Categorieën
Verhalen van de berg

Dingen die voorbijgaan

‘Nu kan ik doodgaan.’ Mijn moeder zegt het echt. Ze is 75 geworden als een koningin, met al haar kinderen en kleinkinderen om zich heen. De baby van mijn broer heeft tegen haar gelachen, ze slaapt in het hart van het huis, op een speciaal voor haar gekocht elektrisch dekentje en omdat ze zo van yoghurt houdt, was er Libanese yoghurttaart.
Morgen gaat ze weer terug. Over het inpakken van haar koffer doet ze de hele dag. ‘Als je klaar bent, kom ik je nog even instoppen,’ grap ik.

Poffertjesfeesten

‘Had ik maar zo’n moeder,’ zeiden mijn vriendinnetjes vroeger altijd. Zo’n moeder die op vrijdag warme lekkerbekjes kocht voor alle kinderen uit de buurt en poffertjesfeesten gaf in de tuin met de grootste kinderen als serveersters. Ze zong, las voor, kwam eindeloos in ons winkeltje van oude rijstpakken en cacaoblikken. Dit alles in een groot warm huis, met overal bloemen en fris ruikende lakens op de bedden.
En daarbij werkte ze ook, had op een gegeven moment een eigen psychotherapie-praktijk en ze schreef zelfs een kinderboek (met bakerrijmpjes). Ik was – nee, ik ben – trots op haar.
Maar nu komt het lastige gedeelte. Niemand weet precies wat er gebeurd is, en wanneer en hoe, maar ergens in de afgelopen vijftien jaar heeft mijn moeder een onverwachte afslag genomen. En daardoor zit ze nu al heel lang op een zijpad, de ventweg zeg maar. Daar, in haar eigen piepkleine universum, leeft ze haar scharrelleven, waar niks meer uit haar handen komt (nog geen maaltijd, ze leeft op yoghurt en croissantjes) en waar ieder gesprek uiteindelijk stokt. Het beste dat je kunt doen, denk ik inmiddels, is met haar mee gaan in haar herinneringen. Aan dat grote huis, de poffertjesfeesten, het boek met bakerrijmen. Bevroren momenten, door mijn moeder eindeloos opnieuw beleefd.

‘Nu kan ik doodgaan.’ Mijn moeder zegt het echt. Ze is 75 geworden als een koningin, met al haar kinderen en kleinkinderen om zich heen. De baby van mijn broer heeft tegen haar gelachen, ze slaapt in het hart van het huis, op een speciaal voor haar gekocht elektrisch dekentje en omdat ze zo van yoghurt houdt, was er Libanese yoghurttaart.
Morgen gaat ze weer terug. Over het inpakken van haar koffer doet ze de hele dag. ‘Als je klaar bent, kom ik je nog even instoppen,’ grap ik.

Nachtlampje

‘Ik ben klaar!’ roept mijn moeder. Ik ga naar haar kamer toe. Ze heeft dat instoppen letterlijk genomen, ligt in bed op me te wachten met alleen het nachtlampje aan. Verwarrende kind-associaties. ‘Zal ik dan ook maar even Maantje tuurt voor je zingen?’ vraag ik.
‘Hoe gaat dat ook weer?’ vraagt ze verlekkerd. Alsof ze het niet een keer of vijfduizend voor me heeft gezongen, elke nacht opnieuw. Pas dan kon ik rustig slapen.
Dus zing ik Maantje tuurt voor mijn moeder. Na een paar zinnen zingt ze zelf uit volle borst mee.

Categorieën
Verhalen van de berg

Binnenpretjes

Ik hou zo van binnenpretjes! De saaiste dagen, de braafste momenten krijgen er kleur door. Dat jij iets weet dat nog geheim is… of stiekem denkt aan… of dit doet maar eigenlijk dat vindt… Het is net zoiets als dromen over reizen: je mag even weg met je gedachten, even ergens anders zijn. En dat moet, in ieder geval voor mij. Dat vind ik lekker. Wat zou het leven zijn zonder binnenpretjes?
En vandaag had ik weer een goeie.

Bloemetjesschort

Stel je de volgende situatie voor. Mijn moeder wordt 75 jaar en viert dat bij ons, omringd door kinderen en kleinkinderen. De lange bielzen tafel vol dampende taarten. Stralende zon, stralende oma, alles lief en blij en idyllisch. Ikzelf kom uit de keuken, uren staan koken, eer van mijn werk, veeg nog even snel tien natte handdoeken en vijf wilde babypoesjes opzij. Een soort Libelle zomerweekmoeder voel ik me – compleet met bloemetjesschort.

