Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Op de pont is iedereen even zeeman

Laatst was mijn dochter te laat thuis, doorweekt en stralend. ‘Ik stond op de pont,’  verklaarde ze. ‘En het beviel me zo goed, ik ben een paar keer heen en weer blijven varen.’
That’s my girl!

Noorderlingen hebben het nooit over het pontje, die zeggen pont. Het is het verlengstuk van onze fiets richting CS, eigenlijk een soort bewegende brug over het water. Maar het is meer.

24/7

Ochtend op het IJ. Mensen staan bijna altijd buiten op de pont, zelfs al stormt of regent het. Kop in de wind, rondom het klotsende water. Grote vrachtschepen varen rakelings langszij, vooral het industrieel verkeer is fijn. Op de pont is iedereen even zeeman.
Aan het einde van de dag is de pont de laatste stap voor je thuis bent. Daar kun je schuilen temidden van je buren, het is fijn dat er op dat drijvende eilandje licht brandt als het overal al donker is. Achterop ruikt het naar sigaretten en uitlaatgassen van de scooters. Binnen staat de helft van de mensen iets te doen op hun telefoon, de andere helft glimlacht naar elkaar of moppert een beetje. Veel mensen hebben zin in een praatje op de pont. Maar nooit te lang – en dat is precies de charme: dat korte maar zeker niet oppervlakkige contact met anderen die letterlijk even in hetzelfde schuitje zitten.
De pont draait 24 uur per dag, dat is geruststellend. Soms is ie krankzinnig druk, dan heb je het gevoel dat je middenin alle levensstromen staat. Kijk ons gezwind en met goed gevulde levens voortvloeien over het water! Af en toe zijn er zelfs verkeersregelaars bij, soms weet je zeker dat het niet past: al die fietsers en brommers en ook nog die onhandige cantaatjes – en dan past het toch. Altijd.
Maar het is minstens zo indrukwekkend om op een leeg moment van de dag met slechts een handjevol dolers op de pont te staan. Iedereen heeft zich verschanst maar wij…

Aangestaard

En dan is er nog de pont bezien vanuit het Mandelahuisje. Als ik ’s ochtends opsta, is dat het eerste beeld. Ik kleed me aan met zicht op de kleine pont, zie hem vervangen worden voor de grotere, ik maak ontbijt voor de meiden aangestaard door de vroege pontgangers (en ik staar terug), ik zie de zon opkomen boven hun hoofd. Vanuit de badkamer, de keuken, de tuin… Ik schrijf dit stukje aan mijn fijne houten tafel en al die tijd vaart ie langs. Als een trouwe minnaar die nooit je huis voorbij gaat zonder even snel te knipogen. Of je nou terugkijkt of niet.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Een fijne lege dag

Ik bak nog steeds elke dag een taart, het heeft iets manisch.

Het is een komen en gaan van mensen voor de suite, pakjesbezorger, klussers, vrienden, vriendinnen en oma natuurlijk. Mijn moeder drinkt hier koffie, luncht hier, doet haar middagslaapje op de bank… En het eerste wat ze vraagt als ze binnenkomt: ‘Heb je een stukje taart?’

Studiedag

Er was vorige week één fijne lege dag met niks in mijn agenda. Ik klapte mijn computer open, kopje koffie ernaast, heel veel zin om te schrijven.
Ik had een paar zinnen opgeschreven en er begon net iets te gebeuren op papier. Toen ging de bel. De tegelzetter en die had heel erg zin in een kopje koffie en een praatje. Een uitzonderlijk nieuwsgierig iemand met een groot pak was de volgende. De schoonmaakster waar ik dol op ben maar ook die had zin in koffie en praten. Net was zij weg of er kwam een kind thuis want er bleek een ‘studiedag’ op school te zijn – de derde alweer dit jaar. Een vriendin van dat kind kwam ook meteen maar mee. En toen ik die eindelijk naar boven had gedirigeerd zag ik vanuit mijn ooghoek mijn moeder over het grindpad aan komen schuifelen. ‘Heb je misschien…?’

