Categorieën
Verhalen van de berg

Ik ga op reis en ik neem mee

– 1 Landrover plus daktent
– 1 man en 3 dochters
– 1 oma
– 1 wilde, krijsende moederpoes
– 5 niet meer zo kleine babypoesjes die met de wilde moederpoes op een camping gaan wonen (wat zullen ze daar blij met ons zijn)
– 1 vriendin van Bloem (die ergens onderweg, net als oma, op het vliegveld wordt gezet)
– haar koffer vol Montefrio-souvenirs (zoals olijfolie, geitenkaas en schaaltjes van Granada-boerenbont)
– 7 nieuwe nagellakken (Chaia)
– kitesurfkleren (Bloem)
– emmers en schepjes, boerderijdieren en good old Knor (Dunya)
– Chaia’s paardrijlaarzen (je kunt daar lekker hard over het strand galopperen en ja, dat mag ze bijna weer…)
– de elf popjes van de laatste grote reis plus hun uitgebreide garderobekast
– een paar kilo boeken (waaronder het laatste deel van de Groene Bloemtrilogie – eindelijk tijd voor – en het intrigerende Isa’s droom wat steeds maar weer van de stapel verdwijnt omdat niemand zich kan inhouden)
– de kaart van Portugal voor als we door willen rijden
– nog meer koffers vol met zomerjurkjes XXS XS S M
– een stuk of 10 bikini’s
– het verhaal van een klein leeuwenmeisje (nieuw boek in mijn hoofd!)
– Diorific lipstick nr 13 (voor kenners: het ultieme rood) en mijn nieuwe rode schoentjes met megahakken (o zo handig aan het strand)
– onze Afrikakist vol beroete pannetjes en zelfgeknutselde pollepels
– slaapzakken (koude wind aan zee), matrassen, computers, schriften
– houten klapstoeltjes, tafeltje plus tafelkleed, hangmat
– Ilco’s grote fotokoffer (ik wil zo graag een nieuwe publiciteitsfoto voor het nieuwe seizoen die sexy en Spaans oogt; Ilco daarentegen is erg van eerlijke foto’s in keihard ochtendlicht – we zullen zien waar ik mee terug kom)
– een paar hele dure (voor Spaanse begrippen), vast heel erg lekkere wijnen.

Gaat dit allemaal passen? En uiteindelijk aankomen aan de rotskust van Tarifa waar het altijd keihard waait?
Je hoort het over een dag of drie in het enige blog dat in de vakantie (juist) gewoon doorgaat!

Categorieën
Verhalen van de berg

Iets zouts in mijn mond

Het is nog heel vroeg en heerlijk stil. Ik sta sereen in de keuken sinaasappels te persen. Dan hoor ik tik-tik-tik. Mijn moeder, in pyjama, komt zwaar leunend op haar wandelstok om de hoek.
Ik haal diep adem. ‘Goeiemorgen moesje, lekker geslapen?’
‘Nee.’
(lees verder)

Hendrik Haan

Ik pers nog maar wat door, denkend aan het kopje slaapthee van de avond ervoor, mijn moeders lekker verschoonde bedje, de versgewassen pyjama en het schaaltje dropjes naast het bed (‘ik moet altijd iets zouts in mijn mond hebben als ik lig’).
‘Ik schrok ergens van wakker, misschien was het een poes,’  zegt mijn moeder, kattig omdat ik niet meteen reageer.
‘Nee, dat kan niet, er waren geen poezen binnen.’
‘Jawel. Hij sprong bovenop mijn hoofd. Je hebt vast een raam open laten staan.’
‘Op je hoofd??? Dat al zeker niet. En er stond geen raam open.’
‘Wel. Of anders heeft die poes de deur opengemaakt. Het deed echt heel veel pijn, ik was flink gewond. Ik schrok me rot natuurlijk en kon meteen niet meer slapen.’
Ik schenk zwijgend een glas sap in.
‘En door al dat vechten met al die poezen is mijn dekbed uit de hoes gekomen. Kijk, daar ligt het: op de patio. En zo gek, al die dropjes zijn er ook van gesmolten, middenin mijn bed.’