Ik hou zo van binnenpretjes! De saaiste dagen, de braafste momenten krijgen er kleur door. Dat jij iets weet dat nog geheim is… of stiekem denkt aan… of dit doet maar eigenlijk dat vindt… Het is net zoiets als dromen over reizen: je mag even weg met je gedachten, even ergens anders zijn. En dat moet, in ieder geval voor mij. Dat vind ik lekker. Wat zou het leven zijn zonder binnenpretjes?
En vandaag had ik weer een goeie.

Blazen, oma!

Onder de eerste klanken van Lang zal ze leven komt er een sms binnen. Ik schuif mijn schort opzij: bericht van een vriendin die met man en kinderen in een bungalowpark zit. Of tenminste, dat dacht ik. Want al zingend lees ik iets heel anders. Helaas kan ik de precieze tekst niet weergeven (dit weblog wordt inmiddels door teveel mensen gelezen), maar het gaat over hotelkamers, ranzige nachten en rennende minnaars. 
‘In de glooooooria,’ zingen ondertussen alle kleinkinderen. De schoonzonen steken manmoedig voor de vierde keer de kaarsen op de taart aan. ‘Blazen, oma, nu! Voor het weer uitwaait’. En ik? Ik sta stiekem heel hard te lachen. Om die rare sms en het verhaal erachter dat lekker nog gaat komen. Hoezo Libelle zomerweek?

Categorieën
Verhalen van de berg

Herfstvakantie in Nederland

Voor iemand die eigenlijk niet van kinderen houdt, is ons huis dezer dagen een vrolijke hel. Er lopen hier overal meisjes in de leuke leeftijden van veertien, dertien, twaalf, elf en zeven. Wat doen die meisjes? Ze drinken thee, ze wassen hun lange haren, ze hangen op de bank met hun ipods en computers. Ze slapen uit, ze vallen met kleren aan in het zwembad waarna hun mascara op hun wangen zit. Ze lachen zich suf. Ze eten ontzettend veel. 
En dan hebben we ook nog de jongens. Die zijn zes, vier, drie en nul. En wat doen die de hele dag? 
(Raden voordat je verder leest).

Playmobilmannetjes

De jongens zijn natuurlijk jonger. Ze huilen vaker. Omdat ze ruzie maken of moe zijn of omdat ze vallen.  En dat komt weer omdat ze altijd op weg zijn. Naar de trampoline. Naar de schommel. Naar de spelletjes. Naar de koekjes.
Ze voeren stiekem de jonge poesjes onder tafel en klimmen op enge dakjes.
De jongens laten een heel ander spoor na dan de meisjes. Knuffels, playmobilmannetjes, heel veel schoenen. Maar aan het einde van de dag vallen ze als een blok in slaap – terwijl die meiden nog lang en onrustig blijven giechelen.
En ik? Ik ben een levende stofzuiger geworden, die rondsjouwt met bezems, vuilniszakken, gastanks, en eindeloos veel boodschappentassen. O ja, en een ziek kind dat alweer voor de derde keer naar de dokter moet. En mijn oude moedertje die in de nacht door het huis dwaalt op zoek naar, ja naar wat eigenlijk? 
Ik schrijf geen letter. Geen tijd, geen inspiratie. Of teveel, wellicht.

Categorieën
Verhalen van de berg

Die kwestie met dat ei

‘Ik ben jaloers op jullie kinderen,’ zucht de oude gymleraar van Bloem. Hij is haar mentor en we zitten al een half uur te praten – voornamelijk over hem. ‘Want ze zijn zo stoer.’ Ik kijk hem verbaasd aan. Stoer, wij? Spanjaarden – die zijn pas stoer. Stierenvechten, dag in dag uit bikkelen op het land in de hete zon, voetbal. Daar zijn ze allemaal goed in. ‘Maar niet in het opvoeden van hun kinderen,’ zegt de gymleraar. ‘Neem mijn eigen zoon, die is nu twintig. Zijn moeder heeft altijd alles voor hem gedaan. Hij kan nog lang niet het huis uit, laat staan uit Montefrio.’ En, op mijn ongelovige blik: ‘Zo hadden we dus laatst die kwestie met dat ei…’

Wereldstad

Chaia is ziek en Dunya (7) wandelt alleen de berg af naar de bus – de Spaanse moeders griezelen ervan. ‘Waar is je moeder?’ vragen ze verontwaardigd bij de bushalte (keurig aan het eind van het pad, ze hoeft niet over te steken, er is geen enkele kruising). Of, als het een beetje waait: ‘Waarom zitten jullie niet in je auto te wachten?’ Want alles moet met de auto. Kinderen die minder dan vijf minuten lopen van school wonen, worden nog met de auto gebracht. Alsof Montefrio een wereldstad is, vol gevaren onderweg. Dat wij een schommel hebben gebouwd aan de rand van de berg: ondenkbaar. De moeders staan erbij en schudden het hoofd. Dat we onze kinderen wel eens een uurtje alleen thuis laten: onvoorstelbaar, Of als Dunya’s verkering komt spelen, dan blijft zo’n vader rustig de hele middag aan onze tafel zitten. Het idee om zijn zoontje even alleen te laten, komt niet eens bij hem op.

