Categorieën
Verhalen van de berg

Wu wei

Ach, kan iemand me even dat Volkskrant-katern over melancholie opsturen? Want dat beschrijft precies hoe ik me nu voel, al is saudade het woord dat ik zelf zou kiezen.

Saudade: a “vague and constant desire for something that does not and probably cannot exist … a turning towards the past or towards the future”. Of, nog mooier en simpeler ook: ‘the love that remains’.  Een woord om een hele taal om te willen leren.
Want daar zit ik dus weer in mijn eentje op de berg. Man op reis, kinderen naar school, en de hele berg gehuld in wolken. Dus de zomer is over. Dat was bij jullie al eeuwen zo, maar hier niet. Voor het eerst sinds tijden geen gasten, geen beddengoed aan de waslijn, geen uitpuilende koelkast. Rwanda lijkt nu alweer (te snel) lichtjaren verwijderd en, voor de verandering heb ik ook maanden geen scholen in Nederland die me hebben geboekt. Dit is het moment waar ik al heel lang naar heb uitgekeken: tijd om te schrijven! Maar ja, zo makkelijk gaat dat natuurlijk niet. Om te beginnen moeten de stilte en ik weer aan elkaar wennen. En dat de kat accute reuma heeft (de lievelingskat, heel erg), of dat het lekt als een douche bij de wasmachine omdat de regentijd is losgebarsten, of dat het ene kind naar sport en de volgende naar dansen en dan ook nog een of andere bonfire night in de campo…. Of dat mijn vriendinnen die mijn lifeline met de wereld zijn bijna allemaal ineens ernstige liefdesproblemen hebben… Daarvan moet ik allemaal ‘wu wei‘  denken van mijn man.

Dian Fossey

Wu wei. Ik wist het ook niet maar het is iets als meegaan met de stroom. Laten gaan, meebewegen, maar niet erin verstrikt raken. In dat soort dingen is mijn Ilco erg goed – en ik helemaal niet. Want nu wordt het ineens pikdonker en koud ook nog want de pittenman moet nog komen om de grote olijfoven aan te steken en ik mis Rwanda waar het eeuwig zomer is en waar ik even de illusie had de Dian Fossey van de Rwandese kinderboeken te zijn en ik durf nog niet mijn eigen Grote en Belangrijke verhaal te openen omdat ik bang ben dat het helemaal niet zo groot en belangrijk is als ik dacht en ik moet sowieso zwaar zoeken waar het ook alweer zat en ja hoor daar begint het weer te regenen en belt mijn moeder dat haar portemonnee is gerold en dat ze ‘medeleven van een kind’ nodig heeft en dan zijn er ook nog schrijfperikelen die ik helaas niet in dit weblog kan opschrijven en heb ik nog niet eens lippenstift op maar voor wie dan of toch gewoon voor mezelf en heb ik zeker meer koffie nodig en hele mooie saudade-muziek om die stomme stilte te breken en…
Wu wei. Wu wei. Wu wei.

Categorieën
Verhalen van de berg

Missing Rwanda

Categorieën
Verhalen van de berg

In a land of fantasy

Als ik in het vlieguig terug naar Spanje zit, ga ik heel diep zuchten. Of misschien wel heel hard huilen. Dat heb ik dezer dagen wel een paar keer gedacht. Ik vond het zo eng wat ik aan het doen was in Rwanda. Elk keer als ik weer ergens op een school was geweest, was ik alweer zenuwachtig voor de volgende.
En nu zit ik dus in dat vliegtuig terug. In de meest magische nacht van het jaar nog wel: samhain, heksennieuwjaar.

Ik blader door mijn opschrijfboekje. Zoveel flarden waar ik nog over na moet denken.
Er staat bijvoorbeeld wel drie keer: liegen. Omdat de Rwandezen dat zo goed kunnen. Dat zegt iedereen die met ze te maken heeft en zijzelf ook (ze zijn er tots op). Volgens mij heeft schrijven veel met liegen te maken. Maar ook juist met heel erg eerlijk zijn, hoe zit dat dan? Overigens had de Engelse directrice over wie ik het al eerder heb gehad (die van de ‘ kritisch-nadenken school’  er een simpel antwoord op: ‘Niet liegen. Je mag op mijn school ruzie met me maken, je mag zelfs naar me spugen, maar liegen niet. Dus dat doen de kinderen hier dan ook niet.’
Andere aantekening: Chiel. Een oude hippie die middenin de figuurlijke woestenij een enorme boekwinkel runt. En dat al jarenlang. Nooit eerder in dit deel van Afrika iets vergelijkbaars gezien. Een held!
Maar ook: bibliotheek. Een of ander Nederlands project: een van de scholen heeft een grote bibliotheek gekregen. Een zaal met hoge houten kasten, propvol boeken. In die kasten staan Engelstalige afdankers uit Nederlandse bibliotheken. Geen kinderboeken dus en ook geen klassiekers als Lord of the flies. Wat moeten Rwandese kinderen in Godsnaam met boeken als Fear of flying van Erica Young? Dat is net zoiets als zo’n school trots een doos afgekloven potloden komen geven (ook echt gebeurd).
Genocide. Het staat er een beetje plomp. Realiteit en startpunt voor iedereen die in Rwanda woont en werkt maar niet voor mij. Ik schrik gewoon heel erg als ik cijfers voorbij zie komen van een of ander VN-traumaonderzoek zoals dat 91% van de kinderen dacht dat hij dood zou gaan in de oorlog en 88% dode lichamen of stukken ervan gezien heeft. Denk daar een tijdje over na en alles begint te schuiven.

