Anna van Praag boeken en verhalen
Categorieën
Verhalen van de berg

Rode schoentjes (en een geweldig citaat)

Er is iets mis met de klokken op Schiphol. De ene staat op drie uur, de ander op half zeven, de volgende op kwart voor vijf. Precies zo prettig ontregeld voel ik me na een weekje Nederland.

Sofia

‘Anna heeft een beetje zware tijd achter de rug, we moeten haar even opladen.’  Dat dachten geloof ik nogal veel mensen. Dus zat ik voortdurend op fijne terrasjes, op het strand, in het park, koffie na koffie, wijntje na wijntje. Meerdere vriendinnen hadden ook bedacht  dat het goed voor me was om meegenomen te worden naar de uitverkoop in hun favoriete boetiekje, zodat mijn koffer al snel uitpuilde van fijne nieuwe dingen. Beste aanschaf: een nieuwe rode tas (vriendin: ‘Ik ben gek op rode acesoires’). Beste cadeau: een krankzinnig dure antirimpellotion (vriendin 2: ‘En zo blijf je jong volgens Sofia Loren: altijd rechtop staan en geen oudemensengeluiden maken.’ ).
Zelfs de kinderen op de scholen werkten mee, hadden al mijn boeken gelezen en stelden slimme vragen. En ondertussen had ik ook nog her en der spannende ontmoetingen met collega-schrijvers.

Olijfgroen

Het zijn de kleuren die me het eerst terug brengen naar Andalusie. Het gras in Nederland heeft zo’n gifkleur, hier is alles olijf. De aarde terracotta, de huisjes wit. En meteen zijn daar ook weer de beelden van die enorme MasterPeace-drukte, en van Chaia’s ongeluk natuurlijk.
‘Ze hebben vandaag in het ziekenhuis gezegd dat ik bijna alles weer kan, alleen mag ik twee maanden absoluut niet vallen,’  is het eerste wat ze ze zegt. Ik wil haar natuurlijk meteen ergens opsluiten, want hoe kan een kind nou twee maanden niet vallen? Maar ze is alweer weg, wat nou ziek?
Daar sta ik dan met mijn stadse rode tas onder de pikzwarte hemel. Maar dan is mijn liefje daar, met zomaar nog een cadeau: felrode (‘ik ben gek op …’ ) schoentjes met giga-hakken. Nu kan ik alles weer aan.

Opgetekend in Nederland

– (onbekende vrouw op een terras in de regen, denk er een sterk Amsterdams accent bij:) ‘Wil je je in Nederland kunnen redden, dan moet je gewoon Brief voor de koning hebben gelezen. Ik kan eigenlijk niet goed met iemand praten die dat boek niet kent. Dan levelen wij niet zo goed, zeg maar.’
– (en, vooruit, nog eentje van mijn oude moedertje:) ‘Heb ik je al verteld dat ik de laatste tijd gefascineerd ben door lekkere kontjes?’

Categorieën
Verhalen van de berg

Slaags

Sms: ‘Anna, was jij het echt die slaags was geraakt met de ME? Ik wilde je komen redden maar mijn vrienden hielden me tegen.’
Ha, we hebben nog een echt spektakel op de valreep voor ik terugga naar Spanje!

Er was dus een demonstratie van beschaafde kunstenaars op het Malieveld. Urenlang naar wijze woorden luisteren in de bloedhete zon. En daarna wilde iedereen natuurlijk maar één ding: op een terrasje zitten met een biertje, fijn napraten over kunst.
Maar dat mocht niet. Er stond een idioot groot cordon van politiemensen alle toegangswegen naar het centrum af te sluiten. Het ging ze (denk ik) om de toegang naar Het Binnenhof, maar niemand begreep waarom we dan dat hele centrum niet in mochten. En iedereen was zo verhit! Zo’n dorst! Zo moe!
Het waren van die enge politiemensen ook nog. Ze zeiden dingen als: ‘Hup jongens, allemaal braaf terug naar jullie trein. Oprotten nou.’ En: ‘Ik ga echt niet uitleggen waarom, dat heb ik al vijftig keer gedaan.’ Op zo’n denigrerend toontje, alsof wij vandalistische ADO-supporters waren. Terwijl: er liepen daar dus keurige kunstenaars, lieve oudere dames met te rood geverfd haar en mannen die contrabas spelen. En in de verte lonkte het lege terras van de Posthoorn.
Toen gebeurde het dus.  

