Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Disney met een twist

Ontmoet Pegasus, met al haar prachtige weerbarstigheid.

Uit bloed geboren, zo zegt de mythe en ja haar gruweljeugd in Spanje heeft haar voor altijd getekend. De veiligheid en orde van de aangeharkte manege waar ze nu woont, is haar dan juist soms teveel. Dan bokt ze, hapt ze. Nee, dit meisje komt niet uit de  stal van Disney.

Zee en lucht

Pegasus is natuurlijk de grote liefde van mijn middelste dochter voor wie ze als een lammetje is. Maar ook ik heb een zwak voor haar, precies zoals ik dat had voor de wildste moederpoes van onze Spaanse patio.
De zee bruist in Pegasus, kind van de zeegod Poseidon. In de bekendste mythe over haar  steigert ze in de strijd als ze onder haar staart wordt geprikt door een steekvlieg. Haar berijder sterft een gruwelijke dood want ook de lucht is in Pegasus, dat is waar zij rijdt. Haar hoefslag doet bronnen ontstaan, ze vervoert de bliksemschichten van oppergod Zeus.
Zo is ook onze Pegasus altijd een beetje ontembaar, altijd een beetje dwars, soms drijft ze de mensen om haar heen tot wanhoop. Paard dat weinig aanraking verdraagt, eigenlijk geen stal verdraagt; in Spanje stond ze in weer en wind op de stenige grond, haar mooie vacht vaak vies en stoffig, dat leek ze eerder fijn te vinden.
Nee, die krijg je niet goed in een hokje, hoe fraai dat hokje ook is.

Ik ben bang voor alle paarden en voor Pegasus al helemaal. En toch. Haar zachtheid is immens en net zo tomeloos en ongericht. Het kwetsbare. Je kunt niet met en toch ook niet zonder haar. Hoe treffend dat Pegasus in diezelfde mythologie het dichterspaard is, het rijdier van dichters en schrijvers.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Kip

Zo. Nu mag ze wel weer thuiskomen.

Het missen van een kind dat op wereldreis is heeft iets buitengewoon egoïstisch.

Death Road

Wat wil je nou liever als ouder dan dat ze het geweldig hebben? Maanden achtereen reizen, door jungle, zoutvlaktes en woestijnen of door de urban jungle van de grote stad. Dat er berichtjes komen die als belangrijkste probleem hebben hoe lang je kunt overleven op gefrituurde bananen, die verhalen over met je eigengebouwde vlot het oerwoud uit varen of filmpjes (godzijdank na afloop) van hoe ze met een groep stoere kids samen op mountainbikes omlaag suizen langs een weg die niet voor niks de Death Road wordt genoemd. Foto’s krijgen we ook, ze ademen allemaal vrijheid. Hoe deden mijn eigen ouders dat vroeger toen er nog geen whatsapp bestond en wij ook maandenlang weg waren? Pas nu heb ik medelijden met ze.


Dus dat ik haar mis. Bij vlagen godsgruwelijk handenwringend mis. Dat is haar probleem niet. Het is niet eens een probleem, het is een zoet soort missen.
Maar dan komt er dus een ander soort foto tussendoor. Iets met een stapelbed en hoe ze daar op een manier die ik zo goed ken in haar dagboek ligt te schrijven. Dan lijkt ze weer zo jong, dan is ze gewoon mijn kuikentje en ik de dikke moederkip met haar vleugels wijd… en leeg aan een kant.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Mijn laatste voorleeskind

Ik lees haar voor, nog bijna elke avond.

Dan ligt ze na het eten in haar bed met al haar devices -telefoon, computer, ipad-, je vergeet gewoon dat ze er is. En dan gilt ze toch ineens naar beneden: ‘Mamaaaaaa, ik ben moehoe, kom je voor-le-zen!’

