Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Zomerschool

Log als een kudde olifanten denderen de toeristen door Amsterdam. 

Met mijn verstikkend zwarte mondkapje op de pont, en door naar de zomerschool in Noord.

Een worst aan je neus

Quarentaine. Lock down. Virus. Pandemie. We maken een Corona-woordspin. Wonderbaarlijk hoeveel moeilijke woorden deze taalzwakke kinderen ineens kennen. Een half jaar geleden was dit allemaal nog heerlijk ver van hun bed. En van het mijne.
Maar de hit van de dag is die goeie ouwe Piggelmee. Ademloos leven ze mee met de drie wensen en hoe dat moet als er dan een worst aan je neus hangt. Het is de opmaat naar een andere oefening, maar daar komen we amper aan toe. Geeft niet, ik heb in ieder geval de flonkering in hun ogen gezien waar ik altijd naar op zoek ben. Is dat wat ze serendipiteit noemen?

Je krijgt drie wensen, ze komen allemaal uit. Denk na. Wat wens je?
Buiten is de lucht nog verstikkender geworden Ik fiets zwalkend terug langs alle terrassen, nog meer toeristen, waar komen ze toch ineens allemaal vandaan. Bij de sieradenwinkel beneden haal ik de ring op die ik kocht van de kleine erfenis van mijn oom. Een ring met een granaat is het, een steen met superpowers.
Drie wensen. Dat die Corona. Dat ik niet meer zo moe. Misschien iets met geld. 

Mijn huis is een bunker, zodra de deur dicht is, verdwijnt ook de drukte. Alleen ik en de katten. Het licht flonkert in mijn nieuwe ring en ik denk ik geef ze door aan mijn dochters, die wensen, elke dochter één. 

 

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Home is where the heart is

Er is hier tegenover zo’n winkeltje met rustieke spreuken op houten paneeltjes.

Dingen als ‘Een goede vriend is als wijn: hoe langer hij rijpt, hoe meer je er aan hebt.’ Deze verzin ik, maar er zijn er tientallen in dat winkeltje, allemaal prachtige metaforen. ‘Een moeder is iemand die vele plekken kan invullen maar niemand kan de plek van een moeder innemen.’  Vannacht heb ik zelf van die wijze schilderijtjes verzonnen. Over wat een huis een thuis maakt.

Een huis is een thuis als er

  • Een appeltaart is gebakken en de oven zoet ruikt in plaats van rokerig
  • Iets in is kapot gegaan (daar was onze verhuizing from hell heel geschikt voor)
  • In is gelachen
  • Is gehuild
  • Is gevreeën
  • Als je er in hebt gedanst
  • Als je je teen eindelijk niet meer stoot aan dat ene rottige drempeltje
  • Als de kaarsen in de kandelaars één keer helemaal opgebrand zijn
  • Als je hebt gegeten van nieuwe bordjes aan je nieuwe tafel
  • Als er gasten aan die tafel hebben gezeten (dank je wel lieve zus, wat was het fijn)
  • Als de ijskast niet meer zielig leeg oogt, maar rommelig
  • Als je er dingen in kwijt bent geraakt
  • Wanneer je de kerkklokken niet meer signaleert
  • Als je wakker wordt en meteen weet waar je bent
  • Wanneer je er iets zinnigs hebt kunnen schrijven, daar de rust voor hebt
  • Als je weet waar de bakker, de slager en de dichtstbijzijnde brievenbus zijn
  • Als de buren je groeten
  • Als je je aan de buren begint te ergeren (man, was dat een wild feest vannacht)
  • En wanneer er een kind heeft gelogeerd. Hoera voor de jongste dochter, wat heerlijk om je hier te hebben.

Morgen weer terug naar dat andere huis, dat andere leven. Net nu ik hier zo’n beetje geland ben.

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Zeeuws licht

Duizelingwekkend moe.

Letterlijk. Ik ben totaal uit balans. Af en toe draait de kamer in volle vaart om me heen, kan ik alleen maar in een hoekje wegkruipen. 

Vertroeteld

Ik ben dus zo’n type dat altijd doorgaat maar deze week (want volgende week alweer aan het werk) probeer ik op de rem te trappen. Daardoor is het juist niet echt vakantie, want ik ben al moe van naar de Hema lopen om linnengoed te kopen. ‘Ik moet vertroeteld worden,’ heb ik tegen J gezegd, maar als puntje bij paaltje komt wil ik dat helemaal niet. Laat mij maar een beetje scharrelen in mijn eentje, juist wel koken in het leuke keukentje, juist wel door het straatje lopen (‘klein Amsterdam’, wordt het genoemd), hoe draaierig ook. Ik blijk helemaal niet makkelijk te vertroetelen te zijn.
En J is ook moe en druk met het festival, dus vakantie is het niet echt.
Maar het huisje is een oase. We hebben het nu min of meer ingericht en het is zo ongelooflijk fijn dat ik er eigenlijk niet meer weg wil. ‘Is het écht ook mijn huisje?’ vraag ik nog maar eens aan J, want hij heeft het gekocht natuurlijk. Maar ja, het is echt ook mijn huisje. Met de blauwe bank van mijn moeder en de tafel van mijn oom. En met fantastisch goede aardstralen. Ik voel hoe dit huisje ons opvangt: kom maar, stil maar, rust maar. 

