Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Countdown

Mijn dochter had nog minder dan zestig jaar te leven – wat best kort is gezien haar leeftijd en het feit dat mensen ouder en ouder worden gemiddeld. Maar haar vriendin  had nog maar acht uur.

Het is een app die hoort bij een film en je kunt uitrekenen hoe lang je nog te leven hebt.

Entertainment

J en ik zagen de app ook, hij stond bij entertainment. We hadden net iemand begraven, veel te jong, en de app was actueler dan ooit. Hoe lang heb je nog? Of neem mijn moeder die zelf altijd heeft voorspeld dat ze 84  wordt en dat nu sinds gisteren is. Hebben we nu dus voor het allerlaatst haar verjaardag gevierd en liedjes met haar gezongen?
Gelukkig gaf iemand mij gisteren ook een gedichtje van Pessoa. Een cadeautje van woorden was dat:

Voorbij de bocht in de weg
ligt misschien een plas, en misschien een kasteel
En misschien alleen de voorzetting van de weg.
Ik weet het niet en vraag het niet.
Zolang ik op de weg loop en voor de bocht
kijk ik naar de weg slechts voor de bocht…

En dat helpt. Meer en beter dan met zo’n app te gaan goochelen. Want ja, er is een weg, er is een bocht. Daarachter kan alles wel liggen, een beetje zoals Schrödingers kat wel en niet dood in zijn doos.
Maar nu.
Ben ik.
Hier. 

En wat betreft die vriendin van de dochter met nog acht uur te leven. Op het moment supreme waren alle vrienden in haar buurt gebleven. Cliffhanger: ze leeft nog. 

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Anna Susanna

Anna Susanna, zei iemand. En PAF ik was weer twaalf jaar oud. Nog leuker: PAF mijn moeder was weer in haar volle kracht. 

Dat zei mijn moeder altijd: “Anna Susanna.’ Op zo’n zangerige, montere toon. Het was aansporing (‘hup, je bed uit’) en ode (‘ zwarte Anna, Spaanse schone’) tegelijk. 

Nakend

Ik heet niet eens Anna Susanna. Mijn tweede naam is niet Susanna ( en mijn eerste ook niet Anna trouwens).
Maar die moeder dus. Overmorgen wordt ze 84 jaar, de leeftijd die ze altijd als einddoel heeft genoemd. ‘Ik denk dat ik daarna snel doodga,’ zegt ze al weken elke keer dat ik haar zie. Dat is minder dramatisch dan het klinkt, want ze kondigt haar nakende dood al jaren aan, ik herinner me dat het eerst van toen ze 75 werd. We hadden haar toen naar Spanje gehaald met alle kinderen. ‘Nu kan ik rustig doodgaan,’ zei ze de volgende dag. En kijk nou toch wie er zaterdag 84 wordt.
Maar iets is wel degelijk dood. De moeder die me Anna Susanna noemde was sterk en vrolijk en vol levenslust. Ik herinner haar het beste als ik denk aan haar stem die Anna Susanna tegen me zegt – maar het kost me moeite. En mij niet alleen. Steeds minder mensen kennen die moeder nog, ze hebben geen idee wie dat broze bange wijffie in de Flesseman eigenlijk is. Laat ik het vertellen: het was de vrouw waar ik veilig bij was en die voor mij zorgde. Simpelweg dat. Een stevige stammoeder van mij en de dochters, waarvan er een Dunya Suzanna heet – maar dan echt.

Ik mis die moeder. En wat we zaterdag vieren, waar ik haar geliefde kwarktaart voor sta te bakken vandaag – dat weet ik eigenlijk niet zo goed. 

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Powervrouw

Post uit Mexico!

‘Omdat ik weet dat je Frida zo’n powervrouw vindt,’ schrijft de dochter.