‘Ik ben jaloers op jullie kinderen,’ zucht de oude gymleraar van Bloem. Hij is haar mentor en we zitten al een half uur te praten – voornamelijk over hem. ‘Want ze zijn zo stoer.’ Ik kijk hem verbaasd aan. Stoer, wij? Spanjaarden – die zijn pas stoer. Stierenvechten, dag in dag uit bikkelen op het land in de hete zon, voetbal. Daar zijn ze allemaal goed in. ‘Maar niet in het opvoeden van hun kinderen,’ zegt de gymleraar. ‘Neem mijn eigen zoon, die is nu twintig. Zijn moeder heeft altijd alles voor hem gedaan. Hij kan nog lang niet het huis uit, laat staan uit Montefrio.’ En, op mijn ongelovige blik: ‘Zo hadden we dus laatst die kwestie met dat ei…’

Tortilla

Maar ja, van al dat getut krijg je dus niet erg stoere kinderen. Dus hoe dat later moet met het stierenvechten, weet ik ook niet. Of met de zoon van de gymleraar. ‘De kwestie met dat ei,’ vertrouwt hij mij toe, ‘is dat mijn zoon zin had in een tortilla maar zijn moeder was er niet. Toen wilde hij zelf een tortilla bakken. Hij brak een ei… en rende gillend de keuken uit. ‘Het is bedorven, bedorven!’ riep hij de hele tijd. Uiteindelijk bleek dat hij nog nooit eiwit van een rauw ei had gezien.’

Categorieën
Verhalen van de berg

Ramsj

‘Ook dit jaar is gebleken dat er titels zijn waarvan het aantal gekochte exemplaren te laag is in verhouding tot het aantal boeken dat nog beschikbaar is. Tot onze spijt zullen we van deze titels afscheid moeten nemen.’
Moest ik vorig jaar nog huilen om een brief met precies dezelfde woorden, dit jaar denk ik eerst nog stoïcijns: hup, daar gaat mijn tweede boek naar de ramsj. Ik schrijf ze bijna net zo snel als ze verdwijnen. Wie denkt dat je iets van eeuwigheidswaarde nalaat als schrijver, kan maar beter een ander beroep kiezen. Of meteen Annie MG Schmidt worden natuurlijk.
Maar later word ik toch een beetje verdrietig.

Bloei

Er worden onvoorstelbaar veel kinderboeken geschreven, dit jaar alleen al ruim 2000. Te veel, is de gangbare mening. Ik weet niet of ik dat ook vind. Als je een boek wilt schrijven, moet je dat doen, denk ik. Ook al bereikt dat boek maar een klein publiek. En met zijn allen moeten we keihard werken om dat publiek groter te maken. Toch?
Of niet? Neem het boek Godje, van Daan Remmert de Vries. Eén van de mooiste boeken die ik de laatste jaren heb gelezen. En ik ben de enige niet die dat vindt; een paar jaar geleden won het boek zelfs de Gouden Griffel.
‘Ik wil Godje weer eens lezen,’ denk ik – om erachter te komen dat ik het heb uitgeleend en niet meer terug gekregen. Dat gebeurt wel vaker, dus ik ga het opnieuw bestellen. Maar dan. Ook Godje is alweer uit de handel. Ik geloof het bijna niet, zo snel! Dit is bijna heiligschennis, haute cuisine behandeld als fastfood. En vooral zo jammer voor al die kinderen die het nu niet kunnen lezen (maar leve de bibliotheek!)

