Categorieën
Verhalen van de berg

Zeven carnavalsverhaaltjes

Bestaat er een ander carnaval dan dat van Rio de Janeiro? Ach, was ik schatrijk en schaamteloos decadent, dan ging ik daar elk jaar naar toe. Nog niet zo lang geleden heb ik er deze miniverhaaltjes opgetekend voor een tijdschrift, dat er uiteindelijk niks mee deed. Daarom nu deze primeur speciaal voor jullie, met foto’s van Ilco. Stift je lippen, zet iets samba-achtigs op, mix je eigen  favoriete caipirinha – en laat je meevoeren!

Het verhaal van het kamermeisje

‘Elk klein meisje in Rio droomt ervan om ooit  sambakoningin te worden en op een praalwagen te dansen in de grote parade. Maar ja, dan moet je talent hebben en het hele jaar keihard werken bij een sambaschool. Alleen rijke toeristen kunnen zich veroorloven al dat harde werk over te slaan. Ik zie ze elk jaar weer in het hotel binnenkomen de dag voor de parade: ze kopen voor krankzinnig veel dollars een kostuum en mogen dan meedansen als figurant. Na afloop laten ze dat kostuum gewoon als vod in de kamer achter.
Ik neem dat dan in een grote plastic tas mee naar huis voor mijn drie dochters en dan maken we ons eigen feest.  Alle meisjes uit de buurt komen bij ons sambakoningin spelen. Dat gaat  het hele jaar door, ook als het carnaval allang weer voorbij is. Daarom, hoe goed ik ook veeg, is mijn huis altijd één grote ontploffing van glitter en veren.‘

Het verhaal van de president

‘Sambakostuums zien er prachtig uit, maar zijn heel oncomfortabel. Veel van die leuke zwevende bikini’tjes worden aan het lichaam bevestigd met ijzerdraad, heel pijnlijk. Daarom gooien die meisjes vaak hun kostuum meteen uit aan het eind van de parade. Dat had de sambakoningin van dat jaar ook gedaan. Hup, bikini uit en het t-shirt van haar school erover. Iemand bracht haar naar mij toe in de Vip-loge. Nadat we even gepraat hadden, begon het optreden van de volgende school en de sambakoningin en ik gingen staan om te kijken en te juichen. Ze sloeg haar arm om mij heen en de andere arm hief ze hoog op om te zwaaien naar het duizendkoppige publiek en de fotografen. Daarbij ging haar shirt omhoog. Kon ik weten dat ze daaronder geen broekje meer droeg… De deuk in mijn imago is nooit meer helemaal goed gekomen.’

De vrouw van de professor

‘Mijn man is heel lief, maar altijd zo stijf en stil. We zijn nu al twintig jaar getrouwd en hij heeft nog nooit een keer met mij gedansd! Maar ik nam wraak. Toen we naar het carnaval in Rio gingen, gaf ik hem stiekem op om als figurant mee te dansen. Toen mijn man dat hoorde, werd hij bleek. Maar hij liet zich niet kennen. Toen we vooraf de samba moesten leren, deed hij verwoed zijn best om de pasjes te snappen. Zwijgend hulde hij zich in zijn verenkostuum. De mensen van de sambaschool maakten zich een beetje zorgen, mijn man stond er zo houterig bij. Een slechtdansende figurant kan de hele school punten kosten. ‘Maak je geen zorgen,’ zei ik, hoewel ik stiekem bang was dat mijn man na deze dag misschien wel een scheiding zou aanvragen. Niets bleek minder waar! Toen we eenmal de arena in kwamen, was mijn man de meest fanatieke van de groep. Hij zong, hij danste, was niet van een Braziliaan te onderscheiden.  Aan het eind was hij totaal buiten adem en viel snikkend in mijn armen. De dagen erna was hij vrolijk, maakte grapjes, kletste met iedereen. Ik had een totaal andere man gekregen!’

Het  verhaal van het jurylid

‘Jurering is bij carnaval een zeer serieuze zaak. Elke school gaat over lijken om te winnen. Soms letterlijk. We hebben diverse illegale loterijen in Brazilie en veel van dat geld wordt via het carnaval gewit. Waarom ik me toch heb laten verleiden om een school een laag cijfer te geven, is een van mijn grootste zwaktes en daar wil ik het verder niet over hebben. Feit is dat de school in kwestie door mijn toedoen geen winnaar is geworden. De dag erna werd mijn huis al belaagd. Ik werd zo bang dat ik naar het buitenland ben gevlucht en daar woon ik nog steeds. Voor mij geen carnaval meer.’

