Categorieën
Verhalen van de berg

Wondergras

Onze buren zijn begonnen met gras eten.

Heel speciaal gras is het, dat ze bij de dierenwinkel als zaadjes kopen en nu overal rond hun huisje groeit. ‘Er zitten achttien van de twintig benodigde voedingsstoffen in,’  vertellen ze enthousiast als ik ze de berg af zie komen wandelen (zij wonen nog veel hoger dan wij, een berg verder). Dat wandelen hoort er dus ook bij, dat is de detox. En als ze dan thuiskomen plukken ze het gras, stampen het fijn en drinken het op met water. Ook hun geiten en honden leven ervan inmiddels. ‘En ze zijn zo vol energie, ze springen steeds over alle hekken.’ Verder gaat reuma ervan over en voegt hun zoontje er nog enthousiast aan toe dat ‘alle voetballers van FC Barcelona het gebruiken.’ “je weet zeker dat het geen…’  begin ik, maar nee, het is gewoon gezond wondergras en ze hoeven nu nooit meer iets  anders te eten. Zomer en winter, dit gras is er altijd.

Zand met water in een soort hol

Toch zit er iets naars aan. Het gras komt wel op een fijn moment: nu ze eigenlijk failliet zijn. Hun kinderen eten in de noodkantine op school om kosten te besparen en hun elektriciteit is aan het begin van de zomer al afgesloten. Hoe moet dat straks in de winter? ‘We stoken gewoon vuurtjes,‘  zeggen ze. De koelkast was toch al een ‘ geweldige uitvinding’: ‘Zand met water in een soort hol, dat blijft altijd koel.‘  En hun eigen zonne-energiesysteem bestaat uit: ‘een lange zwarte buis waarin het water heerlijk opwarmt.‘ De wasmachine tenslotte is iets met fietspedalen.

Je kunt er om lachen en je kunt er om huilen. Maar op een bepaalde manier is het ook fijn dat er nog plekken zijn in Europa waar je er een rommeltje van kunt maken. Waar je ‘de moed erin houden’  tot kunst  kunt verheffen. Waar je zo overtuigd gras kunt eten (en o wat hoop ik maar dat het echt waar is van die achttien voedingsstoffen).

Categorieën
Verhalen van de berg

Hak af die staart!

Wij hebben hier een oude wilde poes met een halve staart. Geen idee hoe dat zo gekomen is. Maar nu zagen we laatst in het dorp nog zo’n halfstaartpoes. En nog een.

‘Ja, het is weer de tijd van het jaar,’  zegt een Spaans vriendinnetje. ‘Je moet je poezen nu binnenhouden, want de zigeuners hakken ze de staarten af. En die spijkeren ze dan aan de bomen – de staarten, niet de poezen. Ik zag vorig jaar een boom met wel vier stukken staart eraan.’
‘Wat? Maar waarom dan?’
Maar het meisje schudt haar hoofd met de afstandelijke blik die ze hier vaak krijgen als het om zigeuners gaat. Niet over praten, niet mee bemoeien.
Ik heb wel eens gehoord dat zigeuners bang zijn voor slechte geesten (interessant weetje: volgens hen kan ook de ziel van een dode terugkomen als vampier).  Dus hebben ze amuletten en bezweringsrituelen. Is het afhakken van een poezenstaart dat soms ook? Poezen hebben banden met Het Kwaad, dat weet iedereen (daar kwam in de Middeleeuwen de pest van, heb ik wel eens gehoord: er waren uit bijgeloof zoveel katten afgeslacht dat er teveel ratten kwamen).
Maar dat onschuldige staartje? Wat heeft dat er nou mee te maken?

Mannelijke woestheid

Zal ik het gewoon gaan vragen? Op het dorpspleintje hangen altijd wel een paar zigeuners rond: mannen met woeste krullen en gouden kettingen. Hoeden en zonnebrillen. Ze kijken me altijd vrij schaamteloos en doordringend aan, dus er is al een soort contact. Als ik nou gewoon eens op ze afstap…
‘Niet doen hoor mama,’  schrikt mijn dochter, al helemaal besmet door de zigeunerangst.
En nee, ik ben ook al teveel geindoctrineerd merk ik. Misschien is dat kattenstaartenhakken wel een geheim jongensritueel, een soort initiatie. En dan kan het natuurlijk niet dat ik er als buitenstaander zomaar over begin. Straks komen ze ineens mijn berg op stormen met al hun mannelijke woestheid. En voor je het weet spijkeren ze al onze lieve katjes aan de amandelboom, met staart en al!