Oempaloempalied

Zoals mijn oma mij voorlas uit het grote zwarte sprookjesboek. Haar warme schoot, de geur van thee en chocola en hoe haar ademhaling veranderde. Zoals mijn vader daarna de socialistische jeugdboeken en de Hobbit, soms met een barst in zijn stem.
Ook op de school waar ik elke week kom. De ene klas De gebroeders Leeuwenhart, de andere Sjakie en de chocoladefabriek. We doen de lichten uit, de kaarsen aan en vallen met elkaar in de verhalen. Deze week zag ik een beetje bezorgd het eerste Oempaloempalied aankomen, maar toen het zover was ging het gewoon zingen. Ja ik stond voor lul en nee ik werd niet uitgelachen. Helemaal niet. Voorlezen is verleiden en verliefd worden.
Straks ben ik daar klaar en dan zijn de boeken niet uit, daar kan ik me echt zorgen om maken.

Bijna even groot

En dan kom ik thuis en dan ben ik eigenlijk zo moe. Maar dan roept mijn jongste dus: ‘Nu, mama, nee, niks vijf minuten want dan slaap ik.’ Dan laat ik alles maar dan ook alles uit mijn handen vallen.
Haar kamer is in permanente staat van ontbinding met overal verfrommelde kleren, halflege chipszakken en oude tostibordjes met aangekoekte ketchup erop. Daar zink ik neer op de viezige grond. Het gezellige leeslampje kan niet meer aan door al die andere shit die nodig moet worden opgeladen. Dus groot en fel licht over het slagveld. Terwijl ik lees kruipt ze diep weg onder de dekens, ik zie alleen haar ogen. En soms haar voeten, dan ligt ze ondersteboven. Maar ze beweegt niet.
Ze is mij vreemd met al dat wilde, nooit stil blijven zitten zelfs niet bij het eten, altijd maar dat voetballen in huis met dingen die omvallen, veel te hard stoeien met haar vriendinnen, de tv op foeilelijke soaps over zeemeerminnen. Nooit rust, nooit een boek. ‘Mama, we zijn bijna even groot,’  zei ze gisteren, we gingen een foto maken en het is zo. Dat wordt nóg zo’n lange blonde waarover nou nooit eens iemand zal zeggen ‘wat lijk jij op je moeder’.
Maar ik mag haar nog steeds voorlezen.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Too much heaven

Mijn ‘sekteverleden’. Ik was zo van plan het er nooit meer over te hebben.

Het artikel in JAN heeft een bij-effect. Elke dag nieuwe mailtjes en brieven van mensen die gevallen zijn voor dezelfde goeroe als mijn ouders indertijd. Schrijnende mailtjes zijn het, ontwrichte levens en heel veel verwarring
Ik vind dat lastig. Ik vond de goeroe leuk, mij heeft ze alleen maar een spannend, nooit saai leven gebracht. Toch?

Superstar

Het is bijna Pasen. Tijd voor Jesus Christ Superstar, de enige muzikale bijbelverkrachting die fijn is. Ik kijk naar Carl Anderson die in de rol van Judas de volgelingen van Jezus waarschuwt. Too much heaven on their minds. Die woorden, tig keer gehoord, resoneren ineens in mijn brein en achtervolgen me nu al dagen.
Mijn halve leven heb ik intens gelukkig willen zijn. Too much heaven? Onmogelijk. Desnoods creëerde ik mijn eigen privé-hemel en die was zo oneindig als ik hem zelf maakte. Dát heb ik opgestoken van de goeroe, zo heeft ze me opgevoed.
Maar zo zit het leven niet in elkaar. In de lange jaren dat ik alleen op de berg in Spanje tig versies van Een heel bijzonder meisje zat te schrijven, is mijn wereldbeeld gekanteld. Alsof ik toen pas wakker werd uit een kinderdroom. Teruggeworpen op niks dan mijn eigen gedachten waar de geluksdoctrine lang niet altijd vat op had. Een illusie, gestoeld op een heel web van illusies. En dat wordt nu alleen maar bevestigd door de reacties op het boek van al die mensen die de hemel zochten maar per ongeluk in de hel terechtkwamen. Too much heaven, het krijgt deze laatste dagen sowieso een griezelige bijklank.
Het is een beetje droevig nieuw inzicht, maar ook wel rustig. Ook de hemel is eindig.

