Categorieën
Verhalen van de berg

In transit, Andorra

If you don’t know where you’re going any road will get you there
(Lewis Caroll)

‘Ook al valt dat nieuwe huis straks enorm tegen, dan was de reis ernaartoe in ieder geval geweldig,’ zegt Ilco.
En ja, we zijn weer op reis. Bootje varen in Jardin du Luxembourg, limousine-steak eten in Zuid Frankrijk, dagje skiën in Andorra – ons leven is als een stromend bergriviertje waar we schaamteloos de kristalletjes uit opvissen. 
Dat begint al in Nederland. Op weg naar Antwerpen stoppen we bij een sprookjesachtige videotentoonstelling van Pipiloti Rist in Rotterdam. Hier kruip je zelf een kristal binnen, een vloeibare wereld van regenboogkleuren. Op bedjes naar kunst liggen kijken – hoe leuk is dat?
We stappen door de spiegel heen; en daarmee is de reis begonnen. Zonder enige agenda, de plannen veranderen met de dag, en niets is blijvend. Alleen de eindbestemming, de zigeunerboerderij – maar nu nog even niet.

Nepwereld

 
Andorra is trouwens één reusachtig vliegveld. Een belastingvrije nepwereld van parfum- kleren- en sigarettenwinkels. En dat in de kom van allemaal enorm hoge bergen. Doodeng vind ik het. Wie wil hier nou wonen, voor eeuwig opgesloten op Schiphol!
Maar als je boven de wolken komt, schijnt de zon en er ligt knisperende sneeuw rond een gigantisch netwerk van skipistes en liften. Voor niemand, want het seizoen is bijna afgelopen en we hebben het rijk alleen. Dunya zit in haar eentje in de kinder-skituin en krijgt privéles. Voor het eerst op ski’s! Ondertussen suist Ilco de lange helling omlaag en ontpopt Chaia zich als snelheidsduivel met helm en coole bril. Bloem en ik zeilen er kalmpjes achteraan. Aan het eind van de dag hebben we allemaal een vuurrood hoofd, want niets voorbereid en dus ook geen zonnebrandcreme gekocht. Terwijl ik dit schrijf, liggen er in een groot hotelbed voor me drie tomaatjes voor pampus. 

If you don’t know where you’re going any road will get you there
(Lewis Caroll)

‘Ook al valt dat nieuwe huis straks enorm tegen, dan was de reis ernaartoe in ieder geval geweldig,’ zegt Ilco.
En ja, we zijn weer op reis. Bootje varen in Jardin du Luxembourg, limousine-steak eten in Zuid Frankrijk, dagje skiën in Andorra – ons leven is als een stromend bergriviertje waar we schaamteloos de kristalletjes uit opvissen. 
Dat begint al in Nederland. Op weg naar Antwerpen stoppen we bij een sprookjesachtige videotentoonstelling van Pipiloti Rist in Rotterdam. Hier kruip je zelf een kristal binnen, een vloeibare wereld van regenboogkleuren. Op bedjes naar kunst liggen kijken – hoe leuk is dat?
We stappen door de spiegel heen; en daarmee is de reis begonnen. Zonder enige agenda, de plannen veranderen met de dag, en niets is blijvend. Alleen de eindbestemming, de zigeunerboerderij – maar nu nog even niet.

Voor altijd

1april 2007: ‘Papa, mijn slaapzak is ontploft. De hele daktent ligt vol veertjes,’ zegt Bloem, ergens in de bergen van Marokko. ´He verdorie, hoe kan dat nou,´ hapt Ilco.
1 april 2008: ‘Die luizen krijgen we nooit meer weg. Als we Sudan verlaten, moeten jullie verplicht je haren afknippen,´ neemt Ilco wraak. Het eerste is waar (overal luizen in de ranzige grenshotelletjes van Sudan), het tweede niet. Het duurt nog een behoorlijk tijdje voor we de gillende meisjes (‘Nee, niet mijn haar afknippen, neeeeee!’) stil krijgen.
1 april 2009: Waar we zullen zijn (Extremadura misschien?) weten we nog niet, maar de meiden zijn nu al aan het broeden op een goede tegengrap voor hun vader.
Sommige dingen zijn onveranderlijk.

Categorieën
Verhalen van de berg

Vliegen!

Nooit zal ik vergeten hoe het voelde om te vliegen.
Daar stond ik op een hoge berg uit te kijken over de cidade maravilhosa. Vleugels aan mijn schouder, de zee aan de horizon.
Rennen moet je, niet springen. Je geeft je over op het moment dat je rent. De berg is vlak, dan houdt hij op. Moest toch nog heel even aan Kruimeltje Leeuwenhart denken, de dapperste boekenheld aller tijden. Toen ging ik zelf.
En dat er dan niks meer is. Geen onderkant, geen zijkant. De razende wind die je draagt.