Paraplumeisje

Ik was met drie kinderboekenschrijfsters en een van hen had een gezellige kunstparaplu bij zich. En met die paraplu prikte zij in een agent. Het zag er nog best theatraal uit en zeker niet gevaarlijk. Maar daar dacht de agent anders over. Onmiddellijk begon hij te vechten met de kinderboekenschrijfster (een lief meisje met een hoedje). En wat er dan gebeurt: een jongen die wij verder niet kenden snelde toe om haar te redden. Nog meer gevecht. En ja hoor, daar kwamen vanuit het niets, als Zwarte Ruiters, ineens allerlei agenten (of was het ME?) op paarden aangesneld. Het ging griezelig snel allemaal.
En het was ook zo weer voorbij. Dus nee, lieve Niek die de sms stuurde: ik was zelf niet slaags geraakt, ik stond ernaast en riep alleen maar tuttige dingen als: ‘Nou nou’ en ‘Tsjongejonge.’
Daarna stonden we allemaal te trillen op onze benen, vooral natuurlijk het paraplumeisje. ‘Ik ben helemaal geen agressief type,’ zei ze verbijsterd.
Ikzelf was iets minder verbijsterd. Had deja vue-beelden van toen ik als student me vast had laten ketenen aan de kerncentrale bij Borssele.  En misschien ben ikzelf stiekem juist wel een beetje een agressief type. Fuck de ME!

(Hm, het lijkt me tijd om weer terug te gaan naar mijn berg).

Categorieën
Verhalen van de berg

De lekkerheid van het leven

Terwijl ik dit schrijf lopen een heleboel stoere collega’s mee aan de Mars der Beschaving. Morgen zal ik ze fris omhelzen op het Malieveld, want ik snap ze maar al te goed.  Al vind ik beschaving een beetje een moeilijk woord (mars trouwens ook), het gaat om de lekkerheid van het leven die in het geding is.

Lekkerheid als in:

–          een film die nog dagen door je hoofd spookt;
–          de zoete geur van een boekwinkel (beter nog dan de geur van een kleine baby);
–          het leeglezen van de buurtbibliotheek – en dan vooral de verboden planken;
–          raargebouwde huizen en gebouwen;
–          een tv-serie waar je samen voor thuisblijft;
–          huilen in theaters (met een mooie jurk aan en zittend op een zachte stoel);
–          je in het zweet dansen bij geweldige muziek (en dat de zanger van de band dan naar je lacht);
–          de verpletterende eerste keer dat je Squares van Hans van Manen ziet dansen, dat je Wie is er bang voor Virginia Woolf ziet spelen, dat je een reusachtig koor Bach hoort zingen, dat je De aardappeleters ziet in het echt;
–          kunstwerken waar je op kunt klimmen (zoveel leuker dan een klimrek).
En zo kan ik nog wel even doorgaan.

Armoedig

Na een jaar reizen door Afrika, miste ik precies al deze dingen. Verder had ik er zo kunnen blijven: de zon, de ruimte, de mensen, de natuur, de dieren. Maar toen we in Mali een fraaie zandmoskee zagen, begon ik tot mijn eigen verbazing te huilen: eindelijk weer eens een gebouw dat met smaak was gebouwd, in plaats van alleen maar voor de functionaliteit. Toen wist ik dat ik terug moest naar Europa. En naar Nederland, want ook in Spanje is het er te weinig. Bij ons in de campo, maar ook in Madrid. Zelfs daar zijn, los van de flamencovoorstellingen, de theaters fletser en (bijvoorbeeld) de boeken saaier dan in Nederland.  
En dan kom ik in hier en gaat mijn hart open – altijd weer. Ik ga naar een mooie oude bioscoop, naar iets fijns in de schouwburg, vertrek altijd weer met een koffer vol boeken. Het vooruitzicht dat al dat lekkere zomaar en zonder enige noodzaak als overbodig wordt weggezet, is zo verschrikkelijk armoedig!

