Categorieën
Verhalen van de berg

Kindervriend

‘Houdt u van kinderen?’ Het is een van de vragen in een ‘moeilijke’ klas. Iedereen kijkt me nieuwsgierig aan – volgens mij is het een soort test.

‘Een korte spanningsboog. En nee, ze kunnen niet echt een verhaal schrijven.’  Zo voorgelicht vertrek ik vandaag nogal bezorgd naar een school voor speciaal onderwijs. Om schrijfworkshops te gaan geven dus. ‘Je kunt misschien leuk over je reizen vertellen,’  heeft de coordinator van de school als alternatief geopperd. Ik wil altijd wel over mijn reizen vertellen, maar een hele dag lang? Wat heeft dat dan nog met de kinderboekenweek te maken? Zo leuk vind ik mezelf nou ook weer niet. En – ernstiger- zo leuk vind ik kinderen ook niet.
Er staat deze week een artikel in Vrij Nederland over of alle kinderboekenschrijvers kindervrienden zijn. Het antwoord is natuurlijk nee. Alsof alle banketbakkers de hele dag taart zitten te eten (integendeel volgens mij). Nou ja in ieder geval is het antwoord voor mij nee. In de klas ben ik stiekem best vaak bang. Dat niemand naar me luistert bijvoorbeeld. Ik herinner me nog maar al te goed hoe ik zelf als kind kon zijn. Gisteren heb ik, moe als ik inmiddels ben, een vervelende jongen nog ‘Hou je kop’  toegesnauwd. Daar schrokken we allemaal van.

Handen en voeten

Schoolregel nummer 3: handen en voeten zijn bij jezelf. De tekst hangt dreigend op de deur. ‘Veel heftige gezinssituaties hier,’  fluistert een leraar mij in. ‘Waar niet?’  probeer ik vrolijk. ‘Politie-invallen, stelen, vechtpartijen,’  antwoordt ze somber.
En dan sta ik al binnen. ‘Hallo, ik ben Anna van Praag en ik schrijf kinderboeken.’
Het gaat goed, niemand lacht me uit, iedereen kijkt me aan.
En dat blijft zo. De hele dag. ‘De kinderen zuigen je op,’  zegt een juf opgewonden. Ik voel me niet opgezogen, maar er gebeurt inderdaad iets magisch. We praten over Nooit meer lief, maar ook over olifanten. Over verbeeldingskracht en hoe sterk dat je maakt. En ze schrijven wel degelijk verhalen – hoezo kunnen ze dat niet?! Lange, dyslectische, prachtige heldenverhalen worden dat. ‘Ik wou dat ik de hulk was. Dat ik sterk was en stoer en dat ik alles kon. Tegen de nare dingen vechten. Vrienden maken. Verdrietige mensen helpen. O ik wenste ik wenste dat ik de hulk was.’ Een ander kind zegt: ‘Ik werd heel erg gepest, maar nu bent u mijn voorbeeld.’
En dan komt dus ineens die vraag:‘Houdt u van kinderen?’ Ze kijken me allemaal aan.
Als ik nu niet eerlijk ben, slaat deze hele dag nergens op, denk ik. Dus ik schrik maar heel even en dan zeg ik nee. ‘Nee, ik houd niet van kinderen. Ik zal blij zijn als ik straks weer lekker rustig achter mijn computer zit. Maar ik hou wel van jullie.’

Categorieën
Verhalen van de berg

Supermama

‘Met zijn vingertje en zijn duim…’  zingt mijn moeder vrolijk en natuurlijk eigenlijk te hard door de volle trein. Ze is blij want vandaag mag ze met mij mee op kinderboekenavontuur.

