Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Kom

Dit is het kostbaarste bezit uit mijn keuken.

Nee, dat is niet de Magimix, al is die een van de beste dingen die me in mijn leven is overkomen. Ook niet het fornuis, de creusset pannen of de enorme houten Sofia Loren-lepel. Maar deze rare stenen kom.

Ziekenhuis

Mijn moeder was kampioen sfeer scheppen in huis. Overal altijd bloemen, geen lullige bosjes maar vaak zelf geplukt. Kaarsen, schemerlampjes altijd aan, ook ’s nachts, lekker eten waar het hele huis naar rook. Ze bakte ook zelf taarten en daarvoor gebruikte ze deze kom. Dit is dus de feestelijke beslagkom uit mijn jeugd die ik al zo’n keer of duizend heb uitgelikt en nog steeds vind ik het de allerbeste kom voor taarten. Ook al is ie zwaar en van steen en hou ik mijn hart vast voor die keer dat hij echt hard op de grond valt, ik blijf hem gebruiken voor elke taart. Nu dus dagelijks, meerder keren per dag. Zo leeft mijn moeder voort en al het fijne van vroeger.
En er is nog iets bijzonders met die kom. In het onnavolgbare hoofd van mijn moeder hebben de voorwerpen vaak totaal eigen levens gekregen. Zo weet ze zeker dat de oude leest die wij ooit samen kochten op een rommelmarkt ‘de oude leest is van mijn vader, waarop hij altijd onze schoenen repareerde’. En deze kom is dus ‘de oude waskom uit het ziekenhuis.’ In een lang en ver verleden is mijn moeder namelijk verpleegster geweest en ze weet stellig dat ze deze kom heeft meegenomen omdat hij nu heel kostbaar en antiek is. ‘Kijk maar er staat een nummer onderop.’
Het is maar dat jullie het weten: alle taarten die je bij me eet, zijn klaargemaakt in een kom waar vroeger zieke mensen uit werden gewassen. Al lijkt het me sterk dat ze in ziekenhuizen van die zware stenen kommen gebruikten. Aan de andere kant, er staat wel een nummer onderop…

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Happiness is a warm gun

’Na een jaar reizen verandert er iets wezenlijks in je.’ Dat zei ooit een medereiziger in Afrika. Het deed me denken aan wat mijn vader vroeger tegen mij zei: ‘Als je oud genoeg bent, zul je de schoonheid van de teksten van The Beatles pas echt begrijpen.’ Vol spanning wachtte ik af.

Ontworteling. Dat is denk ik wat er gebeurt na heel lang reizen. Je overal en nergens thuis voelen. Waarbij het ‘overal’ vooral voor Ilco gold en het ‘nergens’ voor mij.

Boos

Wonen in Spanje was een warm bad en ook nog eens de natte droom van elke schrijver. Dag in dag uit verhalen verzinnen tussen de olijfbomen. We woonden in een schilderij. Al dat eten aan de lange houten tafel onder de sterren. De amandelbomen die elk jaar bloeiden op mijn verjaardag. Ik wende aan het mañana, aan de siësta, aan de zomerhitte, aan altijd gratis tapas bij je bier.
Tegelijkertijd miste ik steeds meer mijn Nederlandse vrienden. En theater, film, boetiekjes, boekwinkels, het stadse flirten. ‘Je doet vaak zo boos,’ zei een vriendin. Ik mailde haar dagelijks, facebookte collega’s, schreef al deze blogjes. Als de stroom en dus het internet uitviel, raakte ik totaal in paniek, wat betekende dat? Soms hoorde ik mijn eigen hartslag, voelde het bloed door mijn aderen ruisen. Mensen betalen veel geld om zulke dingen mee te maken in een retraiteweek. Jezelf tegenkomen. Aan jezelf genoeg hebben.