Residentie

De stewardess komt langs maar ik heb al gegeten: in de residentie van de ambassadeur (denk bij dat woord aan een soort modern kasteel met damast, kaarsen, overal personeel). Zat ik daar aan de lange tafel bij mensen die zich dagelijks bezighouden  met het oppakken van oorlogsmisdadigers, creatief middelpunt te zijn. En ook dat kon ik ineens. ‘Dank je wel dat ik je had’ zei de ambassadeur en, zelfs een beetje spijtig:  ‘Nu is het alweer voorbij.’ Maar we praten ook al stiekem over vervolgbezoeken.
Nu staar ik vanuit het vliegtuig de heksennacht in en denk: wil ik dat? Echt?
Er was absoluut iets magisch aan deze dagen. We konden elkaar lang niet altijd makkelijk verstaan (zelfs als ze Engels spreken, is het nog een lastige variant), maar de verhalen liggen in Rwanda heel dicht onder de oppervlakte. Vergelijk dat bijvoorbeeld met de Spaanse campokinderen: daar is het veel moeilijker om de fantasie te prikkelen. Misschien omdat het leven op het Spaanse platteland zo rustig en veilig is?  De wereld van de kinderen in Rwanda is een en al kwetsbaarheid en onzekerheid. Toch (juist?) storten ze zich met een ontwapend soort gretigheid op alles wat met verbeelding en verhalen te maken heeft. Ik heb het met mijn eigen ogen gezien, best vaak eigenlijk. Aan hoe ze naar mij en mijn boeken keken, aan de trillende stemmen als ze hun eigen verhalen voorlazen, soms bijna huilend, en aan hoe snel en makkelijk ze zich op mijn schrijfopdrachten stortten. Victory in a land of fantasy.
Nou ja, en als ik daar ben beland met mijn gedachten moet ik natuurlijk toch huilen. Ook omdat ik zo moe ben en een soort binnenstebuiten gekeerd, denk ik, maar daar trappen de halloweenheksen die nog steeds om het vliegtuig fladderen mooi niet in. Ook bij mij is iets veranderd; ik weet alleen nog niet precies wat.

Categorieën
Verhalen van de berg

De nieuwe feestzaal

Ging het ook nog een keer niet goed hier in Rwanda? Ja dus. Maar dat lag niet aan mij. En ook niet aan de kinderen.

We rijden Rwanda dieper en dieper in, over die duizend  heuvels. Duizend geuren ook, van houtvuur tot gefrituurd eten en van Afrikaans zweet tot zoete bloemen. Langs de weg vrouwen met bonte kleren en van alles op hun hoofd, en heel veel kleine schattige  kindjes die zwaaien en staren. Hallo Afrika, daar ben je weer!
De school ligt ergens aan een dirt road. Voorop gaat de auto van de ambassadeur die vandaag ook mee is – herkenbaar aan de gewichtige Nederlandvlaggetjes op de motorkap. Daarna ik in de nieuwste, glimmendste Landrover die ik ooit heb gezien. Door plassen en kuilen gaat het, aangestaard door honderden ogen. We raken de weg nog kwijt, wat een gedoe en gedraai geeft en nog veel meer starende ogen. Maar daar is dan toch de school die we zoeken. De directrice staat al op de uitkijk: een Britse dame in een Frans mantelpakje, foundation op de oude wangen, want deze vrouw is 78 jaar oud. Desondanks razendsnel stormt ze  langs mij heen zonder enige begroeting vergrijpt zich zo’n beetje aan de ambassadeur.
Het is de eerste keer sinds mijn verblijf hier dat ik iemand het woord genocide hoor uitspreken, want ik hoor de directrice zeggen: ‘Dit is zeker geen eliteschool, maar juist een voor de wezen en allerarmsten en de slachtoffers van de genocide.’ Bovendien legt ze de ambassadeur uit dat dit een school is op humanitaire grondslag die kinderen leert zich kritisch op te stellen.

