Categorie: Verhalen van de berg
Madrid!
Madrid suizelt van boeken, zelfs in de metro zie ik alleen maar lezende mensen.
Liesbeth, vertaler Rosa en ik scheuren van oost naar west. Hoewel ze allebei heel fijne dingen zeggen, ben ik toch zelf heel veel aan het woord. De hele dag mezelf aanprijzen, elke keer die boeken op tafel – het is eigenlijk een mega-sollicitatie.
Goudlokje
Uitgeverij 1 zit in één van de statige Jugenstilpanden in het hart van Madrid. Visgraatparket op de vloer en metershoge schrijversportretten aan de muur (de enige die ik ken is Cees Nooteboom). Op de designtafel ligt de zevende druk van Tonke Dragt's Brief voor de koning. Ze zijn haar hele oeuvre aan het uitgeven. Zo'n uitgeverij is het: van oeuvres. De hippe Elena met haar vintageblousje werpt een vage blik op Het heksenhotel. Zodra het in het Duits vertaald is, wil ze er serieus naar kijken.
Toch stop ik mijn boeken maar snel weer terug in de tas. De omslagen zijn wel erg kleurig ineens.
Uitgeverij 2 zit in een Spaanse wolkenkrabber. Een dapper meisje dat daar zorgvuldig een heel nieuw kinderboekenfonds aan het opbouwen is, vraagt of mijn personage Fay een 'migrante' is – omdat ze zo raadselachtig aan komt vliegen. Na afloop drinken we een bijna steriel kopje koffie in een kraakhelder keukentje terwijl links en rechts mannen met aktetassen voorbij snellen die Engelse lesboeken verkopen want dat is hun eigenlijke professie. Het serieuze meisje zegt dat ze een leesrapport van Verboden te vliegen gaat laten maken.
In de lift naar beneden verzekert Liesbeth me dat dat goed is, Rosa en ik twijfelen; ze heeft niet één keer gelachen!
Uitgeverij 3 bevindt zich in een reusachtige loods pal langs de autostrada. Eenmaal binnen is alles licht en wit, net een museum. Overal staan vitrines met mooie en bekroonde kinderboeken erin. Hier draait alles om lezen. Onze contactpersoon Xohana heeft sproetjes en een bril in vier kleuren. Ze vertelt dat de boeken van Dolfje Weerwolfje in maart in de winkel komen – en dan meteen vier tegelijk. Ik voel me ineens erg klein met mijn beginnende series. Toch luistert Xohana uiterst vriendelijk. Ze wil al mijn boeken laten proeflezen en vraagt Rosa om van Verboden te vliegen een speciaal rapport te maken.
'En nu maar afwachten,' zegt Liesbeth monter.
Dan staan we weer buiten waar het helemaal niet sneeuwt maar kerstachtig koud is. Een sprookje is het toch wel geworden: dat van de drie beren. Goudlokje ziet hun drie stoelen: één is veel te hard, één is veel te zacht en de derde is precies goed.
Nu maar afwachten of ze er ook echt mag gaan zitten.
Liesbeth is hier
Een paar jaar geleden kwam ik terug van een reis door Botswana met een hardnekkig idee voor een nieuw boek. Het heksenhotel, zo moest het heten. Nog nooit was een boek belangrijker voor me – en nog nooit ging het moeizamer. Ik zat in die tijd bij een andere uitgeverij, maar via-via kwam Liesbeth op mijn pad, uitgever bij Leopold. Ik vroeg Liesbeth of ze mijn manuscript misschien een keer wilde lezen en een paar dagen later mocht ik al in haar boekenzolder aan de gracht op de thee komen. Dat was de eerste keer dat ik Liesbeth ontmoette. Beweeglijk, bedreven en bezeten van boeken. Ze legde mijn manuscript bij me terug. ‘Als je nou eens de helft schrapt,’ begon ze. Ze bladerde naar pagina vijftig. ‘En als je hier nu eens begint. O ja, en maak er een dagboek van.’
Verbijsterd stond ik twintig minuten later weer op de gracht. Dat was me bij mijn vorige uitgever nog nooit overkomen…
Reisgroet
Twee weken later kreeg Liesbeth van mij een nieuw manuscript. Deze keer duurde het heel wat langer voor ik haar reactie kreeg. ‘Het is er niet beter op geworden,’ snibde ze door de telefoon (ik had inmiddels de helft van het boek geschrapt) ‘en het is nog steeds geen dagboek.’ Er volgde een derde versie, een vierde. Liesbeth leek er steeds meer spijt van te krijgen dat ze zich met mij had ingelaten. ‘Misschien moet je het een paar jaar laten liggen,’ stelde ze voor. Dat nooit! De vijfde versie trok ik terug nog voor ze hem had gelezen. ‘Er komt iets nieuws,’ mailde ik, ‘een dagboek deze keer.’ ‘Goed idee!’ reageerde Liesbeth per ommegaande.
Ik stuurde het op en weken gingen voorbij. Op Halloween mailde ik voorzichtig: ‘Heksensabbat vanavond. Ik zal een kaarsje branden op dit boek.’ Weer kwam er onmiddellijk een mail terug: ‘Doe dat. En bel meteen even om een afspraak te maken voor het tekenen van een contract – we gaan dit boek direct uitgeven!’ Dat ik wel heel vaak en heel lang op reis was, zei ik voorzichtig toen ik tegenover haar zat en Liesbeth onmiddellijk begon over een volgend boek. Pas toen kwam ik erachter dat Liesbeth niet alleen mijn maatje in schrijven, maar ook in reizen was. In de twee jaar dat ik door Afrika reisde, heeft ze me dagelijks gevolgd en elke week gemaild. Zelfs als zij zelf weer eens op reis was. Altijd ondertekend met: ‘Reisgroet, Liesbeth.’