RIP

Van een andere orde, maar toch, is mijn eigen boek waar ‘we afscheid van moeten nemen.’ Ik maak vandaag een grafje op het Kerkhof der Vergeten Boeken voor Het tijdperk van de schorpioen, deel 3 van De Kroonverhalen. Mijn eerste oerwoudboek, mijn laatste fantasyboek. Ik weet nog hoe opgewonden ik het schreef, geholpen door een team uit groep acht en hun lieve meester. Hoe ik het presenteerde, met een echte schorpioen in een kooi naast me, in de kinderboekwinkel. Hoe trots ik was bij het signeren in mijn stippenjurk met matching shoes. Er zit veel in dat boek en ik hoop dat het voortleeft in de zieltjes van de kinderen die het hebben gelezen.
Of, zoals Zyno, dertien jaar, het in die tijd verwoordde:
‘Ik heb met veel plezier u boek gelezen en het zou me verbazen als het niet op zijn minst de gouden griffel zou krijgen. Het is zeer geschikt want ik lees ontzettend veel en u boek had ik in een dikke vijf uur uit. Prachtig hoor en goed voor je brein…’

Categorieën
Verhalen van de berg

Zomaar een zondag in oktober

Categorieën
Verhalen van de berg

Je moet je moeder doden met een speer

Ik zag gisteren een raar tv-programma. Een blije rijke familie ging een zielige arme familie helpen ‘en niet alleen financieel’.  
De hulp begon met vijfhonderd euro, waarop de arme familie de rijke familie uitnodigde voor een picknick in het park. De rijke familie verliet hun zeilschool in het hoge noorden en keek zijn ogen uit. ‘Kijk lieverd’ (tegen het zoontje) ‘Dat zijn nou flats. Daar wonen mensen.’ 
De rijke zoon en de arme zoon gingen samen spelen. Maar toen ging het mis. De arme jongen zei namelijk tegen de rijke jongen: ‘Je moet je moeder doden met een speer.’ Die opmerking was enerzijds totaal onverwacht, maar tegelijkertijd ook prima te duiden door iedere amateurpsycholoog. Helaas, de rijke familie (en ook de presentator) beschikte niet over dergelijk inzicht. Wat er wel gebeurde: de rijke jongen rende naar zijn moeder, die op haar beurt diep geschokt begon te huilen, de rijke familie verliet subiet de picknick en wilde nooit meer iets te maken hebben met de arme familie. 
Waarom vertel ik dit? 

Slaan

'Verhalen tijdens de kinderboekenweek moeten gezellig zijn,' kreeg mijn vriendin Nancy te horen van een juf, toen er, naar aanleiding van een prachtig verhaal waarin de vader de zoon met een wilgentak op zijn voetzool slaat, in de klas spontaan een gesprek ontstond over slaan. Geweldig, zo lijkt me. Maar de juffen waren echt boos en geschokt en Nancy mag daar nooit meer terugkomen. 
'Er moet uiteindelijk wel een happy end zijn bij een jeugdboek' mailt een andere vriendin naar aanleiding van mijn artikel over rotkinderen in boeken. 'Je mag een rotkind zijn, maar er is een uitweg. En op het eind heb je een positief gevoel: het kan anders'.
Ik denk dat mijn vriendin daar praat namens zeker tachtig procent van alle Nederlandse ouders en misschien wel negentig.
En de rare juffen van Nancy zijn ook gewoner dan je zou denken.Ik kom ze namelijk voortdurend tegen. En als het geen juffen zijn, dan wel bibliotecaressen. Of families met een zeilschool.

Ik zag gisteren een raar tv-programma. Een blije rijke familie ging een zielige arme familie helpen ‘en niet alleen financieel’.  
De hulp begon met vijfhonderd euro, waarop de arme familie de rijke familie uitnodigde voor een picknick in het park. De rijke familie verliet hun zeilschool in het hoge noorden en keek zijn ogen uit. ‘Kijk lieverd’ (tegen het zoontje) ‘Dat zijn nou flats. Daar wonen mensen.’ 
De rijke zoon en de arme zoon gingen samen spelen. Maar toen ging het mis. De arme jongen zei namelijk tegen de rijke jongen: ‘Je moet je moeder doden met een speer.’ Die opmerking was enerzijds totaal onverwacht, maar tegelijkertijd ook prima te duiden door iedere amateurpsycholoog. Helaas, de rijke familie (en ook de presentator) beschikte niet over dergelijk inzicht. Wat er wel gebeurde: de rijke jongen rende naar zijn moeder, die op haar beurt diep geschokt begon te huilen, de rijke familie verliet subiet de picknick en wilde nooit meer iets te maken hebben met de arme familie. 
Waarom vertel ik dit? 

Groots en geweldig

Het is een beetje suf, maar ik heb de halve nacht liggen denken aan dat stomme tv-programma.
En eigenlijk word ik er tamelijk moedeloos van. Hoe kan ik zo nou 'een lans breken voor rotkinderen'? (die tekst komt op de achterkant van Nooit meer lief).
Het is ingewikkeld. Ik ben geen fan van rotkinderen, niet in boeken en niet in het wild. Maar ik ben er ook niet (meer) bang voor. 
Omdat ik denk dat wij allemaal rotkinderen zijn. Maar ook: dat we allemaal groots en geweldig zijn. En het een niet kan bestaan zonder het ander te erkennen. 
En daarbij geloof ik ook nog eens dat de meeste kinderen prima in staat zijn om te filteren, om uit de onoverzichtelijke brei die het leven is (of een boek) precies dat te pikken wat voor hen op dat moment relevant is. 
Maar ja, het zijn de juffen en ouders die hun boeken kopen. En of die het aandurven, straks, met Nooit meer lief? 
Ik heb er een hard hoofd in.