Zendmicrofoons

 ‘En dit is ie dan: onze nieuwe feestzaal.’  Trots wuift de directrice met de gemanicuurde handjes in het rond. ‘Er moet natuurlijk nog wel het een en ander aan gebeuren.’  De zaal is mooier dan wat ik hier op elke andere school heb gezien. Groot en licht en met een heus podium. Iemand komt op mij af met een zendmicrofoon. Kennelijk gaat ‘het’  hier plaatsvinden. Ik tel toch algauw zo’n tien andere microfoons, wat zijn ze van plan?
De directrice heet iedereen welkom, of eigenlijk vooral ‘ de special guest van de dag:  de ambassadeur, helemaal uit Kigali overgekomen voor de opening van onze nieuwe zaal’ .
Dan moet ik op het podium gaan zitten, met een groepje geschrokken kinderen aan mijn voeten. In de enorme zaal zitten de ambassadeur, de directrice en nog een paar witten op de eerste rij. Daarna heel lang niets. Helemaal in de verte nog een aantal kinderen. Om het nog ongemakkelijker te maken loopt er ook nog een presentator tussen mij en de zaal heen en weer, die een groot talent blijkt te hebben voor het doodslaan van discussies en wiens enige opdracht het lijkt te zijn om strak binnen de tijd te blijven. Daar zit ik dan met die stomme microfoons die natuurlijk gaan piepen en  zenders die ze vergeten uit te zetten, en totaal onvoorbereide kinderen die vooral onder de indruk zijn van alle techniek (er is een extra generator en 2 man gespecialiseerd audiopersoneel voor ingevlogen hoor ik later).

 Special guest

Ik doe mijn best, laat ik het daar maar op houden. En de kinderen ook, hoewel elke interventie handig wordt onderschept door de pesentator (hoezo kinderen kritisch leren zijn?) ‘Zijn onze kinderen niet geweldig en knap en bijzonder’  kwezelt hij, net als we een beetje op gang beginnen te komen met een gesprek over een verhaal met twee eindes. ‘Laten we klappen voor onze kinderen, zo interessant allemaal. En nu gaan ze drummen.’
En ja, dan gaan de kinderen drummen en dansen op het nieuwe podium en dat is heel leuk – natuurlijk is het dat!
De ambassadeur (geen kwaad woord over deze man!) houdt nog een afsluitend praatje over ‘de echte special guest van vandaag en hoe bijzonder het is dat de kinderen kennis hebben kunnen maken met… en dat hij hoopt dat zoals in het sprookje dat Anna voorlas, de school net zoveel belang aan literatuur gaat hechten als aan drummen en dansen…’.  Een lief en heldhaftig praatje.
Wat vervolgens geheel teniet wordt gedaan door de afsluitende woorden van de directrice (letterlijk): ‘Het spijt ons enorm dat onze zaal nog niet helemaal af was en dat de show van de kinderen ook nog niet echt goed was. Hopelijk komt u (en hier kijkt ze, als ze niet zo oud en respectabel was zou ik zeggen geil naar de ambassadeur) nog eens terug als dat wel allemaal op orde is.’
En ze stapt koket het podium af.

Categorieën
Verhalen van de berg

Ik ben een zwarte tuinman

Een avond voor Rwandese leraren… misschien heb ik hier wel het meest tegenop gezien. Want wie ben ik om hen iets te vertellen over verhalen en hoe je daarmee omgaat in de klas? Al die goedwillende westerse hulptroepen overal – alleen al hoe we het vliegtuig uitstapten: een en al extreem serieuze muizen op geitenwollen sokken. Rwanda, we komen je helpen! En ikzelf, met mijn dure jurkjes, ben ik niet ook gewoon een neokoloniaal met de beste bedoelingen? Zullen de leraren daar wel voor komen vandaag?
‘Niet als het keihard regent,’ is me voorspeld. Want de leraren hebben geen ambassade-auto ter beschikking. Die moeten gewoon met busjes, of zelfs lopen.
En ja, precies als ik al mijn spulletjes heb klaargezet, waait er een keiharde wind door de open ramen naar binnen. En barst de moesson los.