De oude Braziliaan

‘Ik woon zelf niet in Rio, maar sinds ik een klein jongetje was zit ik aan de tv gekluisterd om de grote sambaparade van het carnaval te zien. Vroeger door de oude stad, tegenwoordig in een soort reuzenstadion dat ze Sambadrome noemen. Wat moet het geweldig zijn om daarin mee te doen, dacht ik. Mijn hele leven heb ik zuinig geleefd. Nu werk ik niet meer, ik ben oud en heb kanker. Van mijn spaargeld heb ik een reis naar Rio geboekt en vervolgens heb ik me aangemeld bij mijn favoriete sambaschool. Ik heb de afgelopen weken elk weekend met ze geoefend. Ik heb mijn fantasia, mijn kostuum, uitgezocht en aangetrokken. En ik heb gedansd in het Sambadrome. Eén uur leek wel een heel leven te duren. Het was precies zoals ik mij altijd had gedroomd. Beter nog. Nu kan ik sterven.’

Het verhaal van de weduwnaar

‘Mijn man was een enorme feestganger en toen hij overleed aan Aids was dat een schok in de hele homo gemeenschap. Carnaval was altijd zijn favoriete feest en ik wist ook meteen waar ik zijn as wilde verstrooien. Ik kocht enorme ballonnen en, met behulp van een rietje vulde ik die met de as. Ze werden opgehangen tijdens het beroemde Gala Gay bal, een van de vele feesten tijdens carnaval. Door de enorme hitte begonnen de ballonnen na een tijdje naar beneden te zakken en ze waren zo mooi en ritselden zo grappig dat iedereen er tegenaan begon te duwen.  Het duwen werd steeds wilder en uiteindelijk knapten ze, de een na de ander. Tot plezier van de nietsvermoedende feestgangers daalde een soort wit gruis over hen neer. Mijn geliefde had het geweldig gevonden!’

Mijn eigen carnavalsverhaal

‘Heerlijk Rio, veel seks in de lucht denk ik zo,’ mailde een vriendin uit Nederland. En ja, wat voelde ik me begeerlijk in mijn glinsterende kostuum vol edelstenen met een piepklein rood behaatje eronder. Totdat de baas van onze ‘vleugel’ naar ons toekwam. Waar was onze verenmantel? Mijn lief en ik keken elkaar aan. Verenmantel? ‘Geen volledig kostuum, stap er maar uit,’ was het genadeloze oordeel. En daar stonden we, triest aan de zijlijn van wat de ervaring van ons leven had moeten worden. Tranen met tuiten!
Gelukkig kent het carnaval zijn eigen wonderbaarlijke dynamiek. Vier uur later dansten we alsnog mee, bij een andere sambaschool. Geen veren en juwelen deze keer. Ons kostuum was… een auto! Wielen op onze buik en een heuse bumper als kraag met twee priemende koplampen. Totaal onpraktisch, bloedheet, en met seks had het al helemaal niks te maken. Maar de ervaring was een van de meest opwindende van mijn leven!’

Categorieën
Verhalen van de berg

Blauwbaard

Mijn dochter was nog een kleuter toen ik haar De kleine zeemeermin voorlas. Het echte verhaal, niet de Disney-versie. Uit een oud sprookjesboek van mijn grootmoeder, dat schreeuwt om voorlezen. Andersen schrijft zo heerlijk, nog steeds, het is alsof je een lied zingt.
Maar ja, toen ging de kleine zeemeermin dood en veranderde in schuim op de zee. En begon mijn dochter, eerst zachtjes en toen keihard, te huilen.

Wat schaamde ik me dat ik, samen met Andersen, al die tranen had veroorzaakt. En nog steeds -ze is inmiddels veertien- kan mijn dochter zich dit moment feilloos herinneren.
Had ik het dus maar moeten laten bij de Disneyfilm, waarin iedereen (behalve de zeeheks – die heel inadequaat Ursula heet) lang en gelukkig leeft? Ik heb er vaak over nagedacht en mijn antwoord is: nee.
Een goed verhaal is een verhaal met meerdere lagen. Vraag het maar aan Aidan Chambers, toch wel zo’n beetje de grootste expert op het gebied van literaire educatie. Een verhaal met ‘raadsels’  en ‘patronen’ , is veel interessanter dan eentje waarin alles duidelijk en voor de hand liggend is. Stel dat een verhaal is als een huis, dan wordt het een stuk spannender als het meer dan één kamer heeft. En dan kan je zelfs, net als in het sprookje van Blauwbaard, een kamer tegenkomen die beter gesloten had kunnen blijven. Bij de kleine zeemeermin zat de dood verstopt in die kamer, en het gruwelijke besef dat het niet altijd goedkomt.