Categorieën
Verhalen van de berg

Trainspotting

Ik zat in de trein van Den Helder naar Nijmegen en ik wilde slapen. Ik was moe van het schrijfster spelen op scholen en van nog wel wat dingen. Maar in de trein zaten een joviale machinist en een enge Noordhollandse vrouw. De machinist zei door de speakers de hele tijd keihard dingen als ‘namens het voltallige treinpersoneel wil ik u alvast vertellen dat we er een fijne reis van gaan maken’ en daarbij gebruikte hij ook steeds het treinwoord alsmede (een woord dat je nooit ergens anders hoort dan in de trein). De enge vrouw gluurde door het couperaampje (we zaten op zo’n tussenstuk, ik geloof dat ze dat balkon noemen) naar een andere vrouw en zei, ook al zo hard, tegen haar collega’s:”Ja hoor, ze slaapt weer. Louise. Het zal eens niet. Slapen slapen slapen. Gek word je ervan.’

Verrasingen

De trein ging langzamer en de machinist wenste ons voor de zoveelste keer een hele fijne dag en vroeg ons begrip voor ‘een klein oponthoudje onderweg.’  Vervolgens stonden we helemaal stil. De stem van de enge vrouw galmde door de stilte. ‘Maar ik zeg jullie, ik ga er werk van maken. Ik ben bewijzen aan het verzamelen. Zo de kantjes ervan aflopen, dat is toch niet normaal met die vrouw. Nooit eens een leuk gesprekje, nooit eens blijven voor een borrel.’
Op dat moment rende er een agente langs door de stilstaande trein. ‘Ik zoek iemand’ riep ze ons toe. Ook buiten op het perron zag ik inmiddels overal politie. Maar de deuren van de trein bleven potdicht. Ik probeerde verder te slapen en niet te letten op de vrouw naast me die verongelijkt was op een manier die ik alleen maar ken van Nederlanders: vol van zelfvertrouwen en neerbuigendheid tegelijk. Ik vroeg me vagelijk af of de slapende vrouw verderop dit niet allemaal kon horen nu de trein stilstond.
Na wat een ontzettend lange tijd leek gingen we pas weer rijden. De machinist haastte zich om ons ‘wederom een geweldige dag namens het voltallige treinpersoneel’ toe te voegen. ‘We hebben helaas wat vertraging opgelopen maar die gaan we proberen in te rijden bij Castricum. Deze vertraging was in verband met politie-optreden onderweg en de aanhouding van een verdacht persoon in een van onze onze wagons. ‘ Hij was even stil en zei toen: ”Het betrof hier de dader van de mishandeling van een tachtigjaar oude vrouw.’  En terwijl wij dit bericht langzaam tot ons door lieten dringen, voegde de machinist er enthousiast aan toe: ‘Het leven zit vol verrassingen.’