Diezelfde ochtend op een middelbare school waar ik de eerste lichting literatuurstudenten van Rwanda ga ontmoeten, staan we voor een dichte deur. Na een kwartier komt de directeur aanstormen: ‘Ik werd gebeld dat er twee witten voor me waren gekomen. Dat kan niet, zei ik. We hadden toch morgen pas afgesproken?’
Ik denk eigenlijk dat er weinig schrijvers zijn die zo snel kunnen schakelen als ik. Soms denk je een workshop van drie uur te hebben en dat blijkt dan drie kwartier en vice versa. Een andere keer verwacht je een klein groepje en krijg je er automatisch nog twee grote klassen bij. Ze verwachten je eerder, of later, of helemaal niet, ondanks alle voorbereiding.
Maar tot nu toe gaat het toch wonderbaarlijk goed. Ook vanochtend. Ondanks de idiote setting: de studenten wachten trots op mij in hun nieuwe, gesponsorde computerlokaal. Ik moet door een haag van apparatuur heen kijken voor ik ze zie. En wat ik zie, maakt me niet minder zenuwachtig. Ze zijn zo groot! Rwandese jongens en meisjes van achtttien jaar, dat zijn natuurlijk geen kinderen meer. Waar gaan we het over hebben?
Een sprookje. Een fantasie-oefening. Zullen ze gaan schrijven? Ja, ze doen het! Zelfs de directeur doet hartstochtelijk mee. En mooi ook nog, die verhalen. Helemaal niet exotisch ook. Verrassend: in alle verhalen die ik hoor, gaat het over eenzaamheid. Iemand die je zoekt, iemand die je vindt en weer weggaat, iemand die eigenlijk een engel blijkt te zijn… Wat betekent dat? Ach, had ik maar meer tijd om echt lang met ze te werken. Nu spreek ik ze moed in als ze met trillende handen staan voor te lezen en kijk steeds in van die zuigende ogen. Blijf schrijven, blijf schrijven! Je mag me altijd mailen. En weg ben ik weer.

Zinloosheid

En dan dus vanavond. Mijn vriend van de ambassade en ik kijken elkaar aan: drie leraren… ‘We wachten nog even,’  besluit de ambassademan. ‘Dan doe ik gewoon…’  begin ik alweer monter, maar ik baal toch.
Gelukkig, de deur zwaait open, daar is zomaar een voltallige staf van een school. En daar: nog een. Het duurt even maar dan doe ik voor een prima gevulde zaal  een mini-versie van een Verhalenkasteel-training. De leraren zitten als gekken op te schrijven wat ik zeg, mee te knikken, weer die zuigende ogen.  Blijft dit zo? Ik heb een noodprogramma voor als niemand wil reageren na de pauze. Maar nee, dat is niet eens nodig. Er ontstaat een enorm gesprek. Over ebooks, orale geschiedenis die verdwijnt en ook over de onzin van kinderboeken als niemand ze toch kan kopen. Of de zinloosheid van zelf boeken schrijven als er niet eens uitgevers zijn in Rwanda. Of over of de vraag of westerse boeken wel herkenbaar genoeg zijn. De enige witte vrouw in de zaal begint over ‘adapties maken’: boeken vervormen, bedoelt ze. Ik bijt op mijn tong: kop houden nu! En dan neemt gelukkig een jonge leraar het woord: ‘wat een onzin! We hebben toch ook internet en tv, we weten heus wel hoe het er daar uitziet. Die boeken kunnen wij heel goed lezen.’  ‘En er je eigen boeken aan toevoegen,’  mompel ik nog snel.
Het is al met al een eerlijk gesprek. Ik kom hier niet met een antwoord of met een pot met geld. Zelfs niet met mijn eigen boeken want die kunnen ze toch niet lezen. En ik voel me zoals de tuinmannen hier die het vele gras zaaien dat je ziet langs de bermen en bij de huizen van Kigali. Dat gebeurt niet met graszaad, zoals bij ons. Nee, elk grasveld wordt sprietje voor sprietje geplant, echt waar!
En dat gras is me toch mooi!

(Morgen de bush in.)

Categorieën
Verhalen van de berg

Bericht uit Rwanda

‘Enfants!’
De Belgische juf heeft aan een enkel woord genoeg. Precies tegelijk springen alle zwarte kinderen op en staan naast hun tafels. ‘Bonjour Anna van Praag,’  klinkt het in koor.
Anna is dus in Rwanda.
Of: ‘Kuifje in Afrika,’  zoals Ilco het liefdevol noemt.

Met een verpletterende koppijn begin ik aan de lange dag. Misschien door de malariapillen, misschien door de zenuwen, de Afrikaanse warmte… maar help, ik kan dit nu echt niet gebruiken. Niet ziek worden nu! Voordeel is natuurlijk wel dat die zenuwen vervolgens spontaan wegsmelten. Ik concentreer me het eerste deel van de dag vooral op het rechthouden van mijn hoofd.
Uren ben ik vandaag op de internationale school. Vijftien verschillende nationaliteiten in een klas – dat alleen al is een verhaal, vertel ik de kinderen. Later krijg ik briefjes mee: ‘Thank you for showing us how easy it is to become a writer’.’I learned that writing is a very good thing’.  En ook: ‘The life of an author must be great’. Verder vinden ze het allemaal reuze ‘cool’  en ‘amazing’, dus daar krijg je de sterkste migraine wel mee weg.
Het komt spontaan weer terug bij een tv-interview in de enige boekwinkel. ‘Niemand van de kinderen hier kan een boek kopen,’  zegt de presentatrice. ‘Boeken zijn veel te duur.’  ‘Misschien kunnen de scholen… met ontwikkelingsgeld…’  hoor ik mezelf zwakjes stamelen.
Pal daarop beland ik voor een lunch in HET hotel van de film Hotel Rwanda. Ooit een gruwelijk kloppend hart van verzet in de oorlog, nu gewoon een fijn hotel met bananenbomen. Maar toch, dat zwembad is dus wel het zwembad dat honderden mensen het leven heeft gered toen ze het leegdronken tot de laatste druppel. Dat blijft toch raar. Net zo raar als dat iedereen hier doet alsof er niets aan de hand is geweest. Al die doden, al die massagraven: heb het er vooral niet over. ‘Het duurt drie generaties voordat mensen over zo’n oorlog echt kunnen praten,’  zegt mijn vader de psycholoog. Dat betekent dat pas de kinderen van de kinderen die ik nu lesgeef, die oorlog zullen gaan benoemen.

