Ze waren rood, de becas. Wat een piepklein beetje jammer was want heel veel meisjes hadden voor een rode jurk gekozen. Maar Bloem was toch het mooiste, kijk maar op de foto’s hieronder.
Verder ging ik huilen toen ze op dramatische filmische muziek kwamen binnenlopen allemaal, maar dat was vooral omdat Bloem zo blij en gelukkig keek.
Daarna duurde het lang natuurlijk, al die tongue in cheek Spaanse speeches.
Later waren er tapas en gekleurde drankjes buiten onder de sterren, met overal fakkels. Chaia was toen al vertrokken voor het jaarlijkse San Marco feest: met je vrienden eten en slapen in de Spaanse campo. Daarvoor had ik nog brownies voor haar gebakken en op mijn hoge hakjes fruitsalade staan maken. Ook Dunya peerde hem, die ging in het donker over de schoolcampus van Bloem dwalen (zwembad, voetbalvelden, basketbalvelden). En Bloem zelf ging de hele nacht dansen in een of andere fancy club bij het Alhambra.
Dus stonden Ilco en ik daar samen tussen al het Spaanse geroezemoes. Om de vijf minuten tegen elkaar te zeggen: ‘Wat is ze mooi he?’ ‘Ja,’ zei de ander dan. ‘Wat is ze blij he?’ ‘Ja.’ En dan zuchtten we.




Categorie: Verhalen van de berg
Daar gaat ze
Vandaag hangen ze mijn oudste dochter een sjerp om.
Hoewel de examens nog niet afgelopen zijn, is er vanavond op Bloems privéschool al de ceremonie van de graduacion, het eindexamen. Dat gaat er gewichtig en Amerikaans aan toe.
De Jurk hebben we al maanden geleden samen uitgezocht. De accessoires kocht ze vorig weekend met een vriendin. De hakken van tien centimeter zijn razendsnel ingelopen, de nagels gelakt en de kapster zit zometeen klaar om de speciale ‘watervalvlecht’ te maken. Al wekenlang is het het gesprek van de dag op haar school. Welke kleur is jouw jurk, hoe hoog jouw hakken en wat doe jij met je haar?
Zeventien jaar geleden
Zeventien jaar geleden-maar het kan ook gisteren zijn- schreef ik deze woorden: ‘Ik heb je net naar bed gebracht, mijn lieve Bloem, het was eigenlijk nog te licht buiten. De bomen aan de gracht worden nu heel voorzichtig groen. Alweer bijna de tweede lente dat jij bij ons bent!
Een vogel zong. Verder was het wonderbaarlijk stil. Je dronk een beetje melk, friemelde aan je popje en terwijl ik over je bolletje aaide, viel je zachtjes in slaap. Daarna heb ik nog lang zomaar bij je bedje gezeten.Pas toen het hele huis donker was, ben ik stilletjes je kamer uit gegaan.’
Ik lees de woorden terug, terwijl ik wacht tot mijn nagellak droog is. Ook de familie moet op chic vanavond, de mannen in pak. Als wij allemaal zitten, zullen onze kinderen in vol ornaat binnenschrijden en plaatsnemen op de eerste rij. Dan moeten we urenlang, schijnt, naar speeches luisteren en uiteindelijk toekijken hoe ze onze dochter die grote sjerp omhangen, ten teken dat ze bevorderd is en klaar voor de rest van haar leven.
Ik moet er nu al van huilen.
Is een pinda een noot?
Family trauma number one.
Zo noemde mijn licht-neurotsiche Amerikaanse tante het een keer: verhuizen.
En dan gaan wij ook nog eens van een megavilla naar een bescheiden huisje, van platteland naar stad. En remigreren, dubbel ingewikkeld. Vijf identiteiten uitwissen en opnieuw aanmaken 2000 kilometer verderop, dat is zelfs voor wie houdt van papierwerk een enorme puzzel. Wat nog meer? Een totaal nieuw schoolleven voor de kinderen in het verschiet (en eentje die sowieso geen zin in Nederland heeft).
