Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Ode 22 (groundhog day)

Nee, geen ode aan de film, al is die geweldig. En het is ook nog niet 2 februari.

Maar een dag beginnen alsof het voor het eerst en gloednieuw is. Gisteren lukte me dat.
Alle goeroes zeggen: wees in het nu. Want in het nu is alleen het nu. Nooit begrepen, tot gisteren.

Hippiemeisje

Ik stond heel vroeg op, zo vroeg dat er nog geen dromen waren in mijn hoofd, geen nachtflarden of niks. Er was alleen nog maar de nacht zelf.
En toen werd het dag. En ik was niet wie ik gisteren was of vroeger of ooit, ik was alleen maar de Anna van dat moment. Het was zo makkelijk!
Ik dronk koffie, niet omdat ik dat altijd doe maar omdat ik zin had in koffie. Ik schreef een beetje verder aan iets voor een nieuw boek en ook dat was nieuw en ongekend.
Daarna ging ik naar Schiphol, het regende een beetje. Op Schiphol zwaaiden we de middelste dochter uit. Dat was niet moeilijk omdat ik nog steeds groundhog day aan het vieren was in mijn eentje. Dus er was geen drama omdat er alleen maar nu was. En dus ook geen missen. Er was gewoon dat heerlijke hippiemeisje met haar rugzak en haar vlechten, dat zo’n zin had in haar avontuur.

Procrastinatie

Zelfs dat ik daarna nog iets van acht uur aan mijn belastingaangifte zat te werken, was niet erg. Nee, leuk is anders, maar ik had opvallend weinig last van procrastinatie. Ik ruimde gewoon die hele schoenendoos op. Ik zat mezelf in zijn algemeenheid geen seconde in de weg, omdat ik precies daar was waar ik was en dus ook wilde zijn.
Het regende nog steeds, ik fietste er doorheen zonder mopperen, ja ik werd nat. En het werd weer nacht.
Ik vond het een openbaring – zelfs al lukt het me hierna misschien wel nooit meer. Dat elke dag nieuw is, ook al is het dezelfde jij op dezelfde plek in dezelfde tijd.

 

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Ode 22 (aan de anarchie)

Een professioneel Smith&Wesson mes dwars door de Amerikaanse vliegtuigdouane smokkelen, hoe doe je dat?

Je fiets gewoon maar ergens op de stoep zetten. Een gestort factuurtje niet opgeven aan de belasting. Roken in de bioscoop. Er komen steeds meer regels en vangnetten. Soms mis ik de tijd dat we nooit mee zouden doen aan verplichte legitimatie op straat. Je kon toen meer rommelen.

Puberbreintje

Vliegtuigcontroles zijn het allerergste. Ik herinner me die keer dat mijn moeder in tranen was omdat ze het nagelgarnituurtje (vijl, schaar) dat nog van haar moeder was geweest, moest inleveren. En zelf heb ik ook wel eens vloekend een fles dure parfum uit mijn handbagage gevist en  afgegeven. Waarom vloeistoffen gevaarlijk zouden zijn, snap ik nog steeds niet
Maar de wonderen zijn de wereld nog niet uit.
Jongste dochter vloog in haar eentje terug van Amerika naar Amsterdam. Vlak voor vertrek had iemand haar daar een mes cadeau gegeven (ja, best een beetje raar), zo eentje waarmee ze in de film mensen de keel doorsnijden. Met haar warrige puberbreintje had ze het mes per ongeluk in de handbagage gestopt. Eenmaal bij de controle ging het alarm af en moest ze haar koffertje openen.
Bovenop al haar spullen zat een enorme zak met Amerikaans snoep. Daar moest de douaneman van lachen. Zo hard dat hij haar koffer weer dicht deed en haar vrolijk liet doorlopen. Toen ze in het vliegtuig haar oortjes zocht, vond ze het mes en kreeg alsnog een hartverzakking.

Het kan dus nog steeds, lekker een beetje anarchistisch zijn.

 

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Ode 21 (aan Chaia)

Een geboorte gaat soms met een knal. En soms heel geleidelijk. Precies zo gaat het grote kind van de moeder af de wijde wereld in.

Dochter van negentien-bijna-twintig, ik ben al dagen en misschien wel weken afscheid aan het nemen. Het uitzwaaien volgende week op Schiphol heeft in mijn hoofd al zo vaak plaatsgevonden dat het waarschijnlijk in het echt een fluitje van een cent is.

