Categorieën
Verhalen van de berg

INTERVIEW tussen de geiten

Nog ruim een week, dan komt de nieuwe Isabel Snoek uit. Het Parool mailt voor een interview. ‘Je bent welkom in Spanje,’ mail ik terug. Het is een makkelijke uitnodiging – kunstredacties zijn veel te arm om zomaar journalisten in het rond te laten vliegen. Een paar jaar geleden interviewde ik zelf de Engelse kinderboekenschrijver Philip Pullman. De vliegreis, het hotel en het verdere verblijf in Oxford kostten me heel wat meer dan wat de krant mij aan vergoeding kon bieden. Maar ik moest en zou naar Philip Pullman. Ik had net zijn trilogie ‘Het gouden kompas’ gelezen en ik wist het zeker: dit is de nieuwe JK Rowling. Maar in tegenstelling tot JK was deze man nog te interviewen – nog heel even vermoedde ik. En wat wilde ik graag een kijkje in de keuken nemen bij deze meesterschrijver. Zo knap wat hij deed en zo meeslepend. Misschien zou zijn grootheid wel een beetje op mij afstralen, dacht ik (ik had toen zelf net de Kroonverhalen geschreven). Zelden was een interview beter voorbereid, waren de vragen uitdagender, de liefde groter (want dat is wat een interview vaak is: een soort liefdesaffaire – voor de duur van het gesprek dan).

Zweinstein

Zo niet bij Philip Pullman. Al in de pub begon hij te mopperen. Geen van zijn collega’s was zo briljant als hij – en JK Rowling was het meest mislukt van iedereen. Nee, dan hij. Zoals hij werkte, zoals hij dacht… geniaal! In zijn studeerkamer (die trouwens enorm truttig was) begon hij mij het verhaal van een of andere metafysische kat uit te leggen – een kat die wel en niet bestond. Want zo was het met zijn werk ook. O o wat heb ik nog geploeterd op die kat. Later, in mijn tuinhuis toen ik toch nog wat van het interview probeerde te maken. Schijn en werkelijkheid, de werkelijkheid zoals we die waarnemen, het verhaal wat is en tegelijkertijd niet is. Ik was onmiddellijk weer terug op de universiteit. Uiteindelijk had ik het door (zoals je wetenschappelijke theorieën door kunt hebben: je draait je hersens een kwartslag, je snapt het… en het ontglipt je weer. Tenminste, zo heb ik dat wel vaker). Mijn halve interviewverslag hing ik op aan die kat, Philip Pullman zou enorm tevreden zijn geweest.
Een dag later belde Trouw. Leuk, dat interview, maar dat van die kat gingen ze schrappen. Want tsja, dat was natuurlijk veel te moeilijk…
Als ik nu aan dat interview terugdenk, zie ik vooral de andere helden van Oxford. Hoe ik in de eetzaal van Zweinstein stond (de films zijn daar in de universiteit opgenomen). En dat ik liep door de tuin waar Lewis Caroll Alice in Wonderland situeerde. Nog steeds drink ik met innig plezier mijn koffie uit een daar gekochte beker waar ‘drink me’ op staat.
Ik zal hem vasthouden bij mijn eigen (telefonische) interview. En dan maar hopen dat het een goed gesprek wordt. En dat de connectie intussen niet wegvalt.

Een geit voor de deur

Want dat we nog steeds geen vaste telefoon hebben en geen internet… Dat het nu zo warm is in Andalucia dat ik alle dekbedden heb opgeruimd in ouderwetse dekenkisten.
Dat opa en oma er zijn, al bijna een week, en hoe goed we het oplossen dat precies op dit moment de waterpomp het begeeft. Dat er, toen ze aankwamen in Montefrio, net een fiesta in het dorp was en er zomaar dames in flamencojurken liepen en een geit voor de deur van hun kamer lag te slapen. Dat er piepkleine mugjes zijn die ’s nachts steken als de wind stilvalt. Dat we nu het definitieve koopcontract tekenen ten overstaan van twee trotse van de straat geplukte boeren als ‘getuigen’. Hoe lekker rijpe mispels smaken en dat Chaia oorpijn heeft van teveel zwemmen in ons eigen zwembad… nee, daar zou ik het allemaal niet meer over hebben. Toch?

Categorieën
Verhalen van de berg

KLAAR

Het ene moment droomde ik nog van drop, Hema en mijn zus, het volgende moment at ik haring, zat ik in de kroeg en liep door de negen straatjes naar de uitgeverij. Daar ontmoette ik voor het eerst al mijn collega’s van Leopold. ´Heel goed dat je er bent,´ zei uitgever Liesbeth die me altijd overal volgt. ‘Je bestaat dus echt,’ zei iemand anders. Dat krijg je dus als je zo veel reist. En ik dacht op mijn beurt: Ja, dat zijn ze. Paul van Loon. Karel Eijkman. Lydia Rood. Ze zien er precies zo uit als je denkt – alleen iets grijzer.
Het was een tuinfeest met eten erbij. Eten zo overdadig als ik lang niet gezien had, in een mooie Amsterdamse grachtentuin. Maar koud! We gingen steeds dichter bij elkaar staan en steeds meer mensen trokken jassen aan over hun zomerjurken. Toen het ijs kwam, werd er maar bitter weinig van gegeten. En het smolt niet eens! Toen ik op mijn hakjes door de regen terugsopte, merkte ik dat ik liep te dromen over Spanje. De zon, de sterrennachten. De olijfheuvels, met de wilde bloemen langs de weg. En ons huis… Hoe zou het zijn met de hammam, zou Bloems kamer al klaar zijn, de tuin…