Categorieën
Verhalen van de berg

Overdosis kinderen

Een hardnekkig misverstand over kinderboekenschrijvers is dat ze dol zijn op kinderen. Annie MG Schmidt ontkrachtte deze mythe als eerste, maar toch. Ik denk zelfs dat dit misverstand de reden is dat een verstokt vrijgezelle tv-presentator geen zin had in een gesprek met mij.
Hij had niet bang hoeven zijn. Los van mijn eigen kinderen, die natuurlijk prachtig en geweldig zijn, hou ik helemaal niet zo van kinderen. En zeker na de afgelopen week, waarin ik er honderden voorbij heb zien komen – hoe lief ze soms ook waren, ben ik even kindermoe.

Enge hotelverhalen

Ik gaf detectivelessen in Leeuwarden, safarilessen in Boxtel en in het Lloyd Hotel in Amsterdam de hele dag worskshops 'enge hotelverhalen schrijven'. Dat laatste in de kamer met het grootste hotelbed ooit. Daar lagen steeds nieuwe kinderen op te schrijven, nadat ik eerst een echte heksenkring met ze had gemaakt. Zulke mooie verhalen gehoord!
Maar goed, na een week was ik dus kindermoe en verlangde naar de rust van mijn berg in Spanje. 
Misschien wel de ergste beproeving kwam in het vliegtuig, waar vijf (niet overdreven) kindereren de hele (niet overdreven) reis keihard krijsten – zozeer zelfs dat mensen kwamen vragen of er misschien wat mis was. 
En ik was zo moe en wilde zo graag even slapen…

Een hardnekkig misverstand over kinderboekenschrijvers is dat ze dol zijn op kinderen. Annie MG Schmidt ontkrachtte deze mythe als eerste, maar toch. Ik denk zelfs dat dit misverstand de reden is dat een verstokt vrijgezelle tv-presentator geen zin had in een gesprek met mij.
Hij had niet bang hoeven zijn. Los van mijn eigen kinderen, die natuurlijk prachtig en geweldig zijn, hou ik helemaal niet zo van kinderen. En zeker na de afgelopen week, waarin ik er honderden voorbij heb zien komen – hoe lief ze soms ook waren, ben ik even kindermoe.

Thuis

Voor het eerst voelde Spanje bij aankomst echt als thuis. Alleen al het kromme Engels van de piloot. Of de geur van gefrituurd eten die aan het begin van de middag overal hangt. De brutaal kwekkende dames en de harde muziek in de bus naar Montefrio. Een andere wereld. 
Of niet? 
Er stopt een auto bij de bushalte. De kwekkende dames (en ook nog twee heren) springen op en beginnen te gillen. In hun haast om de bus uit te komen vallen er tassen om, struikelen ze, wacht niemand tot de bus echt goed gestopt is. Ik buig me naar het raam om te kijken wat al die opwinding veroorzaakt. En dan zie ik een kleine, dikke kleuter, misschien de kleinzoon, neef, buurjongen van al deze mensen. Ze grijpen hem, knuffelen hem, zoenen en knijpen zo hard dat het kind begint te huilen. Dan komen de cadeaus tevoorschijn: reusachtige speelgoedauto's, familiezakken chips, zelfgebakken koekjes – het kind wordt volledig bedolven.
Hm, even vergeten. Spanjaarden: de grootste kindervrienden ter wereld.

Categorieën
Verhalen van de berg

Nu ook hier te lezen

Hierbij het artikel zoals ik dat schreef voor Vrij Nederland. Niet met het fijne stuk van de psycholoog erbij, maar wel met een paar van de quizvragen. Ik ben nog steeds gebrand op reacties (daar kom ik nog op terug).