Stalen buis

Ik weet nog dat ik het werk van Frida Kahlo voor het eerst zag, dat was ook in Mexico. Ik ontdekte haar toen we op bezoek waren in het atelier van Diego Rivera. Een intrigerende vrouw, minnares van kunstenaars en revolutionairen, kunstenares in een tijd dat de mannen dominant waren in de kunst. En ook een vrouw met een Drama: het verhaal van het ongeluk. De stalen buis die zich door haar vagina had geboord en waardoor ze altijd pijn bleef houden. Het was geen geheim ze schilderde er zelfs over. Gruwelijk gefascineerd was ik: dat kunst zo naar en tegelijk zo prachtig kon zijn – dat ontdekte ik met Frida. Zoals ik ook het boek nog weet dat voor het eerst mij in mijn ziel raakte (Anne Frank), de muziek (Pachelbel), en het toneelstuk (Virginia Woolf).
Inmiddels is Frida hotter dan ooit Bij de Kitsch Kitchen pop up hier in de straat kan je Frida Kahlo portemonnees kopen, Frida Kahlo tasjes, Frida Kahlo spiegeltjes, Frida Kahlo zakdoekjes. Maar Frida met de post vanuit Mexico is natuurlijk het echtst. Ik zet haar neer op een belangrijke plek in de kamer. Vroeger vond ik haar oud, nu kijk steeds en denk ik: achossie wat jong nog. En dan al zoveel lijden. 

Kwetsbaar

Wat Frida tijdloos maakt is haar weigering om een perfecte vrouw te zijn. Ze dronk en rookte en liet haar Spaanse snorretje lekker staan. Haar seksualiteit was fluide. Terwijl de mannen om haar heen floreerden in de kunsten durfde zij persoonlijk en kwetsbaar te blijven. En met succes: wie van alle Kitsch Kitchen bezoekers kan net zo makkelijk een werk van haar toenmalig veel beroemder partner Diego Rivera herkennen?
‘Ik vind jou dat ook: een powervrouw,’ schrijft dochter. ‘Yes,’ zeg ik tegen Frida en ik denk dat ze knipoogt. 

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Samhain

Het was dat kortstondige moment van de ochtend in het restaurant van Eye Filmmuseum. De eerste mensen binnen. De dag nog fris en nieuw. De winterzon  tintelend door de hoge glazen ramen, waarvoor  een glazenwasser die leek op een acrobaat.’Kom,’ zei ik tegen een collega, ‘we moeten nu echt koffie drinken aan de bar en ik rukte haar weg achter haar computer.

Ik ga het zo missen.

Lekkerste koffie

Het IJ, het ruimteschip-achtige gebouw, de allerlekkerste koffie die ik maar beschouwde als collateral dammage van daar werken, collega’s! Ik had al zo lang geen collega’s meer gehad.
Ik werkte er nooit vast want dat wilde ik niet, ik werkte er wel veel. Nog anderhalve week, dan is de laatste klus klaar. Spaarpotje, beurs, terug in mijn schrijfhol – tot de lente.
Het valt samen met Samhain. Vandaag verwelkomen de wiccas het donker en de dood. De naar binnen gekeerde tijd van het jaar, de tijd van introspectie. Het is de beste dag van het jaar voor magisch denken. 
Vandaag ga ik naar het Heksenwinkeltje hier in de straat. Als het open is tenminste, dat weet je nooit. Het is zo’n winkeltje met Tarrot en Santeria-spullen, meer een soort loket. Ik weet nog niet precies wat ik in dat winkeltje ga doen Misschien een kaart trekken zoals hoort bij 
Samhain, misschien iets van een lucky charm kopen. Maar sowieso iets. Ik wil namelijk écht niets liever dan dat ingetogen schrijven, hoe lastig het soms ook is, dat weet ik zeker – maar niet als het licht nog zo mooi is in de ochtend…

Heksenwens: Dat Samhain jullie de eindes brengt die je nodig hebt en het begin van wat je wilt.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Droom en film

Het was behoorlijk romantisch met de gabbers en de zombies.

Ik hield als kind van Roald Dahl. Maar dan vooral van zijn grotemensenverhalen die niet goed afliepen. Als twaalfjarige schreef ik zelf verwoed opstellen over mannen die hun vrouw vermoordden en onzichtbare wezens. 

