Categorieën
Verhalen van de berg

Columbus is dood

Bloem en Chaia huilen en Dunya trekt een ernstig gezicht. Weet zij veel. Zij ziet alleen maar een rare foto. Een oude morsige poes met grijze snorharen. Met één raar blind oog en geen enkele tand meer in zijn bek.
Maar wij zien iets anders. Een leven op poesformaat.

Ik studeerde nog toen Ilco mij verraste met een jong poesje. Een vies, wild, half-verwaarloosd vuilnisbak-rasje. Misschien was het wel een beetje ons eerste kindje, wie weet. Ik zie nog wel voor me hoe ik altijd na college de trap op rende. Drie hoog achter in de Pijp. Deur open: ‘Columbus!’ Hoe hij in mijn armen sprong. Altijd buiten op de daken, dat beest, en nooit eens een muis gevangen. Mijn kamer wemelde ervan, maar Columbus hield meer van vogel. Het is zijn schuld dat ik een keer per ongeluk een muis heb geroosterd in de broodrooster. Nooit meer te gebruiken natuurlijk.

Hasjkat

We verhuisden. En in ons eerste echte huis op de Brouwersgracht was Columbus duidelijk de hoofdbewoner. Ilco en ik waren druk met woeste carrières. Festivals, theater, film, en dan ook nog zelf heel veel uitgaan. Columbus werd een beetje vergeten. Maar geen probleem, hij loste dat zelf wel op. Regelmatig kwam ik thuis en dan zat hij achter een raam van steeds weer een ander grachtenpand naar ons uit te kijken, geen idee hoe hij overal binnenkwam. En hij werd de vaste hasjkat van de coffeeshop onder ons. In die tijd rook Columbus altijd een beetje wierookachtig. De hele coffeeshop was treurig toen Columbus vertrok – we gingen weer verhuizen.

Bloem en Chaia huilen en Dunya trekt een ernstig gezicht. Weet zij veel. Zij ziet alleen maar een rare foto. Een oude morsige poes met grijze snorharen. Met één raar blind oog en geen enkele tand meer in zijn bek.
Maar wij zien iets anders. Een leven op poesformaat.

Ik studeerde nog toen Ilco mij verraste met een jong poesje. Een vies, wild, half-verwaarloosd vuilnisbak-rasje. Misschien was het wel een beetje ons eerste kindje, wie weet. Ik zie nog wel voor me hoe ik altijd na college de trap op rende. Drie hoog achter in de Pijp. Deur open: ‘Columbus!’ Hoe hij in mijn armen sprong. Altijd buiten op de daken, dat beest, en nooit eens een muis gevangen. Mijn kamer wemelde ervan, maar Columbus hield meer van vogel. Het is zijn schuld dat ik een keer per ongeluk een muis heb geroosterd in de broodrooster. Nooit meer te gebruiken natuurlijk.

Soep-ogen

Een ander leven brak aan. Een houten huis met een tuin. Meerdere poezen kwamen, maar alleen Columbus bleef altijd. Er kwamen ook drie kinderen. Je hoort vaak dat poezen dat moeilijk vinden, maar Columbus zat er niet mee om in de poppenwagen rondgereden te worden. En hij wandelde altijd gezellig mee achter de kinderwagen aan. Hij was verschrikkelijk als het ging om rosbief en verschrikkelijk lief als hij er zin in had – vooral middenin de nacht als hij luid spinnend bovenop iemands hoofd ging zitten. In die tijd begon hij te kwijlen en hij had ook soep-ogen. Gevechten, auto-ongeluk, wekenlang weggelopen, epileptische aanvallen, Columbus heeft het allemaal meegemaakt en wij met hem.
Daarom moest hij ook mee op reis. Eigenlijk. Ik stelde het steeds uit. Een paar dagen voor we de wereld introkken, was ik nog koortsachtig aan het bellen: waar moet Columbus heen?
Uiteindelijk regelde hij het zelf. Met een lieve buurvrouw en vooral een heel oud mannetje, ome Cor, waar hij ongevraagd zijn intrek nam.
In dit bejaardenhuisje heeft Columbus zijn laatste jaren gesleten. Op een kussentje bij de gashaard, lekker dicht bij ome Cor.
We zijn vergeten hoe oud Columbus geworden is. Stokoud. Hij heeft een geweldig leven gehad en dat was grotendeels zijn eigen verdienste. Daarom is Columbus een voorbeeld voor ons allemaal.
We zullen hem nooit vergeten.