Ik ga heldenworkshops verzorgen in een mooi oud theater.  Het ziet er bemoedigend uit: theater vol, stapels van mijn boeken en ook nog eens de twee mooiste bibliothecaressen van Nederland. Ook de kinderen zien er slim en lief uit. ‘Gelukkig geen kutmarokkanen’  constateert mijn moeder tevreden en ook alweer net iets te hard bij binnenkomst. Ze is nog steeds blij, want iedereen zorgt een beetje voor haar: de een geeft haar koffie, de volgende een zakje chips en de derde loopt mee naar de wc. Bij het zaalprogramma zit ze pontificaal vooraan (en valt vervolgens al even pontificaal in slaap maar ook dat vindt niemand erg). Alleen tijdens mijn workshops is ze een beetje van slag. Nu zit ik ook wel in een extreem lawaaiige foyer, waar zelfs de harde heldenmuziek die ik bij me heb niet te horen is. Daarbij moet ik ook nog eens later beginnen en eerder ophouden vanwege het zaalprogramma. Maar het ergste zijn de ouders die met de kinderen zijn meegekomen en gezellig door mijn verhaal heen zitten kletsen. Mijn moeder is woest. Hard sssst-roepend zit ze om zich heen te kijken en bonkt zelfs een paar keer dreigend met haar wandelstok op de grond.

 Speltvlokken

Vooraan zit breeduit een behoorlijk dikke vrouw. Een moeder? Oma? Ik kom er niet uit, bij sommige mensen heb je  dat. Dat er een workshop aan de hand is, vindt ze zo te zien vrij hinderlijk voor het gesprek dat ze voert met haar… dochter? zus? In ieder geval begint ze steeds harder te praten. En precies op het moment dat ik alle kinderen even doodstil laat zijn, zegt ze keihard tegen haar buurvrouw: ‘Ik heb net nog biogarde met speltvlokken gegeten.’
Dat bericht is voldoende om me totaal af te leiden. Een speltvlok, wat is dat, hoe ziet het eruit?
Mijn moeder op haar beurt interpreteert mijn afwezige blik als wanhoop en springt als een echte moederkloek woedend overeind. Er valt een stoel om. Iedereen draait zich om naar mijn moeder, ook de dikke vrouw. Mijn moeder kijkt keihard terug en prikt haar wandelstok dreigend in haar richting. Dan  schreeuwt ze keihard: ‘Zo! En, wanneer komt de baby?’

Categorieën
Verhalen van de berg

Kill MegaMindy

Er is een leger van schrijvers. Elke ochtend, als ik in de trein zit naar weer een andere school of bibliotheek, dan zie ik voor me hoe op datzelfde moment tientallen (honderden?) andere kinderboekenschrijvers ook op pad zijn voor de kinderboekenweek. Allemaal helden op een missie.

Nog niet eens op de helft ben ik en nu voel ik al een diepe haat richting MegaMindy en haar mannelijke gemantelde heldencollega’s. Die iconen zitten zo vastgebeiteld in die kinderhoofdjes dat ik zware vormen van gedachtenmanipulatie moet inzetten om ze hun eigen heldenverhalen te laten vinden. Want dat doe ik dus deze dagen: verspreid over twee weken duizend kinderen hun heldenverhalen laten schrijven. Door het hele land. De ene dag ruik ik de zee, de volgende dag proef ik Duitsland. Ik kom op scholen en in bibliotheken, in theaters en boekwinkels, gewapend met mijn knalgroene signeerpen en spannende heldenmuziek. Soms voel ik me een vervelende juf: ‘Jongens, als dat gedoe daar in die hoek nu niet ophoudt, ga ik jullie uit elkaar zetten.’ Soms ook een sneue leesbevorderaar: ‘Goh, hebben jullie anders op dit uur altijd gym en gaat dat door mij niet door? Ja, dat is zeker pech.’ En soms lukt het ook wel. Zoals dat meisje dat gisteren op me afstapte en zei: ‘Je hebt me helemaal aan het schrijven gekregen. Nu ga ik vanmiddag thuis meteen verder.’ Of vandaag: een jongen en een meisje komen me na de les opgewonden vertellen dat ze samen een boek gaan schrijven, ze hebben de plot al te pakken. Makes my day.

Verhalenforens

Vandaag voelde ik me zelfs als verhalenforens een soort tovenaar. Want ineens zag dat er in Amsterdam ook een heus Zweinstein-perron is, dat wel en niet bestaat. Nee, het heet niet 9 3/4, het is gewoon perron 2B. Daar staat, zag ik ineens, een soort kunstwerk met een gigantische tekst erboven: 2B or not 2B. Echt waar, ga maar kijken. Nu ik dat heb ontdekt, probeer ik natuurlijk  de rest van de kinderboekenweek zoveel mogelijk vanaf 2B te reizen. Want stel je eens voor dat je per ongeluk een keer vertrekt vanaf NOT 2B. Op wat voor heldenschool kom je dan?

