gehaald.

Categorieën
Afrikareis

Jungle lady

(Bissau, km 11.302)
In Guinee Bissau is overal oerwoud. Veel daarvan is Heilig Bos, waar geesten huizen en oude rituelen worden voltrokken.
Daar zouden we gaan kamperen.
Algauw sloot het bos zich om ons heen. Het is een oerwoud dat je opslokt, niet alleen hoog, maar ook juist heel laag begroeid met varens en struiken. Daar werkten we ons met de Landrover over een nauw paadje. Zand, blubber, kuilen, boomwortels. Af en toe hingen we helemaal scheef, takken en palmbladeren striemden de auto – die het overigens geweldig deed. Net als Dunya trouwens, die nu definitief over haar hobbelwegen-angst heen is, gelukkig.
Ik stifte mijn lippen en Ilco keek verbijsterd opzij: “Gaat ze het oerwoud in en wat doet ze…” Maar dat moest. Want we hadden net twee dagen in een klein dorpje gestaan, tussen de vissers, de voetballertjes en de varkens. Geen water, geen licht, reuze puur. Maar als je daar dan een buikgriepje krijgt, voel je je ineens wel erg vies en zweterig. En als dan de wc-situatie iets is als: zoek maar een plekje tussen de vissers, de voetballertjes en de varkens… precies, dan wordt die lippenstift ineens het laatste, onontbeerlijke teken van beschaving.

Camel Trophy achteruit

Ik vond dat bos eng. En ik had buikpijn. Dus halverwege zei ik, tot verbijstering van Ilco en de meisjes: “Ik wil terug. Ik wil een wc en een douche.”
“Maar we zijn nu net in jouw Heilige Bos,” zei Ilco, “je schrijft erover, we zouden gaan slapen in een Heilig Dorp en ’s nachts naar de dieren luisteren.”
Maar ik klemde mijn gestifte lippen op elkaar en Ilco vloekte maar een heel klein beetje, voordat hij begon aan de Camel Trophy omgekeerd: achteruit rijden over blubber, kuilen, boomwortels…
In de hoofdstad was ook geen elektriciteit en ook geen stromend water. Maar Ilco gooide net zo lang bakjes water over me heen tot ik mijn haar gewassen had en helemaal schoon was. En de volgende dag kocht hij geweldige rode schoentjes met hakken voor me. “Je was toch een dame?”
Nu kan ik alles weer aan.

Archipelago

Dus nu gaan we waarschijnlijk morgen (er gaat een boot, maar niemand weet precies waar, hoe laat en waar je kaartjes kunt kopen) naar de eilanden van Guinee Bissau. Heel ver, heel puur, heel paradijs. Geen elektriciteit en zeker geen Internet. Dus het kan even duren voor ik weer schrijf.
We nemen zo min mogelijk mee. Ook geen schoolwerk (wat hier wel enorm veel bekijks trekt).
Maar wel die rode schoentjes.

Categorieën
Afrikareis

Drie nachten in de Casamance

(Cap Skiring, km 10830)
“En ik was een man toen de zon weer opkwam…”

We zitten op een eiland, tussen twee armen van de Casamancerivier. Het is avond, de meisjes slapen.
Ik denk aan mijn nieuwste boek. Daarin speelt een Diola intitiatieceremonie, die van jongens mannen maakt. Ze gaan een paar nachten het Geheime Bos in en daarna zijn ze volwassen. Zo’n ceremonie komt per dorp maar eens in de twintig jaar voor. En precies nu vindt zo’n initiatie plaats, in een verscholen dorpje aan de andere kant van het water. Wat zou ik er graag even kijken… maar dat kan niet, het is supergeheim.
Ilco en ik staren over het water waarin honderden sterren weerspiegelen. Er is geen maan.
En dan gebeurt het. De geluiden. Het water draagt ze naar ons toe, helemaal vanuit de andere kant van het Geheime Bos. Alsof we er middenin staan. Het bong-bong-bonbong van de tamtam die het verhaal vertelt van de jongens die vannacht man worden. Het geloei van de koeien die geofferd gaan worden. Gegil en geknal van vuurwerk En het zingen. Woest gebral, als van voetbalsupporters na een finale. Maar ook ineens hoog en etherisch, toverachtig mooi. En steeds weerklinkt de tamtam, de hele nacht door.