When you have come to the edge of light and step into the darkness of the unknown
One of the two will happen to you
Either you’ll find something solid to stand on
Or else you’ll be taught how to fly

(Richard Bach, de schrijver van Jonathan Livingston Seagull)

Saudade

Saudade: een onvervulbaar verlangen. We nemen het mee terug vanuit Rio. Bloem huilt de hele terugvlucht – en die is lang, heel lang. Rio de Janeiro is vies, gevaarlijk en lelijk, maar bovenal is het een stad die je optilt met zijn stranden, zijn oerwoud, de muziek. Het ritme van Rio is een hartslag waar je die van jezelf op afstemt, onvermijdelijk. Ik kom aan in Amsterdam met heel veel nieuwe verhalen en ideeen voor boeken.
Om vervolgens met een harde klap terug te vallen in de waan van de dag die op dit moment extreem is. Banken, contracten, verzekeringen – wat moet je veel regelen als je ten eerste twee jaar weg bent geweest en vervolgens weer naar het buiten;land vertrekt. En wat te denken van al onze spullen die van overal tevoorschijn komen als kleine duveltjes. We rijden heen en weer met dozen en koffers. Dan staat alles uiteindelijk opgestapeld in de loods – klaar om verhuisd te worden.
En wij? Wij laden Zeerover vol met boeken, kleren en pannen en maken ons op om voor de zoveelste keer afscheid te nemen.
Dag Nederland! Misschien missen we je straks, als we de grens over rijden… 

Nooit zal ik vergeten hoe het voelde om te vliegen.
Daar stond ik op een hoge berg uit te kijken over de cidade maravilhosa. Vleugels aan mijn schouder, de zee aan de horizon.
Rennen moet je, niet springen. Je geeft je over op het moment dat je rent. De berg is vlak, dan houdt hij op. Moest toch nog heel even aan Kruimeltje Leeuwenhart denken, de dapperste boekenheld aller tijden. Toen ging ik zelf.
En dat er dan niks meer is. Geen onderkant, geen zijkant. De razende wind die je draagt.

When you have come to the edge of light and step into the darkness of the unknown
One of the two will happen to you
Either you’ll find something solid to stand on
Or else you’ll be taught how to fly

(Richard Bach, de schrijver van Jonathan Livingston Seagull)

In haar verlangen te reizen had ze alvast haar hoed opgezet

Ook Bloem vliegt – als cadeautje omdat ze, via de Wereldschool, haar Citotoets heeft gemaakt en nu dus klaar is voor de middelbare school in Spanje. 
Zodra ze op het strand is geland, weet ze wat ze later wil worden: hanglide-piloot.

Onze stoere dochters. Ook zij moeten weer afscheid nemen en het onbekende tegemoet gaan. 

PS Voor wie wel in Nederland is: 20 maart staat er een artikeltje over mij (foto ook van de meiden) in de Esta. 

Categorieën
Verhalen van de berg

Sambadroom

Het is zover. Hiervoor zijn we naar Rio gekomen. Via Afrika, via Nederland.
Bloem, Ilco en ik gaan kijken naar de sambaparade. En … meedoen! Dat laatste wordt nog een heel avontuur.
Maar de eerste avond zitten we nog gewoon op de tribune. Dit is wat je altijd op de tv ziet: het grote feest met glitter, veren en de meest onvoorstelbare praalwagens. Een cadeau van de favelas zeggen ze, want daar komt al dit moois vandaan: uit de krottigste krottenwijken. Carnaval is een brug naar een andere wereld. Iedereen wil boven zichzelf uitstijgen, wil winnen van de andere sambascholen.

´Kijk nou, kijk dan toch!´ Er zijn praalwagens zo groot als cruiseschepen, met tijgers, zeemeerminnen, gouden zeepaarden, fonteinen met echt water en zwanen van acht meter hoog, die uit elkaar vallen in allemaal dansende mensen. De kostuums zijn stuk voor stuk ongelooflijk, versierd met duizenden edelstenen. Er zijn sambakoninginnen die worden toegejuicht als voetbalhelden. Honderden muzikanten die het sambalied van de school drummen. Oude wijze dames met hoepelrokken. En duizenden figuranten, per school dan.

Elke school heeft zijn eigen thema: oceanen, theater, de geschiedenis van de drum.
Vaak wordt er in beelden een verhaal verteld, meestal is er ook een maatschappelijk kantje.
Muziek verbroedert. Geen oorlog, maar liefde.

Nachtmerrie

De volgende dag mogen Ilco en ik zelf meedoen.
We hebben een prachtig kostuum met edelstenen en een reusachtige hoofdtooi. We hebben sambalessen gevolgd bij Simone en enorm geoefend op het sambalied van ‘onze’ school. Ik ben enorm zenuwachtig. Bloem is vreselijk jaloers, maar kinderen onder de achttien mogen helaas niet meedoen. Zij blijft bij onze vrienden Rob en Richard naar de tv kijken.
We zijn de eerste school van de avond. De sfeer is goed, overal verzamelen zich groepen van mensen met een bepaald kostuum. ‘Zoek je eigen groep,’ heeft Rob gezegd, ‘je herkent ze aan hetzelfde kostuum.’
En ja, algauw zien we ‘onze’ hoofdtooi. Alleen hebben deze mensen ook nog een enorme verencape om. Toch nog maar even verder kijken.
Een half uur later is de waarheid doorgedrongen. Er mist een stuk kostuum. Want waar is onze cape? ‘Die had je moeten krijgen,’ zegt de baas van onze groep. Richard heeft onze kostuums opgehaald, maar die is nu niet hier. Wat is er misgegaan?
Gelukkig zijn we op tijd, denken we nog. Er komt vast wel een oplossing.
Twee uur later lopen we tegen de stroom in. Er is geen oplossing gekomen, het feest is over voordat het is begonnen. Ons feest dan. De jury is onverbiddelijk. We zijn beland in een nachtmerrie vol veren, keiharde drums en mensen gekleed in doodskostuums. Je komt er makkelijker in dan uit. Daar gaan we, twee zielige halfgeklede figuranten, die niet mee mogen doen. We lopen allebei te snikken.