Wat er allemaal in het leven te koop is

Boeken spiegelen het leven, ook kinderboeken Op het schoolplein, op de tv, en in de gesprekken om je heen sijpelen genoeg nare en rare dingen door. Maar als je intussen alleen boeken leest over werelden waarin alles fijn is en harmonieus, is dat een gemiste kans. Lezen over ‘wat er allemaal in het leven te koop is’  (citaat uit Kleine Sofie en Lange Wapper) kan je weerbaar maken: het is er en toch niet. Het zet je aan het denken: wat vind ik ervan? Hoe zou ik zelf reageren als…? Wanneer je eerste liefdesverdriet is om de kleine zeemeermin, veilig op de schoot van je moeder, schrik je een volgende keer misschien een heel klein beetje minder. En als je dan gaat naar ‘het land waar grote mensen wonen’  (Annie MG Schmidt), sta je daar niet ineens met je driewielertje op de snelweg.
Zo gaat het in mijn ideale scenario: kinderen mogen alles lezen en ze kijken onderweg zelf wel welke laag ze wel en niet meepikken, hoe ver ze willen gaan. Je kunt door alle kamertjes van het verhaal dwalen – maar je kunt ook een deur weer dichtdoen als je wilt. Misschien kom je er later nog wel eens, misschien wel nooit.
Dat klinkt makkelijk maar dat is het natuurlijk niet.
En soms ook wel. Diezelfde dochter pakte tien jaar later Voor ik doodga, een boek over een meisje van haar leeftijd dat doodgaat en waar ikzelf vreselijk om had moeten huilen. Terwijl ze het las, sloop ik om haar heen met wijze troostwoorden in mijn hoofd.
Mijn dochter sloeg het boek dicht en zei: ‘Ja, goed verhaal.’
‘Ben je erg verdrietig?’  kon ik toch niet nalaten te vragen.
‘Nee hoor,’  zei ze en ging huiswerk maken.

(Dit is ook de column op Leesplein: http://leesplein.nl/LL_plein.php?hm=1&sm=2&id=88)

Categorieën
Verhalen van de berg

Uit een ver verleden

Ik lees het allereerste boek dat ik schreef. Voor het eerst na tien jaar. En ik ben verbijsterd.

Weet je wat, denk ik, laat ik Dunya De tocht naar het vuurpaleis gaan voorlezen. Zelf leest ze het niet, en ze moet toch weten wat haar moeder  eigenlijk doet? Ik heb het zelf ook jaren niet meer gelezen, want als een boek eenmaal gedrukt is, durf ik het niet meer in te kijken. Te bang dat ik toch weer zal willen veranderen, dat ik fouten tegenkom.
En ja hoor, ik zie verschrikkelijke dingen. Het liefst zou ik meteen in het boek gaan zitten krassen. Weg met die rare woorden als ‘terdege’ en ‘degene’, weg met die beschrijvingen die de dialoog soms finaal doodslaan, weg met al die bijvoeglijk naamwoorden! Is het omdat het boek tien jaar oud is, schreef iedereen toen uitleggeriger? Of is het beginnersgeklooi?

Koortsdroom

En toch.
Laatst kreeg ik een mailtje van een literatuurstudent die schreef ‘opgegroeid te zijn’ met De tocht naar het vuurpaleis en de twee delen die erop volgden. Zouden er meer kinderen jeugdherinneringen zijn blijven koesteren aan de wrede koning Hypnos, het ‘Meer van stille huiver’ of ‘de drie Liesjes’  die uiteindelijk spionnen bleken te zijn?
‘Ik hou van rare dingen in boeken,’ zegt zelfs mijn eigen Dunya. ‘Zoals zo’n droomeiland en een prinses met berenklauwen. Dan wil ik er steeds meer van weten.’
Hou ik er zelf van? Dat weet ik niet eens, gek genoeg. Ik heb het verhaal tien jaar geleden in een soort roes opgeschreven. Er zitten personages in en vondsten die doen denken aan een soort delirische koortsdroom. ‘Hoe kom je erop?’  is zo’n afschuwelijke dooddoener die je je eigenlijk niet tegen een schrijver mag zeggen. Maar nu zeg ik het tegen mezelf. Waar kwam dit allemaal vandaan, deze magisch-realistische fantasy? Goed, het is half-gepikt van mijn grote voorbeelden uit die tijd, dat zie ik ook wel, maar het verhaal heeft ook een heel eigen, dromerige sfeer. En het is superspannend! Ik geloof dat elk hoofdstuk wel eindigt met een cliffhanger.
Het meest bizar van alles is nog wel dat ikzelf, al voorlezend, vaak geen idee heb hoe het afloopt.