Lachen

‘Ooit schrijf je het op en dan wordt het een boek.’  Zeggen vriendinnen, zegt zelfs Ilco vanuit Nederland. Daar wordt hij geinterviewd in het Hilton Hotel, in de ‘peace room’  van John Lennon. Was ik maar daar – waar de idealen en de ruimte reusachtig zijn. Hier, in heet Spanje, bepaalt het getik van mijn moeders stok het tempo en doen we een piepkleine vredesdans op de vierkante centimeter. En nee, dat wordt geen boek. Ik zie overal een verhaal in, maar de belangrijkste voorwaarde ontbreekt: dat je er zelf om kunt lachen, hoe erg het ook is (juist dan!). Was het een tijdje geleden nog hilarisch, toen ik in een hevige woordenwisseling met Ilco mijn verweer begon met een verhit ‘Ja maar pap…‘  nu krimp ik om iets vergelijkbaars in elkaar. Want dit zeg ik even later wanneer ik mijn moeder streng toespreek over haar vieze gewoonte om oude restjes eten in haar tas te proppen: ‘Als je genoeg gegeten hebt en het is nog niet op, is dat prima. Dan zeg je gewoon: mam, ik heb genoeg…’

Categorieën
Verhalen van de berg

Een arena van zand en zout

De drie blonde meisjes, bijna net zo groot als de schildpadden zelf, schenen met hun rode lichtje in de kuil en zagen het gat van de vinnen steeds dieper worden. Toen kwamen de eieren, klein en wit als pingpongballen die door de moeders met venijnige bewegingen werden bedekt met zand; zo werden er die nacht duizenden begraven…
Dit schreef ik op mijn Afrikablog, in Guiné Bissau, precies vier jaar geleden. En nu ben ik er weer!


Verleiding

Mijn eigen Neverland ligt dus even in Guiné Bissau.
Het nieuwste boek (verschijnt november) gaat over de grote schildpadden die we daar zagen.
Ik was het niet van plan. Maar toen kreeg ik de vraag om een verhaal te schrijven in de serie ‘dierenredders’. Alleen de tijger mocht niet – die had een andere schrijver al gekozen. En ook niet de grote apen.
Het maakte me niet uit, ik hou toch niet van dieren (ha, ontboezeming!) en laat het redden meestal aan mijn dochters over.
Maar waarom ik toch zwichtte, was de verleiding om nog één keertje zo’n tropische arena van zand, zout en oerwoud te beschrijven. Zo’n fijne Bounty-omgeving zonder afleidende zaken als (ik noem maar wat) auto’s, tv, andere kinderen.

Drie kwetsbare kinderen

Op zo’n eiland, heb ik een broertje en een zusje neergezet. En een raadselachtige vissersjongen. Drie kwetsbare kinderen, alle drie eigenlijk een beetje eenzaam. ‘Ach, al die gelukkige kinderen in boeken, dat gaat ook maar vervelen,’  mailt mijn redacteur bemoedigend. Gelukkig, want ik krijg ze niet blijer. Wel een beetje weerbaarder op het eind van het verhaal – en dat is al heel wat.
Want dat is wat leven in het paradijs met je doet, denk ik. Op reis heb ik ze wel gezien: bijvoorbeeld die kattige Engelse meid met haar ouders op het ene en die mooie Franse jongen op het andere onbewoonde eiland. Allebei bruin van top tot teen met lang touwhaar. Ze vingen hun eigen kreeften en kraakten hun eigen kokosnoten. Ze hoefden niet naar school en hadden in plaats daarvan hun eigen boot en overal boomhutten met touwladders eraan. Het waren klinderen die een wonderbaarlijke uitstraling hadden van grenzeloze zelfredzaamheid – en grenzeloze eenzaamheid.