Fijne nacht

Zo vervolgden we onze weg naar Amsterdam, door de machinist ijverig op de hoogte gehouden van elk rood sein en mogelijkheid tot overstap.
‘En zij slaapt maar gewoon door’ brieste de enge vrouw nog steeds. Ze zag er inmiddels uit alsof zij ook elk moment door de politie kon worden aangehouden. ‘Maar ik zeg jullie, we gaan deze maand nog meemaken dat Louise wordt ontslagen. Ik heb de bewijzen, jongens, de harde bewijzen.’
Toen we eindelijk bij Amsterdam kwamen was het donker. ‘Kijk, kijk, nu wordt ze wakker’ gluurde de nare vrouw door het raampje. De deur ging open en daaar stond een vriendelijke meisjesachtige dame  in verkreukelde regenjas. ‘Hee Louise,’ zei de enge vrouw, ‘we zijn er joh. Lag jij daar even lekker te slapen! Heerlijk joh. Ga je mee?’
Uitgeput verliet ik de trein, terwijl de machinist ons ‘namens het voltallige treinpersoneel nog een hele vrolijke avond en vooral ook een fijne nacht’ naschreeuwde.

Categorieën
Verhalen van de berg

Twister

Mam, mag Chaia Twister met ons doen?’
Soms kunnen kinderen zo onnozel zijn. Van alle spelletjes die we hebben komt Dunya precies aanzetten met dat waarbij je je in de moeilijkste bochten moet wringen. Lekker Twister spelen met gekneusde ribben en een milt die steekt bij elke draai.
‘Ik heb op school gezegd dat je niet meer doodgaat,’  zegt ze ook nog vrolijk tegen Chaia – om daarna naar haar drumstel te lopen en keihard te gaan drummen.
‘Zal ik een lekker bedje voor je maken?’  fluister ik tegen Chaia. ‘Ergens weg van deze drukte?’
Waarop ze me kattig toesnauwt: ‘Jezus mam, doe toch niet zo klef!’

Banaal

Hoe banaal is alles alweer. Ineens zie ik de restjes eten van de conferentie in de koelkast schimmelen en de verdroogde kersen vol vliegjes op de tafel. Ondertussen wil Chaia dan weer sap, dan weer soep, dan weer vla. Dat kan je hier niet zomaar kopen, dus sta ik voortdurend in pannetjes te roeren in de hete keuken (vijfendertig graden maar ik ben nog steeds niet in die zwembadstoelen beland).  Chaia eet niks echt op, maar ik maak toch alles. Want ach, ze is nog zo mager en slapjes. Ik zou haar het liefst in een doosje willen doen totdat ze weer helemaal beter is. Maar zelf wil ze natuurlijk alweer kijken bij de paarden, naar het verjaardagsfeest van haar vriendin, naar school zelfs. ‘Met zelfgebakken koekjes, mama. En wil jij er dan bijblijven voor als ik moe word?‘

Groene koffer

Eigenlijk zou ik naar Nederland gaan deze week. En misschien moet ik dat gewoon ook doen. Lekker even een andere hersenhelft aanzetten, twintig graden in temperatuur zakken en, vooral, mijn vriendinnen omhelzen die al deze dagen zo dichtbij en tegelijkertijd zo ver zijn geweest. ‘Ga nou maar,‘  zegt Ilco, ‘ik ben er toch?’
Ja, ik doe het. Ik gooi al het oude eten in de vuilnsizak, stift mijn lippen en pak mijn groene koffer die altijd klaarstaat.
Nu al zin in die eenzame kop capuccino straks bij de Starbucks op Malaga Airport.

Categorieën
Verhalen van de berg

La Bloem en haar zus

Daar reed ik, die normaal autorijden haat, gelukkig en trots van Granada naar Montefrio met mijn lieve Chaia achterin en Ilco naast me.
Zo’n eenwoordgevoel. Samen! Thuis! Hoera!