Categorieën
Verhalen van de berg

Assepoesters dagboek

Met mijn dochters naar het kinderboekenbal. Dresscode: superheld. Hier een verslagje voor wie, net als ik, niet was uitgenodigd (en ook nog eens geen pompoen ter beschikking had).  

De vrouw van de kinderboekwinkel zag het al helemaal voor zich. ‘Dan doe je een leuk oogmaskertje op en een kleine cape.’ Een seconde serieus over nagedacht, maar nee. ‘Zou er echt iemand van die schrijvers dat doen?’ vragen we ons vantevoren af. En warempel. We spotten een heuse supermummie (gewikkeld in doeken) en een Sheherazade (ook gewikkeld in doeken, maar dan anders). De winnaar van de griffel loopt rond met dode kippen en rozijnen aan zijn riem. ‘Dat is Daantje de wereldkampioen,’ weet Chaia meteen. Want die kippen ‘zijn natuurlijk fazanten.’ Ik staar haar vol bewondering aan (helemaal kwijt, dat boek. Heb ik het eigenlijk ooit wel gelezen?) Onze eigen Dunya heeft haar Pippi-jurkje uit de verkleedkist gehaald en wordt, tot jaloezie van haar zussen, meteen een ster. Vooral als we binnenkomen, zwermen de fotografen op haar af. ‘Ha gelukkig, daar is er eentje!’

Ranzig

Dan begint het programma. Wat kan ik daar over zeggen zonder de kans op ooit nog eens een echte uitnodiging voorgoed te verspillen?
Het duurt lang, het is niet voor kinderen, en –gek genoeg- ook niet voor volwassenen. Wel zien we verrassend ranzig toneel waarbij een decadente koning een vieze koningin aanrandt onder het zingen van Engelse liedjes die onsynchroon worden boventiteld. Naast mij beginnen de keurige uitgevers ongemakkelijk op hun stoel te draaien, de kinderen zijn vooral erg verbaasd. Dan komt er iets acrobaatachtigs dat er (vrij funest) niet moeilijk uitziet. En een strijkje dat heldenmuziek speelt van tv-series die zo oud zijn dat zelfs ik ze niet ken. Maar goed, we zijn erbij en dat is al heel wat. En we zien hoe een enorm blije  Simon van der Geest de gouden griffel wint. Met de gouden kalveren nog in mijn achterhoofd, verheug ik me op zijn dankwoord, maar de uitreiking is zo ingewikkeld georganiseerd met een filmpje en zogenaamde aliens op het dak en heel veel mensen op het toneel dat juist dat dankwoord er bij inschiet.

Verdwalen 

Later staan we samengedromd in de ongezellige wandelgangen van het muziekgebouw (waarom is dit bal toch ooit vertrokken uit de schouwburg?) waar iemand ook nog eens zeldzaam stomme countrymuziek op heeft gezet. Dat wordt een bal zonder dansen.
Ineens staat de griffelwinnaar naast me. ‘Wat had je als dankwoord willen zeggen?’ vraag ik.
‘Durf te verdwalen,’ zegt Simon meteen. ‘Als ik zou winnen, wilde ik dat zeggen over mijn boek. Juist in tijden van starheid en rechtlijnigheid: durf te verdwalen.’
En de klok slaat twaalf.

Categorieën
Verhalen van de berg

Bijenkoningin

Mijn dochter fladdert door de Bijenkorf als een zenuwachtige vlinder. Opgejaagd door de hysterie van de Dwaze Dagen en de overvloed die die ze in Spanje niet kent, draait ze her en der lipsticks open en wijst me op kwastjes, blushers, ogenschaduw. Als er een stapel mascara’s door haar toedoen over de vloer rolt, snap ik dat hier een Plan nodig is.