Schrijversfeesten

Nu ben ik er weer. In Spanje dus. Op onze berg. Gek hoe snel Nederland alweer een verre droom lijkt.
Ilco en ik praten over het weblog.
´Ik heb geen foto´s meer,´ zegt Ilco,´er zijn nu eenmaal geen leeuwen, baobabs of vrouwen met schotels in hun lip in Spanje. Misschien moet je maar eens stoppen.´
´Maar dat weblog is mijn verbinding met de wereld,´ zeg ik dramatisch. ´Ik zit niet op facebook, ik ben bijna nooit op die schrijversfeesten. Ik trek niet over de wereld met vredesplannen zoals jij. Ik schrijf.´
´De reis is voorbij,´ wrijft Ilco het nog eens in.
´Maar alle schrijvers hebben een weblog,´ zeg ik, ´ik las laatst nog toevallig dat van Heleen van Rooijen. Over hoe ze een navelpiercing had laten zetten in Portugal.´
´Nou, dat is nog eens interessant,´ zegt Ilco.
Ik kijk om me heen. De verbouwing is klaar. Nou ja, zo goed als. De zomer is begonnen.
Op mijn bureau ligt een dik manuscript vol aantekeningen van mijn geweldige redacteur Anne Marie en mijn hoofd barst van de ideeen. Dit jaar komen er nog drie boeken van mij uit, waarvan de nieuwe Isabel Snoek al op 2 juli.
Ik knik. En slik.
Over mijn leven als schrijver zal ik in dit weblog blijven schrijven. Maar geen verbouwingsverhalen meer en veel minder foto´s. Het is waar, de reis is voorbij.
Nou ja, tot de volgende reis natuurlijk….

Categorieën
Verhalen van de berg

Kersentijd

‘Wil jij dat scheurtje in de muur even opvullen?’ vraag ik aan de mannen.
‘No problema.’ Daar gaat Steve al met zijn bakje cement. Even later komt hij voorbij met een groter bakje. ‘Dat was wel nodig.’ Als ik hem vervolgens met een gigantische trog cement zie langskomen, besluit ik maar even te gaan kijken. Inderdaad, inmiddels is de halve muur verbrokkeld…
Zo gaat het dus vaker. En ja, misschien is het wel raar dat ik de enige ben die van zulke dingen schrikt. Want ‘Ja, oude huizen he?’ En ik wilde toch die romantiek? Van wonen op de eindeloze campo waar je zo mooi kunt paardrijden (Chaia en Bloem’s nieuwe passie hier) en dat het nu kersentijd is. Mandenvol krijgen we cadeau. Ik schik ze in mijn mooiste schaal en trek lekker toch een jurkje aan in plaats van steeds maar die verfkleren. Steve kijkt verbaasd op: ‘Hé, waar ga je naar toe?’

Tweeduizend boeddhisten

Ilco gaat wel weg. Hij wil een dag foto’s maken en belandt bij tweeduizend boeddhisten. Een paar heuvels verder, maar het lijkt wel een ander land. Fascinerend, zo’n parallelle wereld, zomaar tussen de olijven. Ilco blijft er een nacht slapen in daktent. Hij voert goede gesprekken onder de sterren en loopt ’s ochtends in een lange rij rond het grote beeld. Verlicht keert hij terug en ik luister jaloers naar zijn verhalen van meditatie en stilte. 
Stlte! Ik zit hier zo’n beetje te schrijven tussen het bouwgeweld en heb amper tijd (en al helemaal geen internet) om fatsoenlijk met mijn redacteur Anne-Marie te praten over het boek dat in het najaar uitkomt. Terwijl ik dat aan Ilco sta uit te leggen, komt Steve met de drilboor voorbij en als ik weer kijk, zie ik dat mijn mooie kersenschaal vol zit met gruis. En mijn jurkje is eigenlijk ook niet meer zwart…
Genoeg! Nog dezelfde dag boek ik een retourtje Amsterdam. Morgen vertrek ik. Een bliksembezoek, maar precies goed om mijn andere hersenhelft weer even in te schakelen. Ik ga naar de uitgeverij, naar de kinderboekwinkel en naar de Hema. Een paar vriendinnen zoenen. En elke dag een ander jurkje aan. 