Categorieën
Verhalen van de berg

Hoezo kaftcondooms?!

Snikkende kinderen op de betonnen trappen van de school. Ouders die voorbijsnellen zonder je aan te kijken. En een opvallend verslagen stilte op het schoolplein. Zo gaat het er vandaag aan toe op heel veel Spaanse scholen.

Net als vorig jaar kijk ik met verbazing naar de berichten van collega-ouders in Nederland. Ingeloot, uitgeloot? Zeven kilo boeken? Speciale kaft-condooms voor je boeken? Schoolcampus? Allemaal luxe die we hier op de campo niet kennen. Er is één middelbare school (een middenschool), en één piepklein winkeltje voor boeken en schriften. Daar krijg ik per kind een bescheiden stapel degelijke definitie-boeken vol formules (ook bij de boeken van muziek, kunst en zelfs gym) en al net zulke degelijke schriften. Kaftpapier: hard doorzichtig plastic (verplicht). Het meest luxe wat we kunnen doen voor onze dochters is nieuwe trainingspakken kopen. Want aangezien er geen kleedkamers zijn bij gym en ze dat twee keer per week hebben, loopt meer dan de helft van de school de hele dag in trainingspak.

Toekomstplan

‘In het toelatingsgesprek op het Vossius zei mijn zoon tegen de directeur…’  Nee, zo gaat dat hier ook al niet. Op deze school wordt iedereen toegelaten – zolang je cijfers maar kloppen. Vorige week donderdag en vrijdag waren er herexamens voor alle klassen. En vandaag is daar de uitslag van. Alleen voldoendes tellen. Bloems beste vriendin (hele vakantie bijles gehad) heeft vier onvoldoendes weg gewerkt, maar komt 0,4 punt tekort bij wiskunde. Zij blijft dus zitten en staat samen met haar woeste moeder te huilen alsof er iemand dood is. Kinderen die onvoldoendes hebben in hun vierde jaar hebben het helemaal zwaar nu: alleen met voldoendes mag je door naar het bachillerato en dus verder leren. Zoniet, dan eindigt je toekomstplan hier op het schoolplein: zestien jaar oud en ga maar werken (maar waar?).
Het had een feestelijke eerste schooldag moeten worden maar de bedrukte sfeer is besmettelijk. Gelukkig heeft Ilco een goed idee: hij rijdt drie kwartier naar een fancy sportwinkel en komt terug met drie meiden in strakke merk-trainingspakken. Stralend, alledrie. ‘En kijk mam, ik heb ook echte sportsokken!’

Categorieën
Verhalen van de berg

Zomergasten

Ergens onder zon een bed & breakfast beginnen – dat is een droom van veel mensen. Net zoals zwemmen met dolfijnen of ‘nog eens een kinderboek schrijven’. Eerlijk gezegd, het leek mij altijd vreselijk om een bed & breakfast te beginnen. Toch heb ik er eentje.

Ach, dat liefdevolle guesthouse in Zuid Afrika… De eigenaresse had allerlei kunstwerkjes van lokale kunstenaars aan de muren hangen – met de nadruk op hád, want het ene na het andere kunstwerk werd door de gasten gestolen. Terwijl je die kunstwerkjes notabene ter plekke kon kopen. En dan dat geklaag: de kamers te klein, het water te lauw, teveel muggen, de bedden te hard of te zacht… Ik heb ze vaak genoeg gezien: vertwijfelde bed & breakfasteigenaren die hun leuke kamertjes in rap tempo bezoedeld zagen worden door al die klagende en ondertussen reuze vieze toeristen (‘hadden ze een wond gehad ofzo: het hele matras onder het bloed en ook nog alle witte handdoeken’) . Overigens herinner ik me ook nog dat onze eigen Dunya een keer ergens een reusachtige stenen vaas omverfietste. ‘Geeft niks hoor,’  snufte de kindvriendelijke eigenaresse dapper terwijl ze de scherven bijeenveegde, ‘het is alleen… nou ja, dit was dus het afscheidscadeau van mijn moeder, dat ze mij op haar sterfbed…maar geeft niks, geeft niks… ’

