Categorieën
Verhalen van de berg

Concierto Andaluz

Bloem mag het beeld van de heilige dragen en Chaia danst de flamenco. Mijn moeder schrijdt achter de muziek aan alsof ze nooit iets anders doet dan meelopen in processies.
En ik? Ik zwik door de klei op mijn gouden schoentjes.

Het is het valleifeest van de lokale boerenheilige. We zijn er nu voor het vierde jaar en weten precies hoe het gaat: de processie door de weilanden, de sevillana dansen bij het kapelletje, een enorme pan paella en veel bier. Ik heb het ook uitgebreid beschreven in mijn boek Kom hier Rosa.
Waarom voel ik me dan nog steeds een passant, een toeschouwer?

Costalero

Misschien komt het door mijn moeder, die zwaar aan me hangt. Ik heb koekjes voor haar meegenomen, anders vraagt ze elk uur om eten. Ik heb ook gezegd dat ze moest plassen voor we weggingen. Toch informeert ze na een halfuur al al naar de wc.
‘Die is hier niet mam. Als je echt moet, dan ergens achter een olijfboom.’
Dat vindt ze hilarisch.
Maar nog leuker vindt mijn moeder het om achter de muziek aan te lopen. Processiemuziek is slepend en vals. ‘Dat is juist karakteristiek,’  zegt Ilco, ‘Luister Miles Davis’ Sketches of Spain er maar op na. Die liet zich er expres door inspireren.’
En al die tijd schuifelen we door het niks, in de wind en de zon: een lange rij dorpelingen, bestaande uit ernstige muzikanten, zingende oude vrouwen, opgetutte kinderen en boeren met glimmend gepoetste schoenen. De costaleros (waarvan de oudste dochter er dus eentje is) dragen de beelden en bewegen ze traag heen en weer op het ritme van de muziek, alles even plechtig.
Mijn moeder -die normaal steeds even moet rusten- kan er geen genoeg van krijgen en loopt de volledige processie uit (en ik dus ook).
‘Want als deze dag voorbij is, is alles voorbij. Dan moet ik weer terug naar Amsterdam. Maar ik zal mijn pyjama bij je achterlaten.’

Bedwelmd

En ja, dan raak ik uiteindelijk ook bedwelmd door de muziek. Het lange lopen in die slepende cadans, met mijn wiebelmoeder stevig aan me vastgeklonken, vervult me met een onpeilbaar soort droefheid – alsof we met zijn allen iets of iemand ten grave dragen.

Categorieën
Verhalen van de berg

Vies

‘Een ding een ding een vrouwending. Met haar erop en een gat erin.’
Triomfantelijk kijkt mijn moeder om zich heen, we zitten net idyllisch allemaal buiten te eten aan de lange tafel.

Zat ik op dit blog laatst nog te koketteren met hoe grof ik kan zijn? Mijn moeder overtreft me royaal. En hoe grover zij is, hoe tuttiger en preutser ikzelf word.

De zachtheid zelve

Vroeger was mijn moeder de zachtheid zelve, heel genuanceerd ook en fatsoenlijk. Het hoort bij de kortsluiting in haar hoofd: dit praten over poep en plas en ‘lekkere kontjes’. Een regressie om met mededogen en compassie tegemoet te treden, ik weet het. Ik heb vriendinnen die zo omgaan met hun moeders: die moeder is dan gewoon een lief, extra kind erbij.
Wat ook kan: er op een liefdevolle manier om lachen, er een grapje van maken. Dat doet Ilco en dan lacht mijn moeder heel hard terug. Het is hier vaak een vrolijke boel dezer dagen.
Maar het punt is: ikzelf kan er niet zo goed om lachen.