Pippi Langkous is dood

Ik ben negen jaar en mijn vader leest mij voor. Prachtige verhalen over kinderen die de wereld beter gaan maken. Het is begin jaren zeventig en de Tweede Wereldoorlog echoot nog na. ‘De nieuwe bond’, ‘Een nieuwe morgen’ – het zijn maar een paar van de weinig aan de verbeelding overlatende titels en ik kan er geen genoeg van krijgen. Goed of kwaad, dapper of laf, in mijn boekenuniversum is alles duidelijk. Zelfs in de boeken die net nieuw zijn, zoals die van de nog jonge schrijfster Astrid Lindgren. ‘Er zijn van die dingen die je moet doen in het leven, anders ben je geen mens maar een lor,’ verzucht Kruimel Leeuwenhart alvorens de wrede draak Katla te verslaan en o wat ben ik het met hem eens!
Ondertussen zien mijn persoonlijke draken er ietwat anders uit. Met een paar vriendinnen vorm ik mijn eigen ‘bende van Rode Zora’ . Alleen stelen wij niet van de rijken, maar van de arme mevrouw van de boekwinkel verderop. Echte, dure boeken, die wij soms niet eens lezen. Waarom? Eigenlijk voornamelijk om de kick van het pikken, en van het liegen erover tegen onze ouders, vrees ik. Ook pesten wij het liefste meisje van de klas en smeren kauwgum in haar haar. Een onoverbrugbare kloof lijkt er te liggen tussen de helden uit mijn boeken die consequent opkomen voor de zwakkeren en mijn eigen gedrag– en toch blijf ik stug doorlezen.
Even houd ik mijn adem in als ik een nieuw boek in handen krijg dat gaat over een meisje dat Madelief heet. Wat vooral hard aankomt, is een scene waarin vrij gedetailleerd wordt beschreven hoe een paar kinderen bij een vlieg de vleugels uittrekken. Ze staan er bij en kijken ernaar en niemand zegt: ‘Zijn jullie nou helemaal gek geworden, die arme vlieg!’ Fascinerend vind ik dat. Maar verder is deze Madelief een meisje dat deugt. Ze is brutaal, maar op een ontwapende manier, moedig, lief, een kind om van te houden. En dat geldt ook voor de andere boekenhelden die mijn kindertijd bevolken. Ze heten Stan, Rudolf van Rotterdam of Tiuri en ze zijn mijn spiegel op dewereld, een voorbeeld van hoe je moet zijn. Alleen, in de praktijk ben ik zelf vaak heel anders. Hoe zit dat dan?
Ik blijf kinderboeken lezen, ook als ik naar de middelbare school ga. Misschien omdat ik blijf zoeken naar het rotkind dat ik zelf was, inmiddels een stuk braver, maar toch. Ik vind haar niet. Ja, soms even in nieuwe poetische boeken die in de jaren tachtig ineens verschijnen. In ‘Lieveling boterbloem’ mishandelt een meisje haar lievelingspop. Dat wonderlijke verhaal lees ik opnieuw en opnieuw. Maar in de meer populaire boeken gaat het nog steeds over kinderen die deugen. Soms is de hoodrol nu voor een kind dat pest. Dan koop ik dat boek meteen, hoewel ik eigenlijk al weet: dit is vast weer een rotkind-met-een-reden, een kind dat zelf rotouders heeft, een rotomgeving, toch weer een slachtoffer.

Hierbij het artikel zoals ik dat schreef voor Vrij Nederland. Niet met het fijne stuk van de psycholoog erbij, maar wel met een paar van de quizvragen. Ik ben nog steeds gebrand op reacties (daar kom ik nog op terug).