Categorieën
Verhalen van de berg

Dierenredders

‘Mama kom snel, het babypoesje heeft overal bloed! En zijn oog is verdwenen!’
Hoezo ‘we laten de wilde katten lekker wild’? Hoezo ‘niet teveel hechten, ze gaan toch weer weg’?  En waarom verdomme nemen de twee dierenartsen van Montefrio hun telefoon maar steeds niet op?

We hebben lang geen kattennieuws gehad, maar nu moet het even.
Nog maar een keertje de hoofdregel voor iedereen die een huis koopt in Zuid Spanje: voer de wilde katten NIET. Je denkt: best schattig. En die moeder heeft jongen, die kan wel wat extra’s gebruiken. Je denkt: die paar brokjes, hoe erg is dat?
En het volgende moment heb je tien katten die alle tien zwanger zijn.
Wat dan? Naar de gemeente brengen die ze professioneel voor je afmaakt? Probeer dat maar eens te doen als je dochter de grootste dierenvriend van de wereld is.
Onze oplossing is ook best genant: we dumpen ze. Dan weer eens aan de ene kant van het dorp, dan weer aan de andere, zelfs naar onze favoriete zeecamping gaat steevast een mand poezen mee. Wild zijn kan overal, toch? (zei de schrijver die net een feelgood boekje in de serie ‘dierenredders’  afleverde).

Kerkhofje

Prikjes, ontworming, fancy eten? Daar beginnen we niet aan. En dus hebben we ook al, heel ellendig, een poezenkerkhofje tussen de olijven. Elke keer weer een groot drama.
En nu een zodanig uit de hand gelopen ooginfectie dat voor onze ogen een klein rood poesje leegbloedt. ‘Nee mama, neeeeeee,’  krijst Chaia. Ik ren rond met verbandjes en pleisters die natuurlijk meteen weer loslaten. Trillende handen, ik ook. ‘Jezus Chaia ik weet het ook niet!’  ‘Mamaaaaaa!’

Blind

Nou ja, toen ging ik dus heel lang rijden door de hitte naar een heel dure dierenkliniek. Waar ze in een heuse operatie dat hele oog gingen dichtnaaien. Van een poesje dat we niet zouden houden. Maar nu dus wel, want hij is blind. ‘Dat andere oog moet misschien ook nog,’  waarschuwt de dierenchirurg. ‘Het wordt lastig voor hem. Meestal laten we zulke poesjes…‘  Maar Chaia is een en al liefde.
Ha, denk ik, kijk mij nou eens dierenredden. En me ook nog eens  voor eeuwig geliefd maken bij mijn dochter.

Maar eenmaal thuis schudt Ilco zuchtend zijn hoofd als hij het poesje ontredderd over de patio ziet wankelen en ook ik ben snel ontnuchterd. : het zwembad… het spoor van poep dat hij overal maakt, al die extra zorg, en wat nou als, en hoe dan…
Dierenredden – ik doe het nooit meer!

Categorieën
Verhalen van de berg

Spaanse zomer, en toch…

‘Zes Zweden! kompleet met blonde lange steile haren?’ Fijne mail van een vriendin uit Nederland. De Zweden zijn reisvrienden, we kwamen elkaar ergens in het Midden Oosten tegen, zij op de heen- wij op de terugweg. En nu staat er een rode Landrover voor ons huis, naast onze eigen zwarte, compleet met daktent. Morgen gaan ze oversteken naar Marokko en o wat wil ik graag met ze mee.

Te heet om wild te zijn

Ik schaam me. Daar zit ik in het paradijs weg te willen. Alles is hier doordrongen van een lome hitte. Je staat zweterig op en je gaat zweterig slapen, onder een dun lakentje en zo dicht mogelijk naast de ventilator. Het water uit de kraan is lauw, het zwembad is lauw. In de zon kom je alleen maar vroeg in de ochtend of na zeven uur ‘s avonds. Maar dan smaakt dat biertje, of dat glas rosé ook wel toverachtig lekker. De kinderen hoeven allang niet meer naar school, te heet. Ze spelen tot laat buiten, alleen maar in hun bikini’s. Grootste zorg: dat ene zielige babypoesjes met zijn ontstoken oogjes. Alle andere poezen (tien op dit moment) liggen loom onder palmbomen en ligstoelen af te koelen, te heet om wild te zijn (dat klinkt als een tegenstelling maar is het niet). En het gras is verdord, de kersenbomen alweer leeg. Maar we hebben overal vijgen en de geur van karamel die zich voegt bij een zweem kattenpis en oud hout. Spaanse zomer!