Ik snap heel goed waarom Chaia blij wordt van de Bijenkorf, ik word het zelf ook. De geuren alleen al. Parfum en chocola en gloednieuwe kleren. Ooit ging ik elk jaar een keer met honderd euro in de Bijenkorf ‘onbeperkt’ winkelen. Dat geld had ik dan expres bewaard van diverse studentenbaantjes. Met honderd euro de Bijenkorf in – en het moest op. Decadenter en rijker heb ik me zelden gevoeld.
Daarom was het ook een behoorlijke deceptie toen ik een tijdje zelf in de Bijenkorf ging werken. Achter al de glitter en glamour bleek een keiharde personeelswereld schuil te gaan van strikte hierarchie. Zo mocht – in ieder geval in die tijd – in de personeelskantine niemand plaastnemen aan de tafel van de parfumdames. Toen ik dat op de eerste dag per ongeluk toch deed, kwam snel een van de banketbakkers mij redden. Want  alleen de banketbakkers waren vrienden met iedereen.  Ook met mij, ik at elke dag minstens een slagroomtompouce… Maar verder ging ik vaak genoeg huilend naar huis, alleen al door de enorme pijn in mijn benen van al dat staan. En door de klanten die verwachtten dat ze door ons, personeel van de Bijenkorf, als absolute bijenkoningin behandeld gingen worden.  Achter hun rug om werden ze door het personeel gehaat en belachelijk gemaakt. Iedereen daar (en ik overdrijf echt niet) had een gruwelijke hekel aan zijn baan en iedereen was van plan zo snel mogelijk weg te gaan. Niet dat ze dat ooit deden trouwens.

Dwaze pilaar

Misschien is het inmiddels beter, maar ikzelf heb alweer genoeg afstand om het leuk te vinden in de Bijenkorf. Helemaal als ik mijn dochter haar eerste make up-advies kan laten geven door een lieve Mac-dame, die snapt hoe het is als je twaalf jaar bent en je nog moet leren wat subtiliteit is. Omdat het zo’n feestelijk moeder-dochtermoment is, mag Chaia van mij na afloop de gebruikte lippenstift en ogenschaduw ook echt kopen. Ze omhelst me zo hard – onder de ontroerde blikken van al die Dwaze Dagen-omstanders- dat de helft van haar lippenstift alweer op mijn witte jasje belandt.
‘Zullen we nu boven op het terras samen een broodje gaan eten?’ stel ik voor om het af te maken.
Maar daar belanden we nooit. Want onderweg ziet Chaia in het speelgoedparadijs de speelgoedpaardjes. ‘Mama, daar ga ik even eentje voor Dunya van kopen. En ook eentje voor mijzelf.’
Een half uur later zit ze nog steeds op de grond tussen de paardjes,make up al een beetje uitgelopen.
‘Welke zal ik nou kiezen mama? Deze is ook lief he? Welke vind jij mooier? En welke zal ik voor mijn verjaardag vragen?’
Ik hang uitgeput tegen een dwaze pilaar, de hoop op koffie allang opgegeven.
Want  zo is het dus als je dochter twaalf jaar is.

Categorieën
Verhalen van de berg

De engste vrouw van Spanje

Vergeet de griezelige hertogin uit Alice in Wonderland die haar kin in je schouder boort als ze naast je staat. Zij is geincarneerd in de meest bizarre, engste vrouw van Spanje: de hertogin van Alba. Zo iemand die ‘s nachts ineens als een halfdode geest op je voeteneind komt zitten

Inburgeren betekent natuurlijk ook roddelbladen lezen. Onze Maxima heet Letizia en is vergelijkbaar knap en werelds. Ook zij heeft dikke blonde prinsessenkindjes. De Spaanse Carice heet natuurlijk Penelope en zij en Javier – en hun zoon Leo – zijn de kurk waarop de bladen drijven. Gespot in een restaurant in Madrid! Aan het strand bij Barcelona! Op bezoek bij de president! Voetballers en bijbehorende vrouwen hebben wij hier in Spanje in overvloed, zowel bij Real Madrid (nee, ik zeg niks over gisteren) als Barcelona. Maar bovenal hebben wij de hertogin van Alba.