‘Wil jij dat scheurtje in de muur even opvullen?’ vraag ik aan de mannen.
‘No problema.’ Daar gaat Steve al met zijn bakje cement. Even later komt hij voorbij met een groter bakje. ‘Dat was wel nodig.’ Als ik hem vervolgens met een gigantische trog cement zie langskomen, besluit ik maar even te gaan kijken. Inderdaad, inmiddels is de halve muur verbrokkeld…
Zo gaat het dus vaker. En ja, misschien is het wel raar dat ik de enige ben die van zulke dingen schrikt. Want ‘Ja, oude huizen he?’ En ik wilde toch die romantiek? Van wonen op de eindeloze campo waar je zo mooi kunt paardrijden (Chaia en Bloem’s nieuwe passie hier) en dat het nu kersentijd is. Mandenvol krijgen we cadeau. Ik schik ze in mijn mooiste schaal en trek lekker toch een jurkje aan in plaats van steeds maar die verfkleren. Steve kijkt verbaasd op: ‘Hé, waar ga je naar toe?’

Alhambra-tegeltjes

In de hammam.

Categorieën
Verhalen van de berg

Tijdreis Montefrio

‘Alsof je dertig jaar teruggaat in de tijd.’
Zo beschreef een Engelse vrouw het leven hier in Zuid-Spanje.
Dat betekent dus dat Bloems leven moet lijken op dat van mij toen ik twaalf jaar was. Ik vind dat op een of andere manier enorm geruststellend. Het klopt ook wel: de kinderen hier zijn veel aan het buitenspelen, gaan naar eenvoudige clubjes (voetbal, volleybal, veel dingen met ballen), naar het gemeente-zwembad. Er is een tv met weinig zenders en een ‘sneeuwerig’ beeld. Gasflessen, water zelf tappen uit de bron, nergens een afwasmachine. In de winkels weinig exotische dingen, alleen groenten van het seizoen. En een bibliotheek die je makkelijk in een jaar leeg kan lezen (en Chaia in een maand). 
Sowieso is er hier een veel lager consumptie-patroon dan we in Durgerdam zagen. Er is ook nogal wat stille armoede. Onze buurvrouw moet blozend op de pof in de supermarkt brood voor haar drie jongens kopen (dat kan dus wel). En drie dozen oude kleren worden door de klusjesman jubelend ontvangen. ‘Mijn vrouw, mijn kinderen en ik hebben al twee jaar niets nieuws gekocht.’
Tsja. Daar sta ik dan in mijn D&G-bloesje tussen het gruizel.

Boren en schuren

Ja dat vreselijke gruizel. Elke kleine verbouwing (een nieuw kozijntje bijvoorbeeld) jaagt wolken van stof door ons leuke boerderijtje. Ik betrap mezelf erop dat ik uit routine in het dorp zelfs nog de pinautomaat sta schoon te poetsen. Maar ja, ons huis is oud en de muren zijn soms wel een halve meter dik. Sommige zijn, heel ouderwets, gevuld met modder en stro. Daar moet dan weer een laagje cement tegenaan. En dat gaat weer gepaard met boren en schuren. De mannen uit Yorkshire gaan nooit meer weg, ben ik bang.
Het wordt wel heel mooi! Africa meets Andalucia. Al onze Afrikaanse schatten, van voodoo-beelden tot trommels, vinden hun weg naar nisjes, schoorsteenmantels, of gewoon op het erf. En we maken nu een hammam, een soort reuzenbad met Alhambra-tegeltjes. In een loods op een industrieterrein bij Granada ontdekken we de schatkamer van Ali Baba: allemaal antiek uit het Midden Oosten. Spiegels en vazen en oude kasten, We kopen een prachtige deur voor de hammam: oud gegraveerd hout, beschilderd in groen, geel en blauw. Een sprookjesdeur. Zo kan je straks in ons huis reizen maken, als een soort Alice in Wonderland. 

‘Alsof je dertig jaar teruggaat in de tijd.’
Zo beschreef een Engelse vrouw het leven hier in Zuid-Spanje.
Dat betekent dus dat Bloems leven moet lijken op dat van mij toen ik twaalf jaar was. Ik vind dat op een of andere manier enorm geruststellend. Het klopt ook wel: de kinderen hier zijn veel aan het buitenspelen, gaan naar eenvoudige clubjes (voetbal, volleybal, veel dingen met ballen), naar het gemeente-zwembad. Er is een tv met weinig zenders en een ‘sneeuwerig’ beeld. Gasflessen, water zelf tappen uit de bron, nergens een afwasmachine. In de winkels weinig exotische dingen, alleen groenten van het seizoen. En een bibliotheek die je makkelijk in een jaar leeg kan lezen (en Chaia in een maand). 
Sowieso is er hier een veel lager consumptie-patroon dan we in Durgerdam zagen. Er is ook nogal wat stille armoede. Onze buurvrouw moet blozend op de pof in de supermarkt brood voor haar drie jongens kopen (dat kan dus wel). En drie dozen oude kleren worden door de klusjesman jubelend ontvangen. ‘Mijn vrouw, mijn kinderen en ik hebben al twee jaar niets nieuws gekocht.’
Tsja. Daar sta ik dan in mijn D&G-bloesje tussen het gruizel.