We zouden inburgeren

We zouden inburgeren, dus keken we gewoon naar de Spaanse tv. Maar toen iemand ons een schotel aanbood, zeiden we geen nee. ‘Voor Ajax,’ zei Ilco. En sinds die tijd keken we nooit meer naar het Spaanse nieuws. Ik ging ook steeds vaker naar Amsterdam.
En nu zit ik hier aan dezelfde tafel die we ooit kochten op de Singel en die alle loodsen en internationale transporten moeiteloos heeft doorstaan. Mijn Spaanse leven voelt nu al als een droom; heb ik dat echt meegemaakt, zoveel jaar lang?
Er reist al een tijdje zo’n gedichtenposter met ons mee, van Kees Spiering. ‘Alsof je een plek bereikt. / Om je heen kijkt en weet / dat je thuis bent.’ Die poster hangt nu hier in de herbergkeuken. In één blik zie ik die tekst en door het keukenraam het IJ met daarachter het brutale silhouet van Amsterdam. Het beweegt. Het ademt. Het groet. Hoe hectisch het soms ook is in de herberg, ik bak de hele tijd taarten van liefde met steeds maar weer dat vergezicht. ’Alsof je dit al kende / voor je het zag. Er geweest was / voor je er zou komen.’
Het gedicht heet ‘thuis.’

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Chiringuito

Goed, toen had ik dus twee reusachtige koelkasten vol met eten, plus nog drie vrieskisten en overal in mijn keuken kratten vol met groente, kisten sinaasappels, net weer twintig ossenworsten van de slager, vijf verse broden en zat ik met gebutste kokshanden een paar kilo dadels te ontpitten voor sticky toffee cake.. en toen begon het me toch te regenen…

Onze Spaanse vrienden staan bibberend bij de bar. ‘Is dit nou dit drukke zomerterras van jullie?’ Ja. Nee. Ons terras is als een strandbar: ingericht op de zon met overal ligstoelen en vuurtjes om bij te zitten en schommels. Je kunt beschut staan bij de bar maar dan wordt het eerder een soort havenbarretje met twee of drie stoere zeilers die hun verhalen vertellen aan Ilco de barman die steeds meer kleren aan gaat trekken tegen de kou.
De komende dagen wordt het er niet beter op. ‘We gaan dicht, zolang het zo regent’  besluit Ilco ‘man, wat ga ik uitslapen.’
‘Maar als de mensen nou helemaal de moeite nemen om door weer en wind hierheen te komen…’
‘Ik ga daar echt niet uren staan te kleumen voor een paar mensen. En jij ook niet. Ga een jurkje kopen. Ga schrijven.’ Dat zegt mijn man.

Ik moet een jurkje kopen

Alsof ik dat kan. Natuurlijk wil ik schrijven. Maar niet als er twintig ossenworsten, een berg dadels en -shit- ook nog een paar kilo kabeljauw in de weg liggen. Het is zes uur, ik ben gewoon wakker geworden en sta totaal verward in mijn keuken, waar ik gisteren nog zeven grote taarten moest bakken zo druk. Ik moet blij zijn. Ik moet uitrusten. Ik moet een jurkje kopen. Maar wat ik doe: opnieuw en opnieuw de buienradar bestuderen om te kijken of het is veranderd, het heeft bepaald iets manisch.
De bel gaat. Ha, daar is de bestelling van vandaag. Vijftien pakken melk, een krat vol broodjes, twintig pakjes boter…

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Waiting to exhale

Het is het raarste avontuur ooit, deze herberg van ons.

In de korte tijd dat we open zijn heb ik al meer taarten gebakken dan in mijn hele leven ervoor (en ik bakte al heel veel taarten), heb ik weer eens diepe bewondering gekregen voor iedereen die werk heeft waarvoor je de hele dag moet staan, zijn mijn handen rauw en rimpelig geworden van al het afwassen en doe ik boodschappen voor tien feesten – en dat dan elke dag. Per dag gaat er alleen al anderhalve kilo roomboter doorheen…

Ik was de wind vergeten

De mensen op ons zomerterras zijn blij. Meer dan dat, ze zijn ontroerd. We lopen allemaal te zweven van zoveel lieve, positieve energie. Dat komt door Mandela of misschien door de plek, het snijvlak van het water.  Ikzelf kan ook niet ophouden met kijken. Het IJ in de ochtend heel vroeg, het IJ bruisend van het leven op het drukste moment van de dag, het IJ op dat ene korte moment van de avond dat het licht even heel mooi en heel scherp wordt. Dan weer glad als een spiegel, dan weer zo hard bruisend met golven dat ik er ’s nachts wakker van schrik. En de wind! Ik was het vergeten, ik heb de wind gemist in Spanje. Daar woonden we in een heet en zinderend dal. Dat warme en verstilde doet iets met je denken, dat wordt vanzelf een beetje plakkerig en traag. Hier, hoe moe ik ook ben, is er steeds de wind om me scherp te houden, mijn haren door de war, kippenvel op mijn armen. Wat een zomer.

foto:
http://www.ilovenoord.nl/2015/07/opladen-bij-herberg-het-mandela-huisje-op-het-zuidelijkste-terras-van-noord/

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

De herberg is open!