Schreeuwende juf

De school met de Belgische juf is anders dan de internationale school. Maar, hoewel ik me had gewapend voor doodse stilte, barsten ook hier de vragen los. ‘Heb je al over Rwanda geschreven?’  vraagt een jongetje. ‘Ik ken jullie verhalen nog niet echt,’  leg ik uit – want wat zijn nou twee korte bezoekjes in vier jaar. ‘Maar vertellen jullie mij die verhalen maar.’  Ik schrijf mijn email-adres op het bord, terwijl de klas opgewonden door elkaar begint te praten. Zelfs de juf , die in het begin nog zo eng streng was, schreeuwt nu het hardst van iedereen: ‘Ja, we gaan allemaal schrijven, kinderen!’  
‘We moeten even wachten op stilte,’ zeg ik tegen een paar kinderen die braaf met hun vinger omhoog zitten te wachten tot hun juf eindelijk haar mond houdt. Het gaat goed, denk ik terwijl ik naar de rommelige klas kijk en mezelf vrolijk in verward Frans hoor meebrabbelen. Het is een begin – van wat dan ook. En dat voel ik vooral als de les is afgelopen en er een jongetje naar mij toekomt. Ik heb ook hier over Nooit meer lief verteld. Dat boek heeft al zo vaak zoveel teweeggebracht! Nu begint deze jongen zomaar, zonder me aan te kijken, een heel verhaal over ‘of het echt niet erg is dat je soms in je gedachten boos bent op iemand anders, bijvoorbeeld als die iemand die je kent heeft doodgemaakt.’ ‘Nee, dat is niet erg,’  zeg ik en wat ik wel vaker zeg: dat niemand nou eenmaal perfect is. ‘Nee,’  zegt hij opgelucht, ‘perfect zijn is ook maar saai.’  En dan knikt hij even en wandelt de klas uit. Nog even kijkt hij om: ‘Je t’ecrirai.’ 

Wordt vervolgd.

Categorieën
Verhalen van de berg

Official mision

Ik ga iets heel spannends doen. Enger dan duizend kinderboekenweekkinderen behagen. Raarder misschien dan Nooit meer lief schrijven. En zeker zwaarder dan koken en boodschappen doen voor vijftien gasten.

‘Ha, een snoepreisje!’  dacht ik, toen ik de uitnodiging kreeg van de Nederlandse ambassade in Rwanda. Lekker lang in een echt groot vliegtuig zitten en daarna een shot van de geuren, kleuren en smaken van Afrika. En dan vertel ik ook wel wat over mijn boeken, zelfs in het Frans – geen probleem. Zo blufte ik er vrolijk op los. En toen het visum kwam, liet ik het trots aan Ilco zien: ‘Kijk, er staat official mision. Heb jij dat ooit wel eens op een visum gehad?’ Het antwoord was nee, ha!
Maar toen zag ik pas hoeveel werk het was. Want het ging niet alleen om de Nederlandse school, maar juist om lokale scholen. Alle leeftijden, tot literatuurstudenten van een jaar of achttien aan toe. Een avond alleen maar voor Rwandese leraren. En een andere avond voor ambassade-relaties: ‘Kom en ontmoet deze warme en bruisende persoonlijkheid!’  Dat staat nu ergens op facebook (bruisend? warm??) Natuurlijk, ik heb mijn boeken, mijn reizen, en mijn Verhalenkasteel-trainingservaring. Maar dat is het probleem ook niet.