Parade

‘Misschien is dit een soort straf omdat we zo makkelijk omgaan met de nadelige milieu-effecten van vliegen,’ filosofeert Ilco in de taxi terug.
Ik wil er niks van horen.
En Rob en Richard gelukkig ook niet. Ze zijn al net zo gebroken als wij en beginnen als gekken te bellen. Er worden plannen gesmeed, knopen doorgehakt, auto´s met kostuums beginnen te rijden vanuit de verre buitenwijken.
En dan komt Rob triomfantelijk binnen met een cd. ´Ga je nieuwe lied maar leren. Jullie zijn zometeen figurant bij de allerlaatste school.´
Tranen, opnieuw, opwinding. Richard komt aanzetten met een opwekkend toverdrankje uit de Amazone.
We graaien onze nieuwe kostuums, compleet deze keer, uit de zakken. Nu geen veren en juwelen. We zijn verkleed als…. auto´s. En niet zomaar auto´s. Milieuvriendelijke auto´s! Ilco lacht hard. Oké, de boodschap is helder. Minder vliegen dus.
Maar nu zijn we hier. Met wapperende koplampen spoeden wij ons opnieuw naar het Sambadrome. Ja hoor, daar staan de andere auto´s.
Ons kostuum is heet, massief en onmogelijk. Er hangen zelfs verkeerslichten en gevarendriehoeken aan. Het maakt allemaal niets uit. We zijn er, we mogen mee in de parade. Verplicht dansen en zingen. Alsof je anders zou kunnen…

Dansen dansen dansen

Dan breekt mijn spatbord af. Paniek! Zou ik nou weer niet mee mogen doen?
Maar nee, daar komen de mannen met kettingen van veiligheidsspelden en nietmachines in de hand. Hup hup, auto gerepareerd.
En dan, precies op het moment dat we tussen het publiek stappen, knapt het touwtje van mijn enorme hoed, die eigenlijk mijn reservewiel is. En mijn handen kunnen absoluut niet bij mijn hoofd komen. Langzaam zakt de hoed af, elke sambapas ietsje meer. Vanuit de verte gebaart Ilco. Ja, ik weet het, maar ik kan er niks aan doen.
Gelukkig, ook hierin is voorzien. ´Opzwepers´ van onze school komen om de vijf minuten langs om een klap op mijn hoofd te geven. Zo gaat het net goed.
En het maakt ook niets meer uit. Ik juich, het publiek juicht, ik ben één met mijn sambaschool en alle mensen om me heen. Ik dans!
Een uur duurt het, maar het kan ook een jaar zijn, of vijf minuten. Dan is het ineens afgelopen. De parade valt uiteeen, mensen gooien hun kostuum af. Ilco drinkt vier glazen water in 1 seconde.
Plotseling is het ochtend geworden. De zon valt op het beroemde beeld van Jezus. Ik weet zeker dat hij naar mij zwaait.

Meer foto’s

Meer ongelooflijke foto’s?
www.flickr.com/photos/12966304@N00/sets/72157614384161513/

En koop deze week de Kidsweek Junior met erin een carnavalsartikel van Bloem!

Categorieën
Verhalen van de berg

Girl from Ipanema

21 februari. Goed voornemen: op zoveel mogelijk exotische plaatsen jarig zijn. Twee jaar geleden Venetie, vorig jaar Rwanda en nu dus Rio de Janeiro! Ik zit hier met diep decolleté (geen verhullende hempjes nodig in Rio) op de veranda van een hotelletje op een weelderige berg vol tropische bloemen. Krekels krijsen me doof, aapjes schieten door de bomen en beneden drumt, kolkt en danst een van de fijnste steden ter wereld. Ontbijt: papaya, ananas en passievruchtensap.
Verlanglijstje: sambales bij het zwembad, naar het strand van Ipanema en vliegen! Dat laatste krijg ik natuurlijk van Ilco; volgende week ga ik met vleugels van een berg afspringen naar de zee. Paragliden dus (brr, ik heb nu al kriebels in mijn buik – wordt vervolgd!)

Sambavete

‘Ik ga research doen voor een boek van Isabel Snoek dat op het carnaval afspeelt’. Zo luchtig schreef ik dat op vorige week!
Inmiddels weet ik dat je hier tijdens het carnaval helemaal niks met iemand kunt afspreken. Het is een chaos en nog gevaarlijk ook. Een sambavete heeft alweer tot de eerste doden geleid en er zijn al tweeenveertig toeristen in hun hotels beroofd. 