Er lopen scheurtjes door onze band, nu al. Die hebben bijvoorbeeld te maken met hoe we jou van Spanje naar Nederland verplaatsten. Gesmeekt heb je me om daar te mogen blijven. Onverbiddelijk was ik. Je bent nog maar zestien, je hoort bij je ouders.
Op je zeventiende gebeurde het alsnog. Het nieuwe huis dat ik betrok had jouw naam bij de voordeur, een eigen slaapkamer voor jou terwijl ik zelf op de bank sliep. Toch bleef je wonen ‘aan de overkant’, in je eigen huisje. Dat had ik me anders voorgesteld, ooit.
We dansen vaak om elkaar heen. Behoedzaam (ik), wild (jij). Soms kom je zo dichtbij, het is bijna alsof we één zijn, ik snap je gedachten nog voor je ze denkt. En andersom. Soms ben je ineens ver weg, dan heb ik geen idee.

Ze zeggen vaak dat we op elkaar lijken. Dat maakt het makkelijk en moeilijk tegelijk.

Daar ga je dan – al houd ik je in gedachten altijd vast, in ieder geval elke ochtend als ik een klein gebedje voor je doe. En als ik soep kook natuurlijk, niemand houdt zo van soep als jij. 

En straks in Thailand of weetikveel waar, zul je dan voorzichtig zijn, kind, zul je mijn stem soms horen als ik
je waarschuw
je iets influister
of soms gewoon een liedje voor je zing?

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Ode 20 (donker en saai)

Lekker de fik in al die bomen.

De kerstboomverbranding in de Pijp was bijzonder bevredigend.

Blue monday, kom maar op

Glitters weg, toeters en ballen weg. Lekker stormachtig, nikserig grauw en koud januari. Blue monday, kom maar op! Je kunt me niet gloomy genoeg zijn. We gaan weer werken en natregenen en schuilen onder de dekens. Kinderen gewoon weer naar school.
De drie koningen schuifelden onzichtbaar voorbij, dat was indertijd in Spanje wel anders. Dus nee, ik bakte geen taart met een boon erin. In mijn dromen was ik maar steeds onophoudelijk aan het koken voor eindeloze groepen mensen, het was nooit genoeg en het was altijd te laat doorgegeven.
Op een dag dat niemand anders ging wandelen liep ik met mijn schrijfmuze door iets dat ‘de oase’ heette. Terwijl het alweer donker werd liet ze me praten en praten over boeken en verhalen en blokkades en lezers en dingen die ik écht niet wilde, qua schrijven dan.
‘Dan moet je dat dus gaan doen,’ zei de muze. En ik dacht o ja. Zo spiegelde ze nog wel wat meer,  terwijl ze zei dat ze het ook niet wist, zodat ik aan het eind van de wandeling ineens die flikkering zag van wat wie weet een nieuw boek kan gaan worden. Toen droomde ik dáárvan – en hoe.

Ik wilde meteen gaan zitten met veel koffie en mooie muziek en de poezen op de tafel, om te onderzoeken, te voelen, uit te proberen. Maar in plaats daarvan was het maandag, met vergaderingen en belastingen, en een tsunami aan mails. Want zo is het dus in januari. Maar nu wel met een geheim.

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Ode 19 (aan de pieploosheid)

Ach het pieploze leven.

Bliepjes, piepjes. Van computers en telefoons. Van alle mogelijke apparaten. De oven als hij op temperatuur is. De vaatwasser als ie uitgewassen is. Het houdt nooit op. Een beetje als de verse appels aan de boom uit het sprookje die smeken: pluk mij, pluk mij. Leeg mij, leeg mij, zeurt de vaatwasser. En mijn koelkast piept als je hem niet goed dichtdoet. Maar niet nu. Nu piept ie nonstop.

Rottende gebeurtenissen

Vlak voor de kerst ging ie kapot, de inbouwkoelkast. Nu betaal ik toevallig een miljoen euro servicekosten per maand, dus ik krijg een nieuwe, met zijn eigen liftje omdat ze niet over de trap willen sjouwen. Tot zover prima. Los van diverse rottende gebeurtenissen in de vriezer – die ik nu echt niet meer open durf te doen, ik denk dat de inhoud inmiddels welig tiert. En wierig teelt.
En los van het constante gepiep.
Verlos mij, verlos mij, gilt de koelkast.
Op een of andere manier komen de koelkastmannen pas volgende week, drie weken nadat alles kapot ging. Tot die tijd moet ik leven met piepjes. Om het uur slaat hij aan, dag en nacht. Ik krijg hem niet uit, alleen maar tijdelijk. Dus dat betekent om het uur mijn bed uit rennen. ‘Alsof ik een huilbaby heb,’ zei ik tegen mijn vriendin Jowi. ‘Maar naar een huilbaby ga je toe uit liefde,’ zei ze. ‘Of hou je zoveel van je koelkast dat je steeds blij naar hem toe rent om hem te sussen?’

