Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Alles zo licht

Wadden en duinen en schorren. Meeuwen, koekoek, grutto’s. Wind en water.

Ik was dus op Schiermonnikoog, dat was lang geleden.

Hoeveel ik ook reisde, nergens zag ik duinen en het wad zoals aan de Noordzee. Met van die zilte paarse bloemen, braamstruiken, rozenbottels en wijde open vlaktes, lange lege stranden, en dan de zee. Net als zoveel Nederlanders een beetje opgegroeid met de waddeneilanden. Met Sil de strandjutter en Lobke.
Op een waddeneiland is de rest van de wereld ongelooflijk ver weg. En dat je dan ook nog in goed gezelschap bent, samen een visje eet, alsmaar die gezonde zeelucht inademt, haren in de war, verbrande neuzen, zout en zand overal – en alles zo licht. Zo verrukkelijk licht.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Heimwee naar 1995

‘Ik denk de hele tijd dat ik vandaag heimwee heb naar Amsterdam. Maar ik vermoed dat ik gewoon heimwee heb naar 1995.’

Dat schreef collega Maartje Luif die naar België is geëmigreerd op Facebook op de dag van Ajax en de Champions League.

Dromen van Albert Heijn

Heimwee lijkt op zeeziekte: sommige mensen hebben er meer last van dan anderen. Het overvalt je (ik schreef eerst per ongeluk: het overalt je, ook goed), brengt je totaal uit balans. En zodra je weer vaste grond onder de voeten hebt, kan je je meteen niet meer voorstellen hoe erg het was.
Toen ik in Spanje woonde, nam Amsterdam soms de vorm aan van een hallucinatie. Het woord ‘kinderboekwinkel’ alleen al kon me een enorm gevoel van gemis geven. Een per post opgestuurde ontbijtkoek smaakte lekkerder dan welk taartje ook. Ik kon letterlijk dromen van Albert Heijn, eenmaal op Schiphol rende ik er altijd meteen naar toe. Maar nu ik terug ben is mijn dagelijks bezoek aan de Albert Heijn razendsnel in routine veranderd, vind ik ontbijtkoek eigenlijk veel te zoet en kan ik achteloos aan een boekwinkel voorbij lopen.

1995 daarentegen…

O ja, ik weet nog hoe Ajax kampioen werd. Mijn prins op het witte paard en ik hadden net een droomwoning aan de gracht gekocht en vierden dat met legendarische voetbalavonden. Natuurlijk won Ajax, het waren de dagen van happily ever after. Wij leefden het onbescheiden leven van de gefortuneerden, van de geluksjagers, geliefden, letterlijk alles ging ons voor de wind: werk, wonen, de reizen die we maakten en dan weer de stad die aan onze voeten lag. En als kroon op dit alles was 1995 ook het jaar dat we gingen trouwen, met een gigantisch feest en huwelijksreis naar de Galapagoseilanden (zie foto). Als ik denk aan de dingen van dat jaar, ben ik nergens meer.
Dat is dus het rottige van heimwee: Op het moment dat het je overalt, kan je het totaal niet relativeren.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Tegen de klippen op

Het is met knellende armpjes om je middel. Iets dat oplicht als je voorbij loopt, met oogcontact dwars door alles heen, en met vertrouwen – ook al slaat dat eigenlijk nergens op.

Het is ook met de moed der wanhoop, met gezonde tegenzin en nogal veel onmacht.

Schoolschrijver

Voor het tweede jaar ben ik schoolschrijver, dan kom je elke week in verschillende klassen van een taalzwakke school, met maar een missie: liefde voor verhalen delen. Je schrijft met ze, leest ze voor, discussieert met ze, elke schoolschrijver doet het anders en elke school is anders.
Ik ben dit jaar een keer midden onder een les weg gelopen, dat is me in mijn hele carrière als schrijver nog nooit gebeurd. Elke keer weer zette ik me schrap. Dit zijn geen goed gedrilde vinexwijk-kindjes met een plank vol boeken thuis en wit-culturele referenties. Er waren die paar vroegvrouwelijke meisjes uit groep acht die zo ongemakkelijk waren dat ze regelmatig midden onder mijn les weg liepen en tachtig procent van de tijd de slappe lach hadden. Die ene jongen die zo wild heen en weer schudde van de opwinding dat ik soms bang was dat hij op de grond zou vallen. Diverse kinderen heb ik zo hard zien worstelen om dat wat er in hun hoofd zat ook in woorden te kunnen vangen – en dat het niet lukte, of alleen voor de verschrikkelijk goede verstaander. En er was dat ene jongetje met een moord in de familie.