We gingen dus open, het was net een droom.

Er waren heel veel mensen, ook veel die ik niet kende. Dat waren de vredestichters, die straks allemaal mooie dingen in de serre gaan bewerkstelligen. Er waren buren en familie, collega’s. Bij de bar stond de groep bouwers met de aannemer stevig bier te drinken. Daar voelde ik me misschien wel het meeste thuis, zoveel tijd had ik met ze doorgebracht deze laatste weken. De architect kwam te laat, maar hij had wel een arty bloesje aangetrokken. We kregen heel erg veel bloemen en planten, en ook het mooiste cadeau van de wereld – daarover zo meer. Er waren twee deejays en de hele tijd dansten er mensen met blote voeten op het gras. En natuurlijk eindigde het met een klein groepje (waaronder de architect) tot diep in de nacht bij het vuur. Chaia -die zich ontpopt als barchick- had zich tot doel gesteld om mij de hele avond van wijn te voorzien. Maar toch was ik niet dronken.

Toen ontplofte de keuken

Een paar uur later luidden de kerkklokken vanaf de overkant van het water en schoof ik -met toch wel iets dat leek op een kater- de eerste taart van de dag in de oven. Eerst kwam er niemand en dat was wel rustig. Toen kwamen er ineens HEEL VEEL mensen en ontplofte de keuken. Overal afwas op de grond, snel bijgebakken taarten in de oven, broden in de andere, tosti’s in het ijzer, soep op het vuur. Dat koken is allemaal niet zo heel erg ingewikkeld maar het helpt vast enorm als je een beetje gestructureerd bent…
‘We hebben geknokt en gewonnen,’ zei Ilco later stralend. Alle dochters waren bijgesprongen plus nog een paar toevallig langsfladderende engelen. Mijn handen waren rauw van het afwassen, ik had overal spierpijn van het staan. Maar de gasten waren lief en leuk, precies het soort publiek waar je op hoopt. Je zou tevreden en dankbaar op je lauweren willen gaan rusten. Allen is dit nog maar het begin…

Gelukkig is het af en toe even minder goed terrasweer. Inhaaltijd is dat, al is het maar om even te kunnen zitten. En te kijken naar dit allermooiste cadeau: de enige echte handtekening van de enige echte Nelson Mandela!  Vriend Jack had die handtekening ooit bemachtigd in een boek. ‘Het is het waardevolste dat ik bezit. Maar ik wil het graag aan jullie geven.’ Ik denk dat dat ubuntu is.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Hotel de grote L

Schrijvers zijn meestal saaie mensen.
Ze verzinnen avonturen in verre landen, onvoorstelbare ondernemingen en queestes van brutale, originele helden met een hart van goud.
Maar ondertussen zitten die schrijvers zelf licht mensenschuw te zijn achter hun computer.

De koperen scheepsbel

Ik ben precies zo, laat je niet misleiden door mijn stoere verhalen. Alleen heel soms, dan val ik ermee samen, met de avonturen. En dan ontspoor ik op een voor mijn doen best wel griezelige manier. Want ja, ik ben een schrijver, ik ben vooral goed in het verzinnen van dingen, niet in het doen ervan.
Dus kan ik prima een verhaal maken over hoe leuk het is om met je hele familie een herberg te gaan runnen, een beetje Hotel de grote L van Sjoerd Kuijper, met chaos en gedoe en intriges. Hoe cool als je ouders een soort strandbar in de tuin bouwen met schommels in plaats van barkrukken. Je mag zelf tot diep in de nacht achter die bar, terwijl de grote mensen steeds vrolijker worden. Dan komt er een cruiseschip voorbij, hoog als een flatgebouw, en iedereen zwaait, zij naar jou en jij naar hen, iemand luidt de koperen scheepsbel.
Dat is een mooi verhaal.