Om de hoek de zee en het Zeeuwse licht. Dat oogverblindende genadeloze Zeeuwse licht. En de lucht en de wolken en het windorgel waar mijn moeder zo van hield. Een maand geleden alweer, voor mijn hele leven op zijn kop kwam te staan. 

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Chaos

Het ging niet van een leien dakje. Dat was al wel duidelijk voordat we in de gutsende regen in een lange vakantiefile waren beland. 

Family trauma number one. Zo noemt mijn Amerikaanse tante verhuizen. En het is sowieso natuurlijk een slecht idee om te verhuizen na al die hectische weken. Zowel J als ik waren eigenlijk veel te moe. 

Kettingzaag

Dus er was nogal wat collateral damage bij de verhuizing van de spullen van mijn moeder en oom naar Vlissingen. Er werd een achterlicht aangereden, een deur van het (net iets te kleine) busje ontzet, er sneuvelde een prachtige televisie, er versplinterde iets aan de antieke kast. Bovendien was er in alle chaos vergeten door te geven dat het huisje leeg opgeleverd moest worden en had niemand eraan gedacht dat ze in Vlissingen geen hijsbalken hebben en je dus eigenlijk een liftje nodig hebt – maar dat was er dus niet. Waardoor de aanwezige meubels uiteindelijk met de kettingzaag in stukken moesten worden gehakt zodat ze over het trapje naar beneden pasten en daardoor zaten we de eerste nacht sowieso zonder bed maar ook zonder slaapbank, want die bank moest dus eerst gedemonteerd worden en het was geen simpel Ikea-ding.
In de nacht die eraan voorafging zag ik dit alles ineens aankomen en ik gilde hysterisch tegen J dat ik niet en nooit mee zou gaan naar Vlissingen, zoek het allemaal lekker uit zonder mij.
Ik sliep niet en ging toch mee. En het huisje (dat ik alleen nog maar op foto’s had gezien) was dus een van de schattigste huisjes ooit. 

Aan het eind van die ongelooflijk lange verhuisdag, moesten we nog steeds eten en wilde ik per se de zee zien. Zodat we, best dronken van een hele fles champagne die we in één klap achterover hadden geslagen, met Turkse pizza’s belandden op een bankje aan de grijze verlaten boulevard. De regen gutste over ons heen, maar we bleven gewoon zitten met kletsnatte haren en doorweekte pizza’s, sterker nog: daar lachten we om. 

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Maar werkt u eigenlijk ook?

Dat je je uren voor de klas staat. Coaching doet. Filmpjes opneemt met je moeie hoofd voor weer een dappere online pitch.

‘Maar werkt u eigenlijk ook?’

Losscheuren

Dat je lesbrieven en lesinstructies. Dat je toch maar weer je beste kleren en een bloem in je haar en tussen de mensen. Dat je duizend keer je handen wast maar de geur van dood gaat maar niet weg. Dat eindelijk dat huis leeg. Dat je vroeg op om te schrijven, nou ja vroeg wakker ben je toch al. En dan je losscheuren van de wereld waar je veel liever bent nu – om toch maar weer een lans te breken voor de fantasie. Dat er dan teveel kinderen voor je neus. Dat zo’n kind dan met zo’n vraag en dat je zomaar met je mond vol tanden.
Dat het dus tijd is om naar Vlissingen te vluchten maar dat je eerst nog die verhuizing. Dat je zo moe.
Dat is allemaal nog tot daaraan toe.

Maar dat de doden elke nacht komen spoken. Dat het leven zo kort is, de peilloze treurigheid van dat besef.
Dat ik je zo mis, mama.
En dat ik dat woord nooit meer tegen iemand kan zeggen, alleen nog maar schrijven. Mama.

 

 

 

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Opwindende brieven

De brieven van mijn moeder lees ik als een detective. 

Brieven. Duizenden brieven moet ze hebben geschreven.