Hier het mooie paasliedje: https://www.youtube.com/watch?v=g-voeq7Cebo

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Klaas en Helga en al die anderen

Ze komt de kleine, hokkerige kamer binnen. Doet haar jas uit. Schilt een appel. Kijkt tv terwijl ze de partjes opeet. Valt even in slaap. Wast het mesje en het bakje van de appel af. Doet haar pyjama aan. Gaat in bed liggen. Danst op het dak in een glinstertutu. Wordt wakker, kleedt zich aan, gaat de deur uit. Komt thuis, doet haar jas uit, schilt een appel…

Niet vaak zo’n spectaculair (want tekstloos, doodsaai en bloedspannend tegelijk) begin van een voorstelling gezien als zaterdag bij de premiere van Helga Maria Baumgarten van mijn vriendin Esther Scheldwacht. Haar voorstelling over deze Helga deed me denken aan mijn vroegere huisbaas Klaas.

Aardappeleters

Klaas woonde in precies zo’n hokkerig huisje Ook hij leefde zijn leven volgens een uiterste routine. Vrienden had hij niet, zijn familie woonde ver weg in het noorden, hij had geen kinderen en geen geliefde. Hij leek latent homo, maar had dat, als zoon van Friese boeren, ver weg gestopt. Klaas kwam thuis van zijn werk, kookte zijn maaltijd in zijn eenpersoonspannetje en besteedde de avond aan het in grote schema’s opschrijven van alle uitslagen van alle tennistoernooien over de hele wereld. Niemand zat op die schema’s te wachten, maar hij maakte ze met uiterste zorg en liefde. Duizenden van die vellen lagen er in zijn uitpuilende kasten.
Op de zolder van zijn etage in de Pijp had Klaas een piepklein kamertje en daar woonde ik. Reuze schattig voor een student en het kostte bijna niks. Klaas had het geld helemaal niet nodig. Hij ging nooit uit, droeg altijd dezelfde kleren op zijn werk in de Rai waar hij een soort conciërge was. Thuis had hij steeds dezelfde ribbroek aan. Zijn kamer en kleren roken naar heel erg lang niet gelucht. Zijn gezicht was doorgroefd, met woeste wenkbrauwen. Niet onvriendelijk, maar zeker niet knap. Ik moest wel eens aan de Aardappeleters van Van Gogh denken.

Irish Coffee

Eens in het jaar nam Klaas mij en mijn vriendje mee uit eten. Altijd naar de Bols Taveerne op de Rozengracht, dat was het chicste wat hij kon bedenken. Daar mochten we dan alles bestellen, wijn, toetjes en na afloop een Irish Coffee. Het was een geanimeerde avond als Kaas straalde en ons vertelde over tennis. Toch was ik altijd weer opgelucht als het voorbij was. Mijn leven was zo dynamisch toen, met elke avond uit en een wirwar aan vrienden. Ik had niet eens tijd voor mijn eigen oma, dus dat jaarlijkse avondje met Klaas was me meer dan voldoende dank voor het wonen op dat leuke kamertje. Dat het voor Klaas het enige uitje van het jaar was liet ik maar niet tot me doordringen.
Ach Klaas. Natuurlijk is hij intussen onopvallend gestorven en heeft een of ander bedrijf de uitpuilende kasten vol tennisuitslagen opgehaald en snel en efficient vernietigd. De kamer gewit, gemoderniseerd, nieuwe Pijp-yuppen erin. Er is, voor zover ik weet, geen enkele spoor meer van die man. Zoals Esther met haar voorstelling een monumentje heeft willen maken voor de onopvallende Helga, zou ik nu ineens die lieve Klaas die geen vlieg kwaad deed willen herdenken met een gevoelig verhaaltje.
Alleen, dit is het al.  Tennisuitslagen, een eenpersoonspannetje en een keer per jaar uit eten in de Bols Taveerne met zijn bovenbuurmeisje. Meer weet ik niet van Klaas, dat is allemaal geruisloos met hem verdwenen. Zo jammer. Hoe was zijn jeugd, waar droomde hij van en waar zat zijn geheim, de tutu waarin hij stiekem danste in de nacht…?

