Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Vogelmama

Ik kan je mama niet zijn.

Ik kan je eenzaamheid niet wegnemen, dat zou misschien kunnen als ik alles opzij zou zetten om steeds bij jou te zijn. Want zelfs al was ik elke dag even bij je, ik ga altijd weer weg en dan ben je dat bezoek al snel weer vergeten. Plus: er blijven nog zo verschrikkelijk veel uren van de dag over… 

Ik kan je pijn niet wegkussen, of misschien een heel klein beetje. Maar alleen als ik bij je ben.
Ik kan je leegte niet vullen.
Ik kan niet iedere keer als je me belt en zegt: ‘Ik voel me beroerd’ meteen naar je toe komen. Ook niet omdat als ik dan bij je ben, dat beroerde vaak alweer voorbij is.
Ik kan je niet komen halen als je me middenin een vergadering belt en alleen maar vraagt ‘Kom je me halen?’ En dat dan drie keer achter elkaar. Dat kan niet zomaar, lieverd. 

Ik kan zoveel niet voor je doen.
En ik kan zeker je angst voor de dood niet wegnemen, ik ben zelf als de dood voor de dood. 

Ik kan je af en toe vasthouden.
Ik kan liedjes met je zingen.
Ik kan je vlees voor je snijden en heel veel extra bakjes appelmoes voor je pakken, zoveel je maar wilt.
Ik kan je verhaaltjes vertellen over vroeger en over nu en ik kan foto’s met je kijken.

Maar dan ga ik toch weer weg. Want – en dat weet jij ook-  ik heb ook nog een ander leven, en dat staat in tegenstelling tot dat van jou niet stil.
En ik ik kan je mama niet zijn. 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Ode 100: aan mij

Ik kan magisch schrijven, dat heb ik al vaker meegemaakt.

Zo verscheen er in het boek dat ik nu schrijf een gevaarlijke yogaleraar  met een knotje en twee sleeves. En hup, daar is de betreffende leraar in real life.  

Guru

De yogaleraar laat ons eerst in een onmogelijke houding liggen zodat je geen kant op kunt en vervolgens gaat hij ons voorlezen. Het is het boek van zijn guru, die heeft hij nog maar net ontdekt en op dat moment is zijn leven totaal veranderd – dat van de yogaleraar dus, niet dat van de guru. Terwijl ik enorm mijn best doe om een dreigende kramp in mijn been weg te ontspannen leest de yogaleraar: ‘Je bent niet wat je denkt te zijn.’ Het is zo’n verhaal van: het Zijn is groter dan alleen jouw ego, want er is geen ego en dus ook geen dood, alles is  overal. Op zich klopt dat volgens mij, dat verhaal.
Alleen, ik heb er vandaag niet zo’n zin in.
Nog helemaal los van dat ik sinds N een vrij hardnekkige goeroe- allergie heb ontwikkeld: ik ben eigenlijk wel blij met mezelf. Het heeft best lang geduurd, mede door zulk soort goeroes, om mezelf leuk te gaan vinden. De laatste tijd gaat dat verrassend goed.
En na 100 odes is dat besef alleen maar groter. Ik kan het iedereen aanraden: schijf twee keer per week een ode aan iets of iemand om je heen, mag heel klein zijn. Je gaat er anders van kijken, liefdevoller. Ik stop vanaf nu met de odes (niet met de stukjes), maar die blik hou ik vast.

Poepie

Ik schrijf deze ode in de trein, terwijl net de conducteur binnenkomt. ‘Goeiemorgen lekkere rakkers,‘ roept hij jolig, om te vervolgen met: ‘Joepie de…?’
Alle passagiers zijn verzonken in het alles en overal, niemand reageert
‘Poepie,’ zeg ik. Hard. Het blijft nog steeds doodstil en ik voel meteen een blos van ongemakkelijkheid opkomen. Hm, toch nog een beetje wankel, dat ego. 

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Ode 99, aan de burenruzie

Ik denk dat we allemaal wel zo’n buurman hebben.

Een vriendin is net verhuisd en had haar fiets aan zo’n nietje vastgemaakt. De buurman had vervolgens haar fiets klemgezet met een ketting. Wat bleek? Het was ‘zijn’ fietsnietje, hij had het aangevraagd. Dus of zij haar fiets maar heel snel weg wilt halen.