Wuft

Ons huis was een b&b voor wij het kochten. Veel kamers en badkamers dus, die zich razendsnel vulden met gasten. Vrienden en kennissen natuurlijk, geen types die de kunstwerken van de muren stelen. Maar als ik mezelf zo zie lopen met stapels handdoeken, reusachtige ontbijten, en altijd maar weer die lakens aan de waslijn, dan denk ik wel eens: het is toch gebeurd. Hoe vaak heb ik deze zomer niet mensen staan uitzwaaien terwijl de taart voor de nieuwe gasten alweer in de oven stond? Hoeveel taarten heb ik eigenlijk gebakken (amandel, vijgen, bramen, druiven, limoen – met wat we maar van de bomen plukten), hoeveel brood, hoeveel kilo verse patat, hoeveel vissen op de barbecue? En ze maakten heus ook dingen kapot, onze lieve gasten: ze bliezen de versterker op met hun slechtgebrande cd’tjes, zakten door de hangmat en braken toch algauw een dozijn glazen en borden op de stenen vloer. Daarentegen lieten ze ook van alles achter: kleren en bikini’s in alle maten, heel veel zonnebrillen en diverse opladers voor van alles en nog wat. En je staat ervan te kijken wat een verrassend wufte onderbroekjes je vaak tussen de gebruikte lakens vindt (vooral bij vrienden waarvan je dat nooit had verwacht)…

En dan… stilte

Nu zijn, toch nog plotseling, de laatste zomergasten vertrokken. Vijf personen aan de grote tafel is ineens gek weinig, vooral als Ilco ook alweer zijn koffers gaat pakken. Toen waren er nog maar vier… De laatste vijgen ploffen kleverig op de grond, voedsel voor de laatste wespen, muggen, trekvogels. En er is de nacht die plotseling snel valt.
Als je goed luistert kun je het huis heel, heel diep horen ademhalen. Rust! Stilte! (Maar niet voor lang; over zes weken is het alweer herfstvakantie).

Categorieën
Verhalen van de berg

Mijn tien grootste helden

Helden, het thema van de kinderboekenweek. Ik word er nu al moe van – en het speelt pas in oktober. Maar bij wijze van voorbereiding, heb ik laatst een lijstje gemaakt van mijn tien superhelden uit kinderboeken. Ben ook benieuwd naar die van jullie (en niet allemaal Pippi Langkous zeggen)!

Helden/superhelden

Kees de jongen natuurlijk, held der helden. Om de eindeloze kracht van zijn fantasie (‘en de mensen die hem voorbijgingen wisten niet dat daar een jongen liep die alles zou kunnen, dachten dat het maar een gewone jongen was…’ )

Karlsson (van het dak). Omdat hij zo heerlijk schaamteloos om liefde (en krentenbolletjes) bedelt

De keizer uit het Andersen-sprookje De nieuwe kleren van de keizer. Omdat hij tóch trots doorloopt ook al is hij ineens bloot.

Daisy uit Hoe ik nu leef (van Meg Rosoff) omdat ze voor de liefde kiest terwijl alles en iedereen om haar heen dat niet doet.

Kruimeltje Leeuwenhart, andere protoheld. Omdat hij het hele boek lang (Gebroeders Leeuwenhart) alleen maar bezig is om zijn eigen angsten te bevechten. En omdat hij springt.

Sneep uit Harry Potter. Omdat hij zo prachtig verscheurd wordt tussen goed en kwaad. En omdat hij zo lekker vervelend durft te zijn.

Rifka uit De noordewindheks van Daan Remmerts de Vries. Omdat ze zo geruststellend en zelfs troostrijk doodgaat.

Ma uit de boeken van Het kleine huis. Omdat ze uit niks nog heerlijke maaltijden kan maken (appeltaart van groene pompoen) en zelfs als de hele familie ernstig is ingesneeuwd nog gekleurd kerstsnoep en kerstcadeautjes tevoorschijn tovert.

Vitalis (nee, niet Remi) uit Alleen op de wereld. Omdat hij echt vrij is  – en zo glorieus omgaat met de eenzaamheid die daarbij komt.

En natuurlijk: de kleine kapitein uit het gelijknamige boek van Paul Biegel. Omdat hij met al zijn stoere mannelijkheid mijn eerste grote liefde was (‘De kleine kapitein stond achter het roer, wijdbeens, zijn ogen op de kim…’ ).

Pfff… Wie durft er nog te zeggen dat kinderboeken niet belangrijk zijn?