Verhalen

Toch of misschien juist wemelt het in dit soort klassen van de verhalen, ruw als de allereerste opzet van een boek. Dat jongetje met dat familiedrama barstte voor het eerst publiekelijk in tranen uit toen hij een verhaal had gemaakt over zijn allerfijnste herinnering en afsloot met: ’Dat was de laatste vakantie met mijn moeder.’ We hebben er een klein boekje van gemaakt. De bloedirritante meisjes uit groep acht penden snel en stiekem de allerlangste verhalen van iedereen (niemand mocht ze lezen). En als ik voorlas uit De gebroeders Leeuwenhart of Alleen op de wereld (kaarsje erbij, TL uit) viel soms alles even stil, in een uitzonderlijk moment van transcendentie.
Ik heb ze bij vlagen zo zien hunkeren.

(foto Chis van Houts, schoolschrijfschool van vorig jaar)

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Anna’s law

Er zitten nogal veel mensen in Cannes dezer dagen. Dat krijg je als je in de filmwereld werkt. Er zit ook een ex in Mexico. En in Amsterdam regent het terwijl ik dit schrijf.
Maar dat is helemaal niet erg!

Geluk

Tussen de buien door ben ik met kinderen en vrienden. Kipjes braden voor de shabbat. Met drie kleine neefjes naar het Westerpark en dat ze dan allemaal blijven slapen. Daar gesloopt van zijn. En dwars door alles heen schrijf ik aan het boek dat inch’allah volgend jaar op jullie leestafels ligt.
Of niet. Ik las een artikel over geluk in het NRC, zoek het maar op. Daarin stond dat het niet ging om gelukkig zijn in dit leven, maar om zingeving. Dat klinkt stom, maar dat is juist bevrijdend. Ik had dat artikel en het bijbehorende boek best kunnen schrijven. Dan noemde ik het Anna’s Law en die bestond uit de volgende inzichten, de meeste nog maar heel recent verkregen:

  1. Je hoeft niet ver te reizen om ver te komen.
  2. Je hoeft niet altijd gelukkig te zijn.
  3. Jaloezie is een vrolijk ding (nee het is de hel, maar lach om die hel, daar kunnen hellen niet goed tegen).
  4. Je hebt geen man nodig om compleet te zijn (maar mannen zijn wel heel prettig om tegenaan te kruipen).
  5. Het gaat niet om het moment dat het boek in de winkel ligt, het gaat om de laaaaange weg ernaartoe.
  6. Sla zoveel mogelijk armen om anderen heen, letterlijk of figuurlijk.
  7. Luister naar wat anderen te vertellen hebben, zoals het lieve heroinevrouwtje dat altijd bedelt op de pont.
  8. Een geluksmoment op een dag tilt die hele dag op, al is het maar dat je in de regen met je kind een ijsje staat te eten (juist).
  9. Maak alle fouten die je wilt maken, doe dat met verve.
  10. Vul niet elke leegte op (eng! maar het moet. En in het oog van de storm valt alles mee).

Jullie mogen er tegeltjes van laten maken, zoveel cliché heeft geen copyright. Maar clichés zijn er natuurlijk niet voor niets.
En nu ga ik weer een boek schrijven.

(‘liefdesgedicht’ van een van de kinderen uit mijn schoolschrijfklas:)

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Samen

Tien jaar geleden. In het blog schreef ik: ‘Je wereld is een toverbal. Je slaapt dan weer in de daktent, dan weer op een matrasje op de grond. Je drinkt het liefst rode limonade en je eet, net als de Afrikanen, bij voorkeur met je handen.’ Op de foto zie je haar onverschrokken de wijde wereld in fietsen.

Vier jaar geleden: ‘Dat je gewoon in je onderbroek op je fiets de campo in stuitert naar een van je vele hutten waar je van alles heen hebt gesleept zoals servies, dekens, koekjes en boeken.’
Wat een contrast met het leven als stadsmeisje.