Blinde haat

Mijn eigen buurman (het hotel hiertegenover) kieperde mijn eigen vuilniszak leeg voor mijn deur toen ik hem een keer per ongeluk op de verkeerde plek of tijd had buiten gezet. Ik woonde hier toen net en in zulke gevallen is het moeilijk niet te huilen. Temeer omdat ik me de parallel met mijn moeder herinnerde die na haar scheiding een keer haar huisje niet uit kon omdat de buurman haar (kennelijk ook al verkeerd geplaatste) vuilniszakken aan haar voordeur had vast getapet. Ik voel nog de ontreddering van mijn moeder en mijn eigen blinde haat jegens de buurman. In gedachten heb ik hem vaak de huid vol gescholden: durfde hij wel, tegen zo’n hulpeloze en in-verdrietige vrouw alleen. Ik ben daarna nog jaren plaatsvervangend boos voor mijn moeder gebleven op alle buurmannen van dienst.
Dat is een beetje over. Want ach, waarom zou je ze die macht geven, de buurmannen? Als zij willen heersen over fietsplekken, parkeerplekken, vuilnisplekken en andere kleine stukjes stoep hebben ze kennelijk niks beters om zich mee bezig te houden en hoe treurig is dat? Het is sowieso hun probleem. 

Bekogelen

Aan de andere kant, ik mag van mijn psych niet meer zo vaak vergoelijkend ach zeggen, moeten we misschien binnenkort niet eens met zijn allen op een duistere nacht de tuintjes van al die buurmannen gaan bekogelen met hun eigen vuilnis en nietjes en schuttingen? Wie weet hoe bevrijdend dat is.

Op het personeelsuitje vandaag gaan we de cursus ‘staan als een boom’ doen. Dat is iets Tai Chi-achtigs om je meer en steviger te aarden, geloof ik. Ik ben er helemaal klaar voor!

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Ode aan de galajurk (98)

Ik moest een galajurk.

In het afgelopen jaar is J ineens festivaldirecteur geworden. En de opening van dat festival over twee weken is wel wat anders dan de Halloween Horror Show. Daar doet hij zijn jasje uit en loopt expres in een lullig T-shirtje. Het nieuwe festival vereist black tie.

Strikje

J had een smoking van dertig jaar oud, dus ik ging mee naar interessante mannenwinkels voor een nieuwe. Plus nieuw smokingoverhemd plus zwart strikje. Klaar.
Voor vrouwen is de dresscode black tie minder strikt, googelde ik. Jurk hoeft niet lang, pumps en clutch zijn wel min of meer verplicht. Ik heb een goed zwart cocktailjurkje van de H&M dat me al vaker uit dit soort situaties gered heeft. Maar naast J op de rode loper met al die fotografen vond ik dat ik wat meer moest uitpakken. Ook al begreep J niet precies waar ik me druk om maakte – maar dat is misschien een mannending.
Eerst probeerde ik iets te lenen. In de lange rode jurk van Mylou zag ik eruit als een worst in een te strak velletje. Toen naar de Bijenkorf, zelfde probleem. In de spiegel voor me stond een zeer middelbare vrouw, nogal massief. Geen lekker wijf met goeie curves.
Dus liep ik op advies van een collega laatst de Agnes B in. Daar was een meisje dat haar vak heel goed verstond. Jurken, rokken, pakken, zijde en crepe, shawls, ze bleef me maar anders aankleden Uiteindelijk won een pak met wijde broek en kunst-truitje waaronder ik niet eens een korset aan moet of zoiets. ‘Jong en artistiek,’ zei de verkoopster. En dat het zo tien jaar mee kon.

Fokking clutch

Toch maar weer nieuwe pumps (H&M) gekocht en bij de vintage winkel hiertegenover die fokking clutch. Afspraak gemaakt om die dag zelf mijn haar te laten stylen (plus extra tijd voor tram als het regent, anders haar weer verpest), en mijn nagels te laten doen. Het is al met al een heel project, J knikt steeds een beetje vaag als ik hem erover vertel. Maar zulke dingen zijn belangrijker dan je denkt.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Ode aan het ene konijn (97)

Ik ging heel gewichtig in gesprek met een financieel adviseur. Het was snel afgelopen. 