Afgelegen hutjes in de sneeuw

Later ging ik andere dingen schrijven. Maar het heeft iets van een trip down memory lane dat ik nu met een man ben wiens bijnaam Mr Horror is. En ja, dan kan het dus ook gebeuren dat het “Mr Horror’s Halloween Horror Show” is door het hele land. En dat je met Mr Horror in een T-shirtje mee gaat met de trein om de Halloween Horror Show te openen in Utrecht. Pal naast Thunderdome, de sfeer zit er meteen goed in. Dat je daar zo gezellig in de regen tussen de hardcore techno’s loopt als hun welwillende oom en tante. Op weg naar een zaaltje gevuld met horror hardcores, al net zo kinderlijk blij en fanatiek.
Net voor middernacht terug in Tuschinski waar sommige mensen helemaal in stijl verkleed zijn. Dat je denkt ik kijk twee films en je toch ineens de hele nacht blijft. Zombies en serial killers en psychopaten en afgelegen hutjes in de sneeuw. En een gruwelijk spel in een landhuis waar de bruid gedood moet worden voor zonsopkomst. Ergens in de nacht verspringt de tijd en raak je sowieso het gevoel van dag en nacht kwijt, van droom en film.  

En dan is het toch ineens ochtend en ga je met Mr Horror als laatste Tuschinski uit, dat zich alweer opmaakt voor de ochtendvoorstelling van iets liefs. De metro rijdt nog niet dus je loopt gearmd naar huis door Amsterdam dat net een klein beetje wakker aan het worden is – maar nog niet helemaal. Het is zondagochtend, het regent een piepklein beetje en de bakker geeft je gratis croissantjes. 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Pumpkin

Ze had zich er al dagen op verheugd: een pumpkin spice latte van de Starbucks. 

Dochter bleef logeren, al moest ze vroeg op naar de studie in Utrecht. Maar dan ook echt heel vroeg. Gelukkig zou ze zichzelf trakteren op die pumpkin spice latte. 

Pyjamaatje

Nu is het altijd al lastig in een ander huis opstaan, zeker als je haast hebt, een ochtendhumeur en een puberbrein ook nog. Ikzelf maakte het alleen maar erger. De toastjes koud, het espresso-apparaat niet aan (‘Maar je ging toch die pumpkin spice…’. ‘Mam, ik zit op tien koffie per dag als het niet meer is.’). Ze was haar oortjes kwijt, trok een ladder in haar panty, zag dat ze die pumpkin latte niet ging redden, kreeg een pantry van mij in de verkeerde kleur bij haar outfit, ontdekte dat ze haar oorbellen vergeten was terwijl net zo’n belangrijke studieborrel, leende oorbellen van mij en stormde ervandoor, mij en het huis in een staat van nachtelijke stilte na de storm achterlatend.
Niet voor lang. Want daar belde ze al uit de trein: laptop vergeten. En zonder laptop kom je dezer dagen de collegezaal niet in. Ik schoot snel een jas aan over mijn pyjamaatje en spoedde mij naar het station (gelukkig heel dichtbij). Als troost wilde ik een pumpkin spice latte voor haar kopen, maar daar was ze alweer, terug van Amstel, met een minuut overstaptijd. Ze stormde me letterlijk voorbij, greep de computer en ik zag haar net op tijd in de trein springen. Ik checkte nog even maar het was de goede. Tien minuten later weer de telefoon, een en al diepe zelfhaat inmiddels. Dat ze met al dat rennen een oorbel was verloren. 

Twintig, beginnen met studeren, al die nieuwe codes en verantwoordelijkheden. Ik ben zelf blij dat het ver achter mij ligt. Om dat te vieren bakte ik een pompoentaart. 

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Dan maar niet

‘Anna? Ik bel je namens de bekende tv-talkshow xxx…’ Of ik die avond aan wil schuiven. 