Terug in de tijd

Natuurlijk mis ik soms mijn afwasmachine. En verse kruiden zoals basilicum en koriander. Mozarella, kwark, bruin brood, sambal – er is zoveel dat je hier niet kunt krijgen. En natuurlijk word ik af en toe helemaal gek van het stof en de beesten (dikke torren in de kinderkamer, mieren in de keuken, katten die zich weer eens hebben laten opsluiten in een van de kamers en je de stuipen op het lijf jagen). En waar blijft nou toch die man van Telefonica?! Ook van dat soort dingen ligt het tempo zoveel langzamer dan je onder de rook van Amsterdam gewend was.
Maar dan kijk ik om me heen naar het paleisje dat ons huis is. Ik zie de kinderen zwemmen en door de olijfgaard hollen, op weg naar hun geheime hut in een vervallen schuur. Heel erg Kleine Huis op de Prairie… En dat er wijn is die altijd goed is, zelf als hij 1 euro 50 kost. En het voetbal natuurlijk, dertig jaar geleden woonden we ook in een land waar steeds de Europacup 1 werd gewonnen. Gelukkig is de tv net op tijd aangesloten om Barcelona de Champions League te zien veroveren. Goooooooooooooooooool!

Categorieën
Verhalen van de berg

Blauw

Met één handtekening zijn we officieel inwoner van Montefrio. Dunya trakteert ‘van mijn eigen geld’ op een ijsje. Het stadje voelt vertrouwt en Ilco is alweer vrienden met de winkeliers. Maar voelen we ons al echt Spaans? Welnee.
Om te beginnen komen de klusjesmannen allemaal uit Yorkshire. Daarom is het nu al een tijdje alsof we in een Roald Dahlverhaal zijn beland, waarbij iedereen de hele tijd ‘Lov’ly’ zegt en ‘That ain’t no problem, mate’. Bij Roald Dahl vinden die mannen dan een schat of een lijk tussen de muren van de oude cottage, wij vinden alleen maar stof en poezen.
En dan is er ook nog Frank de Belg die de buitenmuren komt helpen schilderen. ‘Die boom voor jullie huis is een mispel,’ weet hij te vertellen, ‘en daarnaast staat een moerbei.’
Een mispel en een moerbei. Zulke mooie oud-Hollandse woorden! Ik word al zo’n echte emigrant die alleen nog maar aan Nederland kan denken in toeristische clichés. Weilanden. Koeien. Bloemenstalletjes. En de mispel en de moerbei.

Ibbeltjes

Ilco’s vriend Han komt een paar dagen en zet van alles in elkaar. Alsof er een altijd-vrolijke tornado door je huis gaat. Bedden, kasten. Mijn boekenplanken! Bloem, Chaia en Dunya gaan meteen met mijn collectie kinderboeken aan de haal. Het lijken wel de Ibbeltjes van Annie MG Schmidt. Eén in de hangmat, één op het luchtbed in het zwembad, één onder de druivenranken. Allemaal met een boek. En Dunya altijd bloot, want het weer is nu zo mooi. En de avonden zo zwoel, het lijkt Afrika wel. Oké, je hoort geen leeuwen brullen, maar er gilt soms een verdwaalde pauw in de verte. Ook leuk. En op de muur een gekko.
Zelf heb ik nog bijna geen boek gelezen en Ilco ook niet. We soppen en boenen en vegen al het stof weg en zetten potten koffie voor de mannen uit Yorkshire. Ilco de hele dag door met een boor in de hand, ik met een verfkwast. Ik verf de oude luikjes blauw. En de deur. En de kozijnen. En de stoeltjes. Alles blauw.
Al twee keer is mij een baan als juf op de school aangeboden. Dat zou nog eens een goede kans zijn om in te burgeren en echt Montefriaan te worden.
Maar nee, ik doe het lekker niet. Ik verf. En ondertussen denk ik na over alle verhalen die ik aan het schrijven ben (in juli komt de volgende Isabel Snoek uit!). Over alle gasten die in deze frisgeverfde stoeltjes zullen zitten. Mijn lieve moesje, mijn zus. Ik denk na over de flamencohoek die we willen inrichten met bloemen en stippels (dat Spaanse cliché bestaat ook echt). En over de mispel en de moerbei. 

Met één handtekening zijn we officieel inwoner van Montefrio. Dunya trakteert ‘van mijn eigen geld’ op een ijsje. Het stadje voelt vertrouwt en Ilco is alweer vrienden met de winkeliers. Maar voelen we ons al echt Spaans? Welnee.
Om te beginnen komen de klusjesmannen allemaal uit Yorkshire. Daarom is het nu al een tijdje alsof we in een Roald Dahlverhaal zijn beland, waarbij iedereen de hele tijd ‘Lov’ly’ zegt en ‘That ain’t no problem, mate’. Bij Roald Dahl vinden die mannen dan een schat of een lijk tussen de muren van de oude cottage, wij vinden alleen maar stof en poezen.
En dan is er ook nog Frank de Belg die de buitenmuren komt helpen schilderen. ‘Die boom voor jullie huis is een mispel,’ weet hij te vertellen, ‘en daarnaast staat een moerbei.’
Een mispel en een moerbei. Zulke mooie oud-Hollandse woorden! Ik word al zo’n echte emigrant die alleen nog maar aan Nederland kan denken in toeristische clichés. Weilanden. Koeien. Bloemenstalletjes. En de mispel en de moerbei.

