Het was een koude nacht aan het eind van januari. Boven de grachten van Amsterdam hing een onwaarschijnlijk grote blauwe maan. Slechts een huis was schaars verlicht, kaarsje voor het raam. Daarbinnen lag een vrouw hard te zuchten, een man en twee oma’s aan haar zijde.
Dat was de nacht van jouw geboorte, liefste Chaia, overmorgen is het precies achttien jaar geleden.
Af
Ik woon niet meer aan de Brouwersgracht, wel om de hoek. Het winkeltje waar oma toen in alle vroegte rosbief ging halen omdat ik dat per se wilde eten na die nacht, bestaat niet meer, de oma’s zijn sowieso waterige kopieën van zichzelf geworden, geen sprake van dat die nog een pasgeboren babytje in bad zouden kunnen doen of kraamzorgen voor een familie die plotseling vierpersoons is geworden.
Maar jij dan, kindjelief. Maar jij.
Zo’n stoere, prachtige vrouw nu, nog even sterk en gepassioneerd als je als baby was maar oneindig veel groter en wijzer en rijker. Ik kan zo van je genieten, zo van je houden, zo mezelf zien in jou en nog zoveel meer.
Je wordt achttien, je bent af. En hoe.
Ik staar naar je geboortehuis, loop over je gracht, precies dezelfde route, een heel leven later. Wat er verder ook gebeurt, welke vreemde afslagen ik ook heb genomen onderweg, wat voor rommeltje ik er ook van heb gemaakt zo nu en dan… ik en ook je vader moeten ergens toch ook iets heel erg goed gedaan hebben om jou te krijgen, wat een cadeau.