Categorieën
Verhalen van de berg

Country life

Country life. Het klinkt zo romantisch, naar geruite tafelkleden, boerenbrood en het knappen van een houtvuur. Naar coffee table magazines voor stijlvolle mensen, de cover vol met rozen. Maar country life is grauwer. En hard, zeker in de winter.

Nog niet zo lang geleden was ik op een boerenverjaardag. Alle ingrediënten voor een plattelandsidylle waren aanwezig: de lange bochtige tocht over het zandpad, de hoge bergen vol olijfbomen, zelfs een paar kleine watervallen. We gingen op de geur af van het vuur, want het was een barbecue. En ja, daar was het huisje, wit en schattig en daar stond ook heus een lange tafel filmisch opgesteld.
Maar het eten bestond uit bloedworst en enorme speklappen. Aardappelsalade dik van de goorste mayonaise. Literflessen goedkoop bier. Dat is wat boeren eten! Bovendien viel ik enorm uit de toon in mijn gebloemde jurkje. Niemand, ook de jarige niet, droeg iets anders dan: dikke trui, oude broek, stevige schoenen. Kleuren: grijszwart, grijsbruin, grijsgblauw. Als je goed keek waren de meeste vrouwen (niet de mannen) best jong en best knap. Maar niemand had mascara op of ook maar iets van sieraden. Veel vrouwen moesten nodig hun haar weer eens verven. Of bijknippen. En toen we later naar binnen gingen was het onaangenaam koud op de stenen vloer en was dat haardvuur niet zozeer gezellig, maar bittere noodzaak. Want centrale verwarming heeft niemand.

Zwerfkatten

Voor de dieren is het plattelandsleven het zwaarst. Honden en katten slapen altijd buiten en eten geen echt dierenvoer, maar de restjes en de botjes. Het inenten van je huisdier, het ontwormen of ontvlooien – dat zijn allemaal luxedingen die horen bij de stad. Dus zijn bijna alle honden en katten te mager. En ze gaan veel vroeger dood dan de troeteldieren in Nederland. Hoe vaak ik hier al niet een dier dood langs de weg heb zien liggen. Of op de weg, nog erger.
We proberen een beetje het verschil te maken. Zwerfhonden brengen we naar opvangcentrales die worden gerund door lieve Engelse dames. De honden die daar komen worden vaak geadopteerd door Duitsers of Nederlanders. Zwerfkatten krijgen bij ons te eten en ze mogen slapen bij de warme pittenoven. Heel soms nemen we er wel eens eentje mee naar de dierenarts, zoals het blinde rode poesje, waar onze meiden extra dol op waren geworden. ‘Koter’ was klein, verfomfaaid en onrustig, maar al meerdere keren van de dood gered. Hij kreeg soms dure kattenblikjes te eten en meerdere keren per week wasten de meiden liefdevol zijn oogjes die altijd ontstoken waren.

Poezengraf

En nu is Koter dood. Ik vind zijn kleine lijkje naast de pittenoven en heb de afschuwelijke taak om de meiden in te lichten als ze thuiskomen uit school. Chaia gilt het uit van ellende en Dunya zal zelfs in haar slaap nog doorhuilen.  Die middag sta ik met een enorme schep de stenige berggrond om te ploegen. Weer een poezengraf, het derde in een jaar. ‘Zo gaat dat hier,’  zegt de Engelse paarden-Liz, die een stukje verderop woont met haar paarden, honden, katten, ganzen en biggen. Zij heeft deze maand al een poes en een hond verloren. ‘Er komen steeds dieren bij, maar op een of andere manier verdwijnen ze ook weer,’  zucht ze. ‘Dat is nou eenmaal country life.’

Categorieën
Verhalen van de berg

Dansen met chocolademaskers

Moeders en dochters. Het kan nóg kleffer. Zelfs onder de Spaanse vriendinnen is ‘de moeder van Kristi’  een afschrikwekkend voorbeeld.

Het schijnt dat als je bij Kristi komt spelen haar moeder gewoon ‘una amiga mas’  is. Dus: je moeder als vriendin. De moeder van Kristi doet met alles mee: met het meezingen van de clips op tv, met het dansen erbij (ze heeft zelfs samen met Kristi dansjes ingestudeerd die ze trots laten zien). Als Kristi en haar vriendinnen op de computer gaan chatten, komt de moeder van Kristi er gezellig naast zitten. De status van Kristi en ook haar telefoon staan vol met foto’s van haar en haar moeder samen. Gekkekapsel-foto’s. Elkaarskleren-foto’s. En zelfs als je blijft logeren, ben je nog niet alleen. De moeder van Kristi pakt gewoon het logeerbed en sleept het naar de kamer van Kristi, zodat ze de hele nacht vrolijk mee kan kletsen.