Al mijn geld gaat op aan eten, vet veel belastingen en vooral de krankzinnig hoge huur, ik kan helemaal niks sparen voor als ik straks oud en krakkemikkig ben. Dat bracht mij ertoe om te denken: misschien moet ik proberen om mijn huis te gaan kopen, dan wordt dat het spaarpotje voor mijn pensioen. Liever aan mezelf betalen dan aan een gehaaide Londense huisjesmelker van net dertig  jaar (mijn huidige huisbaas). Dus ik ging eens praten met een financieel adviseur. 

Poverty trap

Die mijn hoop meteen de grond in sloeg en mij voorrekende dat ik, om een huis te kopen dat qua hypotheek aanzienlijk minder zou kosten dan nu mijn huur, ik pas geaccepteerd zou worden bij de bank met een jaarinkomen van een ton. Een ton! Dat lukt me nooit in de kunsten.
Het is een combinatie van een aantal factoren: leeftijd, carrierebreuk, en vooral ook dat ik in het buitenland heb gewoond. Daardoor ben ik al mijn urgenties kwijt en moet ik nu huren in de sector waar expats en airB&B-verhuurders de markt goed verziekt hebben (thanks guys). Nu is de hele middenhuur weg en begint het voor mij in Amsterdam pas vanaf 1500 euro. De financieel expert maakte het nog wat erger: ‘Je zit gewoon in de poverty trap, sorry.’
Daar dacht ik een paar dagen over na. Arm ben ik zeker niet. Ik heb een fijn huis, kan al mijn boodschappen betalen en soms op vakantie. Ik heb meer werk dan ik in tijden heb gehad. Ik kan alleen helemaal niets sparen en ik heb geen potje voor grote calamiteiten. Dat kan af en toe wel eng voelen ja. Maar een trap, een val? 

Toen viel mijn oog op het fantastische boek Watership Down. Er is altijd wel een konijntje dat de val ontsnapt, dat losbreekt. Ik weet nog niet hoe, maar -mark my words- ik ga dat konijn zijn!

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Ode aan de boswacchter (96)

Boswachters. Zeebonken. Strandjutters. Qua stoere natuurmannen ben je op de Wadden wel aan het goede adres.

Voor mij dan.

Zeebonk

De kinderen hebben een heel ander beeld van wat aantrekkelijk is. Mannen met baarden zijn om te beginnen al verdacht, mannen met grijs haar zijn allemaal opa’s en qua figuur moet je een sixpack of op zijn minst een brede borstkas hebben en geen grammetje vet.
Maar goed, zij zijn dan ook zelf ook nog piepjong en ongebutst, Ik herinner me ook nog wel dat ik mannen boven een bepaalde leeftijd sowieso niet meer aantrekkelijk vond. Dat is goddank veranderd, anders zou ik nu een cougar zijn en hoe sneu is dat.
Het begon misschien wel met Zout op mijn huid, van Benoite Groult. Hoe vaker ik het las (en dat was vaak), hoe meer ik ging snappen van de stoere zeebonk waar de hoofdpersoon zo’n hartstochtelijke affaire mee had. Op dit moment lees ik het Iers Dagboek, van dezelfde Benoite en wat wij allemaal dachten is waar: de zeebonk bestaat echt, al heet hij eigenlijk Kurt. En omdat dat boek ook steeds maar gaat over de zee, varen, vissen zie ik op Terschelling ineens allemaal van die Zout op mijn huid- types. Neem de boswachter die ons meeneemt dwars door de duinen en over het strand – op een of andere manier verwacht ik toch dat hij ergens een huisje op een pier heeft staan, inclusief houtkacheltje en een net gevangen haas in de pan. 

Maar dat komt natuurlijk vooral door Sil de strandjutter, de meest beroemde Terschellinger ever. Zijn naam is overal op het eiland. Zijn wij – vrouwen die in 1976 meisjes waren – in onze diepste ziel niet eigenlijk allemaal Lobke die droomt van die woeste maar o zo heerlijke strandjutter Jelle? 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Ode aan de geluksplek

Kampvuurliedjes zingen op een verlaten strand bij het vallen van de avond. Met de boswachter de duinen in. Stoer uitgaan in de lokale disco. Bleekjes weer tijdig aan het ontbijt aan de lange tafel. Allemaal tegelijk op de telefoon – maar dan ook weer urenlang spelletjes doen of bloemen plukken in de zelfpluktuin. Stargazing. 