Sound/silence

Neem de Rwandese leraren die een avond naar een zaaltje komen om met mij over verbeeldingskracht te praten. Die kunnen mijn boeken niet lezen. Sterker nog, ze kunnen sowieso bijna geen boeken lezen omdat er geen geschreven (en een zeer beperkte orale) literatuurtraditie bestaat. Eén dappere boekwinkel is er, maar die eigenaar is niet voor niets een Nederlander. Hoe sla ik die brug? Dat vraag ik me nu steeds af. En de genocide? Het is een taboe-onderwerp, maar het is natuurlijk nog overal aanwezig. Dat herinner ik me nog goed van de laatste keer dat ik in Rwanda was. Sterker nog: het heeft zelfs met mijn bezoek te maken, denk ik. Rwanda is zichzelf opnieuw aan het uitvinden, zoekt naar nieuwe weerbaarheid en een kritische blik, waarin literatuur een rol zou kunnen spelen. Zo is het mij verteld tenminste. Ik heb ergens een workshop voor kinderen (!) die moet aansluiten op het thema ‘zelfkritiek bij kinderen in relatie tot hun omgeving – maakt dat deel uit van onze opvoeding?‘ (en dat dan in het Frans).
Ik wil helemaal niet zeggen hoe het moet. Dat kan ik niet eens. Mij interesseren de verhalen van Rwanda zelf. Maar hoe kom ik daar zo snel bij? Het is een beetje als bij die film over dat dove meisje en William Hurt. ‘Is there a place where we can come together – not in sound and not in silence?’ vraagt hij uiteindelijk tamelijk wanhopig.
Morgen stap ik in het vliegtuig. Denk aan me dezer dagen – dat helpt!

Categorieën
Verhalen van de berg

Jonge hondjes langs de weg zetten

‘Ik ben dol op kerstmis maar ik heb al tegen mijn man gezegd: we doen dit jaar geen boom,’  zei de bibliothecaresse en hierbij trilde haar lip hevig.

Daar zat ik vorige week de laatste ‘schrijver op bezoek’ te zijn in de kleine dorpsbibliotheek. ‘Ik ga heel veel foto’s maken,‘  zei de bibliothecaresse die daar al dertig (of misschien wel vijftig) jaar de scepter zwaaide. ‘Mijn scholen’  zei ze ook steeds over de buurtkinderen waarvan ze de meesten wel kende en precies wist wie er gek was op lezen en wie ‘druk, maar wel heel nieuwsgierig’. Of ‘mijn ouwetjes die hier altijd hun boeken komen halen’. Klein en makkelijk was het: een zaaltje in een buurtcentrum. Het rook er lekker muf naar oude boeken en de kinderen zaten gewoon op de grond. Het deed me denken aan mijn eigen buurtbibliotheek van vroeger. Ook zittend op de grond, verstopt achter een paar kasten, las ik daar alles wat er maar een beetje leesbaar uitzag. Het was de tijd van de probleemboeken over meisjes van wie de ouders gingen scheiden of het broertje een mongooltje was. O, wat verlang ik soms terug naar verhalen als Als je een negermeisje bent of Voor donker thuis. In dat laatste boek ging het op een bepaald moment over ‘De nachtelijke geur van zaad en zweet’ – hoe fascinerend vond ik dat, de woorden lichten nog steeds op in mijn hoofd.

Lees mij, lees mij

Bibliotheken sluiten, ik vind het net zoiets als jonge hondjes in een doos langs de weg zetten. Wie doet er nou zoiets?!  Kom maar eens bij mij in Spanje kijken wat er gebeurt als je de literatuur niet in liefde bedt: alle kinderen hier, niemand uitgezonderd, associeren boeken met leren en dus met iets naars.
Soms wordt zo’n zwerfhondje ergens opgepikt. Diezelfde ochtend was ik nog in de stationsbibliotheek van Haarlem waar alles even licht was en mooi met boeken die je aan alle kanten verleidden als de appeltjes aan de boom in het sprookje van Vrouw Holle: lees mij, lees mij.
Maar Haarlem is lichtjaren verwijderd van het kleine dorpje waar de bibliothecaresse haar eigen requiem zingt. ‘En wat dacht je van mijn dames? Zeker twintig vrouwen die al die jaren alles opzij hebben gezet om hier vrijwilliger te zijn.‘  Ze haalt met een moedeloos gebaar haar schouders op. ‘Sommigen zeggen me: dit is me te abrupt, ik wil komen meehelpen met het onttakelen. Opruimen, boeken afschrijven. Het hele proces van afscheid nemen van dichtbij meemaken.’
Als de laatste kinderen de deur uit zijn, komt ze met het bibliotheekexemplaar van Vossenjacht naar mij toe. ‘Zou je hier misschien een handtekening…?‘  En dan, met plotseling venijn: ‘Die zet ik niet terug op de plank. Die hou ik gewoon lekker zelf!’

Categorieën
Verhalen van de berg

De dagen in villa africa

Overal harde muziek, overal beweging. Kinderen in het zwembad, kinderen in de zon. Een weeshuis van borden aan de lange tafel en net nog buiten eten. Zon. Blote benen en geen sokken. Koppijn.