Het zijn geile telefoontjes. Mijn boeken hebben mij vaker roem gebracht. Ik stond met interviews in kranten en tijdschriften, was te gast in radioprogramma’s en soms zelfs op tv. Dat is al een tijdje niet meer gebeurd. Echt jammer. 

Spotlights

Als je op de tv komt, doen ze heel mooi je haar en je make up. Je staat even heel letterlijk in de spotlights en na afloop verhonderdvoudigt het bezoek aan je site en ontploft je mailbox. Dat heeft iets lekkers en verslavends.
Maar journalisten zijn ook ratten (ik mag dat zeggen omdat ik zelf ook journalist ben, soms). Ze zeggen dat ze over je boek praten maar ondertussen zuigen ze je leeg en gebruiken jou en je mooie verhaal precies zoals zij dat willen. Ik ben daar onlangs nog keihard ingetrapt bij een grote kwaliteitskrant. De avond voor publicatie kreeg ik iets te zien waar ik helemaal niet blij mee was. Toen had ik moeten zeggen: NEE. Dan maar niet al die roem, dan maar een gat in de krant. Dat zei ik niet, uit aardigheid maar ook uit ijdelheid – en daar heb ik nog steeds spijt van.
En bij deze talkshow gaat het ook al niet over mijn boek. Of nouja, het gaat over Een heel bijzonder meisje. Door dat boek word ik met enige regelmaat benaderd als ervaringsdeskundige op het gebied van sektes. Daar heb ik inderdaad wel iets over te zegen. Iets met nuance.
De aanleiding nu is de situatie in Ruinerwold. En nuance is niet echt waar ze naar op zoek zijn.

Dat de redacteur absoluut Captain Fantastic moet kijken, zeg ik. En misschien ook The Beach. Het boek De vrouwenvanger moet lezen en, ja, misschien ook mijn boek. Maar dat ikzelf niet kom.
Ik leg de telefoon neer en merk dat ik zweethandjes heb.
Buiten hangen ze de kerstlampen alweer op. Ik maak mij langzaam op voor iets dat lijkt op een winterslaap. Een lange introverte schrijfwinter.

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Zicht

Het zou ook kunnen dat we op de maan zijn.

Stenen. Vlakte. Rotsen. Nog meer stenen. Wijkend water. Meeuwen. Wolken, zon, regen. En overal vuurtorens. 

Springtij

Daar lopen we over de eindeloze vlakte, zo verlaten dat je niemand anders meer ziet. Maar dan ook echt niemand. Er staan een paar bordjes, dat het springtij heel snel opkomt. Danger. ‘Dan moeten we daar op die ene hoge rots klimmen,’ zegt J en hij begint alvast. J is een soort kind dat de hele tijd op rotsen klimt. En ik? Ik zoek vuurtorens. Kleine, grote, oude, nieuwe, gestreepte, verbrokkelde, rond en vierkant. Ze zijn ontelbaar en broodnodig hier in dit onbetrouwbare kustgebied waar de zee de baas is.
In plaats van het springtij komt de regen, zware mistgordijnen die de laatste zon buitensluiten. Net te laat in het huurautootje, tintelend, klam. En alle cafeetjes nog steeds gesloten. Hoe blij je dan bent met een kom cider, een stuk opgewarmd stokbrood. En een boerenhuisje met overal dekentjes maar ook vloerverwarming onder de plavuizen. En buiten steeds iets anders. Pikdonker. Volle maan. Sterren. Motregen, urenlang.
Dat Frankrijk zo exotisch is, en maar een treinreis weg. Met de forten en de menhirs en de verhalen van Merlijn de tovenaar. We lopen over het pad dat in de overlevering naar zijn geliefde Viviane leidt, het is een eindeloze streep van stenen over het water. J en ik zijn voor geen kleintje vervaard. Schoenen doorweekt, haren vol met klitten, knisperende schelpen van oesters, mosselen en coquilles. 

Ik vertrek met minder geschreven woorden dan toen ik kwam, maar met nieuw licht, op meer dan alleen mijn boek. Door al die vuurtorens.