Neuriën

Mijn dochters proberen nog wel eens serieus het gesprek aan te gaan. Vooral Dunya zegt dingen als: ‘Oma, zulke dingen moet je niet zeggen, dat is vies.’ Maar dan wordt mijn moeder boos. ‘Hoezo vies? Het is gewoon…’ En dan volgen steevast nog veel ergere details.
Ik stop mijn oren dicht. Heel kinderachtig hoor ik mezelf steeds zachtjes neuriën om maar niet verder te hoeven luisteren.
‘Het ontglipt me,’  zegt mijn moeder ook af en toe. En zo is het natuurlijk: ze verliest af en toe de controle over wat ze zegt en dat is al verdrietig genoeg. Maar die ontluistering maakt me dus eerder boos dan verdrietig.
Overigens valt zelfs Dunya stil bij oma’s raadsel over het ‘vrouwending’ en we kijken allemaal een beetje gegeneerd naar ons eten.
Het antwoord is ‘een mof’.  Mijn moeder moet er zelf erg om lachen.

Categorieën
Verhalen van de berg

Drie stewardessendoosjes vol

‘Ik weet even helemaal niet waar het over gaat,’  zegt mijn moeder een paar keer per dag.
Ze logeert tien dagen bij ons op de cortijo, waarschijnlijk voor het laatst. Het is groot en veel voor haar om uit haar vertrouwde tehuis te zijn.

We houden oma strak in de gaten want af en toe gaat ze zomaar aan de wandel en dan is dit huis ineens een doolhof vol rare hoekjes en griezelige trapjes.
Ook ‘s nachts gaat het gestommel door. Volgens Bloem (die haar badkamer met oma deelt) gaat ze zeker twintig keer per nacht naar de wc.
‘s Ochtends begeleidt Dunya haar naar het ontbijt: ‘Steun maar op mij, oma.’

Koffie met een plakje worst

Het is mijn grootste angst: kortsluiting in je hoofd. Tien keer binnen een uur dezelfde vraag stellen.
‘Heb je lekker geslapen?’
‘Ja hoor mam.’
‘Mooi. Heb je lekker geslapen?’
‘Ja dat zei ik toch net.’
‘O, sorry. Waar is hier ook alweer de wc? O ja, En schat, heb je lekker geslapen vannacht?’
Verder is het extreem associatief denken wat mijn moeder doet. Vaak snap ik haar toch, kan ik de bruggetjes zelf maken, omdat ik weet: dit doet haar denken aan vroeger, toen… Of aan die en die persoon of deze situatie.
Soms is het grappig. ‘Wil je iets bij de koffie mam?’ ‘Ja, een plakje worst graag.’
En soms gewoon onbegrijpelijk. ‘Ik heb zoveel oorbellen,’  zegt ze. ‘Drie stewardessendoosjes vol.’
Ik zie dat Bloem net als ik bij dat woord blijft haken. ‘Wat voor doosjes, oma?’
‘Stewardessendoosjes,’  snauwt mijn moeder – alsof wij domme kinderen zijn die werkelijk niets begrijpen.
Dus nu probeer ik me dat woord eigen te maken. Ik denk dat ze KLM-blauw zijn, die doosjes, of misschien heel licht. En dat je er ook heel goed make up in kunt bewaren.

Categorieën
Verhalen van de berg

‘t Is Moeke!

Vandaag is mijn oudste dochter jarig en dat betekent dat ik al zestien jaar moeder ben. Zestien jaar! Moeder – ik!

Een moeder… dan denk ik toch altijd aan ‘Moeke’  uit De geheime tuin: altijd lief (fail), altijd warm (fail), plaatst haar kinderen voor alles (fail), altijd vrolijk (fail), mollig en rond (fail, ha!), en ze koestert alle maar dan ook alle kinderen die op haar pad komen (dubbel fail). Alleen al haar aanblik vervult die kinderen -wel en niet haar eigen bloed- met een opgewonden, gelukkige blijdschap: ‘’t Is Moeke!’

Oud-Hollandsch

Moeke is vast geen schrijver en dus ook nooit chagrijnig, afwezig, ongeduldig. Ze kan vast niet, zoals ik, beter schelden en grover uit de hoek komen dan haar kinderen. Eerlijk gezegd ben ik een stuk minder braaf dan mijn dochters. En opvoedkundige  basisprincipes als ‘consequent zijn’ heb ik heel lang geleden al opgegeven.
Bij deze geef ik dan ook mijn stabiele, stralende dochter zelf en haar stabiele vader alle credits (of goed dan, bijna alle) voor dat Bloem zo leuk en bijzonder is als ze is.