Kruik

Mijn dochters vinden dat ‘doodeng’. Je moeder als vriendin, iets zieligers kunnen ze niet bedenken. Ik vind dat natuurlijk ook want ik wil graag een stoere moeder zijn. En ik heb bovendien al vriendinnen, ook al zitten die dan in Nederland.
Maar soms is de grens onduidelijk. Want wanneer is het eigenlijk gebeurd dat mijn avonden niet meer van mij zijn? Er zitten altijd wel dochters naast me naar hetzelfde tv-programma te kijken, dezelfde boeken te lezen of vanaf een afstandje mee te kletsen met mijn skype-gesprekken. Dochters die mijn kleren passen (en ook dragen), mijn favoriete cremes gebruiken en die met hun eindeloze nagellaksessies al mijn watjes in één keer op maken (en mijn nagellak ook). Andersom gebeurt het trouwens ook. Bloem kan nog steeds verbijsterd vertellen over hoe ik me haar ‘mooiste haarclip uit Rio’  op een dag gewoon heb toegeeigend, met de woorden: ‘Die leen ik van je, goed? Voor heel lang.’
Als Ilco er niet is zitten we met bordjes eten op schoot uren naar Het kleine huis of Gooische Vrouwen te kijken. Soms maakt dan een van de dochters uit zichzelf koffie voor me. En laatst – ik durf het bijna niet op te schrijven, zo Kristi-achtig klinkt het- toen ik met buikpijn op de bank hing, kwamen de oudste en de jongste me ongevraagd een kruik brengen. Alleen maar omdat ik die middag had lopen mopperen dat het sjouwen met zware zakken olijfpitten (voor de verwarming) geen goed klusje was voor iemand die net ongesteld was geworden.

Verjaardagsfeestje

Maar als Chaia haar verjaardagsfeestje viert, trek ik me keurig terug. Discreet bedien ik de de tafel waar de meisjes allemaal taart zitten te eten en ik maak me onzichtbaar in de keuken. Het is een goed feestje. Spelletjes, patat, filmpjes kijken (op mijn computer!). Eerst zijn ze nog een beetje stil en verlegen zoals dat is met Spaanse meisjes. Maar later smeren ze zichzelf onder met chocolade-gezichtmaskers en hoor ik ze keihard giechelen in de badkamer. Dan gaan ze dansen, gewoon in de huiskamer, hun gezichten nog helemaal besmeurd en de Black Eyed Peas keihard op repeat.
Goeie cd eigenlijk. Nog niet eerder gehoord omdat Chaia hem alleen maar op haar kamer heeft gehouden. Ik wil ook dansen! Omdat het feestje uiteindelijk toch goed gelukt is en al die meiden zo lief en leuk. En om het fijne tintelende gevoel dat 2012 zo vol beloftes is begonnen. Reizen en schrijven. A la musica, we’ll be dancing, dancing, dancing up in Havana, zingen de Black Eyed Peas en ik sluip stiekem steeds dichter naar de speakers toe. Vriendinnen in Nederland, help! Nu jullie niet in de buurt zijn, begin ik op de moeder van Kristi te lijken…

Categorieën
Verhalen van de berg

Tuin

Pff! Na maanden twijfelen heb ik de knoop doorgehakt. Ik heb een nieuwe uitgever. Of die uitgever heeft mij, het is maar hoe je het bekijkt natuurlijk.

Leuk is het niet om weg te gaan bij de uitgever waar ik zeven jaar en elf boeken mee heb gedeeld. Die me als schrijver op de kaart heeft gezet, en waar ik ook nieuwe, confronterende boeken als Nooit meer lief mocht maken. Toch wel een soort scheiding, inclusief de pijnlijke gesprekken en het gevoel van verraad.
Maar er was dit nieuwe boek. 65.000 woorden in een word-document. Een boek dat de wereld moet veranderen, dat in ieder geval de mijne een beetje heeft veranderd. En dat ik zo goed mogelijk onder wil brengen. Op een nieuwe plek.

Doodeng

Dat boek heeft voor me beslist. Heel voorzichtig heb ik het in handen gelegd van twee nieuwe uitgevers. Het laten lezen van zo’n boek in wording is altijd al doodeng, nu was het dat helemaal. Want we kenden elkaar amper, de uitgevers en ik. Terwijl ik niets-aan-de-handstukjes schreef op dit blog (dank jullie wel trouwens voor alle heerlijke reacties bij het stuk over de gouden buis), zat ik intussen te zweten en te bibberen. Ik dacht er elk uur van de dag aan. Aan mijn boek en de uitgevers. Was het al wat ik zelf dacht dat het was? Zouden ze snappen hoe belangrijk? En wie zou er het best voor kunnen zorgen? De leuke jonge uitgever die al zo vaak op mijn pad was gekomen? Of die oudere uitgever, waar ik laatst zo’n goed en inhoudelijk gesprek mee had gehad? Die uitgever die ik steeds maar tegenkom in mijn boekenkast, met wiens prachtige boeken ik zo’n beetje ben opgegroeid en mijn dochters ook?