Laagje voor laagje

Gelukkig maak ik mijn eigen zentherapie in de keuken. Terwijl ik mix, kneed en klop, denk ik na over -bijvoorbeeld- dat nieuwe boek, Therapie of tic, dat bakken. Bloem -die  overtuigd is van het laatste- zegt dat ze de film van mijn leven zou spiegelen aan het eindeloos bakken van taarten. Totdat ik een oud besje ben en niemand meer komt en ik mezelf langzaam maar zeker begraaf onder de gembercakes, rabarbertaarten en taarten met amandel.
Die ene lege dag werd uiteindelijk zo onrustig dat ik maar spekkoek ging bakken. Laagje voor laagje moet dat – bruin, wit, bruin, wit, minstens dertien- en met elke laag die ik de oven in schoof zag ik een parallel met het leven. Een beetje zoals ik ooit iemand verdriet heb horen omschrijven als ‘de schilletjes van een ui.’
Toen kwamen er nog meer kinderen thuis en mijn moeder ging nooit meer weg en het werd zo druk met elk uur wel iemand die moest eten of werken of voetballen dat ik de laagjes steeds sneller over elkaar heen kwakte. Zodat ze tenslotte allemaal door elkaar heen vloeiden en de spekkoek mislukte. Niet qua smaak, maar de laagjes waren een bruine drab geworden.
Ook daarin zag ik veel overeenkomsten met het leven zelf – of in ieder geval met het mijne.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

En toen kwamen de vragen

En nu is het klaar, nu wil ik er nóóit meer over praten!

Is het echt gebeurd? Heb je het zelf meegemaakt? En wat dan precies? Hoe was dat? Wat gebeurde er daarna? Met de moeder? Met het zusje? Met de liefde? Met….?
Soms verlang ik naar een pseudoniem om me achter te verschuilen.

Glossy

Een roman is niet hetzelfde als een waargebeurd verhaal en je bent nooit je eigen hoofdpersoon.
Maar alleen al het omslag van Een heel bijzonder meisje lijkt verwarrend veel op mij (dank je wel vormgever Marc…). Dit is mijn meest persoonlijke boek ooit en toen het na al die jaren eindelijk naar de drukker ging, moest ik héél diep zuchten. Klaar!
Maar toen kwamen dus de vragen. Op scholen, vermomd als fanmail, in leesclubs, interviews, tijdens borrels en feestjes. Steeds dezelfde vragen en wat voor antwoord ik ook geef, het lijkt wel nooit genoeg.
In februari verschijnt er een nieuwe editie van dit boek, voor volwassenen. Dat is zo belangrijk dat ik er (bijna) alles aan wil doen om niet onopgemerkt te blijven. Dus heb ik me op verzoek van de uitgever gewaagd, ploeterend en zwetend, aan een nawoord. En heb ik besloten nog één keer een groot interview te geven, een ‘levensverhaal’ voor een favoriete glossy (nee, niet LINDA).
Dat interview was deze week, bij de journaliste thuis. Ik fietste erheen door de regen en praatte ruim twee uur achter elkaar over het verhaal achter het boek. Ik vertrouwde deze journaliste (we hadden eerst al een avond in de kroeg gezeten) en legde alles op tafel, anders ging het niet. Toen ik daarna weer terugploegde door de regen voelde ik me uitgehold, raar.
Thuis had ik gelukkig mijn hele ijskast vol met eten en de kinderen kwamen een voor een binnengewaaid. En ik zat te bibberen onder een dekentje op de bank en te denken: nu is het klaar, nu ben ik niet alleen uitgeschreven maar ook uitgepraat over dit onderwerp.
Nu gaan er allemaal nieuwe dingen gebeuren.

Het boek zoals het in februari 2016 verschijnt, omslag (weer) van Marc Suvaal.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Ze vliegt

‘De tijd gaat zo snel.’ Dat zegt Bloem bijna elke dag. Ze kijkt er stralend bij.

‘Over ruim twee maanden zit ik in Brazilië.’  Dat zegt ze ook. Ze werkt zeven dagen en nachten per week, heeft inmiddels genoeg gespaard om lekker lang weg te blijven. En daarna is er dat plan voor een studentenhuis…

Zon

‘Je ne m’enfuie pas, je vole.’ Ik vlucht niet, ik vlieg. Liedje uit een film, gezongen door een meisje dat het huis uit gaat. Ik luister er de laatste tijd meerdere keren per dag naar, stiekem als ik alleen ben.
Vliegen, dat is wat Bloem gaat doen. Als klein kleutertje was het al haar liefste wens. ‘Kon ik maar vliegen…’ Ze kon het zo verlangend en ook gefrustreerd zeggen, wilde het zó graag. Ik heb nog een boek geschreven over die wens: Verboden te vliegen. Een titel die Bloem verzonnen heeft.
En nu is het dan bijna zover.
Ja oké, het duurt nog ruim twee maanden. Maar wat ze zelf zegt: de tijd gaat zo snel, ik ben me er hyperbewust van. Elk uur van haar aanwezigheid straalt er een zon waar ik me zoveel mogelijk aan warm. Dat is niet moeilijk, dit kind is vrolijk en sterk, ze kan beter op haar eigen hoefjes staan dan ik dat kon op die leeftijd. Om heel blij van te worden als ouder. Fijn ook om binnenkort haar kamertje weer in te richten als mijn schrijfkamer. En prima dat er weer wat afstand komt tussen haar en mij; sinds haar eindexamenjaar in Spanje zijn we nogal veel in elkaars gezelschap geweest. Nu duikelt ze samen met haar hartsvriendin maar zonder ouders en zussen de horizon over. Zo stoer, zo leuk, zo…