India

En dan zie ik die Zweden… Een moeder, een vader (kaal!) en vier kleine Madiekes en Emiels. Maar vooral: hun rode Landrover inclusief rijplaten en snorkel. Vakantie? Reizen! Nu achter ze aan, richting India. Verder waar we de laatste keer gestopt zijn. Mijn haar weer geruïneerd van teveel zon en te slechte shampoo, al mijn kleren verschoten, dure lippenstift gesmolten, elke dag anti-malariamedicijnen. Meisjes op de achterbank, mijn lief de fotograaf aan het stuur (met baard? in ieder geval met veel haar). Alles achterlaten wat niet in de auto past. Nothing left to lose.

Categorieën
Verhalen van de berg

Liedjes

‘Wil je een liedje voor me zingen?’ Ooit hoorde ik een wanhopige vrouw midden op een verre oceaan dit aan haar vriend vragen.
Hij keek haar verbijsterd aan.
‘Misschien ons eigen fijne liedje uit Moulin Rouge?’  vroeg ze smekend. Ze zag er belabberd uit, want ze was zeeziek. En als je echt echt echt zeeziek bent, ik weet er alles van, dan wil je alleen nog maar dood.
‘Een liedje?’  vroeg de vriend bangelijk. ‘Eh, ik kan wel gewoon een beetje met je praten. Is dat ook goed?’
Ik denk, en ik hoop, dat die relatie niet lang stand heeft gehouden.

Langs een leeuw

Liedjes tegen de angst, tegen de pijn, tegen verdriet. Als mijn grote dochters zich rot voelen, is dat wat ze vragen: ‘Mama, wil je een liedje voor me zingen?’ Ook op reis heb ik ons zo door griezelige situaties heen gezongen. Die keer bijvoorbeeld dat we verdwaald waren in de woestijn van Sudan en het steeds donkerder werd. Ik zat voorin de auto en ik zong. In mijn boek Schiet niet op mijn olifant zingt de hoofdpersoon zich zelfs langs een leeuw.
Toen ik nog trainingen gaf voor Het Verhalenkasteel, deden we een quiz over ‘meervoudige intelligentie’.  Het idee daarachter was dat er acht gebiedjes zijn in je hersens waar je in kunt uitblinken. En bij mij, tot mijn eigen verbazing, scoorde muzikale intelligentie zeker zo hoog als taal. Dat is dus niet perse dat je heel muzikaal bent, maar dat je de wereld snapt, of probeert te snappen via muziek.

Bang

Niet elk willekeurig liedje voldoet. Suzanne van Leonard Cohen is het ultieme bezweringslied voor mijn oudste dochters, of anders wel Today van, jawel, John Denver: I’ll laugh and I cry and I sing…  (is dit een ontboezeming? ik denk het wel). Come what may uit (ja, ook al) Moulin Rouge zingt in mijn hoofd op elk lastig keuzemoment. En als ik écht bang ben, neurie ik heel zachtjes het adagio uit het klarinetconcert van Mozart. Altijd. Toen ik hier laatst over nadacht (maar dat moet je niet teveel doen) bedacht ik me plotseling: mijn vader. Avond aan avond hoorde ik hem dat oefenen op zijn klarinet, terwijl ik lekker veilig in mijn bedje lag. Zou het zo simpel zijn?

(Als je wilt kun je overal op internet je eigen meervoudige intelligentie testen, bijvoorbeeld hier: http://www.migent.be/mi_testen)

Categorieën
Verhalen van de berg

Rode schoentjes (en een geweldig citaat)

Er is iets mis met de klokken op Schiphol. De ene staat op drie uur, de ander op half zeven, de volgende op kwart voor vijf. Precies zo prettig ontregeld voel ik me na een weekje Nederland.