Stadsmeisje

In het huis aan de Haarlemmerstraat zijn we vaak met zijn tweetjes. We staan samen op en hebben minigesprekjes terwijl ik haar sinaasappeltje pers .Zij trekt haar onesie aan, ik mijn fancy ochtendjasje. Ik was haar haren onder de kraan als ze geen zin heeft om te douchen.  De ene keer staat haar playlist op, dan weer de mijne. Zij ligt urenlang met haar telefoon op de bank, ik zit – iets gekleder en actiever maar het idee is hetzelfde- met mijn computer aan de tafel. Ik kan zelfs aan mijn nieuwe boek schrijven met haar naast me, iets wat ik nog nooit met iemand heb gekund.
De streepjes op de muur getuigen van een groeispurt op heel veel manieren, die ik voor mijn ogen zie gebeuren. Soms plet ze me in een omhelzing (‘sorry mam, ik heb een aanval van liefde’), dan weer trekt ze zich urenlang terug op haar kamer met de deur dicht.

Van toverbal naar de grote stad, natuurlijk is ze hier gekooid. Ik troost me met de gedachte dat ze niet meer onder mijn radar vliegt, dat ik haar nu bewuster en intenser meemaak.
Zulke dingen denk ik als ik ons ’s avonds aan de grote tafel zie eten, samen, met een kaarsje erbij.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Malle Babbe en het donker

Het was heel donker. Op de grond lagen kinderen in de leeftijd van mijn oudste dochter te kijken naar grote filmschermen met kussende mensen erop, sommigen van die mensen geheel ontkleed. Verderop was een setje geil tegen elkaar op aan het dansen, voyeuristisch gedressed als een peepshow. Ik liep door donkere gangen, overal deejays, en ik voelde mezelf jong en gevaarlijk. Dat krijg je als je voor je werk te maken hebt met een hippe jonge kunstscene.

Maar toen zag ik ineens hoe laat het was en als Assepoester snelde ik overhaast weg om thuis de jongste dochter naar bed te sturen.

Kleinkunstlied

Een dag later was ik ook al te gast, nu in het theater, het publiek bijna drie keer de leeftijd van de jongeren de dag ervoor. Het ging over het kleinkunstlied en aan het eind zat ik uit volle borst mee te zingen met een medley van Malle Babbe en Margootje en Zing vecht huil bid lach werk en bewonder.
Deze keer hoorde ik bij de laatsten die weg gingen, na eerst nog lang biertjes te zijn blijven drinken. We vierden iets geweldigs: een prachtig boek over het kleinkunstlied, geschreven door vriendin Mylou, die heeft geprobeerd de ziel van het lied te vinden. Dat boek is nu al een lieveling van me, ook door de bijbehorende cd.  De avond was als een warm bad als je het koud hebt en moe bent. Ik was omringd door vrienden, sprak ieder jargon. Dit was mijn comfort zone. Dan maar wat minder indruk maken op mijn kinderen.

Hoewel. Het boek vinden ze heel stoer. En als ik probeer te vertellen over hoe bijzonder het was die andere avond met die schermen en die donkere ruimtes, trekt mijn middelste alleen haar wenkbrauwen even op. ‘Mam, jezus, was je in dat drugshol? En daar heb je ook gegeten? Nou, laat me je vertellen, ook de koks staan daar stijf van de coke.’
Of dat waar is weet ik niet Maar ik hou me voorlopig maar lekker bij  liedjes zingen met Mylou.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Moederdag

‘Je verwent haar,’ moppert haar oudere zus. Maar ik herinner me nog heel goed dat mijn moeder dat ook bij mij deed. Dat ik bijna nooit hoefde af te wassen, dat ze achter mijn rug zo’n beetje mijn kamer opruimde, dat ze heel vaak mijn lievelingseten kookte.

Daar kan ik met zoveel plezier aan terug denken.