Voortdurend krijgen we instructies van onze gay vrienden Rob and Richard: alleen dit taxibedrijf nemen, niet uitstappen als er een verdacht iemand voor de deur staat, camera niet in cameratas bewaren, op die andere plek helemaal geen camera mee. Als we naar een grote sambaschool willen die vlakbij een favela ligt (ze liggen allemaal vlakbij een krottenwijk, daar hebben ze nu eenmaal hun oorsprong) worden zelfs de vijf passen van de taxi naar de school geinstrueerd. 

Vervolgens valt het dan weer vreselijk mee, en ontmoeten we steeds de aardigste mensen (opa’s en oma’s: lees deze laatste zin nog een keer en vertrouw erop dat we ervaren reizigers zijn die heel goed weten wat ze doen). 

21 februari. Goed voornemen: op zoveel mogelijk exotische plaatsen jarig zijn. Twee jaar geleden Venetie, vorig jaar Rwanda en nu dus Rio de Janeiro! Ik zit hier met diep decolleté (geen verhullende hempjes nodig in Rio) op de veranda van een hotelletje op een weelderige berg vol tropische bloemen. Krekels krijsen me doof, aapjes schieten door de bomen en beneden drumt, kolkt en danst een van de fijnste steden ter wereld. Ontbijt: papaya, ananas en passievruchtensap.
Verlanglijstje: sambales bij het zwembad, naar het strand van Ipanema en vliegen! Dat laatste krijg ik natuurlijk van Ilco; volgende week ga ik met vleugels van een berg afspringen naar de zee. Paragliden dus (brr, ik heb nu al kriebels in mijn buik – wordt vervolgd!)

Sambakoningin

Sambakoningin Simone is misschien wel de alleraardigste. Ze danst zelf bovenop de derde praalwagen van haar school. En daarvoor neemt zij me mee naar Samba City. Hier worden alle kostuums en praalwagens gemaakt. Geheim, geheim! Zelfs Ilco en Bloem mogen niet mee. Ik moet doen alsof ik Simones vriendin ben (wat bepaald niet lastig is) en vloeiend Portugees spreek (wat een heel stuk ingewikkelder is; ik bekwaam me in knikken, hummen en op de, hopelijk, goede momenten si en nao zeggen). 

Maar dan sta ik ook in het mekka van het feest, het hart van heel Brazilie. Er wordt getimmerd, geverfd, gedrumd, allemaal heel geconcentreerd. Wat een verschil met de chaos hierbuiten. En wat een overdonderende schoonheid! Zeemeerminnen zo groot als een huis, tijgerwagens, gouden fonteinen, reusachtige indianen beplakt met wel een miljoen veren, edelstenen als molenwielen… het is Walt Disney gesublimeerd, 1001 nacht tot leven gewekt.
‘Hier doen ze vast een jaar over om te maken,’ zeg ik tegen Simone.
‘Nee hoor, twee weken,’ zegt ze (bluft ze?) 

En dan barst het carnaval pas echt los. Met het kindercarnaval op vrijdag, dat zo schitterend is dat Bloem als Alice in Wonderland naast me staat en Ilco wel een paar honderd foto’s maakt. 

21 februari. Goed voornemen: op zoveel mogelijk exotische plaatsen jarig zijn. Twee jaar geleden Venetie, vorig jaar Rwanda en nu dus Rio de Janeiro! Ik zit hier met diep decolleté (geen verhullende hempjes nodig in Rio) op de veranda van een hotelletje op een weelderige berg vol tropische bloemen. Krekels krijsen me doof, aapjes schieten door de bomen en beneden drumt, kolkt en danst een van de fijnste steden ter wereld. Ontbijt: papaya, ananas en passievruchtensap.
Verlanglijstje: sambales bij het zwembad, naar het strand van Ipanema en vliegen! Dat laatste krijg ik natuurlijk van Ilco; volgende week ga ik met vleugels van een berg afspringen naar de zee. Paragliden dus (brr, ik heb nu al kriebels in mijn buik – wordt vervolgd!)

Feest!!!!

Carnaval 2009

Categorieën
Verhalen van de berg

Kus!

