Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Zwalkend

‘Mama, als jij fietst ben je een soort zwalkend nijlpaard.’

Mijn stad, mijn warme deken. Zo vaak fiets ik er niet doorheen deze dagen, of nouja eigenlijk best vaak, altijd met haast maar altijd intens kijkend.

Fietspont

Je moet misschien heel lang heimwee gehad hebben om niet luid te vloeken tegen de krioelende toeristen die hun domme voetjes op het fietspad of midden op de straat zetten. ‘Pas op,’ roep ik zachtjes, niemand die me verstaat. Ik heb geen bel, mijn fiets is oud en verroest. Ik kocht hem meer dan tien jaar geleden, glanzend lichtblauw. Pal daarna gingen we in een Landrover wonen en daarna op een berg. Al die tijd en overal die fiets meegesleept. Daar stond hij op de patio in Andalusia te wachten en te wachten, alleen mountainbikes konden daar een beetje vooruit komen in de campo. Heen en terug in de grote verhuisauto.
Inmiddels was er in Amsterdam iets veranderd, er waren fietsponten gekomen en nette fietsenstallingen die altijd te vol staan. Ik moest mijn vrolijke bravoure bekopen met een door de gemeente ingepikte fiets laatst. Niet netjes in de rekken, huppekee weg. Voor twee tientjes kwamen ze hem vervolgens met een grote fietsenauto ook weer bij me thuis bezorgen. Merk? Geen idee, volgens mij van de Gamma of zoiets raars. Oud, verroest, en veel te laag.

Zomerbui

Altijd volgeladen met duizend boodschappen voor de herberg, krakend en met een wonderlijk soort slinger in het voorwiel of misschien is het de as. En dat hij laatst op het sluisje om de hoek in duizend stukjes uit elkaar viel, het wiel scheurde er uit zichzelf vandoor. Maar niet het water in! De fietsenmaker is mijn vriend. Regen vind ik niet erg, de tegenwind bij het IJ bijna altijd fijn. Over de grachten brengt mijn fiets me, laatst zelfs helemaal langs de Amstel naar Amstelveen dwars door de grootste zomerbui ever. En gisteren nog onder het Rijksmuseum, tussen de toeristen door die allemaal net als ik betoverd werden door de muzikanten die een of ander vioolconcert stonden te spelen.
Ik zeil er langs. Een nijlpaard is sloom, maar je moet toch je tentje niet in zijn weg hebben, dat bedoelt mijn dochter, zo’n nijlpaard gaat gewoon overal dwars doorheen.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Goeie vraag

Het foldertje bracht Bloem maanden geleden mee van het station. ‘Ik dacht dat je dit wel wilde hebben.’ Sindsdien hangt het op de koelkast, ik zie het elke dag en ik word er blij van.

Oude moedertjes die aftakelen. Vriendinnen met gebroken harten. Kennissen met kanker, veel te jong en mooi. Kinderen die te snel groot moeten worden. Ik zie het allemaal voorbij komen in mijn keuken. In Spanje leefde ik in een luchtbel, maar ook in dat kleine dorpje was er eenzaamheid, mensen met wanen, de verschrikkelijkheid van de liefde. Zelfs daar in het paradijs verhingen zich ongelukkigen, in de stralende zon aan een olijfboom.
Van een andere orde: aanslagen in veilige Europese steden, de verwoeste souk van Aleppo, Donald Trump.
En ook heus erg: een moeilijk gebit hebben, dikker worden in plaats van dunner, omvallen van de slaap of juist van het niet-slapen.
Soms denk ik: je kunt het ook gewoon NIET doen allemaal. Niet taarten bakken, niet meer stukjes schrijven of een roman, niet naar de kapper, niet afwassen als het toch weer vies wordt, niet meer je vriendinnen bellen. Gewoon niet.

Maar dan zie ik net op tijd dat foldertje en die laatste multiple choice-keuze die de moed erin houdt. Er is altijd een misschien.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Wat lieve dokter R. gaat doen

Dat je je hele leven lang als je in de spiegel kijkt altijd een klein beetje baalt.