In het licht hiervan is het vrij bizar dat er deze week een boek uitkomt over moederschap, waarin ik als evaringsdeskundige word opgevoerd. In eerste instantie ging het interview over ‘lef’, dat durfde ik wel aan. Maar stiekem is het boek van karakter veranderd en nu heet het ineens Moeder de vrouw en is het een soort zelfhulpboek voor moeders geworden (strategisch vlak voor moederdag in de winkel).
Stiekem ben ik wel opgelucht dat ik niet bij de covershoot kon zijn. Zoals Paulien Cornelisse een keer schreef: ‘Moeder de vrouw’ klinkt extreem oud-Hollandsch, ik visualiseer er ook meteen een schort bij, en tien blonde kinderen.’
Inderdaad, Moeke! Die hadden ze moeten interviewen…

(over Bloem zelf schreef ik hier een weekje geleden al een stukje:
http://www.annavanpraag.nl/2013/04/ik-noem-haar-vlinder/).

Categorieën
Verhalen van de berg

Brand!

‘Mam, mam, de school staat in brand,’  gilt mijn dochter door de telefoon. ‘Er is overal rook en brandweer en mijn tas ligt nog binnen.’
‘O wat een toestand,’  hoor ik mezelf verstrooid zeggen – kampioen als ik ben in secondair reageren.

Stroom. Voor jullie zo vanzelfsprekend, voor ons in Spanje best bijzonder.
Twee dagen geleden was het het weer zover, heel Montefrio zonder stroom. Ik moest eigenlijk naar de tandarts, maar die stond beteuterd met zijn dode boor te zwaaien. Dan maar stomme belastingzaken afhandelen, dacht ik nog voortvarend. Dat werd uiteindelijk een gesprek op straat met wapperende papieren want binnenin het kantoortje was het te donker. Alleen de enige groenteman van het dorp toonde zich een ware ondernemer: buiten op het stoepje stond een vooroorlogse generator te ronken.

Voetbalfluitje

Het duurde de hele dag en ook de school had er last van. De digiborden deden het niet en ook de rolluiken bleven omhoog, zodat het felle licht ook de gewone schoolborden onleesbaar maakte. De concierge liep rond met een voetbalfluitje om het einde van iedere les aan te kondigen.
En vandaag ging het dus weer mis. De stroom verdween, kwam terug, verdween weer en sprong toen weer aan – en toen sloegen alle stoppen door en ontplofte de meterkast.
De vlammen sloegen eruit. Helaas was pal ernaast een opslagplaats voor kartonnen dozen.
De rook dreef de klassen stuk voor stuk en in totaal willekeurige volgorde naar buiten, Bloems klas – helemaal bovenin- het laatste. De kinderen werden ver weg van de school gedreven. Pas minuten later kwam Bloems vriendin Amy er nog aan, snikkend. Ze had zitten lezen, ineens keek ze op en was iedereen weg, overal rook.

Sjaal

Ik krijg naar vuur stinkende kinderen thuis, zonder jassen en tassen en probeer halfslachtig nog wat echte nazorg te geven. ‘Zijn jullie erg geschrokken?’
Gelukkig zijn het stoere meiden.‘We renden door die witte rook, konden niks meer zien. Het stonk enorm. Mijn sjaal, dacht ik, in films doen ze die altijd voor hun mond. Dat heb ik altijd al eens willen proberen. Het werkte, andere kinderen gingen het ook doen.’
Van de school hoor ik verder niks. ‘De muzieklerares zei nog wel: we moeten een evacuatieplan gaan maken. Voor als de stroom weer ontploft.’
Maar voorlopig, vermoeden we, zal de stroom wel niet hersteld worden. De school heeft niet eens geld voor basale schoolspullen. En zonder stroom gaat het ook, toch?

Categorieën
Verhalen van de berg

Is Willem Alexander een echte man?

Ik heb Willem Alexander ooit nog eens een liefdesbrief geschreven. Dat was ongeveer in diezelfde tijd dat ik ook Little Jimmy Osmond een liefdesbrief stuurde, ik vermoed dat ik een jaar of zes was en, echt waar, ik was behoorlijk verliefd. Op allebei.