Categorieën
Verhalen van de berg

Het mosterdmonster

Oooooo die lange Spaanse schoolvakanties! Drie eindeloze maanden zijn de kinderen hier vrij en pas over ruim twee weken wordt het huis weer stil en rustig. En dan vertrekt hopelijk ook het mosterdmonster.

Liegen

Het mosterdmonster heet zo vanwege het mosterdincident. Dat ging zo. Ik breng Dunya en haar vriendin naar bed. En daar blijkt ineens Dunya’s bed keurig opnieuw opgemaakt te zijn, met nieuwe lakens en kussenslopen en zelfs een fris nieuw onderlaken. Ik verbaasd, Dunya verbaasd, vriendinnetje verbaasd.
Maar het wordt nog raarder als we onder haar bed het oude beddengoed vinden, in een slordige prop. En dat blijkt vol te zitten met mosterdvlekken. Mosterd! Hoe komt dat daar? Van alle dingen die je in een bed kunt aantreffen… Er zijn op dat moment zes kinderen in huis en die komen allemaal kijken. Maar niemand voelt zich aangesproken. ‘Wie heeft dat nou gedaan?’  vragen ze stuk voor stuk, met grote verbaasde ogen.
Je zou kunnen zeggen dat mijn kinderen kunnen liegen alsof het gedrukt staat. Maar het kán natuurlijk ook het mosterdmonster geweest zijn.

Onderbroeken

Het mosterdmonster doet veel meer. Nare dingen (de spaarpot van Dunya zomaar laten verdwijnen) en rare dingen (onderbroeken van een argeloos vriendinnetje laten opduiken in koffers van gasten). Veel rommeldingen (mijn wedgewood-bordjes gevuld met zandkoekjes achterlaten bij de bron, lievelingsboeken die iemand net nog zat te lezen verstoppen en ook heel veel schoentjes en bikini’s). Het maakt alle pakken koek tegelijk open en eet overal één koekje van. Of het halveert een worst die decoratief aan een spijker in de keuken hing. Mijn goed-verstopte chocola extra puur die niemand lust: ook al weg. ‘Wie o wie… ?’  Alle kinderen schudden geschokt hun hoofd. Nee hoor, dat monster weer.
Het is bijna onmogelijk om te werken met een mosterdmonster in huis. Zit je net geconcentreerd middenin een moeilijk hoofdstuk, klinkt er weer een gil uit een van de meidenkamers. ‘WIE heeft mijn nagellak niet dicht/mijn barbiehoofd eraf/alle wcpapier in de wc/mijn favoriete haarelastiekjes om de staart van de poes, mijn…’
En daarna doodse stilte. Het mosterdmonster is een stomme lafbek.

Categorieën
Verhalen van de berg

Toch een heks

Ik vind jou een beetje eng nu,’  zegt Chaia. Dat vind ik zelf eigenlijk ook. Ik heb namelijk net iets heel raars ontdekt: ik heb zonder dat ik het wist de toekomst opgeschreven. Het is uitgekomen – en het is behoorlijk luguber.

Bijgelovig

Nooit schrijven over dat je kind doodgaat. Straks luistert de kosmos nog mee en gebeurt het zomaar echt – kijk maar naar Anna Enquist. Dat soort bijgelovige gedachten heb ik best vaak. Maar nu heb ik dus zelf…
Nee, laat ik anders beginnen. Er komen dit jaar drie nieuwe boeken van mij uit. Eentje daarvan is een jeugdboek dat als het goed is verschijnt in of net na de zomer. Het gaat over twee vriendinnen die in Spanje wonen en meer wil ik er (ander bijgeloof) nog niet over kwijt. Het is een groot en lang project waar ik al een tijd mee bezig ben. Ik kan er alleen maar aan werken als ik alleen ben, geen gasten, kinderen naar school. Dus sloot ik dat boek op 8 juni, vlak voor het gastenseizoen zou losbarsten. Met heel veel moeite, dat wel. Maar meteen daarna werd het heel druk op onze cortijo. En vijf dagen later steigerde het paard Star (waar Chaia bijna nooit op rijdt maar nu wel) en belandde Chaia in het ziekenhuis. Heeft allemaal uitgebreid op het weblog gestaan (sterker nog, nooit zoveel lezers gehad als juist in die week).