Acht dagen Terschelling met acht middelbare scholieren, het is veel, maar vooral onvergetelijk.

Iets veiligs

Een vriendin zei: ‘Je maakt een geluksplek voor je kinderen.’ Ik denk eigenlijk als ik zo om me heen kijk dat heel veel gezinnen hier op het eiland dat aan het doen zijn. Mijn ouders deden dat indertijd op Texel voor mij en mijn broer en zus. Het creëren van iets fijns en veiligs dat we mee terug namen naar ons huis aan het Oranjeplein. Toen ik uit huis ging werd dat huis verkocht en vanaf dat moment verdween mijn happy place. Veel later heb ik er zelf eentje gemaakt voor mijn eigen gezin. En de afgelopen jaren ben ik, na meerdere verhuizingen, die happy place aan het herdefiniëren. Dat hoe groot je ook wordt, er een plek is waar je kunt schuilen en je jezelf kunt zijn. Waar je veilig bent.
Dus ben ik blij als de andere dochters ook langskomen, dat er nieuwe tradities ontstaan, nu al voor het derde jaar. En sowieso dat het nog steeds kan, zo’n kleine vakantie die niet echt opwindend is en al helemaal niet exotisch. Er gaan er zelfs twee een zandkasteel maken.

Het lijkt nu misschien alsof ik het enorm altruïstisch voor mijn kinderen doe, maar het is ook mijn geluksplek. Met de lucht en de wind en de zwarte nacht en dan samen lekker binnen. 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Ode aan de zomerodyssee (94)

Met brandnetel, fenegriek, jong of oud of met pesto. ‘Welk kaasje vindt u zelf het lekkerste?’ vraag ik in de boerderijwinkel.
‘Dat zeg ik niet,’ zegt de oude boerin resoluut. 

Wat ze bedoelt is: ‘Ieder zijn eigen smaak en ik ga je niks opleggen.’ Maar het gesprek wordt nog ongemakkelijker dan het al was. 

Speedboot

Terschelling. Ik was er vast eerder – volgens mij tijdens Oerol- maar ik kan me er niks van herinneren. Nu is het hoofdstuk drie van de zomerodyssee langs alle Waddeneilanden. Met twee kinderen van mezelf en vijf geleende.
Terschelling is vooral keihard fietsen tegen de wind in, wat is dat eiland lang (en wat is mijn conditie beroerd). Met een spectaculaire speedboot de woeste zee in, op zoek naar zeehondjes. Verjaardagscadeautje voor Dunya – pas als ik het grote waterdichte pak sta aan te trekken realiseer ik me dat ik zelf ook aan de bak moet. Keihard stuiterend, doorweekt, bijna uit de bocht… en stiekem verrassend leuk.
En dan al die zeehondjes, zeker honderd. Heel veel met kleine zeehondenbaby’s, ze komen nieuwsgierig om de boot heen zwemmen.
Sowieso heel veel jonge dieren hier. Nog nooit zoveel veulens bij elkaar gezien, allemaal gezellig bij de moeders, spelend, drinkend. We zien ze ook vanuit ons huisje heel dichtbij. 

En om mij heen in dat huisje met het eten, de spelletjes en het gehang: mijn eigen veulentjes, om heel gelukkig van te worden. Ware het niet dat mijn moeder in Amsterdam precies deze week valt en een zware operatie moet ondergaan. Mijn moeder die zo van de Wadden houdt en van kinderen. Die mij ooit voor het eerst de zeehondjes liet zien. Het zoemt door me heen: de vergankelijkheid, de circle of life, de dingen die je moet koesteren. Juist hier, juist nu.
Wat dan precies?
Dat zeg ik niet. 