Categorieën
Verhalen van de berg

Echte zigeuners

"Ik gedroeg me zoals ik ben.
Als een echte zigeuner.
Ik schonk haar een grote naaimand
van strogeel satijn,
maar verliefd wilde ik niet worden,
want zij had al een man
ook al zei ze dat ze nog vrij was,
toen ik haar meenam naar de rivier."

(uit een gedicht van Garcia Lorca, die deze week wordt opgegraven).

Het groepje huizen op onze heuvel heet ‘Los gitanos’, de zigeuners. Net als het magische natuurgebied tegenover ons.
En in Montefrio wonen ze ook. Je herkent ze zo: mannen met lang haar en een woeste blik, meisjes met diepe decolletés en grote oorbellen. Tijdens processies lopen ze op blote voeten en op hun feesten is overal flamenco-muziek. Het is bijna een te groot cliché om waar te kunnen zijn.
Maar Chaia vertelt over heuse zigeuner-gangs op het schoolplein (‘Dan lopen ze hard klappend en stampend voorbij. En dan trekken mijn vriendinnen mij gauw opzij’). En Bloem zegt dat als de zigeunermeisjes uit haar klas gaan vechten, ze bossen haar uitrukken en dat na afloop al hun kleren gescheurd zijn.
Dus ja, ze bestaan. Echte zigeuners.

Nog even over het opgraven

Lorca, de zigeuner-held die door Franco-aanhangers is vermoord, wordt dus opgegraven. Hier vlakbij, in Granada. Uit een massagraf verzamelen ze zijn botjes en die van zoveel mogelijk anderen. Daarna begraven ze ze opnieuw, maar dan los van elkaar. En op de plek van het massagraf komt een monument.

Categorieën
Verhalen van de berg

Slang

Categorieën
Verhalen van de berg

Ik vertrek

We kwamen ze wel tegen onderweg: scouts voor tv-programma’s over mensen die hun hebben en houden achter zich laten en ‘iets’ in het buitenland gaan beginnen. Het is ook een van de weinige programma’s die wij hier in Spanje via de zender ‘het beste van Nederland en Vlaanderen (BVN)’ kunnen ontvangen. Drama! Dappere mensen die een droom volgen. Oké, misschien is het een stomme droom, maar ze proberen het tenminste. En dat het dan misgaat, dat maakt lekkere tv voor alle Nederlandblijvers.
‘Is het misschien iets voor jullie?’ Het is ons gevraagd.
Nee!Ten eerste is ons leven vaak al reality-soap genoeg. En ten tweede: bij ons gaat het niet mis.

Emmers en pannen

Elf gasten heb ik op dit moment. Plus ons erbij is zestien waarvan tien kinderen. En precies als de laatste zes komen slaat het weer om. Zwemmen, lange avonden op de patio, zonnen… het is met één klap over. Gelukkig heb ik een grote eetkamer en is ons boerderijtje van binnen ook heel gezellig. We steken gewoon de open haarden aan.
Dan word ik op een ochtend wakker van de eerste echte plensbui. Wat hoor ik toch tikken, denk ik slaperig. Eenmaal beneden glij ik onderuit in een reuzenplas. De woonkamer is zwembad geworden. De vriendinnen van Bloem en Chaia rennen af en aan met emmers en pannen. Ondertussen breng ik Bloem met de auto door pikdonker en slagregens naar de schoolbus. Ik zie helemaal niks op de onverlichte boerenwegen en moet de ramen van de auto wijd opendraaien. Was ik al niet doornat van de lekkage, dan ben ik het inmiddels wel van de regen. Dan knal ik bijna op een andere auto die plotseling de bocht om komt en van de schrik duik ik bijna een reusachtige greppel in. Mijn ene wiel draait er griezelig boven. Ik ben nu zo gestresst dat het geweldige tv-momenten zou opleveren.

We kwamen ze wel tegen onderweg: scouts voor tv-programma’s over mensen die hun hebben en houden achter zich laten en ‘iets’ in het buitenland gaan beginnen. Het is ook een van de weinige programma’s die wij hier in Spanje via de zender ‘het beste van Nederland en Vlaanderen (BVN)’ kunnen ontvangen. Drama! Dappere mensen die een droom volgen. Oké, misschien is het een stomme droom, maar ze proberen het tenminste. En dat het dan misgaat, dat maakt lekkere tv voor alle Nederlandblijvers.
‘Is het misschien iets voor jullie?’ Het is ons gevraagd.
Nee!Ten eerste is ons leven vaak al reality-soap genoeg. En ten tweede: bij ons gaat het niet mis.