Deze voorstellng dus, ga kijken: https://rotheater.nl/baumgarten

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Engerig

‘Juf Anna, hoe oud bent u? Ik denk 34.’
‘Dit is mijn geluksdag, in de andere klas werd ik ook al 35 geschat. Maar ik ben veel ouder hoor.’
Ander jongetje: ‘Ik zei het toch? Ze is zeker 65.’

Kinderen…ik ben per ongeluk van ze gaan houden. En soms ook helemaal niet.

Overdreven

Een week vol scholenbezoeken was het. Wat altijd een beetje wringt. Ik ben geen juf, ik breng fantasie in de klas en smijt onprofessioneel mijn hele hebben en houden daarbij in de strijd. Dat is soms ongemakkelijk. Ergens deze week kon ik wel janken  omdat een paar kinderen erin geslaagd was om een hele leuke, kwetsbare les nogal om zeep te helpen. Heel overdreven van mij, ik weet het. You win some, you lose some. Of in de woorden van Imme Dros: ‘Het lukt of het lukt niet. Net als een taart of een feest.’

Focus op het goede dan maar.
Ik oefende metaforen (uiteraard zonder dat woord te gebruiken) met mijn vaste klasjes negen/tienjarigen (taalzwak zijn ze, ik ben zo trots!):
verdriet voelt ‘engerig alsof je in elkaar bent geramd en niemand van je houdt.’
honger is ‘beestjes die in je buik aan het kickboksen zijn’; bovendien voelt het ‘grommelig’
en ook: ‘van honger word je eenzaam’
verdriet ‘smaakt een beetje teleurgesteld’
sneeuw ruikt ‘naar een baby die pas is geboren’
en het mooiste geluid van de wereld is ‘stilte’ (dit kwam van de lawaaiigste jongen van de klas).

Verder werd ik voortdurend zomaar omhelsd door knellende kinderarmpjes. En kwam dit lieve schatje zomaar met bloemen aan. ‘Omdat u altijd een bloem in uw haar heeft.’

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Procrastineren

’Wil je zó graag een prijs verdienen met schrijven dat je dan maar voor de Albert Heijn…?’

Oké, het is een pijnpuntje. Zet me voor een klas vol kinderen en altijd is er wel eentje die vraagt: ‘Hoeveel prijzen heeft u al gewonnen?’ Dat houdt niet over, nog steeds is de Drentse kei mijn grootste trofee. En daar win je geen kinderzieltjes mee.
Maar schrijven voor Albert Heijn is gewoon procrastinatie.