Niet knielen voor de paus

Komt de naam je bekend voor: ja, ze is familie van die goeie ouwe hertog van Alva, die verschrikkelijke dingen deed tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Ze is sowieso enorm adellijk en verbonden met zo’n beetje al het oude geld van de oude wereld. Daardoor heeft ze fascinerende privileges zoals dat ze niet hoeft te knielen voor de paus en met haar paard naar binnen mag rijden in de kathedraal van Sevilla. In haar twaalf kastelen hangen talloze schilderijen van Goya en Velazquez. Zo’n vrouw dus. Als je foto’s van vroeger ziet is het nog best een lief meisje ook. Schijnt dat zelfs Picasso op haar viel.
Maar nu is ze 85 en als ik soms droom over botox en andere wanhoopsingrepen hoef ik alleen maar even bij de tandarts of de kapper een tijdschrift open te slaan. Nee!!! Bij de hertogin is zo’n beetje alles misgegaan wat maar mis kon gaan. Een soort omgekeerde Michael Jackson: hij is gladgetrokken zij is uitgerekt. Een karikatuur van een hertogin. Zo eng dat je ervan schrikt. Nog een keer kijken, help!
Wat haar er overigens niet van weerhoudt om binnenkort te gaan trouwen met een knappe, eenvoudige man van vijftig.  ‘Ze is zo lief,’  zegt hij tegen de journalisten en de woeste familie. Tsja.

Categorieën
Verhalen van de berg

Ik aanbid… Imme Dros

Mijn dochter Chaia (‘ik haat taal’) doet mooie dingen met woorden. Zo heeft zij het woord ‘luguber’  opnieuw uitgevonden. ‘Nee, niet de sla tegelijk met de lasagna op mijn bord, dat vind ik luguber,’  zegt ze bijvoorbeeld. Of: ‘Zit niet de hele tijd zo aan me te aaien, dat is luguber.’  Maar haar mooiste woord is ‘aanbidden’. In zinnen als: ‘Ik aanbid het als de poes ‘s nachts bij komt liggen.‘  Of ook: ‘Ik aanbid pasta met roomsaus. ‘
Ik pik dat woord vandaag van haar. Ik aanbid….Imme Dros.

Roosje

Haar naam alleen al. Imme is een naam uit een zeeliedje … en dan dat Texelse Dros erachteraan. Over twee weken is ze een van de kanshebbers voor de Gouden Griffel en, hoewel ik het betreffende boek niet eens gelezen heb, vind ik nu al dat Imme die griffel moet krijgen.
Alles wat ze schrijft is namelijk geweldig en lijkt o zo makkelijk. Natuurlijk, zo moet je dat zeggen! Zo heb ik al haar bewerkingen van Griekse heldenverhalen en mythes aan mijn meiden voorgelezen, en het was alsof ik een liedje zong.
En Roosje, ik aanbid ook Roosje! Vergeet Jip en Janneke met hun jaren vijftig getrut en hun als ‘lekker stout’  verpakte braafheid. Roosje is van vlees en bloed, een echt kind met al haar gevoeligheden en rare dingen. Net als die andere meiden uit Imme’s boeken over de ruziestoel, het roze van een zuurstok en lievepop/lappenpop. Boeken als eten en drinken.

Texel

Terug in mijn tijd: de trilogie die Imme over haar jeugd op Texel schreef is young adult avant la lettre (hm, drie Engelse en twee Franse woorden achter elkaar in een zin), zonder moeilijk gedoe. De zomer van dat jaar (alleen de titel al) is mijn ultieme troostboek, ik heb het toch zeker al een keer of twintig gelezen.
En nog langer geleden schreef Imme teksten voor Oebele, QenQ en Hamelen, series die mijn jeugd tekenden en het verlangen naar mooie woorden en verhalen deden aanwakkeren.
Ach, wat zou ik graag een dagje met Imme Dros naar Texel gaan en haar dat, op het strand en in de knusse kroegjes van den Burg, allemaal vertellen. Of liever nog: heel veel dingen aan haar vragen, aan haar voorleggen. Zo onaanraakbaar is ze niet, ik ben wel eens op haar afgestapt bij een of ander boekenfeestje, maar dan kom je toch nooit heel veel verder dan: ‘Ik ben een fan.’  Maar het is meer, veel meer dan dat. Nu Astrid Lindgren, Annie MG en Paul Biegel dood zijn, is zij, meer nog dan Tonke (of Dolf, Guus, Jacques, Toon), mijn voorbeeld en stiekeme leermeester.
Imme Dros. Maandag wordt ze 75. Ze heeft in al die jaren nooit de gouden griffel gewonnen. Geef haar die!