En alsof dat nog niet genoeg is allemaal, scholen Ilco en ik ons zelf ook nog even om als herbergiers en stoppen al ons geld en meer in het (ver)bouwen van diezelfde herberg – wat gebeurt terwijl we ondertussen zelf nog in Spanje zitten.
Rijstebrij
Als ik het zo opschrijf denk ik: we zijn helden dat we nog steeds zoveel lachen. En voorpret hebben. Nog steeds taarten bakken voor de vrienden die hier nu weer elke week komen. Dat ik leuke kleren aantrek een bloem in mijn haar. En dat we ons elke dag weer monter door de rijstebrijberg heen happen.
Gisteren ging het even mis. De hele dag door bleef ik maar rottige berichten krijgen van de Spaanse belastingen die ons een soort oprot-naheffing willen geven. Ondertussen ploeterde ik me door de zoveelste horecaccursus heen. Was de cursus allergenen eerder nog aanleiding voor veel hilariteit hier in huis (strikvraag: is een pinda een noot? Nee, een peulvrucht! Wie wil er nog een lekker peulvruchtje?), de cursus hygienecode slaagt erin al mijn plezier in het koken te vernietigen. Dieptepunt is wel dat ik al mijn leuke houten snijplanken schijn te moeten inwisselen tegen een rode voor rood vlees, een witte voor brood, een blauwe voor vis etcetera. Dat je daar controle op kunt krijgen en dan een boete.
Toen ik eenmaal zover was met studeren heb ik die klotemap van de berg af gegooid.
Shit
‘Ik denk dat het pruimtabak is,’ heeft Ilco monter gezegd over Dunya’s spannende vondst.
Terwijl zij nog dagelijks over de Spaanse campo zwerft en met haar vriendje fikkies stookt en hutten bouwt, worden wij even hard geconfronteerd met de ellende van de grote stad.
Richard de Derde
Er is een lijk gevonden bij ons in het IJ. Een wat? Ja, echt. Politietent in de tuin, vertraging bij de bouw, Parool erbij. Ilco de enthousiaste historicus denkt eerst aan iets ouds. Net als in Engeland, waar ze onlangs Richard de Derde terugvonden, zomaar onder een parkeergarage. Spannend, wie zou dit zijn? Maar nee, deze Richard is vers, iets met een Italiaan en een caféruzie. Het schijnt wekelijks te gebeuren, weet ik inmiddels, lijken in de grachten. En door de stroming bij de sluizen dobberen ze vaak het IJ op. Dat maakt het gek genoeg ietsje minder erg maar nog steeds niet voor onze harde werkers die het vonden bij het beschoeien. Dat zijn ook maar frisse, argeloze jongens.
Het is het rottige van de stad. Net als dat er laatst was ingebroken bij ons huisje en we nu camera’s en alarmsystemen moeten gaan plaatsen. Dat past allemaal zo niet bij het (mijn) romantische, veilige gevoel van een herberg!
Een mysterieus doosje
Maar goed, op de campo wordt heus ook wel ingebroken, af en toe trekken hier genadeloze gangs voorbij. En de argeloos spelende Dunya vond dus laatst, goed verstopt in een olijfboom, een mysterieus doosje. Ze had het zelfs vrolijk mee naar school genomen: kijk wat ik heb gevonden. Alleen is dit geen pruimtabak maar wiet, ik heb lang genoeg in Amsterdam gewoond om het te herkennen. Een gram of vijf, schat ik zo in. Ik wilde het al weggooien maar toen kwam mijn oudste (onmiddellijk…) op de proppen met de Spaanse straatwaarde en dat was behoorlijk. En de boeren zijn hier al zo arm. Dus nu staat dat ding nog steeds hier op tafel als een soort bewijs van ‘shit happens everywhere.’ Misschien moet Dunya het in de boom terug verstoppen?
Vriendinnnen
All that we needed tonight
Are people who love us and like
I know how it feels to need
Oh when we leave here, you’ll see
Er klonk steeds pianomuziek want Mylou moest oefenen voor een optreden. Soms was ineens de afwas gedaan, dan was plotseling alle wijn aweer op. Ze zaten op mijn patio, samen met mij gezusterlijk op één yogamatje, ze lazen mijn boeken, we keken met elkaar Pulp Fiction en we flaneerden door Granada en shopten ons duizelig (voor mooie zomerschoentjes, kom NU naar Spanje). Zelfs een bezoek aan de slome slager werd ineens een heerlijk uitje.