Stop! Kan iemand alsjeblieft de tijd stoppen (al is het maar voor heel, heel even)?

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Liken, volgen, delen

Ik had me er echt op verheugd. Yes, tweeduizend vrienden. Ik ga daar een grappige post aan wijden en dan krijgt die post likes en ik een kick.

Ineens was het zover. ‘Mam, hoeveel Facebookvrienden heb jij?’ Even kijken, o wow tweeduizend.’  En dan te bedenken dat ik zelden iemand zelf uitnodig. ‘Ik snap het wel, je bent een soort van beroemd,’ zegt de dochter – die zelf overigens Facebook meer iets vindt voor bejaarden. Terwijl, de echte bejaarden die ik ken vinden Facebook nou juist veel te openbaar (en mij een behoorlijk grote exhibitionist).

Hey I like your pic

Mij hoor je niet mopperen op Facebook. In Spanje was het mijn portaal naar… nou ja, waarheen niet eigenlijk. Nog steeds is Facebook is mijn eerste lijn naar het nieuws en het bijnieuws. ik haal er de belangrijkste tips vandaan over uitgaan en wat ik moet lezen, mijn kranten zijn daar versnipperd. Ik heb er vrienden die echt zijn zoals boekpersonages dat kunnen zijn. En net als bij boekpersonages geeft dat steun op zijn tijd, kun je met ze lachen en zelfs een beetje huilen.
En dan bedoel ik niet -laat dat heel duidelijk zijn- die tig mannen per week die denken dat Facebook een datingsite is. Al bij de eerste zielige chat, (‘hey I like your pic’) ontvriend ik ze.
Dat ik schrijf geeft me af en toe legitimatie (vind ik zelf) om op te scheppen over recensies en mooie interviews. Ik hoop natuurlijk toch dat al die tweeduizend vrienden mijn laatste boek gaan lezen, hoe heerlijk zou dat zijn – meteen een nieuwe druk.
‘Wij zijn Facebookvrienden,’ zeggen totaal onbekende vaak enthousiast tegen me. Net als ‘Ik lees altijd je blog’ is dat een bizarre confrontatie met een wereld van vlees en bloed, vooral als die vrienden zelf niet zo mededeelzaam zijn op het internet. Oké, dus jij weet nogal veel van mij, en van jou weet ik eh… niks? Als Facebookvrienden in het echt tegen  je praten (of op je terras komen zitten) kan dat heel ongemakkelijk zijn. Net als die abstractie ineens van dat getal: tweeduizend vrienden, dat is nog veel meer dan een uitverkocht Paradiso. Die mensen ken ik helemaal niet, dit slaat nergens op.

Maar toch. Dank jullie wel, alle tweeduizend, dat jullie mij liken, volgen, delen, begluren, becommentariëren en ja, soms ook lezen. Inderdaad lieve dochter, ik ben beroemd, ik heb tweeduizend vrienden!
Op Facebook dan hè. In de echte wereld heb ik er zeven.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Life on Mars

Ik val de hele tijd en overal in slaap.

Misschien ben ik nog steeds oververmoeid van de herbergzomer plus verhuizing. Maar het kan ook dat ik zo’n oud vrouwtje ben geworden dat de hele tijd wegsukkelt. Of ik heb slaapziekte, soms denk ik dat. En gewoon: dat ik eigenlijk vroeger naar bed moet.