Categorieën
Verhalen van de berg

Een knoop in zijn ballen

Internationale dag van de vrede. Ilco staat in alle kranten: MasterPeace is nu ook officieel in de lucht.
En ik zit op de berg, nog steeds zonder geld. Zie je wel, ik word jong dement, mijn grootste angst. Want de vorige keer dat mijn portemonnee kwijt was vonden we hem – ongelogen- terug in de ijskast tussen de kazen. Had ik hem met boodschappen en al opgeruimd. Hoeveel raarder kan het nu zijn?

Plaaggeest

Gelukkig heeft een Spaanse vriendin een andere verklaring. ‘Er is een plaaggeest in je huis gekomen.’  Ze weet zelfs welke: San Benato heet hij, de verstopper van van alles en nog wat. Maar er is een remedie: een heuse spreuk. Enorm gegeneerd is ze erover. ‘Ik geloof helemaal niet in die dingen. Maar elke keer als ik deze spreuk zeg, vind ik dat wat ik kwijt was binnen 24 uur terug.’
Ik ben dol op spreuken en ik geloof er bij voorbaat wél in. Dus zit ik even later met een witte zakdoek voor me. Drie knopen moet je erin leggen en bij elke knoop spreek je de pesterige heilige streng toe:
San Benato, los huevos te los ato.
Hasta que no lo encuentre, no te los desato.

‘Totdat ik het vind… bind ik je eieren vast?’  vertaal ik twijfelend.
Mijn dochters zuchten vermoeid: ‘Nee mam, leg je een knoop in zijn ballen.’ Aha, dat knoopt ineens toch heel anders!

MountainPeace

De hele dag gebeurt er hier niks (neem dat letterlijk). Als de meiden naar bed zijn en ik alle berichten over de spectaculaire lancering van  MasterPeace heb gespeld, houd ik een wat langer gesprekje met de heilige. Ik beloof hem een paar tegenprestaties. Ik ga niet meer zielig doen dat ik alle ‘ontroerende, betoverende, kippenvel’  momenten elders mis. Ik koester mijn eigen MountainPeace naast MasterPeace – maar dan moet wel die portemonnee terug!
Op datzelfde moment hoor ik een schreeuw uit het bed van mijn dochter:‘Mam! Ik herinner me ineens iets. Je liep de auto uit naar de keuken, met je portemonnee in je hand.’
In mijn hand? Maar waarom, ik ging toch niks betalen? Mijn portemonnee zit altijd diep in mijn tas.
‘Echt waar, ik weet het zeker. We moeten het pad volgen van de auto naar de keuken,’  zegt Bloem.
En ja, dan vinden we hem. Op de piano, waar ik nóóit mijn portemonnee leg. En waar we toch al echt meerdere keren hebben gekeken.
Vrede daalt onmiddellijk over mij neer. Nu gauw die knopen uit de zakdoek halen.

Categorieën
Verhalen van de berg

O heerlijke beta-golven van de stress

Je moet hier geen haast hebben, zeg ik altijd tegen gasten als ik ze meeneem naar het enige groenteboertje van het dorp. En ik wijs ze trots op het ouderwets ambachtelijke, de seizoensgroente, de liefde van de groenteman voor zijn zaak. ‘En kijk eens hoe goedkoop.’
Maar vandaag pas ik niet in mijn eigen plaatje. Helemaal niet zelfs.

Wazigheid

Ik word gek van mezelf en mijn eigen wazigheid. Zo is nu al twee dagen mijn portemonnee kwijt, wat in mijn hoofd iets enorms aan het worden is. Het kan toch niet dat alles gestolen is… dan moet mijn rijbewijs Spaans worden… en al die pasjes weer via Nederland aanvragen en dat kan niet digitaal… en dan moet ik dus…
Met geleend geld uit een kinderspaarpot ga ik naar de groenteboer, die, uiteraard, even mindful is als altijd. Hij laat de ene klant aan een paar perziken ruiken, plukt voor de volgende een handje druiven, sjouwt voor een oud dametje een zak aardappels naar haar auto. En als er een man twijfelt over de acht verschillende tomatensoorten in de winkel, gaat hij rustig naar het magazijn verderop in de straat om nog meer tomaten te zoeken. Ik heb daar écht geen zin in vandaag. Maar als ik zuchtend om me heen kijk op zoek naar medestanders, stuit ik op een haag van omaatjes en dikke huisvrouwen die gezellig meeleven met de keus van de juiste tomaat. Hun sociale hoogtepunt van de dag.