Als je in een ander land woont, zie je je vriendinnen minder vaak, maar als ze komen, dan meteen lang en intens. Maar ja, nu zijn ze weer weg en nu is er bijna letterlijk een gat in de zuivere lucht om me heen. ‘Volgende keer dat we elkaar weer zien, woon je in Nederland.’ Dat is al snel, maar zo voelt het nu even niet. Wel als je zelf teruggaat naar de chaos en de drukte van Amsterdam. Mylou somt al haar afspraken op voor de komende week. ‘Geen enkele avond meer vrij.’ Ze zegt het met iets zorgelijk in haar stem. Mijn eigen maagdelijk lege agenda is iets om te koesteren, ik zal er nog zó naar terug verlangen.
Nu op dit moment vul ik de stilte met Moby. Hold on to people, they’re slipping away. Hold on to this while it’s slipping away.
Dat slaat ook natuurlijk op mijn Spaanse leven.
Huisje in puin

Een diep geluksgevoel stroomt door me heen, het is gelukt, eindelijk. JAAAA mail ik Ilco extatisch (want ons huis is zo groot, wij mailen elkaar van zijn studio naar mijn schrijfkamer en vice versa), we moeten het te vieren, nu!
Wie had ooit gedacht dat ik zo intens blij en zou worden van…
Ik heb dus (tromgeroffel) een horecavergunning voor onze herberg aangevraagd. Nee, dat is te snel door de bocht, ik heb de drie betreffende formulieren gedownload. Nu moet ik nog acht bijlagen zoeken (met onheilspellende namen als ‘kopie van het het aandeelhoudersregister’). Dan moet ik nog even naar Granada rijden om toner te kopen en dan naar het postkantoortje en dan kan hopelijk ergens de komende dagen al die shit per postduif naar Amsterdam. Dit hele grapje heeft me een week van diepe frustratie gekost en ik ben, vrees ik, onuitstaanbaar chagrijnig geweest tegen de lieve Bianca van de gemeente, die almaar herhaalde: ‘Heeft u de veertien vragen ingevuld?’ Ja, Bianca, een keer of vijfentwintig – en het kwam maar niet goed op mijn scherm.
Ruige mannen
Het is maar een piepklein onderdeeltje van de megaklus die Herberg Het Mandelahuisje heet. Ik en vooral Ilco werken ons het leplazarus, liggen er af en toe wakker van.
Je zou bijna vergeten dat het echt bestaat, het huisje, dat as we speak allerlei mannen heel hard aan het breken en bouwen zijn. Het is bizar om daar niet bij te zijn.
Onze huisfotograaf Janiek is er gelukkig wel en stuurt een wetransfer-bestandje. In verbijstering staar ik naar al dat puin, al die machines, allemaal ruige mannen waarvan ik de meesten niet eens ken en die zo hard voor ons in de weer zijn.
Ik geloof niet dat dit echt gebeurt. En bovendien werkt het niet bepaald kalmerend nu om al dat breken en slopen te zien. Ach ons lieve huisje…
Gelukkig heeft de alziende camera van Janiek temidden van al die zooi ook dit ontroerende nestje gespot. Bij die foto blijf ik een tijdje hangen.
(nog meer bouwfoto’s op de facebookpagina van het Mandelahuisje). https://www.facebook.com/mandelahuisje
Waar de dingen zich bevinden
Mama, er is ineens geen kattenvoer meer. Mama help, waar zijn AL mijn onderbroeken? Mama, ik heb het nú nodig, waar is mijn verzekeringspasje? Mijn pianopartituur? En mijnmijnmijn…
In dat lelijke plastic doosje met de verpieterde visitekaartjes. Op de piano. Heb je al in die emmer bij de deur gekeken? (‘emmer? sinds wanneer hebben wij een emmer bij de deur? sinds wanneer hebben wij überhaupt emmers?’) In de kast bij je zus misschien? Dit zijn -in willekeurige volgorde- de antwoorden op de vorige vragen. Ik weet het best vaak. Dat maakt me idioot blij, ik kan er elke keer minutenlang van nagenieten.