Roes

Nu is het eindelijk weer iets rustiger geworden en een beetje zenuwachtig, als was het een liefdesbrief, open ik voor het eerst mijn grote verhaal weer. Een groot deel heb ik in een soort roes geschreven, dat op zich is al fascinerend. En wat lees ik? De hoofdpersoon rijdt op een paard dat Star heet. Het paard steigert. Probeert het meisje te ontwijken. Het meisje raakt toch gewond, heel erg zelfs. En moet met de traumahelicopter naar het ziekenhuis. Kortom: ik lees mijn eigen verleden (dat van mijn dochter) wat op het moment dat ik dat schreef nog toekomst was. Heel bizar, want ik denk (dacht) nooit na over paardenongelukken, was er ook niet bang voor. En ik kan me bovendien niet echt herinneren dat ik dit opschreef. Hoe kan dat? Ik heb het ongeluk van mijn kind voorspeld, misschien had ik het zelfs kunnen voorkomen (‘ga niet op Star rijden, Chaia’)…
‘Bent u een echte heks?’  Dat wordt me vaak gevraagd op scholen, vanwege al die hekserige boeken natuurlijk (Heksenhotel, Heks van de samba) – en, hm, misschien ook wel vanwege mijn heksenneus. Meestal glimlach ik dan een beetje mysterieus en laat achteloos de term ‘fluffbunny’  vallen (= een modeheks, die niet echt is ingewijd). Maar zo fluffy ben ik dus helemaal niet!

Categorieën
Verhalen van de berg

A place of death

In de krochten van Montefrio ontdek ik iets: een tanatorio. Een wát?
Op mijn toeristische route met gasten kom ik er steeds langs want het ligt pal naast de grote rotsen. Dan kijkt meteen niemand meer naar die rotsen (die toch heel spectaculair zijn, een beetje Turks). ‘Ta-na-to-rio – wat is dat?’  vraagt er altijd wel eentje dromerig. Want het ziet er zo mooi uit daar. Zo mooi en zo ver weg. Er staat een groot hek omheen, maar daarachter zie je overal bougainville en echt groen gras (bijzonder in Zuid Spanje). Er is wit, zacht grint en bankjes in de schaduw. En het rare is: nooit zie je er iemand. Alsof je naar een luchtspiegeling staat te kijken.

Voorportaal

‘Dat is een sanatorium,’  zeg ik meestal, met de air van een reisleider, en ik voeg er soms aan toe dat er kennelijk nooit iemand ziek is bij ons. Maar dat geloven de meeste gasten niet. En ik weet zelf ook heus wel: tanathos betekent dood in het oudgrieks. Is het dan een crematorium? Zo pal naast de stad?
In mijn gedachten wordt het tanatorio een soort voorportaal, de plek waar Harry Potter even dood kon zijn en met Perkamentus praten. Ik wil er steeds heen, kijken of ik iemand zie. Jeroen, Wim, Laura, grootje of andere bewoners van het tanatorio. Van MIJN tanatorio want iedereen ontmoet daar zijn eigen doden, zou dat niet mooi zijn?

Inquisitie

Maar ja, dan ga ik op een dag natuurlijk toch uitzoeken wat het echt betekent. En alles verandert opnieuw. Want google zegt doodleuk over tanathorium: A place where people are received in order to be killed; a place of death. Huh? Daar verandert dat lieflijke Montefrio voor mijn geestesoog in een griezelig Inquisitie-bolwerk. A place of death – hoe horrorfilm klinkt dat? Wat gebeurt er allemaal achter dat hek en onder de bougainville als niemand kijkt? En ik maar denken dat het hier allemaal doodgoeie (!) olijfboeren zijn…
Nog weer later zoek ik het op bij de Spaanse google dan blijkt dat een tanatorio een plek is waar je ‘de laatste nacht voor de begrafenis kunt waken bij een dode’. Weer een mysterie minder. Hoewel, waarom zie ik daar dan nooit iemand in- of uitgaan? Zijn er geen doden in Montefrio? Gebeurt dat waken heel stiekem in het donker? Of….?

Categorieën
Verhalen van de berg

Een heks, een buikdanseres en een paardenfluisteraar

Meisjes van tien die gillend van plezier aan het koekhappen zijn. Grote jongens van negen die dolblij zijn met hun cadeautje (een gekleurd schaartje) uit de grabbelton. Hoe heerlijk lang kan je hier op de campo kind blijven.