Nee, niet van die rimpels, die paar grijze haren, de love handles. Dat ik geen schattig blond meisje ben en niet de borsten van mijn dochters heb is ook totaal geen traumaatje meer. Maar dat je altijd even denkt: die neus. Wat is ie toch hekserig. Hoe ouder ik word, hoe meer.

Job

‘Nou, doe er dan wat aan,’ zei mijn beste vriendin na de zoveelste keer zeuren. ‘Nee!’ riepen mijn kinderen geschokt. Maar ineens kantelde alles en dacht ik: waarom ook eigenlijk niet? En toen herinnerde ik me ineens die vroegere buurman, die specialist was in… neuzen?
Ik zocht en ik vond en die lieve dokter R gaat me nu niet alleen verlossen van een chronische bijholteontsteking, maar me en passant ook even een subtiele nosejob geven. Half jankend van schaamte en ongemakkelijkheid kwam ik de eerste keer zijn spreekkamer binnen, intens gelukkig zat ik later de gefakete voor- en na- foto’s te bekijken. Nog steeds Anna, nog steeds een grote neus, zelfs nog steeds joods, maar net even iets minder… aanwezig.
Dus dat ga ik over een maand laten doen, morgen moet ik alvast naar de anesthesioloog (spelling van dit woord even op moeten zoeken). Ja, dat vind ik eng maar het is op zich een operatie van niks. ‘Mensen gaan het amper aan je zien,’  zei dokter R nog, ‘wacht maar af.’ Als ik het zelf maar zie, ik kan niet wachten.

In da face

Nog even dit. Je mag er van zeggen wat je wilt, ook tegen mij in da face maar er is een woord wat ik vanaf eind augustus nooit meer wil horen en dat is het woord ‘karakteristiek’. Zal allemaal best dat zo’n heksenneus reuze karakteristiek is maarre… wil jij hem hebben? Echt? Nou dan.
(foto is van de mooie kant)

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Ooooooooo wat wonen jullie mooi…

Complimentjes, soms ben ik er dol op.

‘Wat boffen jullie op zo’n plek.’ ‘Wat een geluk hebben jullie.’ Het meestgehoorde compliment van de dag – en, serieus, een van de redenen waarom ik af en toe het terras mijd. Natuurlijk wonen we mooi. En natuurlijk heeft Ilco een supertof plan geschreven waarmee we dit huisje gewonnen hebben. Maar verder voelt het een beetje ongemakkelijk. Het is een groot cadeau van de kosmos geweest dat we hier wonen, of nouja van de deelraad. Dat liep zo, dat was tevens de route om uit Spanje terug te kunnen komen. Iemand anders had hier ook iets moois kunnen bouwen, het huis op het schiereiland is van zichzelf al een oase.
Maar wel eentje met keihard werken en je privé-leven voortdurend onder vuur. Altijd mensen in je tuin, glurend door je ramen, altijd je mooiste spulletjes (schalen, zachte dekens) kwijt want ingepikt door het terras. Mijn lievelingsspatel schuimt het bier af en mijn dure koksmessen zijn zelden onder handbereik. Nooit rust, nooit alleen, laatst lag ik voor de allereerste keer zelf even in het gras (tien minuten).

Veel te zoet

Complimentjes over mijn taarten en huwelijksontbijten zijn beter, maar ook niet teveel. Laat mij maar rustig bakken in de luwte, dan kunnen ze tenminste ook af en toe mislukken. Onlangs nog een veel te zoet glazuur gemaakt, de dappere terrasgasten braken hun tanden erop en ik zat me zachtjes te schamen.
Complimenten over wat ik schrijf daarentegen kun je me niet genoeg geven. Dat er gisteren twee mensen speciaal hierheen zijn gekomen om een boek van mij te kopen, maakt me aan het huppelen. En complimenten over mijn kleren zijn ook altijd goed. Kijk wat een mooi nieuw jurkje…

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Het hoofd van de bruid

Daar gaat mijn dochter van twaalf door de douane. Zonder mij.