Ik ben helemaal niet blij. Ik droom van een pieploos leven, zonder zoeven, ruisen, bliepen, zoemen, suizen, tingelen en trillen. Zoals vroeger. Toen de apparaten nog gewoon gingen slapen als je ze niet nodig had.

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Ode 18 (vuurwerk)

Ik ging gewoon werken.

Daarna even wat drinken met de middelste dochter. Alle restaurants waren vroeger dicht vanwege oudjaar, dus we belandden met een oliebol op een bankje aan het IJ, dochter al helemaal mooi aangekleed. Het was fijn. Koud maar fijn. In de verte schoot het eerste vuurwerk de lucht in.

Abba

Met de pont de stad tegemoet, even naar mijn moeder die een beetje verdrietig was. Ze zat net te eten, het personeel had haast met uitserveren, je zag dat ze snel naar huis wilden. Niemand van de mensen aan de tafel, ook mijn moeder zelf niet, ging opblijven tot middernacht. ‘Ach dat vuurwerk. Daar slapen we wel doorheen.’ En Abba kwam op tv.
Ik ging nog even langs huis om de poezen te knuffelen. Oud en nieuw in de Haarlemmerstraat is grimmig en grijs van alle knallen.
Dus fietste ik daarna weg over de Herengracht, langs alle lichtjes.
J. had oliebollen gekocht, veel te veel, bij het zielige buurtbakkertje dat als laatste uit de grote oliebollentest was gekomen.
Ik maakte burrito’s. We dronken gin tonics uit een van J’s kerstpakketten terwijl we een film keken op de beamer.
Toen was het toch ineens 12 uur.
Er werd voor 70 miljoen aan vuurwerk de lucht in geknald. Dat zagen we vanaf het balkon van J. Hij stopte een vuurwerkfonteintje in de vlaggenstok, dat razendsnel opbrandde. Ik stuurde in gedachten sterretjes naar alle dochters.

Daarna vroeg J of ik ook in 2019 bij hem wilde blijven. Hij keek er heel lief bij.

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Ode 17 (avontuur)

Dochter 1, terwijl ik dit schrijf, is op weg naar Los Angeles.
Dochter 2 vertrekt over minder dan twee weken met een open ticket naar Thailand.
Dochter 3 gaat het tweede semester studeren in Mexico Stad.
En ik? Ik worstel.

Wil ik niet meer op reis? De zigeunerin gekooid, de wereldreiziger geland? Ach man. De jungle roept -nee gilt- naar me. Prachtig Costa Rica. Maar ook New York met mijn schatje. Hongkong. Tibet. De Grand Canyon in een busje. Ik heb zoveel verlangens. Maar er zijn andere dingen eerst.

Ongewis

Mijn heerlijke huisje, mijn kind, mijn huur. En ga ik ooit nog een boek schrijven? Ik pieker me zo’n beetje door december heen. Waar ben ik eigenlijk allemaal mee bezig? Het is ongericht en zeker ook ongewis. Dat ik nu geen idee heb waar ik volgend jaar om deze tijd zal zijn, wat er allemaal zal zijn gebeurd en hoe en waarmee. Dat is super onrustig.
Totdat er, ergens vorige week, een engeltje op mijn schouder ging zitten. Avontuur, fluisterde het engeltje. Toen wist ik het.
Die reizen. Ze zijn niet weg, ze komen weer. En, nog belangrijker, ze zijn er, nu, hier.
2019 wordt zo’n reis. Een groot ongewis avontuur waarin ik weer van alles ga ontdekken, meemaken, doen.
Met mijn kinderen, of ze er nu zijn of niet.
Met mijn vriendinnen, die er altijd zijn.
Met mijn schatje, op wat voor manier dan ook.
En met het schrijven – waarheen het me ook leidt.
Brrr. En mmm.

Avontuur! Ik wens het jullie allemaal. Happy new year!

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Ode 16 (where the lost things go)

Mijn zilveren slavenarmband die ik kocht op het busstation van Granada die ene dag toen ik mezelf wilde versieren. Mijn gloednieuwe kerstoorbel, slechts zes uur gedragen. Dochters sleutelbos met de dure gecertificeerde huissleutel eraan. En o ja, mijn hele sporttas, met daarin de allermooiste ganesha.

Het zal wel in de sterren staan, maar ik raak de hele tijd dingen kwijt. Dat voelt zo geamputeerd.