Grachtengordel

Ik herinner me de grachtengordelpartijtjes in Amsterdam nog heel goed. Thema-feestjes deden we, waarvoor ik al weken vantevoren in de weer was. Naar de kinderfeestwinkel voor de nieuwste gadgets en give aways, naar de Hema voor de laatste modekleur slingers en de stippeligste ballonnen, naar de dure bakker voor een speciale themataart, naar de stoffenwinkel, de klerenwinkel, de Kitch Kitchen… Uitnodigingen: speciaal gedrukt met bijpassende foto’s van het jarige kind in themasferen. Op Pippifeesten aten we spaghetti met een schaar en liet ik een vriendin speciale kleren voor de jarige Pippi naaien, voor een prinsessen-te paardfeestje huurde ik een sneeuwwitte pony plus haar baasje die een heuse horse whisperer bleek te zijn, voor een heksenfeestje reden we met een gehuurd busje naar een echte heks in Drente die met de kinderen magische spreuken oefende; en voor een 1001-nachtfeestje (de eindeloze lappen gouden glitterstof en het speciaal aangeschafte zilveren theeservies heb ik nog steeds) kwam er een beroemde buikdanseres aan huis.

Blasé

Nu ik dit opschrijf bekruipt me een soort schaamte. Wat heeft ons dat allemaal veel geld gekost, veel stress ook – en waarom eigenlijk? Ja, omdat de andere feestjes ook zo waren en je iets bijzonders voor je kind wilde (toen we een keer gingen schilderen in het Van Gogh-museum waren er, heel blasé, meerder kinderen die dat al voor de tweede of derde keer deden – dat was wel een domper).
Terwijl nu. Dunya wordt acht en haar zusjes regelen de spelletjes. Eigenlijk een beetje kleuterachtig: koekhappen, waterestafette, stoelendans. Maar alle kindjes uit de buurt (de dag ervoor uitgenodigd) hebben de grootste lol van de wereld. Ze eten appeltaart, worstjes en zelfgemaakte patat en Dunya – in bikinibroekje en met haar nieuwe roze zonnebril koningin van het feest –  krijgt boerderijdieren, een theeserviesje en twee nieuwe jurken. Zo simpel. Zo fijn.

Categorieën
Verhalen van de berg

Alles in beweging

Poppenhuizen in musea. Serviesbordjes die aan een muur hangen. Van die lege, glimmende keukens van mensen die nooit koken. Of trouwjurken in een plastic zak. Misschien is het een afwijking, wat andere mensen hebben met piepende krijtjes of een vork in een zilveren vulling, maar ik heb dat dus met dingen die niet gebruikt worden. Ik kan er niet tegen.
(lees verder)

Kinderkamer

Daarom hou ik ook niet van duur uitgegeven boeken. Doe mij een beduimeld exemplaar vol zandkorrels, ezelsoren en alles, dat meteen uitnodigt om opnieuw te beginnen met lezen (andere uiterste, wat er natuurlijk gevaarlijk dichtbij in de buurt ligt: de boeken die hier dagelijks overal slingeren op alle binnen- en buitenbankjes en die niet eens meer dicht kunnen zo stukgelezen).
Dichte piano’s die helemaal ontstemd zijn geraakt. Opschrijfboekjes waar niemand in schrijft. En dat de zelfgebakken taart niet op is, de slagroom alweer ingezakt. Beschimmelde dingen. En het allerergste, misschien wel: een verlaten kinderkamer, die nog helemaal is zoals vroeger met een supermandekbed en een bureautje met laatjes, keurig opgeruimd. Nee, nog erger. Diezelfde kinderkamer die nooit is gebruikt.

Barstjes en stukjes

Maar nu ben ik blij. Het is nog heel vroeg, ik ben als enige op de patio. We hebben al tijden een huis vol gasten, weer eens opvallend veel meisjes. Die natuurlijk allemaal nog diep slapen na hun lange giechelnachten.
De zon is al op, maar de maan is er ook nog. De kleine poesjes gluren slaperig naar me als ik rondloop. Ik beweeg me als een echte moeder, vind ik zelf, door her en der natte handdoeken op te hangen, boeken op stapels te leggen, slingerende zonnebrillen en onderbroekjes. Ik veeg de mieren en de kruimels van de lange houten tafel, maak ruimte voor weer een volgend ontbijt. Veel barstjes en stukjes uit mijn enorme stapel borden. Uitgebeten houten stoelen die elke dag een beetje meer wiebelen. Geeft niet. Want dit is hoe ik het wil: alles in beweging. Dat we het huis kochten en zeiden: lekker groot, en hier kunnen dan heel veel gasten.
En dat ze echt gekomen zijn.