De afgelopen vijftig dagen hadden de dynamiek van een verkiezingscampagne. Kriskras door Nederland, heel veel omhelzingen en handen schudden, etentjes, borrels, baby’s bewonderen, interviews. Ilco hield zelfs een peptalk voor een heel college van burgemeester en wethouders! We hebben uitgerekend dat we ruim zeventienhonderd zoenen hebben gegeven. En op Valentijnsdag zoenden we elkaar, bij het wereldrecord zoenen in Harderwijk. Daar waren we beland via mijn broer die daar sinds kort woont. Bloem en Chaia kwamen zowaar uitgebreid op het Jeugdjournaal.
Zo vertrekken we net als we aankwamen: met veel tamtam en diverse publicaties (Kidsweek, Esta, en een interview met Chaia in het Dolfje Weerwolfje-tijdschrift). Als wij niet heel erg moe van onszelf worden, dan anderen wel – bijvoorbeeld Nellieke, in wiens huis wij al die tijd rondraasden. Heel erg bedankt! En ook Annemijne en Elsemieke. Een laatste kus, voorlopig. Wat zal het bij jullie aangenaam stil worden…

Figurant

In dat licht bezien, lonkt het carnaval in Rio de Janeiro als een heerlijk ontspannen uitje. We hoeven alleen maar te dansen!
Ilco, Bloem en ik zijn figurant bij een beroemde sambaschool. Tussendoor ga ik research doen voor een nieuw deel van Isabel Snoek en werkt Ilco gestaag door aan zijn collectie wereldwijde carnavalsfoto’s. En samen maken we een paar artikelen voor tijdschriften.
Oké, dat is alweer meer dan alleen dansen. Maar dan wel in de zon, bij achtentwintig graden…
Over zes uur vertrekken we, in het late donker van de nacht. Ik kan de zon al bijna voelen, de kleuren voor me zien. Het ritme van de samba.
We gaan weer op reis! 

( En hiernaast nog maar een keertje ons tenue voor de komende week …)

Categorieën
Verhalen van de berg

Revolutionary Road

‘We gaan naar Parijs!’
Dat zegt Kate Winslet tegen Leonardo di Caprio. Ze bedoelt: ‘Laten we een ander, meeslepender leven gaan leiden, weg van stompzinnig werk en voorspelbaar leven in deze Amerikaanse buitenwijk, die zo onadequaat Revolutionary Road heet.’
‘Waarom vlucht je hieruit?’ vraagt iemand, maar Kate Winslet antwoordt: ‘Ik wil er niet uit, ik wil er juist IN.’
Ilco en ik hangen aan Kate haar lippen. Wij zijn altijd erg voor mensen die zomaar naar Parijs gaan, gekke reizen maken, in het diepe springen. Alleen, in dit geval gaat het helemaal mis. Het woeste plan van Kate en Leonardo zal hen uiteindelijk in het diepe brengen, dat wel, maar ze komen nooit meer boven.
Tot zover deze geweldige feel bad movie.

Voetstappen

Duizend kleine draadjes verbinden ons met Nederland, dat zien we nu beter. Als je alleen al kijkt naar Amsterdam: hoeveel voetstappen van ons liggen hier wel niet! Mijn allereerste stapjes, in de Watergraafsmeer, en mijn eerste stappen nadat ik uit huis ging: in en rond een kraakpand op de Weteringschans. We hebben er gedanst op ons huwelijk in de Vondelkerk, gevaren (als gids op een rondvaartboot), kampioensfeestjes voor Ajax gegeven op de Brouwersgracht, kinderen gekregen en gewerkt, heel veel gewerkt.
En we kunnen zo weer verder. We weten al precies naar welke middelbare school Bloem zou gaan, welke restaurants we nog willen uitchecken, welke films. En ik zou twee keer per week een kopje koffie drinken met mijn oude moedertje.
‘We gaan naar Andalucia!’
Toch doen wij het ook. Kiezen voor een tweede leven, op een plek waar nog geen enkele stap van ons ligt. Waar we de taal amper spreken, de cultuur niet kennen en waar maar één middelbare school is en geen bioscoop. Met zijn vijven gaan we over een maandje het diepe in springen, eigenlijk vooral uit nieuwsgierigheid. En dat is, hopelijk, het grootste verschil met de acteurs van Revolutionary Road: bij ons geen achterliggende wanhoop. Onrust, dat misschien, en ook iets onverbeterlijk romantisch. Maar dat is toch niet zo erg?

‘We gaan naar Parijs!’
Dat zegt Kate Winslet tegen Leonardo di Caprio. Ze bedoelt: ‘Laten we een ander, meeslepender leven gaan leiden, weg van stompzinnig werk en voorspelbaar leven in deze Amerikaanse buitenwijk, die zo onadequaat Revolutionary Road heet.’
‘Waarom vlucht je hieruit?’ vraagt iemand, maar Kate Winslet antwoordt: ‘Ik wil er niet uit, ik wil er juist IN.’
Ilco en ik hangen aan Kate haar lippen. Wij zijn altijd erg voor mensen die zomaar naar Parijs gaan, gekke reizen maken, in het diepe springen. Alleen, in dit geval gaat het helemaal mis. Het woeste plan van Kate en Leonardo zal hen uiteindelijk in het diepe brengen, dat wel, maar ze komen nooit meer boven.
Tot zover deze geweldige feel bad movie.

We gaan naar Rio!

Over een week vliegen we. We weten met welke sambaschool we gaan meedansen in het Sambadrome. En we hebben een foto van onze kostuums gekregen. Geen idee hoe je nog soepel de samba kunt dansen met zo’n gevaarte op je hoofd en voor je borst…. Wordt vervolgd.