Hoofdpijndag

Het was een hoofdpijndag, letterlijk. Ik voelde hem (haar, migraine is een venijnige dame) al dagen aan komen, als een schim die verandert in een schaduw en dan ineens niet te missen naast je in de kamer staat. Net niet genoeg knock out en waarschijnlijk ook net iets teveel arbeidsethos om niet naar mijn leuke werk te gaan. Wat nu heel wat minder leuk was, ik stond bijna kotsend op de pont.
We deden een mailing, heerlijk ouderwets met enveloppen, ik had het zelf bedacht. Maar zelfs dat domme klusje liet het zweet over mijn rug lopen. En het duurde lang! Ineens snapte ik weer waarom je een uitnodiging aan een paar honderd mensen tegenwoordig digitaal doet.
Ik kon nog steeds geen snelle bewegingen met mijn hoofd maken toen ik eindelijk weer op mijn fiets zat. Terug op de pont visualiseerde ik alvast de bank, het dekentje, de dichte gordijnen. Dochterlief had immers aangekondigd bij een vriendin te zijn.

Mama, ik heb honger

Maar ze lag op de bank. Onder dat dekentje, met haar schoolboeken. En ze zei: ‘Mama, wat ben je laat. Ik heb honger.’
En  dan kan je natuurlijk zeggen: ‘Kind ik heb koppijn, ga zelf maar wat regelen bij de supermarkt.’ Dat zou vast wijs zijn, als ik dat zou zeggen, en ook logisch. Maar ik ben dus opgevoed door een moeder die nooit ziek was en die als de beste kon verwennen….

Daar moest ik wel even heel hard aan terug denken. Hoe lang geleden dat was.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

‘Fiets kopen? Een tientje!’

Toen ik kwam studeren in Amsterdam heb ik het nog even volgehouden: geen fiets kopen van een junk. Maar na de vijfde gestolen fiets was mijn moraal gesmolten, zo snel gaat dat dus.

Er liepen toen altijd zoveel losers rond bij de Oudemannenhuispoort, eentje ervan drukte ik woedend dat tientje in de hand. ‘En nou oprotten!’

Speedjunks

Je zou denken dat er dingen veranderd zijn. Geen opgefokte speedjunks meer op de pillenbrug, sowieso amper nog straathandel in het centrum. En de fietsen in echte rekken en stallingen. Ongelooflijk hoe ze dat voor elkaar hebben gekregen in zo’n korte tijd. Amsterdammers die braaf hun fiets parkeren…
Maar het fietsenstelen is helaas niet voorbij. Vooral de middelste dochter is er de dupe van. Laatst weer, een fiets waar ik net heel liefdevol 55 euro in had geïnvesteerd voor nieuwe banden en ketting. Weer gestolen tijdens het uitgaan. Net als de vorige: een verjaardagscadeau voor haar achttiende. Die fiets was amper drie maanden oud. Gelukkig heb ik een reservefiets: zo’n ouwe roestige Paroolfiets. Die heeft al vaak tijdelijk iets opgelost. Maar hij trapt zwaar, en nu koopt Chaia ook haar nieuwe fietsen van junks. Ik keur het af. En ik het snap het.

Spaanse hart

Vorig weekend ging ze uit bij het Leidseplein toen ze ineens een junk zag met een roestige Paroolfiets. ‘Die is van mijn moeder!’ riep ze en, fel en dapper als ze is, stormde ze naar de junk toe en probeerde hem de fiets afhandig te maken. Ook iets wat ik afkeur, maar ze heeft nou eenmaal dat  Spaanse hart. Omstanders schoten te hulp, de junk sloeg en rende weg en uiteindelijk kocht iemand anders snel de fiets voor haar. Ze hoefde dat meisje niet eens te betalen. Zo kwam Chaia die vroege ochtend triomfantelijk naar huis op de Paroolfiets. Om daar te ontdekken dat er een tweelingzusje van die fiets gewoon hier voor de deur stond.
Goed, dacht Chaia, dan heb ik ook een reservefiets, ik zal hem gauw genoeg nodig hebben. Ze bracht hem naar de fietsenmaker maar daar stortte hij in elkaar.
Ik weet niet precies wat de moraal van dit verhaal is.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

I feel like this is the beginning

Op de Heerenmarkt, om de hoek, is een zandbak. Als ik de flessen in de glasbak gooi, zie ik ze zitten: de nieuwe moeders, te herkennen aan de wezenloze moeheid in hun blik, blij met het bankje onder de bomen, maar hun ogen voortdurend flitsend naar dat propje kind in het natte zand, bij de glijbaan, op de steentjes. Vallen ze niet, huilen ze niet, zijn ze er nog wel?