Kalkoenen

Een andere nacht, een ander dorp. De rijkste man heeft ons in zijn huis uitgenodigd. Speciaal voor ons zet hij ’s avonds de generator aan en het hele dorp komt zijn telefoontje opladen.
De daktent klappen we open op het erf en Ilco en ik mogen in “de mooie kamer” in een echt bed met muskietengaas eromheen. Verder slapen in het huis ook nog de vrouw, de kinderen, de neven, de nichten, de zussen en ook de moeder van de rijke man. En honden, poezen en kippen.
’s Nachts is het zo heet in de mooie kamer. Hanen kraaien, ratten vechten, kakkerlakken krabbelen, kalkoenen gillen – een geluid alsof de oude moeder stikt in een vissengraat. De dorpsgek stommelt dronken over het erf en probeert tevergeefs in de daktent te klimmen. Hij stort naar beneden, bovenop een geit – dit tot grote hilariteit van Bloem en Chaia die door het raampje naar beneden gluren. Het wordt een lange, hete nacht.

Penelope

Maar meestal slapen wij juist heel diep, bijvoorbeeld deze week op het eiland waar je kunt leven van passievruchten, mango’s en kokosnoten. Het grootste deel is onbegaanbaar woud. Alleen wij zijn hier. En de Franse heks die zich als een kluizenaar teruggetrokken heeft. Haar benen zitten onder de wonden en ze heeft een hond die Penelope heet. Maar nu slaapt ze, ver weg in haar huisje. Alles slaapt. Het is zo stil! Je hoort alleen het hoge fluiten van de krekels. En ’s ochtends de vogels.

Categorieën
Afrikareis

Mango en mangrove

(Ziguinchor, km 10801) Bericht uit de tropen.
Denk: hybiscus, palmbomen, rijstvelden, mangrove. Vogels. Douchen in de “bush douche” (door Dunya, een beetje sinister, “butcher douche” genoemd): een emmer water uit de put halen en over je heen scheppen. En alles is reusachtig: de mango’s(model rugbybal), de mieren en de kakkerlakken, zelfs de ratten (ooit een rat gezien zo groot als een poes?)
We slapen onder de beschermende armen van de kapokboom en de nacht is vol met dromen. Ik denk dat het door die boom komt, Ilco wijdt het aan de samenstelling van de lucht. Iets met ozon.

Er is een geweldig jeugdboek – Aan de bal, van Lineke Dijkzeul – over een Afrikaans voetballertje, dat voor onze ogen tot leven komt. De oude mannen onder de baobab, de vrouwen die in grote vijzels de ongepelde rijst stampen, het blote voeten voetbal, de palmwijn die iedereen drinkt.
De dorpschef is vlakbij ons komen slapen om ons te beschermen. Zijn nicht kookt rijst met vis voor ons.

Bericht uit Nederland

Ondertussen overlijdt onze oude Surinaamse oppas en ook mijn oude buurmeisje Laura. O, Laura!
Ons huis, maanden geleden al verkocht, wordt door verhuizers leeggehaald. Eén van mijn beste vriendinnen trouwt. En mijn broertje krijgt zijn eerste kind.
Het zijn scènes uit een film waar onze rollen tijdelijk zijn “uitgeschreven”. Om te zien dat alles zonder ons gewoon doorgaat, is een raar en bij vlagen weemoedig gevoel.

Tegelijkertijd tuimelen we steeds verder deze Afrikaanse film in. We zijn nu echt alle westerse stress kwijt en blijven overal langer dan we dachten. Wherever I lay my head….
De meisjes krijgen vriendinnen met wie we gaan picknicken langs de rivier. Ze zwemmen tussen de mangrove en leren Frans. Als we weer weggaan, zijn er vaak ontroerende afscheidstaferelen.