Elfjes

Geen schrijver is het vreemd. Dat je midden onder een prachtige zin ineens roggebrood gaat eten terwijl je geen honger hebt. Of chatten met een vage kennis. Of dat je -zoals mij net overkwam-  ineens hoognodig moet uitzoeken of er nog andere manieren zijn om snijbiet klaar te maken. Een bepaald liedje van vroeger terug luisteren, zonder enige duidelijke aanleiding. Je nagels mooi lakken. Vijf minuten slapen. En daarna heus wel weer verder schrijven.
Dus er kwam een mailtje binnen van ‘Albert Heijn mijn bonus’ en terwijl ik het al aan het weggooien was, zag ik dat het een wedstrijd was. Schrijf in 750 woorden in welke attractie van de Efteling je het liefst een nacht opgesloten wilt zitten.
En ineens zat ik een miniverhaaltje te schrijven over de Efteling-elfjes en mijn oudste dochter. Dat Bloem vroeger zeker wist dat ze kon vliegen en op een dag dus ook dat er in elke waterlelie een elfje kon schuilen. Net zoals je altijd die kleine mogelijkheid had dat die ene kikker of die ene zwaan misschien wel een prins was. Ik zag het onmetelijke verlangen in haar ogen ter plekke groeien.
Dat dit dromerige kleutertje inmiddels een prachtige vrouw is van bijna negentien, schreef ik. Maar dat de ringtone op haar telefoon nog steeds het liedje is van de Efteling-elfjes. En dat ik soms, nu ze zo ver weg van me is, niks fijners kan bedenken dan samen een nachtje doorbrengen bij de Efteling-elfjes. Steeds weer verrast als die bloemen dan toch opengaan en dat best wel statische elfje begint rond te wiegelen en met haar armpjes flapperen. Dromen van vroeger en nu en dingen die nooit voorbij gaan.

Efetlinghotel

Zo’n verhaaltje dus, helemaal niet stom. Als ik win mogen we met zijn allen in het Eftelinghotel voor twee nachten, dat vindt vooral de jongste dochter geweldig. En anders was dit verhaaltje gewoon even een lekker vingeroefeningetje tussendoor. Net als dit blogje.

Oude Eftelingfoto : de dromerige prinses, de stoute heks en de lichtelijk naïeve Roodkapje. Drie alterego’s!

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Spijt

Mijn naam staat prominent op de cover van een tijdschrift. Ik heb dat tijdschrift verstopt.

Toen ik puber was, was er een goeroe in mijn leven. Dat is natuurlijk heerlijk materiaal om over te schrijven. Maar ook voor interviews.

Trofee

De waarheid bestaat niet. Daarom kon ik wél een roman over de goeroe schrijven, maar praatte ik er weinig over. Ik had ook totaal geen behoefte om mensen uit die tijd op te zoeken of zoiets.
Maar als zo’n boek er eenmaal is met bloed, zweet en tranen, dan wil je graag dat het gelezen wordt. Je schrijft niet voor dat kat z’n k*t, en hoe fijn zou het zijn om weer eens meer te verkopen dan die tweeduizend lullige exemplaartjes van de eerste druk. Dus kwam mijn ‘levensverhaal’ in een tijdschrift terecht, opgetekend door een goede journaliste die heel zorgvuldig te werk ging.
Gisteren hoorde ik dat het tijdschrift in de winkel lag. Ik kocht het bij de Dirk, scande het vluchtig in de rij voor de kassa. Mijn naam, mijn foto. Ik sloeg het snel dicht en vond het later niet terug tussen mijn boodschappen. Nog maar een keer gekocht op het station. En nu ligt het nog steeds op de bodem van mijn tas. Ik laat het niet casual slingeren op tafel, laat staan dat ik het op de piano zet waar onze trofeeën zoals kerstrapporten, prijzen en stoere publicaties meestal prijken.

Stigma

Dat je bepaalde stigmawoorden zoals sekte nodig hebt als je me interviewt over dit boek snap ik. Of dat je in zo’n interview de dingen wat aanscherpt, en dat de eindredactie er dan ook nog wat vette citaten uitlicht. Natuurlijk, zou ik zelf ook doen. Ik heb het interview van tevoren gelezen en er staat geen woord in dat niet klopt.
Maar op dit moment voel ik alleen maar een verschrikkelijke ongemakkelijkheid en ook wel spijt. Huiliehuilie, ja sorry.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Huisje

Er valt een brief op de mat. Zomaar ineens is ons huisje officieel een monument geworden.