Chapeau

Ik stond onder de douche toen precies die uitgever belde. Chapeau, zei hij. Zo’n heerlijk ouderwets woord dat we eigenlijk vaker tegen elkaar zouden moeten zeggen. En daarna volgden nog veel meer fijne woorden. Waaronder dat ze dit boek graag wilden uitgeven, dit najaar nog. Ik stond te trillen op mijn benen (en te druipen op de tegels want ik kwam dus eigenlijk net uit de douche).
Toen wist ik het. Ik wilde niet meer wachten of langer nadenken. Als deze uitgever mijn boek wil hebben: graag! Ik ben een beetje moe van mijn eigen gedoe en ook van mijn liefdes-, familie- en babymetaforen. Die ruil ik in voor: dit is de tuin waar mijn boeken verder kunnen groeien. En wat voor een tuin. Eindelijk kan ik ik het van de daken schreeuwen: ik heb een nieuw boek (in progress) en een nieuwe uitgever!
Het boek heet Kom hier Rosa.
En de uitgever is Lemniscaat.

Categorieën
Verhalen van de berg

De gorillamoeder

Als de Chinese moeder een tijgermoeder is, zijn de Spaanse moeders gorillamoeders. Gorilla’s sjouwen hun baby’s eindeloos rond, ook als die allang zelf kunnen lopen. Bovendien geven ze hun kinderen jaren de borst en blijven de jongen op hun beurt eindeloos in het nest hangen, ook als ze daar eigenlijk veel te groot voor zijn.

Chaia was jarig en wil een slaapfeestje voor vier vriendinnen. We wisten vantevoren dat dat lastig zou worden. Wekenlang was ze haar vriendinnen al aan het bestoken, aan het vragen of ze het leuk zouden vinden en checken of ze wel zouden kunnen. Toen kwam het officiële uitnodigen. Dat moest ik doen, dat had meer gewicht. Dus ik belde vier moeders en vroeg ze in mijn beste Spaans of hun dochter misschien een nachtje mocht komen logeren. Aan de andere kant van de lijn bleef het stil. Toen kwamen de vragen. Of het niet lastig voor me was. Of ik hun kind kon komen ophalen misschien. En vooral: of het niet korter kon, gewoon een uurtje spelen. ‘Ik laat het je overmorgen weten,’  zei de moeder van Elena. Die moeder is een schat en Elena ook, maar ik kreeg niet uit haar waarom Elena niet zou mogen komen. Was het transport een probleem? Moest ze vroeg thuis zijn zondag of juist laat? ‘Je hoort het overmorgen,’  herhaalde de moeder.

Tranen

Die dag komt Chaia bijna in tranen thuis uit school. Elena heeft haar verteld dat haar moeder haar niet zo lang kan missen. ‘Want op zaterdagavond en zondag werkt ze niet en dan wil ze me dicht bij haar in de buurt hebben.’ Elena had er begripvol bij geknikt, maar Chaia snauwt mij dreigend toe: ‘Als jij dat óóit bij mij zou flikken!’
Nee, natuurlijk niet. Ik ben gek op mijn dochters, zonder hen zouden de avonden hier reuze saai zijn, zeker als Ilco er niet is (zoals nu). Maar ze mogen wel een eigen leven hebben! Graag zelfs.
Ook Estefania, notabene Chaia’s beste vriendin, laat weten dat ze ‘s avonds voor het eten zal worden opgehaald. ‘Die moeder is nog erger,’ zucht Chaia. ‘Die zegt gewoon tegen Estefania: ‘Als jij achttien bent moet je nog heel lang thuis blijven wonen. En na een paar jaar mag je, heel misschien, een keertje in je eentje weg, bijvoorbeeld met de trein naar Madrid.’‘
Judi kon ook niet, dus nu zitten we hier zaterdag alleen met Sandra. ‘Toch ook leuk,’ zegt Chaia dapper. Om er, wijs door eerdere ervaringen aan toe te voegen: ‘Als  dat doorgaat tenminste.’
‘We gaan het heel leuk maken, beloof ik monter, maar van binnen bries ik als een woeste moederstier. Spaanse rotmoeders!:

Categorieën
Verhalen van de berg

De gouden buis

Met dit stukje ruïneer ik mijn imago. En ook een beetje dat van Montefrio. Dat is niet zo zoet en liefdevol als ik het vaak schets. En ikzelf ben juist veel te braaf. Eigenlijk gewoon een enorme sukkel.