Elke plek kan ook een blijvend nieuw thuis worden. Vooral Ilco, Bloem en Chaia vinden het leuk om daarover te fantaseren: dan krijgt iedereen een eigen kamer, we nemen een pizza-oven in de tuin, een zwembad, babypoesjes, bougainville, kippen op het erf en een heuse uitkijktoren.

Onderweg

We ontmoeten een man uit Holysloot, vreemd genoeg, die hier een lapje grond heeft gekocht en zich zorgen maakt over hoe hij straks, als het water stijgt, langs de krokodillen moet komen.
Zo concreet zijn onze plannen gelukkig nog lang niet.
Wij zijn onderweg. Alles is nog mogelijk.

Categorieën
Afrikareis

Cocktails en kroketten

(Kololi, km 10493)
“Koffie?” vraagt de nachtwacht van het kleine hotelletje. Het is vroeg in de ochtend, de zon is nog fris en vanuit zee waait een lief windje. Duiven koeren en parkieten zingen in de kokospalmen. Ilco slaapt nog en Dunya speelt rustig in het zand dat nu nog koel is.
Ik klap mijn computer open. Ik begin te schrijven.

De ene helft van Gambia is arm, bossig en vol vogels en via rode zandweggetjes verbonden met de andere helft, de strandkant. Die helft is van de toeristen en via het perfecte asfalt kan je hun routes volgen: strand, bank, disco.

Denk niet dat wij alleen maar in de bush zijn. Het is minstens zo fijn om weer eens een biefstuk te eten – om een elektrotechnicus aan de reserve-accu te laten sleutelen – om een echte supermarkt te bezoeken – een nieuw badpakje voor Dunya te kopen (het oude was zo versleten dat ik het elke avond ouderwets zat te stoppen) – geld te pinnen, te mailen, de computers op te laden – het huiswerk van de wereldschool op te sturen – en om een geweldige hybiscus-apenbroodcocktail te drinken.
Zelfs het broodje kroket bij restaurant “Dutch whale” is nu een hoogtepunt.

Diola

Fris gedoucht gaan wij morgen dan weer richting oerwoud. De Casamance, Zuid-Senegal. Daar is de begroeiing nog dichter, daar leven slangen, apen en krokodillen. En een stam die Diola heet. Zij geloven in geesten, goede en kwade, die kruipen in bomen, in het water en soms zelfs in mensen. Als je ziek bent, komt de vrouw die met de geesten praat, als je stout bent de dorpschef. Er is zelfs een echte koning die audiëntie verleent in ruil voor een struisvogelei.
De Casamance. Als de regentijd niet te heftig uitpakt, zullen we er denk ik wel een tijdje blijven. Ook vanwege Isabel Tap.

Isabel Tap is de hoofdpersoon uit mijn nieuwste, nog te schrijven boek en haar verhaal speelt zich af in de Casamance. Zij reist nu al steeds met mij mee. Bloem en Chaia hebben de popjes, ik heb Isabel. En Laura natuurlijk, de heldin van Het Heksenhotel, het boek dat in januari uitkomt. De omslag is al af.
Ik krijg ook vaak gezelschap van Brandaan, dat is een wereldreiziger die de hoofdrol speelt in een nieuw geschiedenisboek waar ik voor schrijf. En er is een voetballertje dat een avontuur beleeft in Sevilla. Dat boek moet pas over ruim een jaar af zijn, maar deze jongen wordt met de dag echter.

Schokjes

Dus zie je mij overal met mijn laptopje, tintelend van alle schokjes door de ongeaarde elektriciteit, of gewoon met een pen. Aan zee, onder de mangoboom, of op een kapotte bank naast het enige stopcontact. Bij voorkeur vroeg in de ochtend als de zon nog fris is. Ik heb nog nooit zoveel geschreven.

PS We horen steeds meer goede berichten over reizen door Angola. Daarom hebben we ons reisplan fiks aangepast. Zie elders op deze site.