Hard werken voor Han

Heel erg bedankt en tot snel!

Categorieën
Verhalen van de berg

Wijn, verf en forellen

Uit de dozen en dozen vol boeken die de truck uit Nederland heeft gebracht, heeft Chaia ‘Coraline’ gevist. Coraline is net verhuisd en vindt een griezelig spiegelhuis aan de andere kant van een valse deur.
Ook wij vinden van alles in de cortijo. We bedenken nieuwe spannende doorgangen en veroveren de ene na de andere kamer. De blauwe kamer voor de gasten, een zeekamer voor Dunya, een Toscaanse studio voor Ilco. En mijn favoriet: de lees-schrijfkamer, helemaal wit en zen.
En daar zitten ineens Esther en Mylou op de bank, die met zoons en dochter in het vliegtuig zijn gesprongen om te komen helpen. Dat is nog eens vriendschap!

Vriendinnen

Op Dia de la Cruz nemen we ze mee op kruizenspeurtocht. De oude vrouwtjes van Montefrio hebben zich uitgeleefd op het knutselen van de meest wonderlijke levensgrote kruizen. Dat wisten wij niet, dat je een kruis kunt maken van knopen. Of van kopspelden dat is nog eens monnikenwerk. Het is ook helemaal geen blasfemie, ontdekken wij, om een kruis te maken van decoratief beschilderde bierdoppen, of gewoon van bierblikjes. Je hebt ze ook heel vruchtbaar, van mais, pasta of rijst.
We belanden op een soort zigeunerfeest waar in een enorme paellapan aardappels worden gebakken. Mylou en Esther zijn tevreden dat ze de dresscode goed hebben aangevoeld: alle vrouwen dragen een grote rode bloem in het haar. De mannen staan er breeduit en zonder te lachen naast met hun staarten, tatouages en zonnebrillen. Ilco valt iets meer uit de toon.
Het is net alsof ik met mijn vriendinnen naar een fijne Spaanse film zit te kijken. Het zijn lange, warme dagen van wijn, verf en een traantje hier en daar.
En dan gaan ze ineens weer weg. ‘Nu laat ik je achter op een berg,’ zegt Mylou. Om eraan toe te voegen: ‘Je hebt het zelf gewild.’

Feest!

Maar voor de melancholie kan toeslaan dient de volgende mijlpaal zich al weer aan: de eerste verjaardag op de cortijo. Bloem wordt twaalf! Appeltaart en pannenkoeken heeft ze besteld. Ilco hangt de Nederlandse vlag uit. We rijden naar een verborgen meertje waar we zwemmen en picknicken. Het is dertig graden op 7 mei…
Maar het mooiste cadeau moet nog komen. Een dag later. ‘BLOEHOEM!’ Chaia komt gillend aanrennen. Ze is als een ware Coraline, samen met de klusjesmannen, in een verborgen kamertje van de cortijo geklommen, dat alleen van buitenaf toegankelijk is. En wat vonden ze daar? Geen enge spiegelwereld, gelukkig. Maar wel een doos met daarin een van onze zwerfpoezen en zeven piepkleine babypoesjes!

Eerste gasten

Dag lieve meiden! Dag stoere jongens, en een extra kus voor mijn lieve Madelief. Tot snel!

Categorieën
Verhalen van de berg

Thuis

Na 2 jaar, 2 maanden en 20 dagen mag Zeerover eindelijk uitrusten. Want dan zijn we bij de cortijo los gitanos, de zigeunerboerderij aangekomen.
Eerst gaan we het nog vieren in Granada, onze nieuwe stad, een klein uurtje verder. We kopen mooie jurken bij fijne Spaanse winkels, eten ijs en later tajine in de kleine straatjes van de Arabische wijk. Alles is licht en vrolijk.
De volgende ochtend vertrekken we vroeg naar de notaris van Montefrio. De laatste etappe voert ons door eindeloze heuvels, olijfgaarden en vlakten. The middle of nowhere, zo voelt dat dus. Ik word ineens heel zenuwachtig. Het kan daar dan wel los gitanos heten, maar het is wel een huis. Een plek om te blijven. En de zigeunerin in mijn hart, die nu al zo lang in een Landrover woont, mokt en huivert.

Ons huis

Maar dan zijn daar de notaris, de advocaat, de eigenaresse en de plaatselijke bankdirecteur die komt verklaren dat het huis hypotheekvrij is. Vraag me niet waarom, maar de betaling is zo ingewikkeld dat Ilco er nu al weken mee bezig is om alles op de goede momenten op de goede plekken te krijgen. Maar het werkt, want daar liggen ineens vier cheques, in onze naam uitgeschreven, en een enorme stapel bankbiljetten. Bloem kijkt gefascineerd toe hoe de eigenaresse de vijhonderdjes door haar handen laat glijden – en telt snel mee of alles wel klopt. Een enorme sleutelbos, contracten, en dan is het huis van ons. ‘Mag ik al wijn?’ fluister ik tegen Ilco, maar het is nog steeds ochtend en voor emoties is geen tijd. We gaan naar het huis!
En daar ligt het dan, stralend op de olijfheuvel. Vierhonderd meter boerderij. Twaalf kamers, een veranda en een patio met overal bankjes en bloempotten. Zo’n fijn vakantiehuis met een zwembad. Ons huis…