Prairie

Weer in huis is het laatste kind nu ook wakker geworden. ‘Wat lekt jullie huis,’ maakt Lola de opmerking van de dag. Ik drink twee bekers sterke koffie achter elkaar, terwijl Ilco tosti’s bakt en het vuur aansteekt. En stiekem heb ik dan ook alweer een verhaal bij dit dramaatje verzonnen. Het kleine huis: pioniers op de prairie. Buiten zijn er beren en stormen, maar binnen is alles goed en veilig. Want daar bakt ma brood en speelt pa op zijn viool.

Categorieën
Verhalen van de berg

Hou van Fay!

Categorieën
Verhalen van de berg

Hotel de wereld

Categorieën
Verhalen van de berg

Eten en snoepen

Vandaag begint de kinderboekenweek! En het gaat dit jaar over ‘eten en snoepen’.
Maar niet in Spanje. Daar is geen kinderboekenweek. Er zijn wel kinderboeken: Amerikaanse vertalingen, stripachtige verhalen over heksen, Disney en fantasy – en die goeie ouwe Harry P natuurlijk, de held die ik over de hele wereld ben tegengekomen.
Jip en Janneke kennen ze hier ook, ze heten Mila en Yaco. En Tonke Dragt, die heel goed loopt al stoppen ze haar in een zeldzaam saaie kaft. Maar Anna van Praag is alleen maar die raadselachtige schrijfster op de berg die niemand kan lezen. En nu ben ik ook al niet in Nederland en zit te balen op diezelfde berg.
Totdat de deur openvliegt en mijn altijd-dynamische buurvrouw Belen binnenstormt. ‘Anna, vandaag ga ik je leren hoe je een echte Spaanse flan bakt!’

Flanera

De flan van Belen is één grote show van eieren en melk. Mijn keuken bruist en siddert. Godzijdank heb ik net een flanera gekocht, een speciaal afsluitbaar pannetje. Maar ‘Heb je geen snelkookpan?’ gilt Belen. En: ‘Nee, een kleine zeef bedoel ik. Hoezo niet?’ En: ‘Nee, niet die mixer, een staafmixer natuurlijk. Oké, dan maar de garde.’ Toch is het reuze gezellig. En als Belen weggaat heb ik wel een superflan in de pan. Tsja, die kinderboekenweek moet dit jaar maar even ver weg blijven. Maar eten en snoepen – dat is hier nu juist geen enkel probleem.

Vandaag begint de kinderboekenweek! En het gaat dit jaar over ‘eten en snoepen’.
Maar niet in Spanje. Daar is geen kinderboekenweek. Er zijn wel kinderboeken: Amerikaanse vertalingen, stripachtige verhalen over heksen, Disney en fantasy – en die goeie ouwe Harry P natuurlijk, de held die ik over de hele wereld ben tegengekomen.
Jip en Janneke kennen ze hier ook, ze heten Mila en Yaco. En Tonke Dragt, die heel goed loopt al stoppen ze haar in een zeldzaam saaie kaft. Maar Anna van Praag is alleen maar die raadselachtige schrijfster op de berg die niemand kan lezen. En nu ben ik ook al niet in Nederland en zit te balen op diezelfde berg.
Totdat de deur openvliegt en mijn altijd-dynamische buurvrouw Belen binnenstormt. ‘Anna, vandaag ga ik je leren hoe je een echte Spaanse flan bakt!’

Flan van Belen (acht personen)

Kook een liter melk met heel veel verkruimelde kaneelstokjes en een stuk sinaasappel- of citroenschil een tijdje op zacht vuur. Klop acht eieren met acht schepjes suiker schuimig.
Zet een flanpan op het vuur en bedek de bodem met suiker. Laat het caramel worden. Giet na een tijdje de hete (niet kokende) melk bij de eieren en klop flink. Gooi alles in de flanpan. Zet het vijftien minuten in de snelkookpan van Belen of (als je die niet hebt) anderhalf uur in een bak met water in een matig hete oven (maximaal 175 graden). Dit laatste moet ik nog uitproberen; zeker niet te heet anders gaat het schiften.
Als het afgekoeld is een paar uur in de koelkast, storten en je hebt een superflan!