Neem even de tijd om onderstaand filmpje van Jimmy Osmond te bekijken en het valt op dat ik in die tijd een duidelijke smaak had qua jongens:  frisse, bolle, niks-aan-de-hand jochies. Dat is Willem Alexander natuurlijk nog steeds. Maar zou hij -nog los van uiterlijk- voldoen aan de ‘twaalf criteria voor een echte man‘ die ik inmiddels heb verzameld? Die lijst is deels samengesteld op informatie van vriendinnen, maar uiteraard ben ik er zelf helemaal verantwoordelijk voor. Lees, check en huiver.

De twaalf criteria voor een echte man

Een echte man moet:

  • precies de goeie muziek op kunnen zetten op het goeie moment;
  • je op kunnen tillen, figuurlijk en letterlijk;
  • een perfect vuur kunnen maken, zowel binnen als buiten;
  • als hij zich uitkleedt niet zijn sokken als laatste uitdoen;
  • een pannenkoek in de lucht om kunnen gooien;
  • niet te veilig autorijden en zeker nooit met een bakfiets worden gesignaleerd;
  • een wijnfles open kunnen maken als er geen kurkentrekker in de buurt is (en ook geen schroefdop);
  • niet te huilerig doen over zijn ex;
  • een stroomstoring in huis voor je op kunnen lossen, net als een lekke band van je auto;
  • echt lekkere soep kunnen maken;
  • nooit en te nimmer een washandje gebruiken en sowieso zoveel mogelijk met zijn handen doen;
  • snappen dat jij alles maar dan ook alles bespreekt met je vriendinnen en daar verder niet teveel over nadenken.

Goed, dit lijstje (aanvullingen zijn welkom) zegt vast meer over mij dan over  de gemiddelde man. Maar toch, wat zou de nieuwe koning scoren als we hem langs deze meetlat zouden leggen? Geen voldoende, vrees ik.
Dus het is maar goed dat hij mijn brief nooit beantwoord heeft – en ik had er nog wel zo’n schattig fotootje bij gedaan.

Het Jimmy Osmond filmpje:
http://www.youtube.com/watch?v=YriPIujLtsA

Categorieën
Verhalen van de berg

Ik noem haar vlinder

Mijn oudste dochter wil een brommer voor haar zestiende verjaardag, volgende week. Ze zoekt op internet. ‘Kijk mam, deze is mooi.’
Ik kan niet eens faken dat ik het leuk vind. Dat ze straks elke dag door de bergen rijdt, over die enge weggetjes waar Spaanse auto’s keihard om de bochten komen scheuren… In mijn hoofd is ze al een keer of dertig onderuit geschoven, zo het ravijn in.

Als een diertje in winterslaap heeft Bloem het afgelopen jaar op de bank gehangen. Ipad op schoot, telefoontje ernaast. Na vier jaar dorpsschool in Montefrio zo ongeveer nooit huiswerk hoeven doen en gesprekken die zich beperken tot de crisis en de olijven en de verhouding tussen die twee, wil ze nu alleen nog maar de wereld in. Met haar vriendinnen vlucht ze naar Granada, om bikini’s te kopen en gouden schoenen, en zeven gaatjes in haar oren te laten maken. Ze pikt zelfs, heel on-Bloemachtig, mijn bankpasje mee.
Maar Granada is haar nog niet ver genoeg.

Glee-achtig

Filmmaakster wil ze worden en zelf vond ze een zomercursus in Parijs, van de New York Film Academy. Hartstikke duur maar Bloem scharrelde het geld bij elkaar met Spaans vertaalwerk. Dus daar gaat ze deze zomer heen, in haar eentje.
En dan hebben we nog de privéschool. De knoop is eindelijk doorgehakt: na de zomer gaat ze haar ‘bachillerato’  halen op de Glee-achtige internationale school anderhalf uur verderop. Dan moet ze vroeg de deur uit (op dat brommertje dus, naar de schoolbus) en komt pas laat thuis, in haar sexy schooluniform.
Als ik haar zo zie gaan moet ik af en toe denken aan de tijd toen ze nog een dromerig kleutertje was. Een vriendinnetje zei toen een keer: ‘Bloem vind ik een gekke naam. Ik noem haar Vlinder.’