Categorieën
Verhalen van de berg

Fashionable Amsterdam

‘Als we dan eerst Bloem en Chaia ophalen van hun logeerpartijtjes, de een in Noord, de ander in Zunderdorp (niet vergeten die souvenirs voor die ouders mee te nemen, o ja en jij zou nog een afspraak maken om over fotografie te praten’), dan rijden we daarna meteen door naar onze koffie-afspraak. Nog even op routenet kijken of dat niet te lang over de snelweg is want dat trekt dat Fiatje 500 niet. Dan kunnen we daar hopelijk na tweeenhalf uur weg (dus we moeten echt op tijd vertrekken), zodat ik vervolgens op tijd kom voor die special sale in de Pijp. Die is dan wel al een uur bezig, dus hoe later ik kom, hoe minder keus. Dan neem ik Dunya wel mee, want jij wordt met Bloem en Chaia opgewacht bij de stadsschouwburg voor die kinderdansvoorstelling. Moet je even bedenken waar je de auto achterlaat, want daarna moet je meteen door naar onze eetafspraak en dat kan beter met de tram. Ik zie je dan daar, ok? Niet later dan halfzes heb ik gezegd, want anders wordt het ’s avonds zo laat en jij wilde misschien nog foto’s maken bij de Fashion Week. En morgenochtend moet ik natuurlijk weer om 7 uur achter de computer zitten en daarna de kinderen weer wereldschool (Bloem bijna cito) en morgenmiddag gaan we al vroeg naar onze vrienden waar we ’s avonds ook eten en jij komt daar dan ook naar toe van je thee-afspraak, ok?’

Overal wraps

De Nederlander zegt: ‘Je doodt de tijd’ en de Afrikaan zegt: ‘Uiteindelijk doodt de tijd jou.’
Dit schreef ik in Afrika toen de tijd wijd en eindeloos was. Sommige mensen kunnen zo ook in het westen leven – zo met alle tijd – ik niet. 

Dus hol ik gewoon weer mee. En ik zie de nieuwste films van kinderboeken en eet her en der in stukken gesneden wraps als borrelhap. 

En samen met mijn hippe vriendin Jacqueline ga ik naar de Fashion Week. We drinken heel veel champagne en cocktails met bloemblaadjes erin, krijgen allemaal cadeautjes in goodie bags (Dior mascara, theedoeken, dure shampoo, cd’s met tips van beroemde kappers) en speuren naar Jacquelines nieuwe fashion item (de kokerrok). Op de catwalk zien we vooral heel veel lieve, sprookjesachtige mode die doet denken aan de vage affiches van David Hammilton die ik vroeger op mijn meisjeskamer had hangen. De deejays hebben handig een vleugje klassiek door de muziek gemixt. De stofjes zijn zacht, de tailles hoog, de prints romantisch of juist helemaal afwezig. Met de blik op blanco lopen de piepjonge modellen, met halfblote borsten, op hun lieve sandaaltjes voorbij. Fashion statement: de wereld staat in brand, maar Nederland is klaar om weg te dromen. 

‘Als we dan eerst Bloem en Chaia ophalen van hun logeerpartijtjes, de een in Noord, de ander in Zunderdorp (niet vergeten die souvenirs voor die ouders mee te nemen, o ja en jij zou nog een afspraak maken om over fotografie te praten’), dan rijden we daarna meteen door naar onze koffie-afspraak. Nog even op routenet kijken of dat niet te lang over de snelweg is want dat trekt dat Fiatje 500 niet. Dan kunnen we daar hopelijk na tweeenhalf uur weg (dus we moeten echt op tijd vertrekken), zodat ik vervolgens op tijd kom voor die special sale in de Pijp. Die is dan wel al een uur bezig, dus hoe later ik kom, hoe minder keus. Dan neem ik Dunya wel mee, want jij wordt met Bloem en Chaia opgewacht bij de stadsschouwburg voor die kinderdansvoorstelling. Moet je even bedenken waar je de auto achterlaat, want daarna moet je meteen door naar onze eetafspraak en dat kan beter met de tram. Ik zie je dan daar, ok? Niet later dan halfzes heb ik gezegd, want anders wordt het ’s avonds zo laat en jij wilde misschien nog foto’s maken bij de Fashion Week. En morgenochtend moet ik natuurlijk weer om 7 uur achter de computer zitten en daarna de kinderen weer wereldschool (Bloem bijna cito) en morgenmiddag gaan we al vroeg naar onze vrienden waar we ’s avonds ook eten en jij komt daar dan ook naar toe van je thee-afspraak, ok?’

Chaia tien jaar

We eten pannenkoeken samen met alle opa’s en oma’s en de tijd staat heel even stil op Chaia’s verjaardag. Nooit vergeten: hoe ze straalt en straalt vandaag, onze mooie dochter van tien!