Keizer zonder kleren
Zoals in telefoonverkeer 75% van de gesprekken gaat over het lokalisereren van personen (‘ik ben er al, waar ben jij?’), zo gaat de communicatie in een gezin voornamelijk over waar de dingen zich bevinden. Het helpt als je goed bent in Memory. Je moet op een of andere manier voortdurend filmpjes maken als je door het huis loopt. Zodat je later achteloos kan opdiepen: ’Ik had die poederbus gezien maar op een rare plaats…. Ja, ik weet het! Bij de wasbak van de wc.’ Ook moet je onthouden hoe het transport zich ontrolt, wie op welke dagen waar moet zijn of worden opgepikt en hoe dat soepel te combineren met maar één auto en geen fietsen. Tenslotte is het correct als je de agenda’s van de kinderen een beetje bijhoudt, zodat je ze kunt feliciteren met hun beste vriendin of op het goede moment succes wensen met hun proefwerk – en dan niet het verkeerde proefwerk.
Ik doe al die dingen! En elke keer als het me lukt, ben ik weer opgelucht. Mijn eigen chaos blijkt toch nog iets van logica in zich te dragen (over de keren dat het niet lukt een andere keer). Mijn brein is niet al te vastgeroest, ook altijd een hele opluchting.
En er is nog iets anders waardoor ik op zulke momenten wel kan juichen dat ik geen keizer zonder kleren ben. Elke keer dat het me lukt om de dingen te vinden of anderszins coherent en betrokken uit de hoek te komen, voel ik me zo’n MOEDER. Moeders weten alles, snappen alles, leven met alles mee. Kijk mij het nou eens goed doen, net echt!
Wreed
Het is zo waar als een cliché maar zijn kan: Spaanse meisjes zijn de allermooiste, maar zodra ze moeder worden verleppen ze razendsnel.
Ik weet niet of het met Spanje te maken heeft of meer met het platteland maar Spaanse vrouwen praten veel en makkelijk over de ‘menopausia’. Vapores, onrustige stemmingswisselingen, totaal onbekenden in winkels trakteren je rustig op hun hele hebben en houden. Zoals dat het vet verdwijnt op plekken waar dat leuk is, en zich allemaal ophoopt rond de taille. ‘Que se le puede hacer,’ besluiten de Spaanse vrouwen dan – wat doe je eraan? (maar dan zonder vraagteken). Fietsen doen ze sowieso niet over de te hoge heuvels. Op zijn best gaan ze wandelen. Niet rennen dus, wandelen, met van die langlaufstokken en een onflatteuze zonnehoed. Daarna natuurlijk uitgebreid lunchen.
Tien kilo zwaarder
We woonden twee jaar in Spanje en toen was ik ineens tien kilo zwaarder, in de spiegel zag ik een gezellige jiddische moeke met (dat dan weer wel) enorme tieten. Heel geïntegreerd.
Dus toen ben ik opgehouden met mijn eigen legendarische taarten te eten. Met de tapas, met de fantastische Spaanse wijn (in ieder geval doordeweeks), met pasta, met rijst, met brood… moet ik nog doorgaan? En ik ben gaan gaan rennen. Nee, niet wandelen, ik ging als een lonely jogger voor de ogen van de verbijsterde boeren onze berg op en af crossen – net zolang tot ik mezelf een megablessure had bezorgd. Daarna ging ik zwemmen, als een te water geraakt katje eindeloos rondjes door ons niet al te grote zwembad. Maar het meest trouw ben ik aan de poweryoga, ook al in mijn dappere eentje. Elke ochtend werk ik me letterlijk in het zweet, soms sta ik er krankzinnig vroeg voor op maar ik sla het bijna nooit over.
Nee, nu ben ik geen jiddische moeke meer, maar zo slank als mijn dochters word ik nooit meer, het blijft een gevecht.
Sommige cliché’s zijn wreed.