Het verhaal van het rotkind

Ik word zelf schrijver van kinderboeken. En o, wat zijn mijn hoofdpersonen consequent. Verlegen misschien, kattig, sociaal onhandig, maar zeker geen rotkinderen. Ik ben al bijna vergeten hoe het was om mij te zijn, als kind, hoe makkelijk het was om stout te zijn en helemaal niet zo leuk. Totdat ik op een dag wakker word en denk: nu. Nu ga ik dat andere verhaal opschrijven, het verhaal van het roktind. Besmuikt giechelend vertel ik het aan mijn uitgever en krijg, voorzichtig, carte blanche. En dan begint het proces van heirnneringen ordenen, opschrijven, en vervolgens tot een verhaal maken – wat weer iets heel anders is. Het is slopend, dit schrijven, ik ben vaak doodmoe en twijfel waar ik in vredesnaam mee bezig ben. Voor het eerst in al de tijd dat ik schrijver ben, mogen mijn eigen dochters (diep beledigd) van mij niet meelezen. Wat betekent dat? Ondertussen begin ik hier en daar in mijn omgeving beetje bij beetje te vertellen over dit nieuwe boek. En dan gebeurt er iets ongelooflijks. Niemand zegt: ‘Echt waar? Was jij zo’n rotkind? Dat zou je ook niet zeggen.’ Nee, men begint weg te kijken, te lachen, te stotteren zelfs. En dan krijg ik tot mijn verbazing de ene na de andere ontboezeming te horen, vaak ingeleid door woorden als ‘ Het is eigenlijk idioot als je er nu op terugkijkt, maar ik heb vroeger dus…’ Het materiaal voor mijn boek stroomt binnen!
‘En zo gek is dat helemaal niet, want kinderen hebben nog amper een moreel besef,’ zegt een bevriend psychiater. ‘Wat is geweten?’ heb ik aan hem gevraagd. ‘En hoe werkt dat bij kinderen?’ Niet dus, is zijn ietwat ontluisterende antwoord. ‘Het puberende brein’ ligt inmiddels op veel nachtkastjes van moderne ouders. Ergens in de afgelopen jaren hebben neuropsychologen ontdekt dat wat wij het geweten noemen pas langzaam groeit in de hersenen. Kinderen hebben nog helemaal geen echt geweten. Dat moeten ze aanleren, eerst in hun hoofd (pesten mag niet), en pas veel later in hun hart (als je iemand pest, maak je iemand verdrietig). Als je het zo bekijkt, moet het dus wemelen van de stiekeme rotkinderen!
Zo niet in boeken. In een bibliotheek waar ik een lezing geef stuit ik op een project over ‘stoute kinderen’. Maar de kinderen die stout zijn, zijn dat dat zo grappig dat het een karikatuur wordt. Of ze zijn Pippi-stout. Pippi Langkous, ons aller heldin over wie Astrid Lindgren ooit aan haar uitgever schijnt te hebben geschreven ‘ik hoop dat u niet subiet de kinderbescherming belt na het lezen van dit boek.’ Pippi Langkous stout? Dat moedige schatje dat altijd opkomt voor zielige underdogs? Die, als ze per ongeluk in een winkel iets sloopt, onmiddellijk met een berg goudstukken aan komt zetten? Die iedereen cadeautjes geeft en gelukkig wil maken en huilt als ze een dood vogeltje ziet? Misschien vonden we in de jaren zeventig Pippi een brutale meid, maar inmiddels weten we wel meer over echt stoute kinderen. Het gekke is alleen: Pippi is na al die tijd nog steeds grotendeels de norm in kinderboeken – dus in de boeken voor tot een jaar of elf.
En daarom ben ik benieuwd en ook een beetje bezorgd over wat er met mijn eigen boek gaat gebeuren als het uitkomt. Ik breek een lans voor rotkinderen, maar weten zij dat wel? Bij het boek bied ik worshops aan voor scholen, ‘lessen voor rotkinderen’ waarvoor ik speciaal de quiz ‘ hoe erg ben jij?’ heb gemaakt. Welke school durft dat te boeken?
Zo raar is mijn vrees niet. Het begint er al mee dat ik de titel moet veranderen. Rotkind, zo zou het boek gaan heten. Maar dat mag niet. ‘Dan krijgen we het niet verkocht,’ zeggen de uitgever, de vertegenwoordigers, de mensen die het weten kunnen. Het gekke is: als ik er op een school over vertel, word ik uitgelachen en krijg ik boze biefjes mee naar huis: ‘Een boek met zo’n titel zou ik juist wel lezen!’ Maar als ik daarover begin tegen Rietje Nivard, de eigenaresse van de grootste kinderboekwinkel van Nederland, is ze heel beslist: ‘Kinderen waar iets mee is, dat verkoopt inderdaad heel slecht. Dat is geen leuk cadeautje.’ Want ja, dat zijn kinderboeken dus: een cadeautje dat wij grote mensen aan onze kinderen geven. Kinderboekenweek cadeautjestijd. En hoe verleidelijk is het om iets te geven dat lekker veilig is? Pippi Langkous, altijd goed, en o wat zijn kinderen toch leuk.

Nooit meer lief van Anna van Praag verschijnt 20 november bij uitgeverij Leopold.

Hierbij het artikel zoals ik dat schreef voor Vrij Nederland. Niet met het fijne stuk van de psycholoog erbij, maar wel met een paar van de quizvragen. Ik ben nog steeds gebrand op reacties (daar kom ik nog op terug).

Uit de quiz ' Hoe erg ben jij'

Quizvraag 4
Jij heb als enige gezien dat een meisje uit je klas een mooie pen van de meester heeft gepikt. De meester wordt woest als hij het ontdekt. Hij wil per se weten wie het heeft gedaan en als het niet uitkomt, krijgt de hele klas straf: de hele week niet buitenspelen. Wat doe je?
1. Je zegt: ‘Ik weet waar die pen is. In het zijvak van de tas van …’
2. Je smokkelt een anoniem briefje op de meesters bureau met daarin de naam van de dader.
3. Je gaat met het meisje praten en zegt dat ze het moet vertellen want anders doe jij het.
4. Het is gemeen en oneerlijk maar jij houdt je mond. Dan maar een week geen buitenspelen.