De ene ontploffing volgt op de andere. Het is herfstvakantie,villa africa is vol gasten, met die van mij erbij zijn er alleen al negen kinderen. Ik bak twee taarten op een dag en voor ze ook maar een beetje zijn afgekoeld, zijn ze op. Er gaan achter elkaar 24 eieren doorheen en ik blijf maar broden uit de vriezer halen. Veel pubermeisjes lopen er rond die zich precies als zodanig gedragen. Vragen als ‘Tot hoe hoog scheer je je benen?’ ‘Wie heeft de cd van de black eyed peas gejat?’  Ze creeren rare kapsels en maken daar foto’s van die ze snel weer wissen. En waag het niet te zeggen dat ze een puistje hebben – en al helemaal niet dat je ze mooi vindt want ‘dat ben ik niet.‘

Gitaar

En dan komen er nog twee echte reizigers binnenvallen. Wijnand wandelt voor MasterPeace in twee jaar van Amsterdam naar Cairo. Alleen begrijp ik niet precies hoe want een paar maanden geleden was hij hier ook al, maar goed, zijn pad is kennelijk zigzag. Hij en zijn tijdelijke wandelvriendin zien er precies zo uit als je dat verwacht: met strohoeden, enorme rugzakken en een gitaar. Na dagen stil kamperen in de velden moet de kakafonie van de eettafel enorm voor ze zijn. Maar we hebben ook warm eten (op die velden hebben ze alleen maar uit blikjes gegeten), zachte bedden en een wasmachine.
En ondertussen hangen er in mijn mailbox nog zeker vijftig onbeantwoorde fanmails van de kinderboekenweek, die ook al geheel aan de verwachting voldoen (‘is het leuk om zoveel te reizen?’ ‘waarom heeft mijn verhaal niet gewonnen?’ ‘hoe heten uw dochters en heeft u ook huisdieren?… ik hoop dat ik antwoord krijg.’)

Film

Ik verstop me in de keuken. Schalen vol patat bak ik en caramelcake en tapas van aubergine en gevulde inktvis. Heus niet alleen uit liefde. ‘Je ziel moet je nog inhalen’  zou mijn moeder zeggen. En intussen houd ik niet op met kijken naar een film waarin ik zelf niet meespeel. Of eigenlijk: waarin ik speel dat ik meespeel.

Categorieën
Verhalen van de berg

Het mooiste verhaal van de kinderboekenweek

Dit is een brief aan de bijna duizend kinderen die in mijn workshops deze weken heldenverhalen hebben geschreven.
Ik ben verdwaald geraakt in jullie verhalen. Ik heb gelachen, gegriezeld en zelfs een beetje gehuild. Net zoals ik jullie zelf heb zien schrijven: met rode wangen en wazige ogen. Ik heb het allemaal gezien, de tranen, soms, het gezoek, maar ook het plezier bij het schrijven.
Aan iedereen die zei dat het verder ging, dat dit nog maar het begin was: ga alsjeblieft door. Je mag me altijd meer verhalen sturen. Ik ben zo trots op jullie!

Uiteindelijk hield ik vijfendertig verhalen over die allemaal hadden kunnen winnen. De een had een geweldig idee, de ander een paar biljante zinnen, de volgende een prachtig begin. Het was afschuwelijk om daar een paar ‘winnaars’  uit te kiezen – ik wil nooit van mijn leven meer in een jury!
Ik zei dat ik misschien een winnend verhaal op deze website zou plaatsen als het echt heel erg mooi was. Dat ik anders al mijn lezers daar niet mee wilde lastigvallen.
Maar zo is het helemaal niet. Er zijn zeker VIJF verhalen die ik graag aan de hele wereld wil laten lezen. Al die vijf schrijvers krijgen begin november mijn nieuwe boek opgestuurd. (Ticho: mail me nog even je adres)
Daar komen ze:

Leven

door Emir Isovic uit Noordwijk:

Het begon zo. Mijn vader liep in Bosnie en liep en liep tot er een berg kwam. Hij wou van de vrijheid proeven, ruiken. Als kind heeft hij een vader gehad maar die ging dood.
De moeder was zo streng als een heks. Deze dag was ze doodgegaan. Mijn vader riep heel hard door de bergen: ‘Vrijheid’.
Ik kwam naar hem toe en hij viel van de bergen. Ik zag zijn hand.
Ik pakte zijn hand en zei: ‘Nee papa, alsjeblieft.’
Hij zei: ‘Zoon, ik heb zware tijden gehad, ik moet wel, laat me los.’
Ik zei: ‘Alsjeblieft papa, we beginnen een ander leven. Vergeet die moeder, ze is dood. Het leven is al zwaar genoeg. Denk aan mij en mama. Wij zouden honger lijden en pijn omdat jij dan dood bent. Doe ons dit niet aan.’
Toen tilde hij zich op en zei: ‘We beginnen een nieuw leven.’
Mijn vader is een held.