Na 2 jaar, 2 maanden en 20 dagen mag Zeerover eindelijk uitrusten. Want dan zijn we bij de cortijo los gitanos, de zigeunerboerderij aangekomen.
Eerst gaan we het nog vieren in Granada, onze nieuwe stad, een klein uurtje verder. We kopen mooie jurken bij fijne Spaanse winkels, eten ijs en later tajine in de kleine straatjes van de Arabische wijk. Alles is licht en vrolijk.
De volgende ochtend vertrekken we vroeg naar de notaris van Montefrio. De laatste etappe voert ons door eindeloze heuvels, olijfgaarden en vlakten. The middle of nowhere, zo voelt dat dus. Ik word ineens heel zenuwachtig. Het kan daar dan wel los gitanos heten, maar het is wel een huis. Een plek om te blijven. En de zigeunerin in mijn hart, die nu al zo lang in een Landrover woont, mokt en huivert.

Schoteltjes melk

De drank komt later, bij het boerderijtje van de buren, waar zes oude wijfjes rondom een groot vuur in de haard zitten te kwebbelen. Het lijkt wel een jaren vijftig boerderijfilm. ‘Die ene is net de oma van Jack Nicholson,’ mompelt Ilco. De vrouwtjes hebben plastic zakjes bij zich met zelfgebakken koekjes en doen wie er het snelst zoveel mogelijk kinderen vol kunnen proppen.
Van goedkope whisky word je duizelig en moe. We krijgen allemaal rimpelige kusjes en gaan dan terug naar de cortijo. 
De verhuiswagen moet nog komen, dus we kamperen met slaapzakken op de grond. Dat voelt tenminste nog vertrouwd.
De volgende ochtend drinken we koffie in de ochtendzon met zicht over de olijfheuvels. Dunya vindt een oud fietsje en scheurt eindeloos rondjes om het huis. Chaia redt verdronken torretjes uit het zwembad en zet schoteltjes melk neer voor de buurkatten, en Bloem duikt zelf in het water.
Is dit een droom?

Categorieën
Verhalen van de berg

Afrika!

’Kijk mama wat leuk: een moslima!’
We zijn weer in Afrika. Bij Tarifa hebben we , ruim twee jaar later, weer de boot genomen naar Marokko.
‘Retour?’ ‘Nee, enkele reis.’ O, wat was ik bang de vorige keer. Enkele reis Afrika en we hadden nog geen idee wanneer en door welke woestijn we terug zouden kunnen.
Wat vond ik Tanger griezelig! ’s Nachts wakker schrikken van de moskee. Verdwalen op de medina. Overal mannen in kaftan met mutsjes op. ‘Spices, spices! Here, safran, smell smell…’We logeerden in het Heimwee Hotel en ik staarde maar steeds over het water naar mijn dierbare Europa.
En nu zit ik er weer, in het Heimwee Hotel. Maar ik kijk de andere kant op. Naar de bergen, waar nu de rozen in de rozenvallei bloeien en je onder de sterren in de woestijn kunt slapen. We zien andere ‘overlanders’ terugkomen, rood zand overal op de auto, en andere daktenten. De geur van vuur. O, als we nu eens….

Assepoester

Terwijl we de afgelopen dagen juist zo thuis zijn gekomen in ons nieuwe land Spanje. We maakten lange wandelingen langs stranden die nog helemaal leeg waren. We ontdekten dat de paashaas met ons is meegereisd. Niet in de winkels, maar op en rond Zeerover lagen toch gewoon chocolade-eitjes. Op eerste Paasdag dan, want tweede Paasdag is hier een gewone werkdag. We leerden vlees te bestellen bij slagers waar ‘stier, opgeofferd in een gevecht’ en ‘hoofdvlees’ in de aanbieding zijn. Maar ook heus wel een gewoon een biefstukje te krijgen is. 
Op een marktje hullen we ons in de meest spectaculaire flamenco-jurken. ‘Net Assepoester’ zuchten de meiden. Ikzelf moet toch ook echt even zo’n jurk aan. 

En gelukkig, er is ook een soort Six Flags bij ons in de buurt. Bij Isla Magica zijn de achtbanen enorm en duik je door woest opspattend water. Daar moeten de meiden toch minstens één keer per jaar met hun vader naar toe…. 

’Kijk mama wat leuk: een moslima!’
We zijn weer in Afrika. Bij Tarifa hebben we , ruim twee jaar later, weer de boot genomen naar Marokko.
‘Retour?’ ‘Nee, enkele reis.’ O, wat was ik bang de vorige keer. Enkele reis Afrika en we hadden nog geen idee wanneer en door welke woestijn we terug zouden kunnen.
Wat vond ik Tanger griezelig! ’s Nachts wakker schrikken van de moskee. Verdwalen op de medina. Overal mannen in kaftan met mutsjes op. ‘Spices, spices! Here, safran, smell smell…’We logeerden in het Heimwee Hotel en ik staarde maar steeds over het water naar mijn dierbare Europa.
En nu zit ik er weer, in het Heimwee Hotel. Maar ik kijk de andere kant op. Naar de bergen, waar nu de rozen in de rozenvallei bloeien en je onder de sterren in de woestijn kunt slapen. We zien andere ‘overlanders’ terugkomen, rood zand overal op de auto, en andere daktenten. De geur van vuur. O, als we nu eens….