In de brief staat dat het huis in 1919 gebouwd is, door de gebroeders Baanders. Die twee ontwierpen ook het blauwe theehuis in het Vondelpark en het Amsterdams Lyceum, zie ik op internet. Dat is de school van mijn middelste dochter! Raar dat we zoveel te maken hebben met deze twee onbekende mannen, dat ze honderd jaar geleden zo’n belangrijk deel van onze huidige leefruimte creëerden

Volendam

Ons huis is typisch Noord-Hollands, staat in de brief. ‘Marken, Volendam…’ zegt Ilco. Ja, het is geen hip Rietveldgebouwtje. Maar het is wel het huis der huizen waar we in wonen, het huis van elke kindertekening, met zijn rood-witte luiken en echt puntdak. Het snoephuisje uit ieder sprookje en dat op zo’n bizarre vrijplaats in hartje Amsterdam. En dus met uitzicht op de hele wereld.
Ja, ik weet dat we het ‘maar’ te leen hebben, voor een beperkte tijd, en ook dat je zo’n huisje als dit altijd een beetje deelt met anderen. Maar toch.
Je ziet het vanuit de trein, vanaf de boot, vanuit de IJburgtram, vanaf de brug naar Oost. Ik moet altijd even kijken of het er nog staat. Ja! En dat je dan aan komt fietsen en de weg stopt. Het water klotst voor je, de lichtjes van de stad, de lucht met wolken. Vooral in het donker en als het koud is en een beetje regent. Meestal houd ik de gordijnen op een kier, dan schijnen de kaarsen en de lichtjes zo lampionachtig naar buiten. Where my thought’s escaping, where my music’s playing… Ik smijt mijn fiets neer en begin nog net niet te hollen. Onze veilige haven, mijn lief dapper monumentje tegen alles wat groot, boos en vergankelijk is.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Een gruwelijk karma

‘Kijk wat ik voor je heb meegebracht,’  zegt mijn moeder en ze zwaait met een plastic zak die aan haar rollator hangt. Er komt een rose-witte geranium uit in zo’n plastic potje. ‘Mooi he?’
‘Nee, dat vindt ze niet,’  zegt Chaia meedogenloos. ‘Over een paar dagen is ie dood.’

Planten in huis. Ik trek het niet. Palmen, varens, zelfs geen woestijnachtige cactussen. Ik geef ze geen liefde laat staan water en dan gaan ze dood.

Zieltogen

Maak ik nu iemand heel boos of verdrietig?
Ik loop heus wel graag door een bos. Of een jungle! Bloemen op tafel zijn prima, maar planten, binnen… Hoe dan ook, waar dan ook, ik vind het eng. Gelukkig zijn er plantenredders om me heen zoals Chaia en Ilco, maar ze kunnen amper voorkomen dat ik de planten vergiftig met mijn blikken. Mijn plantenkarma moet gruwelijk zijn. Neem de prachtige ficus, ooit door Ilco jarenlang opgekweekt. Op een dag werden de blaadjes slap en als zo’n plant aan het zieltogen slaat, word ik helemaal zenuwachtig. Gauw weg, mijn huis uit. Hyacinten gaat nog wel, heel even. Maar toen een allerliefst iemand deze zomer met een olijfboompje aan kwam zetten om de vrede van Mandela te symboliseren, heb ik die ergens ver weg bij de gastenwc’s gezet. Waar hij rustig dood stond te gaan, ook al hadden ze gezegd dat zo’n olijf in een potje onverwoestbaar was.
En toen kregen we deze kerst bij wijze van verantwoord kerstpakket… een boom. Hij zat in een hoge doos en je moest hem nog planten. Maar dat kon niet buiten zolang er vorst aan de grond was. Ik negeer die doos nu al maanden. Totdat we ineens zagen (of eigenlijk attendeerde mijn moeder me erop) dat die boom wild aan het groeien is geslagen. Zonder water of daglicht komen de blaadjes nu door de kieren van de doos naar buiten, smekend om aandacht. Natuurlijk vind ik dat dapper en aandoenlijk enzovoort. Maar ik haal hem er toch niet uit, ik draai de doos gewoon om.