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Ode aan mijn Dunya

Lieve Dunya,

Ik schrijf dit op Terschelling aan de vooravond van je verjaardag. Nog steeds is dat wat je wilt met mij in de zomervakantie: een huisje op de Wadden en dan lekker veel vriendinnen mee.
Jullie zitten nu spelletjes te doen met elkaar, precies zoals ik hoopte. Ik houd op zich mijn hart wel vast voor al die hitsige puberjongens met pukkels en sigaretten die in groten getale op de boot waren en uitwaaierden over het hele eiland tot in de supermarkt aan toe (in het karretje: bier, chips en ‘o ja we moeten ook nog eten’ – knakworsten). Om de hoek is namelijk de jongerencamping. Ik zag die jongens heus wel kijken naar jullie – en jullie zagen dat natuurlijk ook feilloos. 

Maar goed, op dit moment doen jullie lekker spelletjes en eten snoep. 

Maandag word je zestien. 

Je houdt niet van musea, hoeveel trucs ik ook toepas. Melancholie is jou vreemd, als je verdrietig bent dan wapen je je. Je bent een doener en een pragmaticus. Sport is een uitlaatklep, de natuur is dat ook. Alle jongens vinden je geweldig, je wilt later in het leger. Kortom, het is dat ik je zelf heb opgevangen bij de geboorte, anders zou ik zeggen dat jij en ik niks met elkaar te maken hebben.

Het spelletje is ineens voorbij, jullie gaan nu nog even naar buiten met elkaar, ik hoor het gesprek daarover, zonder op te kijken. Natuurlijk wil ik zeggen: kom gauw weer terug, liefst nog voor donker, doe niet dit en doe zeker ook niet dat en o ja, hou je verre van de puberjongens met hun hysterische hormonen.
Ik zeg: ‘Veel plezier. Tot straks.’ 

Het is dus niet omdat je een mini me bent. Dan moet het wel iets anders zijn, iets als opposites attract en ook iets moeilijker te definiëren wat te maken heeft met hoe we samen gegroeid zijn van eerste stapjes naar grotere stapjes, en zevenmijlslaarzen, door dik en dun.
Dat ik blij van je word.
Dat je altijd mijn jongste blijft.
Dat ik ik zo goed zie hoe je gaat. Dat ik je zie. 

Zestien!

Wat een prachtige leeftijd lieverd, en wat doe je het goed, dat groeien. 

Mama

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Ode 92, aan de luxekatjes

Onze liefste poes begon heel hard te grommen toen ze bij de dierenarts binnenkwam en ik onderdrukte de neiging om als een irritante moeder te zeggen: ‘Dat doet ze anders nooit.’

‘Ik denk dat ik de assistente erbij ga halen,’ besloot de dierenarts.

Handschoenen

De assistente kwam binnen, keek naar de liefste poes die inmiddels ook heel hard aan het blazen was, en zei: ‘Ik ga handschoenen aandoen, ik vertrouw haar niet.’ En ik onderdrukte de neiging om te zeggen: ‘Maar ze is juist altijd rustig, heel anders dan de neurotische.’ Die zich dan weer atypisch heel ontspannen gedroeg, maar dat terzijde.
De handschoenen van de assistente waren dik als bouwhandschoenen en strekten zich uit tot haar oksels. Ik maakte er een grapje over dat niet helemaal aansloeg. Want toen was het grote gevecht al begonnen waarbij de liefste kat vier keer opnieuw geprikt moest worden, zij de assistente en ook de dierenarts aanviel, de dierenarts in deze chaos zichzelf in plaats van de poes injecteerde met het vaccin tegen niesziekte en ik uiteindelijk samen met de neurotische kat de behandelkamer uitgezet werd. Vanuit de gang hoorden we het gevecht doorgaan en de neurotische  keek daarbij bepaald schijnheilig.
Ik mocht ze niet meer samen in het mandje van de dierenarts dus dat werd heen en weer fietsen door de regen. Met ook nog het klemmende advies een elektronisch etensbakje aan te schaffen waardoor de katten gefaseerd zouden gaan eten, ieder aangestuurd door hun eigen chip omdat de lieve nu vaak het eten van de neurotische opat, ik moest ook duurder want beter dierenwinkeleten aan ze gaan geven. Daarna rekende ik honderdzoveel euro af. 

En ik dacht met zachte weemoed  terug aan de twintig zwerfkatten in Spanje die nooit naar de dierenarts gingen en gewoon vochten om hun goedkope brokjes. Die liefste van ons zou het daar prima hebben gered.