‘Vijf retourtjes Marokko.’

De medina van Tanger is deze keer een feest van herkenning. 

We eten de lekkerste kip en falafel en drinken sentimentele kopjes mintthee. Bij de mannen met de kaftans kopen we saffraan voor een prikkie en geurende musk en rozencreme uit de vallei. En kleden. Omdat we teruggaan naar Spanje kunnen we nu tenminste souvenirs meenemen! 

Elk meisje mag een tapijtje voor op de tegels in haar nieuwe kamer. Okergeel voor Chaia, groen met leeuwen voor Bloem, en voor Dunya (die weer door iedereen wordt verwend en geknuffeld) zwart met allemaal kleurtjes. 

Die nacht wordt niemand wakker van de moskee. En als Chaia uit de badkamer komt, verzucht ze: ‘Die rozencreme maakt het leven een stuk draagbaarder.’

’Kijk mama wat leuk: een moslima!’
We zijn weer in Afrika. Bij Tarifa hebben we , ruim twee jaar later, weer de boot genomen naar Marokko.
‘Retour?’ ‘Nee, enkele reis.’ O, wat was ik bang de vorige keer. Enkele reis Afrika en we hadden nog geen idee wanneer en door welke woestijn we terug zouden kunnen.
Wat vond ik Tanger griezelig! ’s Nachts wakker schrikken van de moskee. Verdwalen op de medina. Overal mannen in kaftan met mutsjes op. ‘Spices, spices! Here, safran, smell smell…’We logeerden in het Heimwee Hotel en ik staarde maar steeds over het water naar mijn dierbare Europa.
En nu zit ik er weer, in het Heimwee Hotel. Maar ik kijk de andere kant op. Naar de bergen, waar nu de rozen in de rozenvallei bloeien en je onder de sterren in de woestijn kunt slapen. We zien andere ‘overlanders’ terugkomen, rood zand overal op de auto, en andere daktenten. De geur van vuur. O, als we nu eens….

Isla Magica

Het pretpark van Andalucie!

Categorieën
Verhalen van de berg

Bedwelmd door wierrook en bloesem

Ik ben vijf jaar, het is het begin van de jaren zeventig. Ik heb een heel kort gesmockt jurkje aan met pofmouwtjes, en witte kniekousen. Ik loop mee in een Palmpasenoptocht van het buurtcentrum. Op mijn palmpasenstok zit een broodhaantje, ik heb nog nooit zoiets moois gezien. Als ik klaar ben met lopen, krijg ik een chocolade-ei. Mijn moeder lacht, ze heeft een nieuwe jurk aan. Het ruikt naar lente en alles staat op het punt om te beginnen. 
Een half leven later val ik zomaar opeens terug in de tijd. Een andere stad, een andere Palmpasenoptocht. Trujillo, Spanje. Meisjes met gesmockte jurkjes, jongens met korte broeken en pullovers, en hun moeders op hun paasbest. Ze hebben een olijftak in de hand, of een korenaar. Palmpasen. Diezelfde lichtheid als toen, diezelfde blijheid in de lucht. Zodra de optocht voorbij is, verschijnen de gedekte tafeltjes op straat en op het plein. Verse broodjes in een mandje, getinkel van glazen. Kinderstemmen. 

Sevilla

De tijdmachine draait door en brengt ons naar Sevilla, einde van de Middeleeuwen.
Door de smalle wirwar van straatjes, pleinen en met mozaïeken versierde patio’s schuifelt een eindeloze processie voorbij. Treurige trompetten, grimmige trommels. En duizenden en nog eens duizenden mannen, in lange zwarte pijen en op blote voeten. Hun gezichten zijn onherkenbaar, verborgen in grote zwarte kappen. ‘Dooddoeners’, volgens Bloem en Chaia. ‘Ku Klux Clan’, kunnen Ilco en ik toch niet nalaten te denken. Op hun rug dragen ze grote kruisen, net als Jezus toen hij zijn einde tegemoet ging. Touw om hun middel, bedwelmende dampen van wierook. Dit is het Lijden, al eeuwen gekoesterd en uitvergroot.
Na een tijdje komt Jezus zelf. Een prachtige praalwagen, glinsterend goud en versierd met verse bloemen. Daar torent het glanzende beeld tegen de achtergrond van de kathedraal en het oude Moorse paleis. ‘Senor!’ Omstanders staken hun gesprekken, kinderen werpen kushandjes, oude dames slaan een kruis.
Dit is de Semana Santa, de Heilige Week. Van de Middeleeuwen tot nu, dit is Pasen in Spanje. 