Er stopt een autootje voor de deur met allemaal officiële logos’ van de provincie erop. Drie mannen, ook al zo officieel gekleed, zeggen dat ze komen ‘voor het gas’. In Montefrio is geen gasleiding, alles gaat nog ouderwets met van die grote gasflessen. En daarvan komen ze nu de kabels controleren, want ‘gasaansluitingen die niet zijn goedgekeurd zijn levensgevaarlijk’.  En ja, we lopen hopeloos achter. Op de kabels staan vervaldata die allang verlopen zijn, dat zie ik ook wel, en de afvoerbuis bij Bloems kamer is van een raar soort plastic waar het eigenlijk staal of zoiets moet zijn. En heb ik wel een verplichte  gasverzekering?
Gelukkig hebben de mannen het allemaal bij zich, de papieren, de kabels en zelfs de stalen buis, en ze beginnen meteen druk te zagen en te boren. Een uur later is mijn huis weer helemaal op orde. ‘Dat is dan 540 euro.’

Uitbarsting

540 euro??? Dat heb ik helemaal niet in huis. Maar geen nood, de mannen rijden me wel even naar het dorp zodat ik kan pinnen. ‘Maar kunnen jullie dan geen rekening sturen?’  vraag ik ontdaan. Nee, dat kan echt niet want hun baas is streng en al die materialen hebben ze nu gebruikt en moeten worden afgerekend. Helaas is hun eigen pinautomaatje net stuk.
En nu komt het idiote. Want ik wéét dat er iets niet klopt. Maar ik voel me zodanig in de val dat ik het doe: meegaan. Pinnen. Als het eerste beste domme buitenlandse vrouwtje op de Spaanse campo.
Natuurlijk blijkt later dat dit een veelvoorkomende vorm van fraude is. Dat de materialen, inclusief de buis, hooguit een paar tientjes kosten bij elkaar. Dat die verzekering niet verplicht is. Dat ze ondanks al die logo’s niks te maken hebben met de provincie of de gemeente.  ‘Dat jij daar intrapt!’  zeggen onze Spaanse vrienden geschokt. Ilco krijgt een voor hem zeldzame woedeuitbarsting over ‘ die gouden buis van jou‘  en ikzelf ga helemaal dood van schaamte.

Autoriteit

Sommige mensen hebben er de oorlog voor nodig, een diepe crisis of iets anders dramatisch. Ik kom er nu al achter: ik ben een onwijze slappeling als het gaat om mannelijke autoriteit. Zwaai met papieren, doe gewichtig, verhef je stem… en, ook al zegt mijn intuitie totaal andere dingen: ik volg.
Goed, heb ik dan nu duur leergeld betaald voor dat inzicht en ga ik eindelijk wijs en volwassen worden? Zelfs dat niet, vrees ik. Want de dag erna staat er weer iemand op mijn patio. Andere man, andere firma (kennelijk is dit de tijd voor dit soort lucratieve zaakjes): ‘Ik kom voor het gas.’  ‘We hebben net…’  val ik uit. ‘Maar heeft u dan ook de juiste certificaten?’ vraagt de man streng. ‘Dat is verplicht: het officiële certificaat van het enige goedgekeurde gas.’
En je gelooft het niet – als ik dit zo opschrijf geloof ik het zelf niet eens- maar even later staat er weer zo’n vreemde man middenin mijn huis hoofdschuddend naar mijn gassituatie te kijken en te zeggen dat ik toch echt…

Categorieën
Verhalen van de berg

Is een uitgever een minnaar?

‘Vroedvrouw? Ik zie mijn uitgevers meer als liefdes,’  mailt een collega. Om vervolgens een sappige opsomming te geven die doet denken aan de ‘bedfellow recount scene’  uit de film Four weddings and a funeral.

Ik krijg Hugh Grant-achtige gevoelens van die opsomming (‘Wat heb ik al die tijd eigenlijk gedaan met mijn tijd? Werk, o ja. Ik heb heel hard gewerkt.’ ): ‘Nummer 1 was gewoon een eikel… Daarna volgde een hele degelijke, al na één boek waren we klaar met elkaar… Nummer 3: echte liefde, maar de royalties bleven laag. Toen vroeg ik nummer 4 en hij wilde mij!… Ik vond hem altijd al geweldig en was apetrots. Maar uiteindelijk bleek hij een nog grotere eikel te zijn dan nummer 1, al wist hij dat beter te verbergen. Ik ging weg en hij werd pas opstandig toen ik uitgever 5 vond… en daar wil ik oud worden.’