Dat bankje, lieve Bloem, was mijn bankje. En jij dat propje kind.

7 mei 1997

7 mei 1997 werd je geboren, op de Brouwersgracht. En daarna begon ook mijn leven opnieuw. Geen idee hoe het zou zijn gelopen als ik geen moeder was geworden. Ik had op andere plekken gewoond, ander werk gedaan, zelfs de liefde tussen je vader en mij zou een totaal andere zijn geweest. Ik heb daar tegenover jou ook nooit geheimzinnig over gedaan. Kinderen leggen knopen in je vrijheid, hele dikke. Jij hebt daar goed naar geluisterd, misschien wel te goed, want je laatste plan is er zelf maar nooit aan te beginnen, aan kinderen.
Maar dezer dagen denk ik weer vaak aan mijn eigen wijze moedertje. Dan kwam ze op bezoek op de Brouwersgracht en later in Durgerdam en dan zag ze me ploeteren. ‘Weet je,’ zei ze dan. ‘Nu denk je dat dit je hele leven is. Maar het is ook eigenlijk zo weer voorbij.’
En inderdaad, lieve Bloem, overmorgen word je twintig en alles ligt wéér open.

Geluk

Meisjemeisjemeisje van me. Wat ben je groot nu, wat ben je zelfstandig. Je verdient je eigen geld, reist de hele wereld over, bruist van de plannen, vrienden, je eigen huis, Ik kan mijn ogen weer stil houden, als je nu van de glijbaan valt, sta je zelf weer op.
Maar er is iets anders gebeurd. Een nieuwe zachtheid die me overvalt als ik aan je denk, als ik je zie. Dat jij er bent, prachtige Bloem, waar dan ook, is – en o, wat hoor ik mijn eigen moedertje praten als ik dit zeg – het allergrootste geluk.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Herdenken

‘Ik geef een yogales op 4 mei,’ zegt mijn zus. ‘Misschien stop ik daarna wel in het park om de doden te herdenken, ergens bij een boom. Grote kans dat er ook een of andere herdenking is daar.’ 

Iedereen om me heen heeft er het er maar druk mee. Met herdenken.

Opa Snor zat ondergedoken

‘Ik ga naar de Dam,’ zegt de dochter. ‘Met een paar vrienden.’ Schoonmoeder gaat daar ook heen maar dan naar de officiële  kranslegging. ’Ik maak een speciale theatervoorstelling,’ zegt de vriendin. ‘Dat is nieuw, dat gebeurt door het hele land.’ Ik zoek het op en inderdaad,  net zoiets als de bevrijdingsmaaltijden: overal. Vriend Jan gaat herdenken in de Pijp en als ik dat opzoek, zie ik dat elk stadsdeel zijn eigen herdenking organiseert. Elk stadsdeel!
Wat een contrast met de jaren in Spanje. Om mijn dochters vooral niet te laten vergeten waar ze vandaan kwamen, cultiveerde ik dit soort dagen tegen de klippen op. Dus de speciale zender met Nederlandse tv voor emigranten aan, en daar zaten we op onze berg: als enige in Montefrio hartstochtelijk de Nederlandse doden te herdenken. Ik herinnerde ze  aan de Joodse voorouders (‘opa Snor zat nog ondergedoken’) of ik bracht vooral mezelf aan het huilen met een film als Schindlers List. Laatst zag ik nog in het Stadsarchief een foto van hoe het Vondelpark voor Joden verboden was, en ik betrapte mezelf op de gedachte: hier moet ik het op 4 mei over hebben.

Witte kruisen

Maar ik ben alleen dit jaar. Ik geloof niet dat ik de deur uit wil, iets met de bomen en het bos. En nu ik weer in de stad van mijn verre joodse voorouders woon, houden ze zich verrassend koest. Het enige wat me echt raakte toen ik op alle sites aan het kijken was: het idee om ergens, op het Museumplein geloof ik, allemaal witte kruisen te plaatsen voor de vluchtelingen die heel recent omgekomen zijn tijdens hun vlucht.
‘Als je alles herdenkt, herdenk je niks,’ werd er daarover vanuit joodse zijde gemopperd in Het Parool. Dat lijkt me een misvatting. Mededogen is net als liefde: oneindig.