Eerste gasten

Ik schrijf al maanden niet meer. In plaats daarvan heb ik het nu zo druk dat ik niet meer kan ophouden met (een beetje) trillen. Ik bestel per ongeluk via internet een hele zwik piepkleine poppendienblaadjes voor de bar (ik vond ze al zo fijn goedkoop), laat twee vriezers bezorgen in plaats van één, en gooi per ongeluk een belangrijke vergunningsbrief weg (en wat er dan gebeurt). Middenin de groothandel word ik ineens zo moedeloos dat ik alle contacten, klantnummer, bestellijsten, vertegenwoordigers-met-stropdas ter plekke in de ban doe en naar de gewone supermarkt vlucht.
Je zou bijna vergeten dat het leuk is hier aan het IJ, heel leuk zelfs. Waar iedereen die iets voor ons komt doen, steeds terug blijft komen, vaak met vrienden en geliefden. Deze plek is besmettelijk, je komt er niet weg, nooit helemaal.
En zo beland ik ’s avonds zelf aan mijn eigen bar en laat mij op drankjes trakteren door de eerste stiekeme gasten. Ik kijk om me heen, zie mijn dochters schommelen en latte art maken. Echte klanten zitten op terrasstoeltjes mijn borrelhapjes te eten. Om ons heen is er er aan alle kanten dat water waarin de lichtjes van de stad terug stuiteren. En dan komt er ook nog een reusachtig cruiseschip voorbij, iedereen zwaait, iemand luidt de koperen scheepsbel…

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Stukje

‘En dan gaan we nu kijken naar een stukje samenwerking.’
Lost in translation ben ik, in een identiteitsloos hotel langs de snelweg, dat zichzelf valselijk verkoopt als “naast het bruisend stadshart van Amsterdam”.

Mijn dochter had gezegd dat ze geen medelijden had. Dat we allemaal wel eens iets stoms moeten leren. Maar dat het zó stom zou zijn…

830 uur, ergens langs de A10, regen

Iedereen die af en toe alleen staat in een horecazaak (maar ook in een buurthuis of sportkantine) moet een horeca examen doen, je ontkomt er niet aan. Dus daar zitten we in een zaaltje met voetbaljongens, jeugdherbergmoeders, blonde barwijffies in tijgerprint, en wat onbestemde chagrijnige gasten met tattoos in hun nek.
‘Heeft iemand van jullie zin in vandaag?’ vraagt de kittige cursusleidster monter. Het blijft angstaanjagend stil.
Het is dan ook aircokoud en de vloerbedekking is al net zo droevig als de gordijnen. We krijgen opschrijfboekjes die ook naamkaartjes zijn, alles griezelig praktisch. En fatsoenlijk, want daar gaat deze cursus vooral over. Op de powerpoint komt af en toe zelfs een bewegend vermanend vingertje in beeld: niet doen, wel doen, huisregels, verordeningen, ongeschreven regels…
De enige die er intens van lijkt te genieten is de kittige cursusleidster zelf. Nieuwe regels zijn fijn want ‘daarmee doorbreek je een stukje gewenning.’
Ik doorbreek zelf vooral een nu al wekenlang patroon van rennen en regelen en te weinig slapen. Dus het spijt me voor het kittige vrouwtje maar ik voel mijn ogen dichtvallen, mijn hoofd omlaag zakken… om dan weer op te schrikken van een of andere vage theorie over waarom lastige klanten lastig zijn. Dat komt door hun jeugd, echt waar. Zonder blikken of blozen legt de cursusleidster de parallel naar een dreinend kind in de supermarkt. ‘Als je die dan toch snoep geeft, wordt het later een verwende klant.’ Waardoor ik weer een tijdje wegdroom bij de vraag of de kittige zelf geen kinderen heeft – of dat zij wellicht een van die extreem zeldzame moeders is op wie het woord consequent daadwerkelijk van toepassing is.
Ondertussen worden al mijn plezier en energie in het herbergwezen vakkundig weggevaagd en daalt er een diepe moedeloosheid over mij neer. En dan moeten we ook nog examen doen. Mijn hersenen zijn van pap, ik moet elke vraag drie keer lezen voor er uberhaupt iets doordringt.