Sofia

‘Anna heeft een beetje zware tijd achter de rug, we moeten haar even opladen.’  Dat dachten geloof ik nogal veel mensen. Dus zat ik voortdurend op fijne terrasjes, op het strand, in het park, koffie na koffie, wijntje na wijntje. Meerdere vriendinnen hadden ook bedacht  dat het goed voor me was om meegenomen te worden naar de uitverkoop in hun favoriete boetiekje, zodat mijn koffer al snel uitpuilde van fijne nieuwe dingen. Beste aanschaf: een nieuwe rode tas (vriendin: ‘Ik ben gek op rode acesoires’). Beste cadeau: een krankzinnig dure antirimpellotion (vriendin 2: ‘En zo blijf je jong volgens Sofia Loren: altijd rechtop staan en geen oudemensengeluiden maken.’ ).
Zelfs de kinderen op de scholen werkten mee, hadden al mijn boeken gelezen en stelden slimme vragen. En ondertussen had ik ook nog her en der spannende ontmoetingen met collega-schrijvers.

Olijfgroen

Het zijn de kleuren die me het eerst terug brengen naar Andalusie. Het gras in Nederland heeft zo’n gifkleur, hier is alles olijf. De aarde terracotta, de huisjes wit. En meteen zijn daar ook weer de beelden van die enorme MasterPeace-drukte, en van Chaia’s ongeluk natuurlijk.
‘Ze hebben vandaag in het ziekenhuis gezegd dat ik bijna alles weer kan, alleen mag ik twee maanden absoluut niet vallen,’  is het eerste wat ze ze zegt. Ik wil haar natuurlijk meteen ergens opsluiten, want hoe kan een kind nou twee maanden niet vallen? Maar ze is alweer weg, wat nou ziek?
Daar sta ik dan met mijn stadse rode tas onder de pikzwarte hemel. Maar dan is mijn liefje daar, met zomaar nog een cadeau: felrode (‘ik ben gek op …’ ) schoentjes met giga-hakken. Nu kan ik alles weer aan.

Opgetekend in Nederland

– (onbekende vrouw op een terras in de regen, denk er een sterk Amsterdams accent bij:) ‘Wil je je in Nederland kunnen redden, dan moet je gewoon Brief voor de koning hebben gelezen. Ik kan eigenlijk niet goed met iemand praten die dat boek niet kent. Dan levelen wij niet zo goed, zeg maar.’
– (en, vooruit, nog eentje van mijn oude moedertje:) ‘Heb ik je al verteld dat ik de laatste tijd gefascineerd ben door lekkere kontjes?’

Categorieën
Verhalen van de berg

Slaags

Sms: ‘Anna, was jij het echt die slaags was geraakt met de ME? Ik wilde je komen redden maar mijn vrienden hielden me tegen.’
Ha, we hebben nog een echt spektakel op de valreep voor ik terugga naar Spanje!

Er was dus een demonstratie van beschaafde kunstenaars op het Malieveld. Urenlang naar wijze woorden luisteren in de bloedhete zon. En daarna wilde iedereen natuurlijk maar één ding: op een terrasje zitten met een biertje, fijn napraten over kunst.
Maar dat mocht niet. Er stond een idioot groot cordon van politiemensen alle toegangswegen naar het centrum af te sluiten. Het ging ze (denk ik) om de toegang naar Het Binnenhof, maar niemand begreep waarom we dan dat hele centrum niet in mochten. En iedereen was zo verhit! Zo’n dorst! Zo moe!
Het waren van die enge politiemensen ook nog. Ze zeiden dingen als: ‘Hup jongens, allemaal braaf terug naar jullie trein. Oprotten nou.’ En: ‘Ik ga echt niet uitleggen waarom, dat heb ik al vijftig keer gedaan.’ Op zo’n denigrerend toontje, alsof wij vandalistische ADO-supporters waren. Terwijl: er liepen daar dus keurige kunstenaars, lieve oudere dames met te rood geverfd haar en mannen die contrabas spelen. En in de verte lonkte het lege terras van de Posthoorn.
Toen gebeurde het dus.  