Pantoffel

Op zaterdag en zondag is het meestal nog drukker dan doordeweeks. Eigenlijk ben ik pas net weer een beetje bijgekomen van het afgelopen weekend. Vrijdagnacht was ik laat gaan slapen, verbijsterd samen met Ilco de ontwikkelingen in Parijs volgend. Maar zaterdag kwam al vroeg mijn moeder en keken we met drie generaties naar tegenovergesteld nieuws: de intocht van Sinterklaas. Aansluitend ging ik met jongste dochter en haar vriendin naar The Martian, een film die ik nooit zelf zou hebben uitgekozen maar die een loeispannend beeld gaf van Matt Damon die verdwaalt op Mars. Nooit geweten dat Mars zo op de woestijn van Jordanie lijkt!
Weer thuis waren er ineens heel veel meisjes, er werden acht grote schoenen gezet en gevuld – inclusief de pantoffel van mijn moeder.
Zondag ging ik naar een hallucinerend pianoconcert in het Muziekgebouw waarbij twee mannen over piano’s’ en synthesisers  klommen, heel swingend en soms ook etherisch mooi. En daarvoor had ik nog zitten voorlezen uit mijn puberdagboek in het stand up comedy cafe van Toomler.
Dat laatste had ik nogal overschat…

Pubershit

‘Ik hoop dat er al iemand is,’  dacht ik nog toen ik een halfuurtje te vroeg verscheen. Toen zat de zaal al vol. Driedubbel uitverkocht was het, 160 mensen, een en al gespannen verwachting. En daar moest ik dus ik mijn pubershit voor gaan zitten lezen.
Ik had vantevoren een bruggetje bedacht naar mijn boek en begon wat ‘rare’ goeroestukjes voor te lezen. Want daarom deed ik het eigenlijk, anders vond ik het te privé. Maar natúúrlijk vonden de mensen in de zaal de gewone stukjes puberdagboek eigenlijk veel leuker. Gezeur over verliefd en huilen in de nacht. De masturbatiescenes had ik op de valreep geskipt, dat zei ik nog toen ik wegliep van het podium – waarop nogal veel mannen me in de pauze kwamen vragen naar die stukjes en of ze misschien in mijn boek stonden.
Het ging heus goed, maar ik was gesloopt.

En tijdens al die gebeurtenissen (behalve onder het voorlezen) viel ik dus de hele tijd eventjes in slaap, waardoor het hele weekend is blijven hangen als 1 grote trip van mensen en kunst. En iets met Mars.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Een schaamteloos gesprek

‘Ik was laatst helemaal in de stemming, ik heb oma’s hele begrafenisspeech bedacht.’

Is oma dood? Welnee.

Luguber

Mijn oudste dochter en ik delen een lugubere hobby: begrafenisspeeches bedenken. Dat klinkt heel naar, maar voor ons is het dat helemaal niet. Het is ook niet iets waar je speciaal voor gaat zitten, het is eerder een way of thinking.
Dit is de theorie, denk ik. Hoe meer je van iemand houdt, hoe banger je bent dat ie dood gaat. En hoe meer je dus vast probeert te houden, probeert te benoemen waarom iemand zo bijzonder is. Dat kan je zo ver doorvoeren als je wilt, zelfs tot een begrafenisspeech. Hoeveel ik er al niet voor Ilco gemaakt heb in mijn leven… Daarna hou je nóg meer van die persoon (wat vaak weer snel wegebt in het dagelijkse verkeer als  hij of zij gewoon banaal en irritant bezig is).

Seasons in the sun

Maar het moet vast heel raar overkomen voor de argeloze toehoorder. Vandaag zitten Bloem en ik samen in een restaurant (ik heb een weddenschap verloren maar het is bepaald geen straf om dit heerlijke kind mee uit eten te nemen) en het is ons belangrijkste gespreksonderwerp. Bloem vindt dat zij ‘als oudste kleindochter’ bij alle opa’s en oma’s eigenlijk wel moet speechen. Ze geeft alvast een paar leuke anekdotes. Ik vul aan, we bedenken de medesprekers, de volgorde, de muziek. We hebben net nog de decency om stil te vallen als de ober zich meldt, maar verder zijn we alle schaamte voorbij.
‘En bij jou, mama, ga ik echt helemaal los,’  zegt Bloem. ‘Ik kom al op met Seasons in the sun en achter me heb ik groot de tekst van Het kleine huis geprojecteerd: Remember me with smiles and laughter.’ Dat is natuurlijk verschrikkelijk en campy en banaal, maar op een bepaalde manier klopt het en ik weet eigenlijk zeker dat ze het gewoon gaat doen, ooit (over vijftig jaar…). En dan met fijne teksten erbij, want Bloem heeft veel mensenkennis en gevoel voor detail.
‘Waar ik dan ook ben, ik ga proberen om erbij te zijn,’ zeg ik enthousiast.
Waarop Bloem zonder blikken of blozen antwoordt: ‘Ik laat het je vlak vantevoren nog wel even lezen.’