Categorieën
Verhalen van de berg

Blue monday

Het regent in Amsterdam Noord, dat is grauw op grauw.
We gaan eindelijk terug naar Durgerdam. Ons huis op nummer 203 is een blauwdruk van een ander leven. Fietsen in de wind, schommelen onder de appelboom, de trampoline. En al die partijtjes in de tuin met slingers en zelfgebakken taarten – ik word nog steeds een beetje moe als ik eraan denk. Bloem en Chaia doen hun ogen dicht – ze willen het huis niet meer in nu er andere mensen wonen.
Onze stokoude poes loopt er nog steeds rond, net begonnen aan zijn negende kattenleven. Zijn oude vacht is helemaal opnieuw gaan glanzen. De meiden leggen kleine stukjes rauwe tartaar in zijn tandeloze bekje, speciaal hiervoor meegenomen. Columbus is blij. Met de tartaar. Want de voorspelling van Dunya ‘dat hij tegen me op gaat springen van blijheid’ komt niet helemaal uit.

Durgerdam

‘Durgerdam, zo diep verloren blauw, waar is de tijd gebleven…’ We hebben het lied van Jeroen Zijlstra best vaak gedraaid in de woestijn. Of in het oerwoud. Nu geeft Jeroen ons zijn nieuwste cd. ‘Even thuis’ schrijft hij erop.
Zijn we dat, even thuis? We kennen het nog zo goed. De reigers in de weilanden, de rotganzen, het leeggeviste IJmeer, waar je als je geluk had met de zomer hele dagen in kon zwemmen. Het houten kerkje waar Hannah onze drie dochters heeft gedoopt. Ik vergeet nooit dat ze vroeg of de meisjes welkom waren en de hele kerk volmondig ja zei. De zeilbootjes in de haven maken nog steeds hetzelfde klapperende geluid, zelfs buurman Ton is er, overdonderend als altijd: ‘Zo rotkinderen, die geen cola lusten. Wat zijn jullie nou voor kinderen!’ We zouden hier zo weer verder kunnen.
Of niet? Terwijl de tijd in Durgerdam is stil blijven staan, zijn wij anderhalve keer de wereld rondgereisd. Dat gaat je niet in de kouwe kleren zitten. Het doet iets met je ziel en ook heel simpel met je adrenalineniveau: je wil meer avonturen, verder gaan, kijken wat er om de volgende hoek ligt. En dat gaan we nu ook doen, in Spanje. Waar je geen gras hebt en geen reigers. Geen appelbomen en geen houten huisjes. Wordt Spanje ooit zo thuis als Durgerdam?

Het regent in Amsterdam Noord, dat is grauw op grauw.
We gaan eindelijk terug naar Durgerdam. Ons huis op nummer 203 is een blauwdruk van een ander leven. Fietsen in de wind, schommelen onder de appelboom, de trampoline. En al die partijtjes in de tuin met slingers en zelfgebakken taarten – ik word nog steeds een beetje moe als ik eraan denk. Bloem en Chaia doen hun ogen dicht – ze willen het huis niet meer in nu er andere mensen wonen.
Onze stokoude poes loopt er nog steeds rond, net begonnen aan zijn negende kattenleven. Zijn oude vacht is helemaal opnieuw gaan glanzen. De meiden leggen kleine stukjes rauwe tartaar in zijn tandeloze bekje, speciaal hiervoor meegenomen. Columbus is blij. Met de tartaar. Want de voorspelling van Dunya ‘dat hij tegen me op gaat springen van blijheid’ komt niet helemaal uit.

Blind en scheef

Ik denk aan wat ik in de krant las: het is de week van blue Monday. De derde maandag in januari zijn de mensen in Nederland vaak het allersomberst. En dan regent het ook nog zo miezerig vandaag. Ik wentel me in melancholie en kijk naar die goeie ouwe Columbus die zijn tartaartje eet. Bijna twintig is hij nu, blind en scheef in de achterpoten, maar nog steeds dezelfde sterke kater. We kunnen hem best meenemen!
Columbus likt de laatste kruimels op, terwijl de meisjes hem aaien en aaien. Hij strijkt zijn snorharen.
Dan wandelt hij weg.

Categorieën
Verhalen van de berg

Bevroren tijd

Mijn oma woonde in een huisje in het bos. Soms kwamen de reeën zomaar haar tuin in.
Ik logeerde graag bij grootje. Dan sliep ik op een oude zolder, tussen de vergeten koffers, kapotte stoelen en oude kleren. En boeken. Er was één kast met een spiegel als deur. Aan de andere kant van die spiegel was mijn boekenwonderland. Rijen vol An Rutgers van der Loeff, Lijsje Lorresnor en oeroude sprookjesboeken met handgeschilderde prenten. Grootje las graag voor, maar nog liever dook ik zelf in die kast. Ik huilde met de arme boerenfamilie in Afke’s Tiental en schaatste mee met Hansje Brinker om het gat in de dijk te dichten. De zilveren schaatsen, heette dat laatste boek en er steeg een geur van mest, turf en gebakken zwoertjes uit omhoog. De beelden van eenzame schaatsers door het oneindig laagland, langs molens, dijken en boerderijen met ijsbloemen op de ramen, staan in mijn herinnering gegrift alsof ik ze zelf heb meegemaakt. Ik moet eraan denken als mensen mij in andere landen naar Nederland vragen. Niet de koningin, niet Anne Frank, niet Johan Cruijff. Maar Hansje Brinker en Sil de Strandjutter, dat zijn mijn Nederlandse helden.