Een heel leven

Er zijn stukjes van mijn moeder en van haar leven die altijd een mysterie voor me zijn gebleven. Ik zoek in haar brieven naar antwoorden. Er staat veel. En ook veel tussen de regels. Ik herken ook veel in haar brieven, meer dan vroeger. Bovendien kon mijn moeder heerlijk schrijven, het leest als een trein. De eerste nachten na haar dood sliep ik amper, ik las.
Maar dan open ik bij mijn oom -van wie het huis nu ook bijna leeg is- een oud legerkistje en kijk nou: nog een heel leven aan brieven. Weer heel veel brieven van mijn moeder, nieuwe puzzelstukjes. Maar ook brieven van mijn grootouders, van mijn overgrootouders zelfs. De brieven van mijn oom lees ik anders: ik probeer discretie te bewaren. Veel brieven bekijk ik alleen maar vluchtig, maar ik vind het toch respectvoller dan wanneer ik alles meteen maar in een vuilniszak zou plempen. Er werd veel van mijn oom gehouden, dat zie ik aan de brieven. En wat is het toch fantastisch om brieven te schrijven en te krijgen, ik besluit ter plekke mijn eigen dochters vanaf nu elk jaar een echte brief te schrijven, ik begin volgende week. 

Waarde kunstbroeder

En dan is daar ineens die vreemde eend in de bijt. Twee brieven die niet aan mijn oom zijn gericht maar aan ‘waarde kunstbroeder.’ Ze dateren uit 1968 en zijn afkomstig van de schrijver Gerard Reve. Geen idee hoe die bij mijn oom zijn beland. Via de bibliotheek krijg ik het nummer van een antiquariaat dat gespecialiseerd is in ‘Reviana’, maar dat die brieven echt zijn zie ik ook wel.
Ik ben niet heel erg fan van Reve, maar man, wat is het opwindend om deze brieven in handen te hebben: zijn inkt, zijn papier, zijn unieke woorden… intiemer wordt het niet. 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Ik ben de wolf

Er valt een pak bloem op mijn hoofd. 

Mensen die mij kennen zijn nu niet verbaasd. Trek hier een kastje open en je weet nooit wat eruit flikkert. En mijn huis wordt alleen maar voller met de spullen van mijn moeder en mijn oom. Mensen die mij kennen zijn ook niet verbaasd dat ik al die bloem gewoon maar een beetje halfslachtig uit mijn haar schud. 

Overdrive

Ik sta ineens weer voor de klas, alsof het geen vakantie is. En alsof mijn moeder niet net is overleden.
De vrachtwagens denderen over het schoolplein en de tien kinderen van de zomerschool rennen rond met troffeeën uit de prijzenkast: er zijn te weinig inschrijvingen voor volgend schooljaar, de school wordt opgeheven.
Allemaal zijn ze moe en verward en daardoor net als ikzelf in de overdrive. Een tienjarig jongetje posteert zich voor me en zegt dramatisch: ‘Ik ben kapot. Ik heb zoveel meegemaakt dit jaar.’
‘Dat hebben we allemaal,’ zeg ik genadeloos.
‘O ja?’ zegt het jongetje. ‘Ik daag je uit. Bij mij is het altijd erger.’
We staren elkaar even aan en Goddank hoor ik de zachte stem van mijn moeder in mijn hoofd, vol compassie voor dit kind dat bij elke vorm van contact op de grond gaat liggen huilen ‘Jij wint,’ zeg ik. ‘Zal ik dan nu lekker even gaan voorlezen?’
Dat is hem ook al teveel moeite maar hij wil wel mijn haar doen. ‘U heeft krullen. En waarom is het zo wit?’
Ik grijp mijn kans en vertel het oude verhaal van de wolf buiten die probeert moeder geit te spelen door zijn poot wit te maken met meel. En zo binnen te komen bij de kleintjes.
Daarna word ik natuurlijk met enorm veel achterdocht bekeken, maar er is tenminste iets van tover in het lokaal nu. 

Eenmaal thuis ben ik -alweer- te moe om mijn haar te wassen. 

(dit hing bij mijn oom op de koelkast, en nu dus bij mij)

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Iets van troost

Je kunt op zoveel manieren doodgaan.

Mijn moeder heeft het precies gedaan zoals ze altijd wilde: omringd door haar dierbaren. Dat kunnen we niet zeggen over mijn liefste oom.