Een paar jaar geleden kwam ik terug van een reis door Botswana met een hardnekkig idee voor een nieuw boek. Het heksenhotel, zo moest het heten. Nog nooit was een boek belangrijker voor me – en nog nooit ging het moeizamer. Ik zat in die tijd bij een andere uitgeverij, maar via-via kwam Liesbeth op mijn pad, uitgever bij Leopold. Ik vroeg Liesbeth of ze mijn manuscript misschien een keer wilde lezen en een paar dagen later mocht ik al in haar boekenzolder aan de gracht op de thee komen. Dat was de eerste keer dat ik Liesbeth ontmoette. Beweeglijk, bedreven en bezeten van boeken. Ze legde mijn manuscript bij me terug. ‘Als je nou eens de helft schrapt,’ begon ze. Ze bladerde naar pagina vijftig. ‘En als je hier nu eens begint. O ja, en maak er een dagboek van.’
Verbijsterd stond ik twintig minuten later weer op de gracht. Dat was me bij mijn vorige uitgever nog nooit overkomen…
Fee
En nu is Liesbeth hier, in Spanje. Terwijl we samen door het Alhambra dwalen, vertelt ze losjes over Tonke en Miep, Rindert en Dolf. En over haar wekelijkse grappa bij Max (‘Dan dacht hij: o jee, ze komt weer, snel even wat nieuwe schetsjes maken – en dat werd dan een nieuw boek’). Allemaal grote schrijvers die vrienden van haar zijn geworden. De wereld van Liesbeth bestaat uit kinderboeken en hun makers, al bijna veertig jaar.
Morgen gaan we samen naar Madrid om met de top van de Spaanse kinderboekenuitgevers te praten. Over Paul en Tonke en Max. En ook een beetje over mij – volgens Liesbeth gaan we er wel een vertaling uitslepen. Er is sneeuw voorspeld in de sprookjesstad, dat lijkt me een goed voorteken. Dan was ik Asspoester en Liesbeth de oude wijze fee.
In een wolk
Verboden te vliegen…
Reisheimwee
Trollenhaar
Sinterklaas en de worsten
Als je in Nederland bent opgegroeid, betekent het tweede weekend van november: Sinterklaas! Het maakt niet uit of je zelf in Spanje woont, je kijkt via de satelliet naar de intocht en je speelt Sinterklaasspelletjes op de site van de Wereldomroep. En dankzij de kruiden die wij laatst in ons brievenbusje vonden, ruikt het hele huis naar speculaas.
Als je in Zuid Spanje bent opgegroeid betekent november: slachtmaand. En in het tweede weekend worden de worsten gedraaid, strengen lang en kuipen vol. Bloedworst, chorizo en nog een heleboel andere worsten, soms zo dik als mannenarmen. Overal ruikt het naar vlees: gebakken levers, uitgekookte karkassen, gestoomde varkenstong.
Alle Spaanse dochters helpen mee met ballen draaien uit wastobbes vol gehakt. Maar onze Chaia, anders altijd dol op het boerenleven, trekt zich huiverend terug met een stapel Sinterklaasboeken.
En Dunya, die opgegroeid is in de wijde wereld, wat doet zij?
Dunya
Dunya loopt vrolijk met haar laarsjes door het varkensvet te stampen. Ze is blij, ze houdt van worst – of hij nou echt is of van marsepein. Als ze met de boerenzoon (van zeven!) op de scooter voorbij scheurt, hoor ik haar Sinterklaasliedjes zingen. Foutloos. Is het toch nog goedgekomen met het doorgeven van die Nederlandse tradities.
Hoewel… ‘Erg he, dat de pakjes misschien kwijt ziin,’ zegt Bloem die avond tegen haar na het Sinterklaasjournaal.
Waarop Dunya haar oprecht verbaasd aanstaart. ‘Is het niet allemaal verzonnen dan?’
Hij komt hij komt
‘Daar zat een kleine jongen aan de grote zee. Op een heuveltje zat hij; zijn muts stond scheef en hij keek verdrietig. En ’t was of de grijze, grauwe zee ook verdrietig keek. Waarom toch?
Och, over twee dagen kwam Sinterklaas in het land; maar in dat kleine eenzame huisje, waar de kleine jongen nu woonde, ginds tussen de duinen, zou de goede Sint nu zeker niet komen…’
(WG van de Hulst, Een Sinterklaasverhaal, 1945)
Sinterklaas komt uit Spanje maar hier komt hij niet. In zijn plaats komen er in januari drie koningen cadeautjes in de schoenen van de kinderen stoppen. Dat is iets heel anders, ik bedoel, je mist toch die man met de baard.
Dus heb ik er maar een boek over geschreven.
Lucas
Het was zomer maar ik rook de speculaas en voor mijn ogen dansten de chocoladeletters. Er klopte een jongen aan, hij heette Lucas, en het was zijn verhaal dat ik moest vertellen. Het ging over topsport, over een vader in een strakke joggingbroek, een vriendenclub – maar vooral over Sinterklaas.
Ruim voor 5 december verhuisde het verhaal van mijn computer in Spanje naar Nederland waar een heel team (illustrator, uitgever, redacteur en uiteindelijk boekwinkel) het feestelijk stond op te wachten.
Vanaf deze week ligt Het geheim van de hulpsinterklaas in de winkel. Lees het met een zak pepernoten erbij. Stop het in iemands schoen. Je boft! Ik moet hier in Spanje zeker nog een week wachten voor het eindelijk eens in de brievenbus valt…
PS En precies over een week komt het volgende boek. FAY!!!