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Senses working overtime

Als je om een uur of zeven ’s ochtends met de schuine pont van Noord naar het Centrum vaart, kan je meestal wel mij voor het keukenraam zien staan (ze zeggen dat je zelfs de bloem in mijn haar ziet). En ik staar terug.

Het is ongelooflijk hoe snel de aarde draait hier in Nederland. In Spanje zag ik óók altijd de zon opkomen, maar dat was een vast gegeven: altijd van achter dezelfde berg. Hier wonen we nog maar een paar maanden maar de zon verandert steeds van plek. Eerst zag ik hem pal boven de halte van de pont verschijnen, alsof het licht het eerst aanging waar alle mensen naar hun werk moesten. Toen was de zon ineens doorgerold naar Wilhelmina’s Dok en inmiddels komt hij bijna op bij het Java Eiland. Zo duizelingwekkend snel draait de wereld in Amsterdam!

Altijd anders grijs

Ik kan de hele dag blijven kijken. Het licht boven het IJ is altijd anders grijs, soms wazig en soms scherp en heel soms rood. En als ik naar buiten ga, dan zijn het de geuren. Zo ruikt de herfst in de stad! Als je ergens bent waar de zon altijd schijnt en de blaadjes niet van de bomen vallen, mis je precies die geur, verbonden aan duizend herinneringen van kinderlaarsjes in de plassen, schoppen door de bladeren, koude neuzen, weggewaaide lampions.
De harde wind door je haar is ook zoiets. Westenwind, zuidenwind, ook dat verandert steeds. Het blaast je van je fiets, je wordt er wakker van.
En dan heb ik het nog niet eens over alle geluiden: meeuwen, boten, piepende treinen in de wissels, de constante brom van de stad.
Als je na een jaar of tien reizen terugkomt in Amsterdam is er niks veranderd. Dezelfde acteurs in de theaters, dezelfde stamkroegen, dezelfde kraampjes op de Albert Cuijp. En de mensen zijn ook niet veranderd, niet echt. Dat was dus waarom we ooit weg wilden: er was geen straat meer waar we niet doorheen hadden gefietst, zoveel steeds terugkerende plekken en situaties.

Maar nu we toch terug zijn gekomen, is alles nieuw.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Dat komt nooit nee nooit meer terug

Ik loop door het huis en zing droevige smartlappen.

‘Smartlappen zingen.’ Dat wilde mijn moeder die vandaag tachtig wordt. Wat voor cadeautje? Wie wil je uitnodigen? Waar? Steeds hetzelfde antwoord. ‘Als er maar smartlappen worden gezongen.’ Dus was ik dagen aan het oefenen, bezocht zelfs stiekem een accordeonist.

Melodrama

De meningen hier in huis zijn verdeeld. Op zijn best vinden ze het wel grappig al dat melodrama, maar Dunya krimpt steeds in elkaar als ze weer zo’n levenslied hoort.
De oudste zegt af en toe: ‘Jij lijkt meer op je moeder dan je wilt.’
En wie weet. Smartlappen zingen maakt mild, je kijkt voortdurend de dood in de ogen – meestal van een oud moedertje dat haar kind zo mist. Of van een arm en zielig kind en dat dan de moeder eenzaam overblijft.
Mijn eigen moeder schuifelt intussen bijna dagelijks ons huis aan het IJ binnen. Ook nu het zomerterras dicht is, blijft ze onze stamgast. Het lijkt Spanje wel, daar zit in ieder huis wel een omaatje bij de stoof.
Natuurlijk, het gebeurt vaak genoeg dat ik net in alle rust iets wil gaan doen – schrijven bijvoorbeeld- en dat ik dan vanuit mijn ooghoek die rollator alweer door het grind voor het huis zie ploegen. Hoewel ze altijd zegt dat ze niet wil storen, stoort het natuurlijk toch.
Maar ze blijft nooit lang, mijn moeder. En ze heeft natuurlijk nog wel wat in te halen.