Eenzaam

De dood van Wouter schokte ons allemaal, niemand had afscheid van hem genomen, weet ik inmiddels. Sterker nog: heel veel mensen waaronder ikzelf hadden juist door Corona even afstand genomen, waardoor hij uiteindelijk eenzaam is gestorven.
Daar droom ik van, deze dagen. Niet van mijn moeder, zij zweeft overdag overal om me heen. Maar de nachten zijn voor Wouter. Feesten voor hem, etentjes met zijn vrienden die ik nu pas leer kennen, wandelingen met hem, dingen die ik nog wilde zeggen of doen…
Wouter was dus kunstenaar. Ik organiseer theemiddagen in zijn huisje, waar van verschillende kanten vrienden komen aanwaaien. We praten en vertellen over Wouter, bijna niemand kent elkaar en toch zijn we met meer dan je zou denken. Sommigen van ons zijn intens verdrietig, sommigen kennen hem al vijftig jaar.
Iedereen die wil mag beelden meenemen. Ik heb een app-groepje gemaakt om met elkaar te delen waar de kunst dan terechtkomt. Elke keer als ik zo’n vertrouwd beeld weer zie op een nieuwe plek, meestal liefdevol op een sokkel of mooi in het licht, is dat een beetje lijm op de barst in mijn hart. 

Je bent niet helemaal dood en weg, lieve oom, echt niet. Zie je wel?

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Een huisje aan zee

Dwars door alle rouw en chaos heen tekende J een koopcontract.

Een piepklein turquoise huisje in Vlissingen, om de hoek bij de boulevard. Het is voor hem een pied a terre omdat hij vaak in Vlissingen moet zijn als festivaldirecteur. 

Zeemeerminnenspiegel

‘Het is ook jouw huisje,’ zei J meteen. En laat ik nou net allemaal prachtige spullen over hebben van die twee huizen die ineens allebei leeg moeten. De blauwe bank en de zeemeerminnenspiegel van mijn moeder, de robuuste eettafel en de mooie beelden van mijn oom, en van beide huizen allerhande pannen, bordjes, een linnekast. Zelfs het enorme schilderij van de accordeonist van boven mijn moeders bed vindt J ineens ‘prachtig.’
Waardoor dat kleine huisje aan zee ook een monument wordt voor de liefde. Godzijdank had mijn moeder echt smaak en mijn oom ook, anders zou het creepy zijn. Die spiegel wil ik bijvoorbeeld al jaren dolgraag van haar overnemen en die bank eigenlijk ook.
Wat zou ze de plek ook geweldig vinden, nog in de laatste week zei ze: ‘Zullen we nog weer eens een weekend naar Vlissingen gaan?’
Een huisje aan zee. Mylou zong erover bij het afscheid van mijn moeder, ik zing het zelf op de fiets door de stad. Zo moe en zo murw van het sjouwen met vuilniszakken en verhuisdozen.
Maar dit is er ook: ik heb een liefje met een huisje aan zee. 

En als straks alle stof is neergedwarreld, dan ga ik daar heel zachtjes zitten, in dat huisje, op de blauwe bank van mijn moeder, en dan loop ik af en toe even naar de zee en ik kijk naar de lucht en naar de maan.
En dan weer terug naar dat huisje, dat huisje aan zee. 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Mama 4

Ze is overal.

Maria. Mijn moeder, 

U2

In alle muziek die ik opzet. Haar muziek -Judy Collins, Helen Reddy- was al heel lang ook de mijne geworden, het is mijn playlist voor bij het schrijven en het alleen zijn. Wat moet ik nu luisteren? U2, adviseert Mylou. Nu dendert de hele dag U2 door mijn huis, bovenop mijn eigen onrust.
Ze is in de wind en de wolkenluchten, waar ze altijd zo uitbundig van genoot. Nog tijdens de laatste dagen van haar ziekbed bleef ze staren naar een piepklein stukje lucht dat ze vanuit haar bed kon zien. Ze belde ons ook altijd als het volle maan was, stuurde ons naar buiten om te kijken. Nu fiets ik verwoed door de nachtelijke stad want onder de wolken is het volle maan, weet ik. Maar er zijn teveel huizen, wolken, ik zie de maan niet en ga uitgeput naar huis.
Ze is in zoveel plekken waar ze woonde: de Amstel, de Weteringschans, ik weet haar in Texel. En ik kan geen enkele Hema binnenlopen zonder dat ze naast me loopt, ze was dol op de Hema. Ze is overal en ze is er niet.
Ze is ook in mijn dochters en dat is het enige dat wel troost. Ik ga met de jongste alvast haar verjaardagscadeau kopen: een bikini in de Bijenkorf, we doen ook een koffietje en daarna kopen we samen (voor de laatste keer) schoolspullen. In de Hema. 

‘Het is een eng idee dat mijn moeder nu is opgeschoven en zij de eerste is die gaat,’ zegt de oudste tegen haar vriendin. ‘We’re still building and burning down love,’ zingt Bono intussen. ‘Burning down love,’ zing ik met hem mee en natuurlijk moet ik aan crematoria denken, ik zag er twee in een week.