1730 uur,  met examinators in veel te ruimvallende pakken

‘Ook aan deze dag komt een einde’. De cursusleidster heeft het goed voorspeld. Mag ik nu alsjeblieft heel snel weer naar het bruisend hart van Amsterdam – maar dan echt? Waar het niet ruikt naar oude bacon en schoonmaakmiddel, maar waar het in de buitenbar geurt naar vers hout en goeie koffie? Een geur die nu al voelt als thuis. Waar de wind van het water altijd al het stof uit je hoofd blaast. Mag ik daar naar toe terug?
Dat mag. Maar eerst doen we nog even ‘een stukje feedback.’

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Daar komt mijn moeder aangeschuifeld

’Mama, daar is oma!’
Het valt niet te ontkennen. Daar komt ze aan geschuifeld over het pad langs het water. Wit wild haar, rollatortje, grote oorbellen. Helemaal vanaf de Nieuwmarkt, dwars door het station en met de pont. Wij zijn back in town en mijn moeder is in haar eentje het allergrootste ontvangstcomité.

Anna Maria

Nooit heeft ze gemopperd toen we al haar kleindochters ontvoerden naar Afrika en daarna naar Spanje. Ook niet toen ze zelf niet meer naar Spanje kon reizen. Of toen ze halsoverkop moest verhuizen naar De Flesseman, omdat het alleen wonen echt niet meer ging. Het enige waaraan ik merkte hoe zeer ze mij – haar oudste dochter- miste waren de foto’s van de boten. Ze spaarde ze: niet zomaar foto’s, maar van boten die Anna Maria heetten: haar naam en de mijne. Vaak zat ze eindeloos voor haar raam te staren; als je maar lang genoeg wacht, zijn er best veel boten die Anna Maria heten.
Toen we vertelden dat we terugkwamen, barstte ze in tranen uit. Maar het duurde nog een jaar voor de grote verhuizing eindelijk plaatsvond.
In dat jaar is ze begonnen met haar vaste route: langs de kade, door het station, op de pont. De eerste paar keer werd ze liefdevol opgevangen door de verhalenbuurvrouw naast het sluisje die gelukkig wist dat deze dappere strompelaar mijn moeder was. Daarna leerde ze – tot ieders verbazing- de weg kennen. Dus kon het gebeuren dat mijn moeder werd gesignaleerd aan de overkant van het IJ, alwaar ze gewoon maar zo’n beetje naar ons toekomstige huisje stond te staren, als het vrouwtje van Stavoren.
Later werd ze vrienden met de bouwers. ‘Ik mag altijd even binnen komen plassen,’ deelde ze te pas en te onpas mee.

Ongelooflijk

En nu zijn wij er dus zelf. ‘Ik ga wel door met verhuisdozen uitpakken hoor mam,’ roep ik gestresst. Maar daar zit mijn moeder helemaal niet mee. In al haar opdringerigheid is ze bewonderenswaardig bescheiden. Straks wordt het zo’n Spaans beeld op ons zomerterras: een oma die altijd in haar vaste hoekje zit, zomaar een beetje te genieten als een spinnend oud poesje.
Die gedachte doet mijn eigen onrust smelten en, net voor ze er weer vandoor tippelt, ren ik nog even achter haar aan. Samen kijken we uit over het IJ. ‘Ongelooflijk hè? Dat jullie nu hier zijn.’
‘Ongelooflijk.’ Ik kan het niet nalaten om te kijken of de volgende boot misschien… Hij heet Esperanza. Ook goed.

Gisteren verschenen als column in het Parool.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Door het konijnenhol

Ik geloof dat we veertig boekendozen hadden. Daarmee kan je een kleine dorpsbibliotheek aankleden. ‘Die komen dan allemaal in jouw schrijfkamer,’  bedacht Ilco.
Maar mijn schrijfkamer is piepklein. Ik denk dat je alle boeken er heus wel in kwijt kunt, maar dan kun je er niet meer lopen. Laat staan meubels neerzetten, nog geen krukje, nog geen lamp die er nog boven past.