Bitch

Is dit mijn leven? Ik lijk zelf eigenlijk ook wel een demente bejaarde als je telt hoeveel keer ik al onder de matjes van de auto heb gekeken op zoek naar die portemonnee. Zie je, dat komt nou van al die onthaasting. O, wat verlang ik ineens naar de heerlijke betagolven van de stress die maken dat je niet eens tijd hebt om honderd keer de matjes van je auto op te tillen. Of in zo’n winkel hangen. Ik heb toch wel iets anders te doen dan tomaten keuren en perziken besnuffelen, ik moet Belangrijke Boeken schrijven en een Interessant Leven leiden.
‘Wat is de prijs van de sinaasappels vandaag? En van die andere? Zijn ze lekker zoet? Welke geeft meer sap?’
O jee, ik voel een ouderwetse stadse ontploffing aankomen… Toevallig zie ik er vandaag ook heel stads uit met kinky hakken die zelfs voor mijn doen hoog zijn (‘Mam, trap alsjeblieft niet per ongeluk op een van de katjes met die moordwapens’). Misschien komt het daardoor? Maar ik verander ter plekke in een echte Amsterdamse bitch: nog voor ik aan de beurt ben, kijk ik nog eens demonstratief op de klok, zucht overdreven hard… en storm, nagestaard door alle geschrokken omaatjes en de verbijsterde zen-groenteboer, op hoge hakkenbenen de deur uit.

Categorieën
Verhalen van de berg

Money and a room of her own

A woman must have money and a room of her own if she is to write fiction. Dat mailt mijn schrijfpetemoei Mieke mij en zij citeert op haar beurt natuurlijk Virginia Woolf. Niks barre omstandigheden en gekwetste ziel – money and a room of her own! Zoals dat gaat met petemoeis (-moeien?) komen de woorden precies op het goede moment.

Veranda

Met dat geld zit het wel goed. Ik heb tenminste net een optelsom gemaakt voor de boekhouder en, hoera, weer meer boeken verkocht dan vorig jaar. Kan ik straks in Nederland weer wat nieuwe jurkjes kopen en met mijn snobdochter Chaia ‘ leuk even samen naar Bijenkorf, he mama?’
En die kamer… Ik durf zo mee te doen aan een wedstrijd van mooiste schrijverskamers. Het is er licht, overal lange planken vol kinderboeken, openslaande deuren naar de veranda waar nog steeds een warm zomerzonnetje schijnt, en in de hoek het oude bureautje van mijn grootje met daarop mijn witte MacBook.
Punt is alleen dat die kamer een beetje té fijn is. Er staan de zachtste banken, er is het fijnste licht, de tv staat er, de wifi-ontvanger, en al die boeken dus. Dat weten mijn dochters natuurlijk ook. De drie maanden dat ze vakantie hadden leefden ze dus zo’n beetje buiten – en in mijn schrijfkamer. Daar zaten ze dan met hun ipods en hun computers, hun schriftjes en boeken lief en stil te zijn – maar wel in mijn kamer.

Kat

Vandaag zijn eindelijk de laatste twee ook naar school en is mijn kamer weer van mij. Mijn grote verhaal zeurt allang niet meer in mijn hoofd, het krijst inmiddels om geschreven te worden. En dat begint vandaag.
Ik loop onwennig rond als een kat in de sneeuw. Hallo kamer. Wat ben je toch sereen. En stil. Ik kan de boeken horen zuchten, de muren ademen. Nu kan ik eindelijk weer hardop denken, veel te hard op de toetsen rammen zonder dat iemand daar een opmerking over maakt en uren dom voor me uit staren.
Ik doe de deuren dicht, negeer de barbie-school die verlaten over de hele grond ligt uitgespreid, zelfs de poezenkots daartussenin (welke vrouw doet mij dat na?) , neem nog een kop goede koffie – en ga achter dat bureautje zitten.