Karma

Gelukkig gingen dochter en ik naar Mary Poppins. Where the lost things go, zo heet het lied over de plek waar alles wat je kwijt bent is terechtgekomen. Het is niet weg, het is naar een of andere magische verzamelplaats van verloren voorwerpen, waar en passant – zegt Mary Poppins- ook verloren herinneringen en zelfs overleden personen zich bevinden.
Wat zou ik graag even op die plek rondkijken! En wat zou ik er allemaal vinden…
Hoe dan ook, het is troostrijk dat mijn nieuwe oorbel daar ligt in plaats van ergens op het strand van Bloemendaal. En mijn sporttas, ik hoop dat iemand daar plezier heeft van mijn sportschoentjes. De dief die de tas huppekee onder mijn neus weggriste in de Damstraat gun ik het namelijk niet. Ik was in een heksenwinkel waar ik net ganesha, de Hindoe geluksbrenger, voor mijn vriendin had gekocht. Als je een geluksbeeldje steelt dat iemand een ander wil geven, wordt je karma denk ik dubbel zwart (lekker puh).

Dus daar staat ganesha nu, op dat eiland (ik denk dat het een eiland is) van de verloren spullen, te stralen in de zomerzon die we ook bijna vergeten zijn. Te babbelen met the spirit of Christmas past. En met Laura, Roos, Bert, Wim, Jeroen…
Ach lieve Mary Poppins, mag ik heel even met je mee?

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Ode 15 (samen zingen)

Ik kocht een kerstengeltje voor Maria. Maria is mijn moeder.

Ze was heel lang aan het uitpakken en toen vond ze het eerst niks en daarna juist heel mooi. ‘Je hebt me zo blij gemaakt.’

Duizend liedjes

We zaten in de eetzaal van de Flesseman, die glinsterde en flonkerde van alle gouden ballen en kerstmannen. Het was er bloedheet, om ons heen werd druk geknikkebold. Mijn moeder en ik voerden het kringetjesgesprek dat we vaak voeren. ‘Hoe gaat het met je… Hoe gaat het met de kinderen… Hoe gaat het met die leuke man… Hoe gaat het met je… Hoe gaat het de kinderen…’ Op een gegeven moment zag ze het engeltje weer. ‘Dat is Maria,’ zei ze. En onmiddellijk begon ze te zingen: ‘Maria die zoude naar Bethlehem gaan. Kerstavond voor de noenen…’ Ik zong luidkeels mee, want door mijn moeder ken ik duizend liedjes. Alle coupletten zong ik, mijn moeder ook. Een paar knikkebollers werden wakker en glimlachten onze richting op. Een van de verzorgsters deed een dansje.
Daarna vroeg mijn moeder meteen: ‘En hoe gaat het met je? En met de kinderen? En met die leuke man?’
We kabbelden nog wat verder, ik leunde tegen mijn moeder aan omdat knuffelen nog wel goed gaat, makkelijker dan ooit eigenlijk.

Ik ging al bijna weer weg toen er een andere bejaarde dame aan de tafel kwam zitten. ‘Kijk,’ zei mijn moeder. ‘Dit heb ik net van mijn dochter gekregen. Het is Maria.’
‘Maria die zoude naar Bethlehem gaan…’ begon de dame onmiddellijk te zingen. Mijn moeder viel direct weer in, net als ik. Alle coupletten. Deze keer keken er nog meer mensen op, sommige prevelden zachtjes de woorden mee.

It must be christmas time.

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Ode 14 (aan ruziemaken)

Ik was boos, een tijdje geleden al. En ik reageerde het af op de vriend.

De vriend had er niet zoveel mee te maken, behalve misschien dat hij een man is. En dat ‘laconiek’ soms een betere karaktereigenschap is dan anders.

Zielig

‘Ik hoef je even niet te zien,’ appte ik, mailde ik. Met nogal dramatische woorden. En ik ging in mijn eentje zielig zitten zijn, waar op zich niks mis mee is op zijn tijd.
Na een tijdje belde de vriend op, ik nam toch maar op.
En begon de woeste woorden van de mail nog maar eens te herhalen, met veel gehuil en misbaar.
De vriend liet mij rustig uitrazen, er was ook niet goed tussen te komen. Het pleit zeer voor hem dat hij zich niet meteen begon te verdedigen (hoewel er best verzachtende omstandigheden voor hem waren, bleek later).
Ik weet niet hoe lang ik tegen hem schreeuwde, buiten sloeg ook nog eens de regen tegen de ramen. Het voelde naar en goed tegelijk.
Toen ging de deurbel.
‘En wie is dat nou weer,’ schreeuwde ik in de telefoon.
Het was de vriend, totaal verregend. Het bleek dat hij al die tijd voor de deur had gestaan met zijn telefoon.

Toen heb ik hem maar binnengelaten.