Het is fantastisch dat ze twee weken met haar goede vriendin mee mag naar Kroatie, maar terwijl ik daar zo sta te zwaaien, heb ik het gevoel dat ik iets helemaal verkeerd doe. In Spanje was het omgekeerd: permanent op vakantie terwijl iedereen elders ploeterde in de regen. Nu betekent vakantie vooral hard werken.

Schoenen en zalm

Van verdriet koop ik, alleen op Schiphol, mooie nieuwe schoenen, lekker onpraktisch voor in de herbergkeuken. En daarna meteen maar even zalm en asperges voor de quiche, in grote hoeveelheden. En kilo’s broccoli. De zomer is los, de mensen willen IJbier en witte wijn en nog meer witte wijn en lekkere dingen om te eten daarbij
Om bij de herberg te komen moet je een tegenwindweg langs het kanaal volgen. Dan rij je recht op  het station af, met de letters Amsterdam erop, het IJ voor je, de wijde lucht, en alles is goed. Dag dochterlief, tot over twee weken, geniet.
Met mijn fiets en zwikkend op de nieuwe hakjes wring ik me langs alle mensen in ligstoelen. Er is alweer een hele taart op, zie ik, of zal ik eerst toch maar aan de soep beginnen?
Aan de grote boom hangt, hoog, het hoofd van een bruid. Dat hangt er nu al een week of twee. Ik geloof dat ze het piñata noemen: een bruidspaar van papier maché dat de newly weds stuk moeten slaan voor geluk. Dat hoofd is als enige blijven hangen.
Wat zou dat betekenen qua symboliek, dat vraag ik me nu al dagen af.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Tijgers in de Sahara

Gewoon dat die kat er is. Elke ochtend als ik beneden kom.

Soms krijg ik duizend kopjes, dan heeft ie honger. Soms bijt hij in mijn kuiten, dan moet ik stilstaan en hem aaien. Soms kijkt hij me alleen maar glazig aan, dan is ie moe. Bijna altijd komt hij pal op mijn yogamatje liggen, zodat ik ingewikkelde bruggetjes over hem heen moet maken. En heel af en toe miauwt hij in de nacht, dan is hij eenzaam.

Bachbloesem Astrid

Maar hij is Mister Hyde. ‘Die kat heeft geen schurft, die vecht zijn hele lijf kapot,’  zei de dierenarts. Niemand ziet het, geen idee waar en met wie maar in zijn geheime dubbelleven wint onze kat duizend battles, de wonden liegen niet. Ineens is de bovenkant van zijn kopje weer helemaal kaal.
‘Als je echt zo dol op hem bent, behandel je dat met jodium,’  zegt Ilco. Op een of andere manier heb ik daar totaal geen zin in. Ik verzorg amper mijn eigen wonden, te moe, teveel gedoe. Rationeel denken lukt ook nog steeds niet echt, ook al slik ik op advies van bachbloesemvriendin Astrid nu braaf magnesium (als ik het niet vergeet). Ik wil iets zeggen over de wonden van je kat verzorgen, dat de natuur dat wel oplost of zoiets en ik zeg: ‘Tijgers in de Sahara gebruiken ook geen jodium.’ Man en dochter kijken enigszins bevreemd op van hun laptop en ik voel vaag dat er iets niet klopt. Gauw naar bed!

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

De wilde frisheid

Het stormt nogal in mijn hoofd, ik kan alleen maar flarden schrijven.

Dat het ook echt stormt, maar kennelijk alleen bij ons op het schiereiland. Nog nooit zo’n harde wind om het huisje voelen razen, schuimkoppen op de golven. De banieren scheuren, de stormvaste parasols dansen over het gras als  ballonnen. Waar blijft het weeralarm, waar komt die ongelooflijke wind ineens vandaan, zuidenwind, westenwind, ik ga erin staan en voel, als een visser op zee.