Paraplumeisje

Ik was met drie kinderboekenschrijfsters en een van hen had een gezellige kunstparaplu bij zich. En met die paraplu prikte zij in een agent. Het zag er nog best theatraal uit en zeker niet gevaarlijk. Maar daar dacht de agent anders over. Onmiddellijk begon hij te vechten met de kinderboekenschrijfster (een lief meisje met een hoedje). En wat er dan gebeurt: een jongen die wij verder niet kenden snelde toe om haar te redden. Nog meer gevecht. En ja hoor, daar kwamen vanuit het niets, als Zwarte Ruiters, ineens allerlei agenten (of was het ME?) op paarden aangesneld. Het ging griezelig snel allemaal.
En het was ook zo weer voorbij. Dus nee, lieve Niek die de sms stuurde: ik was zelf niet slaags geraakt, ik stond ernaast en riep alleen maar tuttige dingen als: ‘Nou nou’ en ‘Tsjongejonge.’
Daarna stonden we allemaal te trillen op onze benen, vooral natuurlijk het paraplumeisje. ‘Ik ben helemaal geen agressief type,’ zei ze verbijsterd.
Ikzelf was iets minder verbijsterd. Had deja vue-beelden van toen ik als student me vast had laten ketenen aan de kerncentrale bij Borssele.  En misschien ben ikzelf stiekem juist wel een beetje een agressief type. Fuck de ME!

(Hm, het lijkt me tijd om weer terug te gaan naar mijn berg).

Categorieën
Verhalen van de berg

De lekkerheid van het leven

Terwijl ik dit schrijf lopen een heleboel stoere collega’s mee aan de Mars der Beschaving. Morgen zal ik ze fris omhelzen op het Malieveld, want ik snap ze maar al te goed.  Al vind ik beschaving een beetje een moeilijk woord (mars trouwens ook), het gaat om de lekkerheid van het leven die in het geding is.

Lekkerheid als in:

–          een film die nog dagen door je hoofd spookt;
–          de zoete geur van een boekwinkel (beter nog dan de geur van een kleine baby);
–          het leeglezen van de buurtbibliotheek – en dan vooral de verboden planken;
–          raargebouwde huizen en gebouwen;
–          een tv-serie waar je samen voor thuisblijft;
–          huilen in theaters (met een mooie jurk aan en zittend op een zachte stoel);
–          je in het zweet dansen bij geweldige muziek (en dat de zanger van de band dan naar je lacht);
–          de verpletterende eerste keer dat je Squares van Hans van Manen ziet dansen, dat je Wie is er bang voor Virginia Woolf ziet spelen, dat je een reusachtig koor Bach hoort zingen, dat je De aardappeleters ziet in het echt;
–          kunstwerken waar je op kunt klimmen (zoveel leuker dan een klimrek).
En zo kan ik nog wel even doorgaan.

Armoedig

Na een jaar reizen door Afrika, miste ik precies al deze dingen. Verder had ik er zo kunnen blijven: de zon, de ruimte, de mensen, de natuur, de dieren. Maar toen we in Mali een fraaie zandmoskee zagen, begon ik tot mijn eigen verbazing te huilen: eindelijk weer eens een gebouw dat met smaak was gebouwd, in plaats van alleen maar voor de functionaliteit. Toen wist ik dat ik terug moest naar Europa. En naar Nederland, want ook in Spanje is het er te weinig. Bij ons in de campo, maar ook in Madrid. Zelfs daar zijn, los van de flamencovoorstellingen, de theaters fletser en (bijvoorbeeld) de boeken saaier dan in Nederland.  
En dan kom ik in hier en gaat mijn hart open – altijd weer. Ik ga naar een mooie oude bioscoop, naar iets fijns in de schouwburg, vertrek altijd weer met een koffer vol boeken. Het vooruitzicht dat al dat lekkere zomaar en zonder enige noodzaak als overbodig wordt weggezet, is zo verschrikkelijk armoedig!