Gat in de tijd

Toch gaat de tijd in Nederland juist razendsnel. Treinen, trams en bussen scheuren volgens stipte dienstregelingen het hele land door, fietsers in Amsterdam hebben nog steeds geen tijd om op stoplichten te wachten en ik denk dat wij nu echt de allerlaatste Nederlanders zijn zonder mobiele telefoon. Helemaal als je uit Afrika komt, valt op hoe niet alleen elke kilometer maar ook elke minuut hier benut wordt. En toch kom je juist voortdurend tijd te kort. Dat is besmettelijk. Ik moet de tijd dat de meiden Wereldschool doen ernstig bewaken – om nog maar te zwijgen van mijn eigen schrijfuren.
Daarom ben ik zo blij dat ik een gat in de tijd heb gevonden en dat komt door dat ijs. Ineens verschijnen ze uit het niets: de eenzame schaatser, handen op de rug, muts over de ogen. Het wollen kind op de slee. De onverstoorbare schapen in de witte weilanden. Ilco gaat tochten maken met zijn vriend, net als toen ze nog kleine jongens waren. Ik kijk alleen maar, bijvoorbeeld in de trein op weg naar onze reisvrienden Liesje en Francois. De roadmovie buiten is een beeld uit het verleden van de spiegelkast. Zwarte schimmen over de bevroren sloten. Je kunt het krkkrkr bijna horen.

Mijn oma woonde in een huisje in het bos. Soms kwamen de reeën zomaar haar tuin in.
Ik logeerde graag bij grootje. Dan sliep ik op een oude zolder, tussen de vergeten koffers, kapotte stoelen en oude kleren. En boeken. Er was één kast met een spiegel als deur. Aan de andere kant van die spiegel was mijn boekenwonderland. Rijen vol An Rutgers van der Loeff, Lijsje Lorresnor en oeroude sprookjesboeken met handgeschilderde prenten. Grootje las graag voor, maar nog liever dook ik zelf in die kast. Ik huilde met de arme boerenfamilie in Afke’s Tiental en schaatste mee met Hansje Brinker om het gat in de dijk te dichten. De zilveren schaatsen, heette dat laatste boek en er steeg een geur van mest, turf en gebakken zwoertjes uit omhoog. De beelden van eenzame schaatsers door het oneindig laagland, langs molens, dijken en boerderijen met ijsbloemen op de ramen, staan in mijn herinnering gegrift alsof ik ze zelf heb meegemaakt. Ik moet eraan denken als mensen mij in andere landen naar Nederland vragen. Niet de koningin, niet Anne Frank, niet Johan Cruijff. Maar Hansje Brinker en Sil de Strandjutter, dat zijn mijn Nederlandse helden.

Op safari

Liesje en Francois nemen ons mee op safari. En dan blijken in het bos van grootje nog steeds wilde dieren te wonen. ‘Ik breng jullie naar mijn geheime plekje,’ zegt Liesje, die bioloog is. Dunya heeft haar stok al gepakt, ik glibber en glij op mijn hakjes omlaag.
Algauw zien we het eerste wild. Reeën! En daar, een grote kudde herten galoppeert sierlijk tussen de witte bomen door.
‘Kijk.’ Liesje heeft het volgende wild alweer gespot. Een familie van wilde zijnen. Nooit eerder gezien, geen idee dat die beesten zo enorm zijn. ‘Ze zien niet goed, daarom rennen ze niet weg.’ We sluipen nog iets dichterbij en zien de zwijnen woest wroeten in de grond, ze woelen de aarde om tot vieze zwarte bergen in de sneeuw. Dan kraakt er een tak. Het moederzwijn heft haar grote kop omhoog. Twee minuten later resten slechts die reuze-molshopen.

Mijn oma woonde in een huisje in het bos. Soms kwamen de reeën zomaar haar tuin in.
Ik logeerde graag bij grootje. Dan sliep ik op een oude zolder, tussen de vergeten koffers, kapotte stoelen en oude kleren. En boeken. Er was één kast met een spiegel als deur. Aan de andere kant van die spiegel was mijn boekenwonderland. Rijen vol An Rutgers van der Loeff, Lijsje Lorresnor en oeroude sprookjesboeken met handgeschilderde prenten. Grootje las graag voor, maar nog liever dook ik zelf in die kast. Ik huilde met de arme boerenfamilie in Afke’s Tiental en schaatste mee met Hansje Brinker om het gat in de dijk te dichten. De zilveren schaatsen, heette dat laatste boek en er steeg een geur van mest, turf en gebakken zwoertjes uit omhoog. De beelden van eenzame schaatsers door het oneindig laagland, langs molens, dijken en boerderijen met ijsbloemen op de ramen, staan in mijn herinnering gegrift alsof ik ze zelf heb meegemaakt. Ik moet eraan denken als mensen mij in andere landen naar Nederland vragen. Niet de koningin, niet Anne Frank, niet Johan Cruijff. Maar Hansje Brinker en Sil de Strandjutter, dat zijn mijn Nederlandse helden.

Wel voorbij

De hens d'rin!