Categorieën
Verhalen van de berg

De schizofrenie van het schrijven

Het is langer donker in Spanje. Als Bloem en ik ’s morgens de heuvel af lopen naar de schoolbus, is het nog nacht. Daarna pas maak ik Dunya en Chaia wakker. Zoals zoveel moeders over de hele wereld doen, maak ik een ontbijt voor ze en vul een broodtrommeltje met lekkere dingetjes. Tassen pakken, haren vlechten, sokken zoeken, en nog een keer omlaag – voor de volgende bus. Inmiddels kleurt de opkomende zon de pena de los gitanos, de grote rots tegenover ons huis, oranje. De zwerfkatten zeuren om eten, mijn hoofd zeurt om koffie. Ondertussen zet ik de computer vast aan. Ik ruim de ontbijtboel op, trek de bedden recht en dan ga ik naar mijn kamer, waar je aan de ene kant olijfheuvels en aan de andere kant boeken ziet.
En ik verdwijn.

Para-vleugels

Isabel Snoek is in Rio op het moment. Geen stad zo betoverend, zo warm en kloppend, zo ongeremd. Ik was er nog met carnaval. ‘Je loopt alleen maar te lachen,’ zei Ilco. Ik danste de hele nacht in de parade en kreeg ondertussen het ene geweldige schrijfidee na het andere. Tot aan de dag van vandaag voel ik saudade, een onbeschrijflijk verlangen als ik aan Rio denk. Maar niet op dit moment. De samba schalt, overal liggen Braziliaanse kranten en tijdschriften, het is een wervelende beeldenstorm in mijn hoofd van veren en glitters en eindeloze stranden. Ik stuur Isabel de favelas in, naar Ipanema en hoog in de lucht op een berg vol tropisch regenwoud. In taxi’s, bussen, op de fiets en zelfs met para-vleugels. En natuurlijk ben ik er zelf ook bij, in deze ‘cidade maravilhosa’ waar ik zou wonen als… ja, als de dingen anders waren gelopen dan ze nu eenmaal lopen. Rio!

Het is langer donker in Spanje. Als Bloem en ik ’s morgens de heuvel af lopen naar de schoolbus, is het nog nacht. Daarna pas maak ik Dunya en Chaia wakker. Zoals zoveel moeders over de hele wereld doen, maak ik een ontbijt voor ze en vul een broodtrommeltje met lekkere dingetjes. Tassen pakken, haren vlechten, sokken zoeken, en nog een keer omlaag – voor de volgende bus. Inmiddels kleurt de opkomende zon de pena de los gitanos, de grote rots tegenover ons huis, oranje. De zwerfkatten zeuren om eten, mijn hoofd zeurt om koffie. Ondertussen zet ik de computer vast aan. Ik ruim de ontbijtboel op, trek de bedden recht en dan ga ik naar mijn kamer, waar je aan de ene kant olijfheuvels en aan de andere kant boeken ziet.
En ik verdwijn.

15.30 uur

‘We zijn er weer!’ Hijgend komen drie meisjes de berg op geklauterd. ‘Ik heb heeeeel veel huiswerk, mam, kom je helpen?’ ‘Ik heb honger, wat eten we?’ ‘Mag ik een film kijken, een vriendin bellen, mag ik chips?’
Ik zet mijn computer uit. De muziek stopt. En alles kantelt.

Categorieën
Verhalen van de berg

En nóg een enge man (of zou het aan mij liggen?)

Mijn echtgenoot is een killer.
Ik wist het ook niet, maar dat zegt John de baptist. En die kan het weten want hij heeft een directe lijn met God.

Warmte

John de baptist (zo wordt hij hier genoemd) komt ons huis binnen met warmte. Letterlijk, want hij gaat een op olijfpitten brandende verwarming installeren. En de warmte van God krijgen we er gratis bij. ‘Hoeveel radiators wil je en geloof je in God?’ vraagt John bijvoorbeeld. En: ‘Wist je dat hindoes zo dom zijn dat ze denken dat de Verlosser door hun poepgat wordt geboren?’ ‘Ja, en de Christenen denken serieus dat er een kind geboren kan worden zonder sex,’ kan Ilco niet nalaten te zeggen. Het komt hem op een verwijtende – om niet te zeggen teleurgestelde- blik van John te staan.
John de baptist is ook erg begaan met onze veiligheid. ‘Hebben jullie geen alarm?’ schrikt hij. ‘En jij gaat soms zomaar op reis en laat je vrouw en dochters achter? Weet je wat er dan allemaal kan gebeuren?’ En hij trekt mij in een hoekje en begint te fluisteren wat er allemaal kan gebeuren als Ilco niet thuis is. Kennelijk heb je in zulke situaties dan weer niet veel aan God.