Quizvraag 5
Op slakken kun je zout gooien, rupsen kun je doorknippen, vliegen kun je vangen in een glas. Heb jij wel eens zoiets gedaan?
1. Misschien een of twee keertjes, maar ik ben er niet trots op.
2. Nee, maar ik heb wel gezien dat anderen het deden.
3. Nee nooit, ik ben geen dierenbeul!
4. Ja, best vaak.

Quizvraag 7
Bij je nichtje ligt haar dagboek op tafel en ze is zelf even een boodschap doen. Je weet dat haar dagboek enorm belangrijk voor haar is en ook nog een heel erg geheim.
1. Dus lees je het niet.
2. Dus lees je het wel. Je wilt haar graag beter leren kennen.
3. Je scrollt snel naar de belangrijkste passages. Wie weet wat voor fijne verhalen je allemaal tegenkomt!

Quizvraag 10
Er komt een nieuwe jongen in de klas die algauw de bijnaam ‘zontomaatje’ krijgt omdat hij de hele tijd bloost als je hem ‘schatje’ noemt.
1. Ook zielig. Ik kijk snel de andere kant op als dat gebeurt.
2. Lachen! Hoe vaker je het zegt, hoe paarser hij wordt. Misschien is ‘druifje’ een betere naam?
3. Ik noem hem zelf niet zo maar ik moet er stiekem wel om lachen.

Quizvraag 11
Roken is slecht voor je.
1. Precies. Je bent een loser als je eraan begint.
2. Ja, maar het lijkt me stiekem best lekker. Het ziet er niet verkeerd uit als iemand rookt.
3. Ik heb al wel eens gerookt.

Quizvraag 15
In de klas zit iemand die alleen maar geweldige cijfers haalt. Dat noem ik:
1. Een uitslover
2. Mijn beste vriend.
3. Een sukkel

Categorieën
Verhalen van de berg

De gouden regel?!

Alweer een zeikerig stukje, sorry. Maar ik ben echt enorm gefrustreerd. En dat komt door twee mannen, die jullie allemaal kennen en die doorgaan als twee van de meest belanghebbenden en gerenommeerden van de Nederandse televisie.
Maar niet meer voor mij.

Tv-programma

Eerst was er een boek. Toen een artikel in Vrij Nederland. Dat artikel zou discussie moeten uitlokken en dat doet het ook. Zelfs zozeer dat ik werd benaderd door een tv-programma. De redactie was heel enthousiast en wilde dat ik, in vervolg op het artikel, over rotkinderen in de literatuur kwam praten. Gisteren nog had ik, in de trein, een vrij lang telefonisch voorgesprek. Dat ging op zich goed en ik zou vrijdag in de uitzending komen. Spannend! Ik wist het al dagen maar pas gisteren durfde ik ook echt mensen erover te informeren. Door dat voorgesprek. Door het gevoel dat ik echt  iets actueels te melden had in de kinderboekenweek.  

Alweer een zeikerig stukje, sorry. Maar ik ben echt enorm gefrustreerd. En dat komt door twee mannen, die jullie allemaal kennen en die doorgaan als twee van de meest belanghebbenden en gerenommeerden van de Nederandse televisie.
Maar niet meer voor mij.

Boos

Om een lang verhaal kort te maken: dat tv-gesprek gaat niet door. Op zich jammer. Maar nu komt de reden en dat is pas echt erg. Was het iets urgents van Wilders, actueel nieuws waarvoor ik moest wijken? Iemand dood of bedreigd of dissident? Welnee. Het kwam door ' De Gouden Regel'  van dat tv-programma. Of liever gezegd van de twee presentatoren. En die regel luidt: geen kinderboeken, nooit kinderboeken aan tafel. Want ' zo'n gesprek duurt algauw een kwartier en dan weten ze niet wat ze moeten vragen.' 

Je gelooft het bijna niet, maar dit laatste is echt zo gezegd. En daarom ben ik al uren boos. Niet omdat ik niet op tv kom want echt, ik ben al blij genoeg met Vrij Nederland. Maar wel omdat ik me zelden zo miskend heb gevoeld in mijn vak, zo niet serieus genomen. Dus kinderboeken tellen niet mee? Dat is geen literatuur? En die zijn zo marginaal dat je er niet eens een paar vragen over kunt bedenken?

Nee, enge bedbeestjes, dat is nieuws. Of een mooie actrice aan tafel die iets vaags roept over dat er dieren worden bedreigd. En dan te bedenken dat ik altijd zo opschep in Spanje dat we hier zo'n mooie en belangrijke traditie van kinderboeken hebben.