Weemoed

Bij dit alles heb ik trouwens verrassend weinig weemoed. Ik vind het alleen maar super leuk, kan me zó goed voorstellen dat deze oudste dochter doet wat ze doet.
Afgezien van die brommer dus.

(op de foto Bloem samen met haar vriendin Monica en o wat zijn ze mooi…)

Categorieën
Verhalen van de berg

Lala how the life goes on

Schapenwolkjes in een felblauwe lucht, aspergesteeksters op het land en een huishouden met een hoog obladi oblada-gehalte, inlcusief a couple of kids -and cats- running in the yard
Ik sta erbij en kijk ernaar.

Tien dagen Nederland die tien weken hebben geduurd. Zoveel mensen gesproken, nieuwe ideeën opgedaan, voor zoveel kids in de spotlights gestaan, zoveel gepraat en meegemaakt. Zo weinig geslapen ook, gedraaid op koffie, alcohol en chocola.
En dan kom je terug in Spanje en is die film hier gewoon nog steeds bezig!

Meisjes

Het is nog net aardbeientijd, zie ik langs  de weg, en in plaats van de perenbomen bloeien de wilde seringen. In die tien dagen is het zelfs nog een beetje fijner geworden: het huis is warmer, de patio weer stralend witgeverfd met overal hibiscus, de winter is definitief verdreven. Zelfs het zwembad is weer helder en de meisjes durven er al in. Heel snel er weer uit ook, maar toch.En natuurlijk is het weer eens een of andere feestdag en zijn de scholen dicht. Overal in de cortijo hoor je vriendinnetjes dansen en giechelen en dingen doen met computers en telefoons. We eten buiten aan de lange tafel en pas als de zon achter de bergen zakt, wordt het echt te koud.

Petekind

Het is een gedroomd leven, maar ik kom er nog niet in.
Hoe meer je reist, hoe minder je aan thuiskomen denkt (ik althans) – en hoe vaker ik tussen Spanje en Nederland heen en weer vlieg, hoe schizofrener ik me voel, lijkt wel.
Gelukkig is er kleine Izan. Ilco’s Spaanse petekindje is eindelijk geboren en nu mag ik dat piepkleine babytje lekker heel lang vasthouden. Amper vier dagen oud is hij, helemaal foetus nog, oogjes dicht.
Bij elke baby die wordt geboren, draait het hele universum een slag in de rondte. Wat er dan gebeurt is allemaal zo verschrikkelijk klein dat het reusachtig is . En alles begint opnieuw.

Categorieën
Verhalen van de berg

Het gezoem van honderden verschillende verhalen

‘Mama,’  zeurt een jongetje in de kinderboekwinkel, ‘wat komen we hier doen?’
‘Een kinderboek kopen,’  zegt zijn moeder monter.
Zuchtend sjokt hij achter haar aan door de hitte en de drukte.

Het is dus heet en druk op de kinderboekenmakersflashmob. Nog nooit zoveel collega’s bij elkaar gezien, bijna eng.
‘Hij is jong en slank. Voor een kinderboekenmaker dan,’  zegt iemand als ik vraag hoe ik een bepaalde illustrator kan herkennen.