Fa-meisje

En binnen zit de wereldreisdochter, bruin en glanzend, ingestraald vanaf een andere planeet en ze is de meest heerlijke foto’s aan het downloaden, nu al dagenlang. ‘Ik vind je steeds zo’n Fa-meisje, dat uit de golven omhoog komt,’  zeg ik. Ze kijkt me verward aan. ‘Dat is toch een deo?’ ‘Nee,’ zeg ik, dat is de wilde frisheid van limoenen.’ Gelukkig zijn er mannen van mijn leeftijd in huis, die onmiddellijk beginnen te glimmen. ‘Ja, de wilde frisheid van limoenen, dat was me wat, dat vergeet je nooit.’
En ik bak limoenroomtaart, twee stuks, en dan is het ook bij mij, die geur, die wilde frisheid.
De storm buiten gaat liggen, zoals altijd, en ik denk dat we het misschien wel hebben gedroomd. Maar dan komt barmeisje Esther aan en die zegt: ‘Wat een ravage hier’ en ze slaat aan het opruimen. En passant neemt ze ook even mijn keukenkasten mee, wat heerlijk is want er vielen steeds pannen op mijn hoofd en schalen eten op de grond. Om die reden had andere dochter Chaia ook al mijn aanrecht voor me opgeruimd. ‘Mam, er past niks meer bij, hoe kan je hier werken?’

‘Kan ik wat voor je doen?’ vraagt iemand wel eens. Dat dus. Een beetje opruimen zodat er geen pannen op mijn hoofd vallen.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Zo dochter

De leuke American guy voelt zich misselijk. Hij vlucht de wc in en de cobra, die nog niet zo lang geleden zijn mond in is gegleden, zoekt nu een bloederige uitweg via zijn oog.

Urenlang horror-series kijken, mijn twaalfjarige dochter is er dol op. ‘Die serie is zestienplus hoor, Dunya.’ ‘Ja, dus?’ ‘Wil je niet liever op de eerste dag van je vakantie een romantische film kijken? Dan zoek ik er wel eentje uit.’ ‘Ma-ham…’

Hakschoentjes

Dit is dus mijn jongste meisje die nooit uit zichzelf een boek pakt al is in haar huis een fantastische young adult bibliotheek. Die een hekel heeft aan ‘gezellig’ aan tafel blijven zitten, altijd aan het voetballen is, aan het klimmen, zwemmen in de kou en in de nacht. Haar leuke kamertje (het mooiste van het huis) is permanent een ranzig slagveld en ze slaapt bij voorkeur op de zolder/vliering waar ze een soort rovershol heeft. O ja, en zij (dochter van een taartenbakster) houdt niet van taart. Wel van dingen die vies en fout zijn. Heeft ze net gegeten, gaat ze weer twee zakken chips scoren Overal snoepverpakkingen in haar kamer, er valt niet tegenop te opvoeden.
Dus toen ze zei ‘Mama, ik wil hakschoentjes voor het schoolfeest, ga je mee kopen?’ was dat een feestelijke verrasssing.

Gepocheerd ei

We kochten de schoentjes in de uitverkoop, eigenlijk iets te klein maar ik wist toch al dat ze ze maar twee of drie keer zou dragen.  Liever nog dan al die schoenenwinkels wilden zij en haar vriendin eigenlijk de Levis store in,  en daar kochten ze precies hetzelfde shirt dat inderdaad een hot item bleek, nog terwijl we in de winkel stonden raakte het uitverkocht. ‘Ik trakteer je op een lunch’ zei mijn dochter zwaaiend met een vijfje en we gingen zitten op een veel te duur terras aan de gracht. Sandwich tartaar met gepocheerd kwartelei (‘iew mama, wat is dat?’).
Bij de Etos kochten we tenslotte make up die ook nog nodig was voor het schoolfeest en terwijl we stonden te wachten in een lange rij voor de kassa, pakte ik een dropje uit de snoepbakken die daar stonden, het waren van die bakken waar je zelf drop uit kunt scheppen in een puntzak. Dunya zag dat, liep terug, pakte ook een dropje of twee (drie) uit die bakken en at het op. ‘Zo moeder, zo dochter,’  zei ze tevreden.

(links Dunya, rechts Kim Joy)

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Onbestemd

Een boot met matrozen in de mast, helemaal uit Mexico! We rennen het huis uit naar het water, maar ze brengen mijn liefje niet mee.

Die komt – uit datzelfde Mexico- een dag later met het vliegtuig.