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

En niets dan de zee

Bretagne. Dat klinkt als ruige rotsen en kliffen, vuurtorens, wild opspattende branding, zeemannen en oesters. Ik wil er al zo lang naar toe. 

Die zeeman is alvast gelukt. ‘Maak snel een foto,’ fluister ik tegen J, ‘met het echte Bretonse zeemannetje erop.’  Hij eet net een crêpe. 

Tochtig en leeg

Bretagne is inderdaad ruig, maar anders dan ik dacht. Buiten het seizoen zijn de romantische vissersdorpjes tochtig en leeg, alle fancy hotels en terrassen gesloten. Gelukkig is het met J ook altijd leuk om op formica stoeltjes te zitten en cider te drinken onder een zeil waar de regen langs druipt.
Ernstiger: ook bijna alle restaurants zijn dicht, in ieder geval doordeweeks. Al twee keer stonden J en ik enthousiast voor een dichte deur – ik wilde hem feestelijk mee uit eten nemen om de beurs te vieren. Terug dus maar weer in de huurauto, naar ons boerenhuisje met stokbrood en kaasjes of confit de canard uit een pot. Ook romantisch natuurlijk.
Urenlang schrijven, het schept een prettige duidelijkheid in mijn hoofd. Ik sta er vroeg voor op, hoe moe ik ook ben, en schrijf verwoed door-  tot ik het weer kwijt ben. Einde middag gaan we stukken lopen langs de kust, dan is het meestal ook eindelijk een beetje droog. Een keer belanden we in een doodeng stadje, op zoek naar een computerwinkel voor J. Alle winkels zijn dicht of lelijk, we worden achtervolgd door wezenloze zwervers die lijken op zombies, zelfs J -toch wel wat gewend- laat het woord ‘horror’ vallen. 

Maar dan zijn we gelukkig zo weer bij de zee die nu dan wel niet turquoise is maar wel overal. En bij afwezigheid van toeristen en gezinnen met kinderen valt op hoeveel liefdevolle oudere stelletjes hier over de brede stranden lopen, op stevige stappers, de grijze lokken in de wind. Oude schippers en hun vrouwen, verzin ik, niet bang voor de leegte, verliefd op de zee en niets dan de zee. 

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Schrijfhuisje

Ik vind mezelf zo dapper.
En tegelijkertijd zo verwend en bevoorrecht.

Zo ploetert een schrijver

Dus daar zit ik in het schrijfuisje in Bretagne. ‘Het is begonnen,’ zei J enthousiast toen hij mij gistermorgen in alle vroegte achter de computer aantrof in het kleine kamertje, het was nog donker buiten.
Ik probeer dus  verder te schrijven aan het boek waar ik in januari al mee begonnen ben, en waar ik steeds extreem vroeg voor opstond, omdat het verder zo druk was. Uiteindelijk ben ik behoorlijkIk van de leg geraakt. Hoe krijg ik het ooit weer terug, mijn verhaal waar de uitgever alvast heel enthousiast over is ook al heeft die nog amper een letter gelezen?
Ik begin overnieuw, denk ik. Hup 27.000 woorden weggooien.
Ik begin helemaal niet overnieuw, denk ik na een paar uur, ik verander alleen de titel. En de opbouw. En de bijpersonages.
Ik schrijf het als een filmscenario, denk ik nog weer later..
Om weer terug te bladeren naar hoe ik het in Bologna verwoordde voor de beursaanvraag (morgen hoor  ik of ik hem krijg!) en te denken: daar staat alles eigenlijk al, hou die kern vast.
Nouja, zo ploetert een schrijver. Voor een boek waar niemand op zit te wachten natuurlijk. 

Ondertussen ben ik dus op de droomplek van alle schrijvers. Met een Bretonse mama die ’s ochtends een mand voor de deur zet met warme croissantjes, koffie en verse pruimencompote. En een man die geruisloos boodschappen doet en ’s avonds naast me gezellige retromuziekjes uitcheckt want hij is ineens weer in een ska-periode.