Categorieën
Verhalen van de berg

Trainspotting

Ik zat in de trein van Den Helder naar Nijmegen en ik wilde slapen. Ik was moe van het schrijfster spelen op scholen en van nog wel wat dingen. Maar in de trein zaten een joviale machinist en een enge Noordhollandse vrouw. De machinist zei door de speakers de hele tijd keihard dingen als ‘namens het voltallige treinpersoneel wil ik u alvast vertellen dat we er een fijne reis van gaan maken’ en daarbij gebruikte hij ook steeds het treinwoord alsmede (een woord dat je nooit ergens anders hoort dan in de trein). De enge vrouw gluurde door het couperaampje (we zaten op zo’n tussenstuk, ik geloof dat ze dat balkon noemen) naar een andere vrouw en zei, ook al zo hard, tegen haar collega’s:”Ja hoor, ze slaapt weer. Louise. Het zal eens niet. Slapen slapen slapen. Gek word je ervan.’

Verrasingen

De trein ging langzamer en de machinist wenste ons voor de zoveelste keer een hele fijne dag en vroeg ons begrip voor ‘een klein oponthoudje onderweg.’  Vervolgens stonden we helemaal stil. De stem van de enge vrouw galmde door de stilte. ‘Maar ik zeg jullie, ik ga er werk van maken. Ik ben bewijzen aan het verzamelen. Zo de kantjes ervan aflopen, dat is toch niet normaal met die vrouw. Nooit eens een leuk gesprekje, nooit eens blijven voor een borrel.’
Op dat moment rende er een agente langs door de stilstaande trein. ‘Ik zoek iemand’ riep ze ons toe. Ook buiten op het perron zag ik inmiddels overal politie. Maar de deuren van de trein bleven potdicht. Ik probeerde verder te slapen en niet te letten op de vrouw naast me die verongelijkt was op een manier die ik alleen maar ken van Nederlanders: vol van zelfvertrouwen en neerbuigendheid tegelijk. Ik vroeg me vagelijk af of de slapende vrouw verderop dit niet allemaal kon horen nu de trein stilstond.
Na wat een ontzettend lange tijd leek gingen we pas weer rijden. De machinist haastte zich om ons ‘wederom een geweldige dag namens het voltallige treinpersoneel’ toe te voegen. ‘We hebben helaas wat vertraging opgelopen maar die gaan we proberen in te rijden bij Castricum. Deze vertraging was in verband met politie-optreden onderweg en de aanhouding van een verdacht persoon in een van onze onze wagons. ‘ Hij was even stil en zei toen: ”Het betrof hier de dader van de mishandeling van een tachtigjaar oude vrouw.’  En terwijl wij dit bericht langzaam tot ons door lieten dringen, voegde de machinist er enthousiast aan toe: ‘Het leven zit vol verrassingen.’

Fijne nacht

Zo vervolgden we onze weg naar Amsterdam, door de machinist ijverig op de hoogte gehouden van elk rood sein en mogelijkheid tot overstap.
‘En zij slaapt maar gewoon door’ brieste de enge vrouw nog steeds. Ze zag er inmiddels uit alsof zij ook elk moment door de politie kon worden aangehouden. ‘Maar ik zeg jullie, we gaan deze maand nog meemaken dat Louise wordt ontslagen. Ik heb de bewijzen, jongens, de harde bewijzen.’
Toen we eindelijk bij Amsterdam kwamen was het donker. ‘Kijk, kijk, nu wordt ze wakker’ gluurde de nare vrouw door het raampje. De deur ging open en daaar stond een vriendelijke meisjesachtige dame  in verkreukelde regenjas. ‘Hee Louise,’ zei de enge vrouw, ‘we zijn er joh. Lag jij daar even lekker te slapen! Heerlijk joh. Ga je mee?’
Uitgeput verliet ik de trein, terwijl de machinist ons ‘namens het voltallige treinpersoneel nog een hele vrolijke avond en vooral ook een fijne nacht’ naschreeuwde.