Mijn echtgenoot is een killer.
Ik wist het ook niet, maar dat zegt John de baptist. En die kan het weten want hij heeft een directe lijn met God.

Slagveld

Twee weken later is de verwarming klaar. En ons huis een ongelooflijke puinhoop met overal open leidingen en gaten in de muren. ‘Klaar,’ glimlacht John. ‘Wat zullen jullie blij zijn straks als het winter is.’
Klaar? Moeten wij nu zelf met emmers cement in de weer om het slagveld weer mooi te krijgen? John blijft lachen. ‘Je hebt nu toch verwarming?’
Het wordt nog een heel gedoe. De baptist geeft geen krimp. Als we bellen is hij altijd in de kerk, elke dag van de week. Eindelijk komt hij dan toch. Ilco krijgt een stevige omhelzing van hem. ‘Je ruikt zo lekker fris,’ lispelt John, ‘zijn we nog vrienden?’
‘Wanneer maak je de klus af?’ vraagt Ilco onverstoorbaar. John schudt droevig zijn hoofd. Hij is even stil, alsof hij God zelf raadpleegt over de kwestie. ‘Ik begrijp het,’ zegt hij dan berustend, ‘je bent eigenlijk een killer.’ Drie dagen later is ons huis weer op orde. Godzijdank.

Categorieën
Verhalen van de berg

Wat te doen met een kop zonder kip?

Mijn buurvrouw heeft een kip voor me geslacht. Zomaar, als cadeautje. Hij voelt nog helemaal warm en, hoewel ze vreemd genoeg het vel er af heeft gehaald, zit de rest er nog aan. Ingewanden, de hanenkam, de kop. ‘Wij eten eigenlijk alles,’ zegt Belen. ‘Dus ook zo’n voetje?’ Ik houd twee witte kippenvoeten met tenen in mijn hand. ‘Ja, dat kan je lekker frituren met knoflook,’ knikt Belen, ‘als snack. Kinderen zijn er dol op.’ Ik knik ernstig. Goed, we gaan dus voor de hele kip. 

Olijfolie

Kippenlevertjes, dat kan je op een toastje doen, als tapa. Maar de blaas en andere vreemde ronde dingen die ik in de buik van mijn kip vind? Ik geef ze toch maar aan de poezen. Over het braden zelf ben ik twee dagen aan het nadenken. Heel of in stukken? In de oven of op het vuur? Qua kruiden ga ik uiteindelijk voor salie en citroen, zeezout, verse peper en een beetje Montefrio-olijfolie. Boter is hier niet lekker. Logisch, er zijn nergens koeien in Andalucia.
De dag van de kip geurt mijn hele huis naar grootmoeders keuken. En ja, het lukt. Knapperig en toch sappig. Hoewel hij Spaans is, smaakt de kip Frans. Gelukt!

Mijn buurvrouw heeft een kip voor me geslacht. Zomaar, als cadeautje. Hij voelt nog helemaal warm en, hoewel ze vreemd genoeg het vel er af heeft gehaald, zit de rest er nog aan. Ingewanden, de hanenkam, de kop. ‘Wij eten eigenlijk alles,’ zegt Belen. ‘Dus ook zo’n voetje?’ Ik houd twee witte kippenvoeten met tenen in mijn hand. ‘Ja, dat kan je lekker frituren met knoflook,’ knikt Belen, ‘als snack. Kinderen zijn er dol op.’ Ik knik ernstig. Goed, we gaan dus voor de hele kip. 

De kop

Blijf ik nog zitten met een kop en kippenvoeten. ‘Wij eten alles,’ zei Belen. Bedoelde ze daar ook zo’n kop mee? Hoe dan? De kop blijft maar in de koelkast liggen, verstopt voor Chaia. Die is namelijk fel vegetarier en in staat om zo’n kop onmiddellijk een waardige begrafenis te gaan geven.
Na een paar dagen wordt het belachelijk. Elke keer als ik naar de kaas grijp, heb ik die kop en pootjes weer te pakken. Ik besluit een rare tapa-maaltijd te maken. Met bloedworst, een stukje rog dat ik van de visboer heb gekregen om te proberen (‘gewoon met graat en al opeten’). En die voetjes dus. In stukjes gesneden, zodat je niet meer ziet wat het is.
Maar de kop gooi ik weg. Zachtjes, het is toch een hoofd – dat ben ik met Chaia eens. Vanuit de vuilnisbak kijkt hij me verwijtend aan.