Ik ben vijf jaar, het is het begin van de jaren zeventig. Ik heb een heel kort gesmockt jurkje aan met pofmouwtjes, en witte kniekousen. Ik loop mee in een Palmpasenoptocht van het buurtcentrum. Op mijn palmpasenstok zit een broodhaantje, ik heb nog nooit zoiets moois gezien. Als ik klaar ben met lopen, krijg ik een chocolade-ei. Mijn moeder lacht, ze heeft een nieuwe jurk aan. Het ruikt naar lente en alles staat op het punt om te beginnen. 
Een half leven later val ik zomaar opeens terug in de tijd. Een andere stad, een andere Palmpasenoptocht. Trujillo, Spanje. Meisjes met gesmockte jurkjes, jongens met korte broeken en pullovers, en hun moeders op hun paasbest. Ze hebben een olijftak in de hand, of een korenaar. Palmpasen. Diezelfde lichtheid als toen, diezelfde blijheid in de lucht. Zodra de optocht voorbij is, verschijnen de gedekte tafeltjes op straat en op het plein. Verse broodjes in een mandje, getinkel van glazen. Kinderstemmen. 

Bloesem

Een ander meisje van vijf, deze keer is het Dunya. Ze heeft geen smockjurkje aan, maar een spijkerbroekje.
Toch staat ze net als de andere kindjes met haar hand opgeheven langs de optocht om snoepjes te bedelen. 
‘Caramelos, caramelos?’ 
Haar ogen glanzen. Bloem en Chaia staan er ‘toevallig’ naast. 

En het is weer lente – of is het dat nog steeds? De rokken van de grote zussen waaien om hun blote benen, de zon tovert sproetjes op hun neuzen. En overal ruik je de bloesem.

Vrolijk Pasen! 

(meer mooie foto's van Semana Santa via 'meer foto's)

Categorieën
Verhalen van de berg

Middeleeuwse herberg

We leven al een paar dagen in een middeleeuws dorpje in Extremadura, Spanje. Daar hebben we een soort herberg gevonden, pal aan het marktplein. Houten balken, muren van wel een halve meter dik, met een beetje fantasie hoor je de ezelskarren over de keitjes ratelen. Op de daken broeden ooievaars en de grote kerk maakt zich op voor de Mariaprocessies volgende week. Zoals heel Spanje trouwens, Semana Santa is hier echt een gigantisch feest.
En wij… wij zitten in een tijdsvacuüm. Niemand die op ons wacht, niets dat moet. School, schrijven, wijn drinken op het plein in de middagzon. We zijn voorbijgangers, vijf vrije reizigers in tijd en ruimte.

Rites de passage

De ooievaars maken deel uit van de rites de passage, de overgang naar een nieuw leven. Dapper storten Bloem en Chaia zich op de Spaanse lessen. Zelfs Ilco zit met een schriftje op schoot te studeren op tijden en vervoegingen. Chaia zwerft bij voorkeur in haar eentje door het dorp en Bloem probeert elk Spaans uithangbord te vertalen. De meiden gluren naar schoolkinderen met enorm dikke schooltassen en Ilco vertelt over de Guernica. En probeert vragen te belantwoorden als ‘Krijgen we straks ook een Spaans paspoort?’ ‘Mogen we nu in twee landen stemmen?’ Vragen die andere emigranten in spe waarschijnlijk allang hadden uitgezocht – maar wij niet. 

Madrid onze hoofdstad? Siesta? Diner om half tien ’s avonds? Semana Santa?
Spanje voelt nog niet als thuis. Wat betekent het dat Dunya straks makkelijker Spaans leest dan Nederlands en de ij, de ui en de eu niet herkent? Dat Pasen het feest is van passies in plaats van paaseitjes? Dat we gaan wonen in een land dat we eigenlijk alleen nog maar van verhalen kennen… 

We leven al een paar dagen in een middeleeuws dorpje in Extremadura, Spanje. Daar hebben we een soort herberg gevonden, pal aan het marktplein. Houten balken, muren van wel een halve meter dik, met een beetje fantasie hoor je de ezelskarren over de keitjes ratelen. Op de daken broeden ooievaars en de grote kerk maakt zich op voor de Mariaprocessies volgende week. Zoals heel Spanje trouwens, Semana Santa is hier echt een gigantisch feest.
En wij… wij zitten in een tijdsvacuüm. Niemand die op ons wacht, niets dat moet. School, schrijven, wijn drinken op het plein in de middagzon. We zijn voorbijgangers, vijf vrije reizigers in tijd en ruimte.

Kerkklokken en ooievaars

Er is een verjaardagspartijtje in de herberg. Geen spelletjes, geen slingers. Wel tafels vol met eten en taart die al pijn doet aan je tanden als je er alleen al naar kijkt. Onze meiden mogen aanschuiven, natuurlijk mogen ze dat. Urenlang zijn we ze kwijt.
Intussen zien Ilco en ik de zon langzaam achter de kerk zakken. De geluiden van de namiddag: kerkklokken en het geklapper van de ooievaars.
Na een hele dag overleg tussen vier mannen met werkhandschoenen staat er inmiddels een half podiumpje klaar voor Semana Santa. Vier andere mannen zijn de hele dag niet van het plein geweest. Ze zijn hoogstens verhuisd. Van bankje naar bankje.