Terug!

Laat het bericht de ronde gaan: Bloem is terug van haar wereldreis. Ze praat en ze lacht en ze straalt en is ze helemaal heel en prachtig en gewoon ook nog dezelfde die ooit in de keuken met droomogen bij mij op het aanrecht zat terwijl we liedjes zongen en in pannen roerden.
Overal zijn mensen in huis, we hebben een klein feestje, ook voor Karlijn natuurlijk, de geweldige reisvriendin, overal eten ook, Nederlands eten, appeltaart, haring. We klinken en we luisteren en we lachen hard en veel.
En dan ineens vind ik mezelf in de keuken, nog snel iets bakken voor de herberg tussen alles door, net ver genoeg om vervreemd te raken van al dat gepraat en gelach daarbinnen. Ik wil het niet, niet nu, maar daar is het onbestemde en ben ik plotseling los van alles. Alleen de echoes of my mind. Zelfs staren over het IJ helpt niet, waar zijn de kaperschepen als je ze nodig hebt?

Rollator

Mijn moeder schuifelt naar binnen want die is natuurlijk ook op het feest, zonder rollator, ze gooit van alles om in de rommelkeuken en zichzelf ook bijna. Ze vraagt of ze iets kan doen. Nee, zeg ik, vrij hard. Helemaal niks. Ze zegt verontschuldigend: Een moeder wil alleen maar dat haar dochter gelukkig is.
Vanuit de kamer klinkt de vrolijke stem van Bloem, ze voert de boventoon met fantastische verhalen over duiken en hoe mooi de Andes en rare en geweldige medereizigers onderweg, iedereen hangt aan haar lippen. En ik denk: dat zit wel goed.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Still

Een beetje laat, maar ik zag eindelijk de film waar ik al een jaar doodsbang voor was. Samen met mijn dochter en deels met mijn handen tegen mijn oren (eng! naar!)

De film heet Still Alice, over een leuke, slimme mooie vrouw van mijn leeftijd die plotseling dement wordt.

Nonstop

‘Mam, dat heb je al drie keer gezegd.’ ‘Mam, dat heb ik jou al drie keer gezegd.’ ‘Mam, ik vroeg je iets, geef nou eens normaal antwoord.’ Nee, geen citaten uit de film maar de dingen die mijn dochter nogal vaak tegen me zegt. Dat komt, mijn hersenen gaan er nonstop met mij vandoor. Dat je ziet dat de zon schijnt en daarom de was gaat halen uit de machine om buiten op te hangen maar dat het kratje waar je het in wilde stoppen ineens weg is en dat je terwijl je dat zoekt een verdwaalde schaal tegenkomt van je mooiste servies die in de kamerkast hoort te staan en dat je die eerst gaat wegzetten en onderweg naar de kamer de telefoon gaat zodat de schaal even naast de fruitschaal wordt gezet waardoor je kunt opnemen en dat je al bellend ineens ziet dat er drie ernstig rotte peren in die fruitschaal zitten met fruitvliegjes en al, die je dus even gaat weggooien, waardoor je er achter komt dat de prullenbak uitpuilend vol zit, die je voortvarend meteen maar even leegt en met die vuilniszak in je hand op weg naar de container langs de wasmachine komt en denkt: o ja de was. En dat soort kronkelwegen honderd keer op een dag. Bij de rotte peren had ik ook de afslag ‘keukenrol pakken want te vies om die rotte peren zo op te pakken’ kunnen nemen, maar dat de keukenrol dan weer buiten bij de bar blijkt te liggen waardoor je er achter komt dat de taart op is en je snel weer terugloopt om nieuwe taart… En als die was eindelijk hangt gaat het regenen.
Dus ik maak lijstjes van alles, de hele dag door, om een soort wanhopige grip te houden, ik zet er net nog niet op wanneer ik naar de wc ga. Is dat dement?

Alice in de film verliest alle grip, decorum en uiteindelijk zelfs (het ergste?) haar taal. Toch verontrust het me minder dan ik van tevoren steeds dacht. Omdat het laatste woord van de film ‘liefde’ is.