Camera’s en fotografen

Het is typerend, helaas. We zijn niet sexy en de actie is dat ook niet.
Er gebeuren heus belangrijke dingen. De bedreigde boekwinkel waar het allemaal om is begonnen draait een topomzet en er zijn belangrijke gesprekken met de gemeente afgedwongen. Ik tel vier filmcamera’s en zeker tien fotografen.
Het stoerste moment is als we allemaal tegelijk voorlezen uit eigen werk. Overal geflits van camera’s, het is een enorme kakafonie. Dit is dus eigenlijk het geluid van een kinderboekwinkel: het gezoem van honderden verschillende verhalen.
Maar het is ook met zelfgebakken koekjes en te lange speeches. Met een bel luiden en dat is dan ‘de noodklok’. Naast me ligt een draaiboek waarin ik lees ‘eenhapstaartjes rondbrengen met dochter’  – ‘rondlopen en controleren dat boeken niet vies worden’ – ‘samen afwassen’.
Verder is schrijfster N vermomd als levend kunstwerk met haar hoofd vol nepbloemen. Zijn er twee heerlijke kinderboekenmoekes. Houdt schrijver T een zelfgebakken wafel omhoog in plaats van zijn boek. Verklapt de beroemde schrijfster X dat ze een embargo heeft getekend maar gaat overstappen naar een andere uitgever. Is er letterlijk 1 schrijfster echt hip gekleed en dat is J. En heeft beschermheer R een broodtrommeltje bij zich met paaseitjes om uit te delen.
Aan het eind verzucht de gelauwerde illustrator uit de grond van haar hart: ‘Ik word altijd zo diep en intens droevig van dit soort acties.’

Categorieën
Verhalen van de berg

De prijs die ik niet won

‘Het voelt alsof je in de achtbaan naar beneden stort,’  zeggen de prijswinnaars van vorige jaren. ‘Je rent dansend en gillend het podium op.’
‘Dan ben ik heel benieuwd wie er nu gaat dansen en gillen,’  zegt de presentator. ‘Ga allemaal staan in de zaal en roffel met je voeten op de vloer. De debuutprijs van de Jonge Jury is gewonnen door…’
En ik denk aan de bookmakers en collega’s die al de hele tijd mijn naam noemen en zelfs aan de woorden die ik ga zeggen als en mijn hart roffelt al net zo hard als al die voeten en alle mobieltje gaan omhoog en de presentator roept:  ‘…Enne Koens met het boek Vogel!’

Vergeet het Kinderboekenbal, de Kinderboekenmarkt, de meest spectaculaire boekpresentatie. De dag van de Jonge Jury is het meest glamoureuze dat je kunt bereiken als kinderboekenschrijver.  Alleen al zo’n Circustheater vol gillende meisjes, ronkende bussen uit het hele land voor de deur, de rijen voor het signeren, de keiharde muziek de hele tijd, de stoere deejays die bijna de kleren van het lijf worden gerukt als waren ze Justin Bieber zelf. En overal je eigen boeken, stapels en stapels.

Ik heb eigenijk niks met pubers

Vossenjacht was gekozen als kerntitel en daardoor heb ik het hele jaar al extra veel lezers en fanmail en verkoop. En toen bleek ik dus ook nog ineens kans te hebben op  die prijs wat de dag extra opwindend maakte.
Het was zo’n dag waarop een superberoemde schrijfsters tegen mij de ontboezeming deed: ‘Ik heb eigenlijk niks met pubers, ze zijn zo egocentrisch.’  Waarop de meest hippe van alle genomineerden een ultiem Oscar-moment had toen ze met het haar leuke hakjes over het trappetje naar het podium struikelde. En er waren kinderen die op het podium reclame maakten voor hun lievelingsboek met de woorden: ‘Het is heel makkelijk om te lezen, je hebt het zo uit’ (toen vond ik pubers ook stom). En een ander groepje te lieve meisjes dat hun favoriete boek aanprees middels een zelfgemaakt liedje waarin een keer of twintig tamelijk vals werd gezongen: ‘Lara ligt in coma, Lara ligt in coma…’  (toen hield ik meteen weer van pubers, heel veel).
En het was dus ook de dag dat ik niet die prijs won en dat vond ik -zeker nadat ik zo opgegeild was- heus wel een halfuurtje zwaar klote.
Maar nu al niet meer. Het was een topdag en Vogel is ook echt een beter boek dan Vossenjacht, dus die kids hebben gewoon smaak,

O ja en nog even dit. De hele week ontmoet ik al collega’s die ik alleen van social media ken en letterlijk iedereen zegt: ‘Wat ben je klein.’  Ik weet niet zo goed waardoor het komt dat ik zo groot word ingeschat, maar ik ben dus amper 1 meter 65. Dat jullie het weten.