Tien jaar

Dat heb ik zelf ook. Nu we zo centraal wonen, is het een komen en gaan. Niet alleen mijn moeder, ook alle vrienden en vriendinnen van de meiden, collega’s, vrienden en bekenden, klussers, droomfabriekers, verzoeners lopen de deur plat. Van vroeg tot laat zitten er mensen aan tafel, zowel in de serre als in huis. Ik bak nog steeds bijna dagelijks een cake en nog voor het einde van de dag is ie op. Kaarsen aan, kip in de oven, bergen fruit op de schaal, dat heb ik allemaal geleerd van die ultieme oermoeder. Het verdween toen wij uit huis gingen en zij zelf ook ergens anders ging wonen. Een tijdje kwam ze nog wel bij ons over de vloer toen de meiden nog klein waren. Dan dopte ze de boontjes of verstelde de kleren, ze at mee. Maar toen wij over de wereld gingen reizen, hield dat ook op.
Tien jaar is lang als je kind bent, of juist als je oud bent. De oudste dochter gaat bijna uit huis en mijn moeder is een oud vrouwtje in een tehuis, dat zeker geen kleren meer kan verstellen.
Wel is ze heel goed in kijken, in koesteren.
Laatst zei ze: ‘Ik voel me zo veilig bij jullie. Het is alsof ik eindelijk weer een thuis heb.’
Dat is fijn en ja, ook een smartlap.

accordeonist-beste vriendin-mama zelf

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Het verhaal van Guus en Gerda

Ooit was ik een heel feministisch meisje. Ik had een ‘vrouwenoverleg’ opgericht op mijn vijftiende en daar kwamen we met wat linkse vriendinnetjes bijeen om te praten over de derde feministische golf en onze rol daarin.

Ongetwijfeld had ik dat clubje ook gestart om indruk te maken op mijn idealistische vriendje, maar ik voelde me wel degelijk verbonden met de vrouwenstrijd. Was voorvechtster van het vrouwenkiesrecht Suze Groeneweg niet een heuse nicht van mijn moeder? Was mijn bloedeigen grootvader niet gepromoveerd op oerfeministe Henriette Roland Holst?
Het gekke was: toen er zich echt iets belangrijks voordeed, zag ik het niet.

Matrasje

Er was indertijd een vrij onaantrekkelijk stelletje in onze gelederen. Hij was intens nerd voordat de nerd hip werd en zij was…. nou ja, gewoon heel onappetijtelijk en ook nog eens bloedonzeker. Des te fijner dat Guus voor Gerda had gekozen.
Ze waren al wat ouder en ze woonden ook al samen. En op een keer liet Gerda zich ontvallen dat ze die nacht weer eens op het matrasje naast het bed had moeten slapen. ‘Waarom dan Gerda?’  vroegen wij en ze antwoordde ernstig: ‘Nou, dat is altijd als ik ongesteld ben. Dan kan ik natuurlijk geen seks hebben met Guus. Maar als ik dan toch naast hem in ons grote bed lig, is dat te moeilijk voor hem.’
Haar opmerking zorgde, naar ik me herinner, vooral voor veel hilariteit. Die stoute Guus! Die vieze Gerda! Dat beeld van dikke bloedende Gerda op een matje op de grond als een hond naast het bed! Er was geloof ik één wijze oudere feministe die met Gerda een gesprek begon over menstruatie en seks en hoe dat te combineren.

Zeghet

Waarom vertel ik dit? Ik moest eraan denken in de hele #zeghet discussie die nu over Internet waart. Collega Maartje Luif schreef er een ontstellend eerlijk blog over. Ik ga dat niet ook doen, maar ik zou het wel kunnen. Ondanks grote woorden als zelfbeschikkingsrecht van vrouwen was ikzelf als meisje geneigd zo’n rare Guus gelijk te geven en daardoor mannen te zien als…. ja wat, eigenlijk? Aliens die je hun diepere driften maar een beetje moet vergeven en dat je daar als toevallig passerende vrouw mild en respectvol mee om dient te gaan? En er zelfs maar een beetje in mee dient te gaan? Waarom zei toen niemand: ‘Laat die Guus zelf maar een weekje per maand op de grond gaan slapen met al zijn zieligheid?’ Waarom vond ik toen Gerda sneu en Guus eigenlijk best wel grappig?
Ik heb het stuk van Maartje aan mijn dochters laten lezen, die allebei reageerden met: ‘Maar dat zou mij nooit overkomen.’
Dat kan. Misschien zijn de meiden van nu mondiger dan hun moeders, misschien zijn de role models van deze tijd slimmer. Henriette Roland Holst kwam amper toe aan praten over seksualiteit. Vergelijk haar met iemand als Beyonce die een en al seks is en tegelijkertijd Jay Z met al zijn machismo keihard uitlacht als dat ten koste gaat van haarzelf. Tenminste dat denk ik. Dat hoop ik.

http://maartjeluif.com/2015/zeghet-omdat-het-nodig-is