Die zomer
“Ineens waren ze er, de vriendjes. Jarenlang hadden mijn grote zussen er met dedain en desinteresse over gepraat en was ikzelf degene die verkering had en voor het eerst een jongen zoende. Dat was toen ik negen was, in de schoolbus. Nu kon je geen zussenkamer meer inlopen of er zat er eentje te skypen die gilde dat ik weg moest, nu nu. Aftershave geuren walmden door het hele huis, vriendjes gingen alsof het de gewoonste zaak was mee naar het strand. Zelfs de trampoline kon je niet meer argeloos betreden.”
Zo’n soort boek wil ik nog wel een keer schrijven of nou ja, met deze sfeer en achtergrond. De zomer van de vriendjes – en dan vanuit het jongste zusje.
Processies
Mijn eigen perspectief is een stuk prozaïscher. Het heeft te maken met ruimte, met je eigen leven terug. Deze Spaanse paasvakantie zit de ene dochter de hele week in Nederland bij een jongen, de ander vertrok voor een paar dagen naar Granada om met haar novio de processies van de Semana Santa te bekijken. Zelfs een gezamenlijk paasontbijt valt amper in te plannen.
Per ongeluk oefen ik op de rol van schoonmoeder – die had ik nog niet aan zien komen. Maar het Spaanse vriendje doet erg zijn best, leert zelfs Nederlands. Als hij mijn dochter op komt halen voor de processies, komt hij speciaal nog even het huis binnen om mij te begroeten en me ernstig te verzekeren dat hij goed voor haar zal zorgen.
En hij wil met me op de foto! Kom erbij gebaart hij enthousiast, als hij staat te poseren met de jongste. Dat levert dit soort heerlijk ongemakkelijke beelden op. Mijn Spaanse schoonzoon, wie had dat nou gedacht.
‘Nog niet hoor, je schoonzoon,’ moppert de jongste dochter op de achtergrond. ‘Gewoon een vriendje.’
De leukste man
De leukste man die ik in Spanje heb ontmoet is kaal en zeker 15 jaar jonger. Hij zweet zo erg dat hij regelmatig zijn shirt uittrekt en het als een vlag boven zijn hoofd wappert in een regen van druppels. Daar lachen wij dan om en soms juichen we zelfs. Als ik weet dat ik hem ga zien, word ik altijd blij wakker.
Ik zit er dik drie kwartier voor in de auto en dan ook weer terug. Zingend. Dat ene uurtje zumba in Granada maakt dat ik niet helemaal wegzak in de ledigheid van het platteland, dat ik me toch nog stads voel en sexy.
Requeton
De zumbaman (ik ken niet eens zijn naam) krijgt elke weekend ruim honderd vrouwen en zelfs een paar mannen aan het gillen in de enorme spiegelzaal van de belachelijk dure sportschool. Jong, oud, dik, dun. Hij laat ons salsa dansen maar ook net zo makkelijk de cancan. Dan schoppen we in lange rijen onze benen om en om heel hoog de lucht in. Ik ook. En zelfs mijn dochters doen soms mee.
Maar het leukst zijn de requeton-liedjes: Spaanse opzwepende muziek over liefde en seks. Iedereen zingt uit volle borst mee terwijl we draaien en wervelen en fascinerende dingen doen met onze heupen. Als ik om me heen kijk zie ik overal extatische blikken, iedereen lacht.
Zouden Nederlandse vrouwen net zo hard meezingen, net zo schaamteloos van die stotende bewegingen durven maken, net zo stralen? En ondertussen olé gillen naar een ijdele kale nicht die steeds meer kledingstukken uitgooit?
De regels van mijn moeder
Ja, de zumbaman laat zich graag toejuichen, filmen en fotograferen. Hij heeft ook hofdames, maar daar hou ik me verre van. Laatst pikten zijn ogen mij er ineens uit tussen al die dansende vrouwen, dat vond ik al intiem genoeg.
Toch ben ik van plan om hem na allerlaatste les in juni een briefje te geven. Volgens de regels van mijn moeder: geef vaak en veel complimentjes, ook aan onbekenden. Ik zal de zumbaman schrijven dat hij een vrouw in Montefrio een paar jaar lang heel erg vrolijk heeft gemaakt. Dat hij af en toe zelfs mijn redding was, zeker in stille, koude wintermaanden. En dat ik hem ga missen.