Bange Saartje

door Lobke uit ’s Heerenberg

Er was eens een meisje. Ze heette Saartje en ze was altijd bang. Ze speelde ook nooit met iemand op school en bleef dicht bij de meester.
Maar op een dag ging ze alleen naar de bibliotheek. Ze voelde zich daar zo veilig dat ze nooit meer weg wilde. En toen de bibliotheek sloot verstopte Saartje zich in een hoekje.
Maar toen iedereen weg was, gingen de lichten uit. Het werd donker en Saartje was zo bang. Het leek alsof alle boeken uit de kasten op haar af kwamen. Ze sprong op en rende naar de deur, maar die zat dicht.
Saartje rende naar het raam en probeerde dat open te maken, maar dat lukte ook niet.
Ze bouwde toen een groot huis van boeken. Daar zat ze veilig, dacht ze.
Maar toen kwam er uit een boek een grote gemuteerde spin en die beet haar…
Saartje was geen Saartje meer. Ze was superSaartje geworden. Ze kon gewoon door de muur heen de bibliotheek uit lopen. En nu hielp ze kinderen van hun angst af. Dat deed ze bij iedereen die haar nodig had.
En eenmaal thuis ging ze lekker naar bed. Want ook helden hebben slaap nodig.

Gedicht

door Ticho uit Didam

Er was een dag
ik werd wakker
ik kreeg te horen dat je in het ziekenhuis lag.
Ik dacht moet ik je gaan missen?
Ik kan nog even bij je zijn.
Toen was het zo ver
Je lag in bed.
Je lachte nog naar me, toen sloot je je ogen.
De dagen gingen voorbij..
het einde kwam in zicht…
de tijd was gekomen…
Crematie was aangebroken
Ik stond voor je, zei tegen je
ik hou van jou!
Toen kwam er muziek
Het einde het is voorbij.
Maar dagen daarna kwam ik je weer in mijn hoofd tegen
ik vond je nog heel lief.

Zonder titel

door  Romy van Wijk uit Berlicum

Ik wil wegrennen van mezelf maar het lukt niet. Steeds zie ik dat beeld in mijn hoofd als een bliksemschicht in de aarde. Met een bezweet hoofd ren ik door de smalle straten van afgedankte huizen. Ik ren naar die ene plek, ik zie het al, het bos. Ik ren er naar toe en kijk rond.
Waar is het? Ik kan het niet vinden. Ik klim in de dikke beukenboom naar mijn boomhut. Au! Opeens voel ik een lichte flits in mijn hoofd en dan zwart.
Ik word wakker. Het enige dat in mij opkomt is waar ben ik, wie ben ik en wat doe ik hier? Ik doe mijn ogen zachtjes open. Ik voel over de natte zompige grond.
Opeens hoor ik gekraak van bladeren, een zacht geritsel. Het komt steeds dichterbij. Weg! denk ik, ik moet weg van hier! Ik wil opstaan maar het lukt niet, mijn benen zakken in elkaar. De tijd dringt. Opeens voel ik iets nats en warms over mijn wang glijden. Ik schrik. Ik spreid mijn ogen wijder open.
Mijn hond! Hij is me gevolgd, helemaal hierheen. Ik weet nog steeds niet wie ik ben en wat ik hier doe, maar gelukkig is mijn hond hier, dat weet ik nog wel. Ik pak mijn hond vast en knuffel hem.
Dan barst ik in tranen uit.

Zonder titel

door Julie Verheijen uit Didam

Ik was in een oerwoud! Er waren heel veel bomen en planten en er waren vreemde bloemen. Een leek wel op snoep en de ander leek een soort gezicht. Ik kende dat gezicht: het was mijn moeder. Ik moest een beetje huilen want mijn moeder heeft een ongeluk gehad. Ongeveer een half jaar geleden ben ik haar kwijtgeraakt.
Ik heb de bloem van mijn moeder geplukt.
Ik nam hem mee naar huis en zette de plant in een vaas. Ik deed er water in en maakte een paar foto’s.
De dagen gingen voorbij en de boem van mijn moeder verwelkte.
Maar ik voelde mij wel een held want ik wist weer een beetje hoe mijn moeder eruitzag!

Eervolle vermelding

Geen boek maar wel veel applaus en een zoen van mij tenslotte nog voor de volgende tien verhalen:

Laat mij met rust van Rachella (bijna gewonnen)
De zwarte katten vallen aan! van Sofieke (zo grappig)
De komeetinslag van Guus (afmaken, dit verhaal)
Misdaad, moord en oplossingen van Isabelle Pladet (bijna een boek)
Geplaagd met suikerziekte van Sietse Mengerink (heel dapper)
Held van Jelle Zuidema (een van de betere anti pestverhalen- daar waren er veel van)
Het verhaal over het verlegen meisje en het verschrikkelijke snoepland van Elisa (raar en naar tegelijk: je opofferen voor je beste vriendin door zelf een spekje te worden)
De dappere held van Willem Beuk (gouden griffel gestolen, held -die net op de wc zat- vindt hem terug)
Die straat. Die verdoemde straat van Tijn Lourens (geweldig begin)
Max en ik van Sem (hier moest ik van huilen)

Super bedankt allemaal!

Anna