The first cut

Dus rukten ze op door het hele huis: de boekenplanken. En met elke plank die ik vulde, kwam ik een beetje meer thuis. Hoe beduimelder het boek, hoe meer ik me herinnerde waar en hoe ik het las. Dat ik heel erg moest huilen bij het eind. Dat ik nog dagen in de war was daarna. Of dat ik het leven ineens helemaal snapte, zo’n geluk!
The first cut is the deepest dus ik heb extra veel kinderboeken. Dat je niet meer verder durfde te lezen bij de klauw van Woestewolf. Niet meer verder kon lezen door het huilen bij Alleen op de wereld. Intens verrast was over wie  de misdaad had gepleegd bij De vijf. Op een lekkere manier verward bij het lezen van Ik en mijn broer. Zo verschrikkelijk graag vrienden wilde worden met Madelief, rode Zora, de kinderen van Bolderburen. En door een konijnenhol vallen zoals Alice, dat wil ik nog steeds (en dan onderweg al vallend potjes jam van de planken pakken want die staan daar natuurlijk altijd).
Maar ik val natuurlijk door dat hol, ik val opnieuw en opnieuw. Mijn kinderen lachen me uit omdat ik bij elke doos praat over ‘mijn vrienden’ die hun weg naar weer een nieuwe plank vinden. Zelfs Dunya die helemaal niet zoveel leest raakt geïnspireerd en wil naast haar bed planken met ‘mijn lievelingsboeken. En jouw boeken natuurlijk mama.’
Een deel van de boeken belandt helemaal niet op de planken. Dat kruipt de trap op naar boven voor op mijn nu nog maagdelijk lege nachtkastje. Om nog een keer te lezen, dat gevoel te hervinden wat ik toen had toen wij samen, om mezelf even mee te kunnen uitschakelen… Om dichtbij me te hebben in de nacht.

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Pegasus’ zevende hemel

De littekens op haar witte velletje vertellen een verhaal van slaan en zwepen. Van een zware kar trekken en een veel te hard Spaans bit.

Nooit zal ze ons vertellen hoe het echt was in haar vorige leven. Soms krijg je een vermoeden, als ze bijvoorbeeld heel erg schrikt van een bepaalde beweging of zich hevig verzet als je haar wilt opzadelen.

Als de korenvelden gemaaid zijn

Chaia is al net zo gevoelig en net zo temperamentvol, vanaf het begin – toen Pega aankwam vanuit de paardenopvang- herkenden die twee elkaar. Ook in het hoge springen, het harde galopperen. Als de korenvelden gemaaid waren, stoven ze in rengalop over de glooiende Spaanse heuvel. Dan waren ze even in een andere dimensie – en daar waren ze samen.
Dat is nu. Nu op dit moment zijn de korenvelden gemaaid.
Chaia zette haar hoeven in het zand, een jaar geleden. Ze wilde niet weg uit Spanje en zette meteen haar grootste troef in: als Pegasus niet mee mag, dan ik ook niet.
We namen Pegasus mee.
Dat is niet mijn verdienste. Ik mopperde over het gedoe, de zorg, het transport, het geld. ‘We stallen haar gewoon voor ons huisje aan het IJ’ (Ilco’s oplossing) bleek toch niet te werken. Het was vast een surrealistisch beeld geweest: zo’n wit paardje op het terras.
Maar we zochten en vonden een buitenplaats: een droomachtige manege in het groen van de randen van de stad.

Schilderij

De reis was trauma nummer zoveel maar langzaam komt Pegasus tot rust in Diemen. En Chaia met haar. Ze moet met haar fiets in de metro tot bijna het eindpunt, waar het groener is dan het ooit in Spanje zal zijn. Dat is een klus, maar eenmaal daar stap je een soort landelijk schilderij binnen – net als Maria Poppins op haar vrije dag.
En daar staat ze, onze Pega. Nog even in quarantaine maar in haar eigen weitje. Te eten en te eten. In Spanje was alles dor, het hooi en het water op rantsoen, hier mag ze de hele dag bijten in het allersappigste gras. En kijken naar grote bruine droompaarden verderop. Nog even en ze mag bij een kudde.
Meisje en paard. Als ik Chaia en Pega zo samen zie, weet ik dat het goed komt. Alles.