Schrijfsofa

Ja, het heeft iets intiems, de relatie met je uitgever. De gesprekken die ik vorige week had, waren ook niet het doorsnee-sollicitatiegesprek. Een uitgever wil vaak veel van je weten, ook allerlei persoonlijke details. En voor je het weet lig je op de schrijfsofa. ‘Zijn wij niet te lief voor jou?’  vroeg een van de uitgevers mij bijvoorbeeld toen ik binnenkwam. En een ander begon meteen over de wilde feesten waar ik mee naar toe kon.
Mijn allereerste afspraakje bij mijn allereerste uitgever herinner ik me ook nog heel goed. Ik had uren zitten praten, het was een behoorlijk opwindend gesprek – maar toen ik buiten stond, dacht ik verward: gaan ze me nou uitgeven of niet? En zo ja, wanneer? En hoe? Dat zijn van die trivialiteiten, daar heeft de uitgever het liever niet over. Of veel later pas, in een simpel berichtje. Eerst maar zien of het klikt. Of je in de stal past. In de familie, zoals een van de uitgevers het vorige week verwoordde. Hoewel een andere uitgever het juist liever wat afstandelijk hield. ‘Dat past meer bij deze tijd.’

Muurbloempje

En nu ben ik weer in Spanje, want het was echt een bliksembezoek. Behoorlijk ontregeld en behoorlijk verleid. De fijnste opsteker van al die gesprekken was toch wel: ze willen me! Mijn nieuwe en belangrijke boek -dat ik steeds maar met mij mee sjouw- hoeft geen muurbloempje te worden.
De ene uitgever zei: ‘Als je een bepaald soort boeken gaat schrijven, maak ik meer reclame voor je.‘  De ander formuleerde het slimmer: ‘Ik denk dat jouw kracht ligt in…’  En de derde zei: ‘We moeten werken aan je imago, je hebt een frisse make over nodig.‘ (o jee)  Net een echte relatie: het verandert je een beetje. De uitgever die ik kies zal zeker invloed hebben op de boeken die ik ga schrijven de komende jaren.
Dat maakt de keuze niet makkelijker.
(wordt vervolgd, alweer!)

Categorieën
Verhalen van de berg

Gif

‘Dit is zó erg. Als ik er echt over ga nadenken, moet ik heel hard huilen of overgeven,’  zegt mijn vriendin. Ik snap het, ook ik sta vrolijk champagne te drinken en te lachen alsof er niks is gebeurd. Maar nu, bijna drie dagen later, ontdek ik ineens dat er geen uur voorbij gaat of het schiet toch weer door me heen. En ik dacht nog wel dat ik niet meer zo gauw te choqueren was…

Nee, de uitgeefsoap is nog niet klaar en zodra het kan (ligt natuurlijk heel gevoelig), zal ik het hier allemaal vertellen. Maar er gebeurden nog wel meer dingen.
Omdat ik toch in Nederland was, ging ik naar het theater. Ik heb iets  haat-liefdeachtig met toneel. Dat is eigenlijk wel een ontboezeming voor iemand die zo’n zeven jaar in het theater heeft gewerkt.  Maar als het stom is, vind ik het vaak ook meteen heel erg stom. Een echt mooie voorstelling daarentegen, daar kan geen film of boek tegenop. Het zweet, de tranen, de gelijktijdigheid van maken en kijken, de kwetsbaarheid.
Zo’n soort voorstelling was het. De première van Kust van het RO Theater, geschreven door een Libanese schrijver, Waijdi Mouawad. Een jongen gaat zijn vader begraven in diens geboortegrond en trekt door een land dat nog aan alle kanten oorlog ademt. Onderweg ontmoet hij een bonte stoet kinderen die allemaal hun eigen oorlogsverhaal willen vertellen. Vaak gebruiken ze daar de dode vader voor, die voor even van iedereen de vader is.

Soldaten

Het spel, het toneelbeeld, de beeldschone teksten, het ultieme einde, alles klopt bij deze voorstelling. Maar het gif zit in de verhalen die de oorlogskinderen vertellen.
Echt, ik durf heel veel. Vroeger keek ik expres niet naar films als Shoah, tegenwoordig kan ik dat aan. Een boekenserie als Gone lees ik achter elkaar door, terwijl er gruwelijk en ontluisterend gedood en gemarteld wordt. Over lijken plassende soldaten, allesverwoestende tsunami’s, schietende types in winkelcentra, zelfs mijn kinderen haal ik daarvoor niet meer bij de tv vandaan.
Maar dit.
Dat oorlog zó vreselijk is. De mensen zo walgelijk. En de verwarrende manier waarop dat in jezelf resoneert. Vooral dat, vrees ik. Ik ga niet eens proberen het na te vertellen. Ga zelf maar kijken naar Kust van het RO Theater.  Als je durft.