Ondertussen raast het leven verder.
Het zal jullie ontgaan zijn maar dit weekend is het grote dorpsfeest van Montefrio. En Bloem mag voor het eerst op een caroza, dat zijn versierde huifkarren die door het dorp rijden met vrouwen in prachtige flamencojurken erop. Bloem heeft een jurk aan die is gemaakt door de oma van haar beste vriendin Zori. Een perzikroze flamencojurk, die op een geweldige manier vastlegt wat ze is: geen kind meer en nog net geen vrouw. Het is werkelijk de prilste, zuiverste jurk die je kunt bedenken.
Het hele gebeuren is als een communie of een bruiloft. Vanmorgen gingen de vrouwen van Bloems caroza al heel vroeg samen naar de kapper, die het haar opmaakte met bijpassende flamencokammen en bloemen. Daarna reden ze urenlang rond door het dorp om zich aan iedereen te laten zien. ‘La Bloem is de mooiste,’  zei iedereen. Ikzelf was toen in het ziekenhuis, maar zo is het mij verteld. En de hele nacht is er nu nog feria, de dorpskermis, en gaan ze zwieren (hoezo gescheurde enkelband?) en flaneren onder de gekleurde lichtjes.

Stilte

‘Ga jij maar,’  zei ik tegen Ilco. Die had erg veel zin in een feest en de botsautootjes en de danstent. En in Bloem! Dus bleef ik achter met een gebutste Chaia. Niet alleen doet alles in haar lichaam nu pijn (haar ribben, haar gewrichten), ook dringt ineens door dat ze de feria mist, haar dansoptreden, haar eigen flamencojurk. Dat ze alle fijne dingen waar ze zo van houdt voorlopig niet mag: dansen, paardrijden, trampolinespringen. Ik voerde haar soep als een baby, legde haar op de bank onder zachte lakentjes en al snikkend vielen haar ogen dicht.
Ik zag haar slapen, diep en helend. Thuis.
Op de veranda in de hete namidagzon dronk ik vervolgens een hele fles wijn op. In mijn eentje, na ongeveer een week niks gegeten te hebben. In diepe stilte, want de hele vallei is nu dansen op feria. Dank je wel, zei ik, al wist ik niet precies tegen wie. Maar ik zei het in alle overtuiging. Af en toe liep ik naar binnen om te kijken en ja, ze ademde nog steeds.
En daarna moest ik natuurlijk vreselijk overgeven. Maar dat was niet erg.

Categorieën
Verhalen van de berg

Piemelaar

Laten we het hebben over de Piemelaar. Ik weet niet hoe het met jullie zit, maar ik heb enorm behoefte aan iets lichts. De naarheid van het leven kan me zo plotseling en heftig buiten westen slaan. Terwijl het eigenlijk heel goed gaat nu.

De Piemelaar is verweg de engste knuffel die ik ooit heb gezien. Heel harig, ik verdenk hem altijd van vlooien en bedbugs, niet lekker zacht en hij kijkt ook nog eens onaardig. Hoewel ik laatst pas zag dat hij ogen had. Want wat je vooral ziet zijn allemaal rare uitsteeksels, vandaar zijn naam.
Maar goed, Chaia is dol op de Piemelaar, want ze heeft hem gekregen van haar allerliefste Nederlandse vriendinnetje Blume. Dus hoe vaak ik hem ook stiekem uit haar bed zet, ik vind hem altijd weer bij haar hoofdkussen terug. En nu was ik gezellige spulletjes aan het zoeken om die ziekenhuiskamer wat op te vrolijken en kwam Bloem met de Piemelaar aanzetten. Dus daar ligt hij nu naast Chaia. Een tenenkrommende cliniclown heeft zijn hartslag al gecontroleerd, hij is volop aanwezig.

Chaia wil zo graag naar huis om daar verder aan te sterken. Maar vanmorgen kreeg ze het zoveelste uitstel-bericht. Er zit nog teveel vocht in dat lijfje, ze moet zeker nog twee dagen blijven. De dokter en zijn gevolg (het is een universitair ziekenhuis) waren de kamer al aan het verlaten, toen Chaia van pure teleurstelling keihard begon te huilen. Onmiddellijk rende iedereen terug naar binnen. Je zag dat ze hadden geleerd dat afleiding van het kind in zo’n geval het beste is. Dus ze grepen het eerste dat binnen handbereik was… precies. ‘Como se llama?’  Hoe heet deze knuffel dan, vroegen ze liefdevol. ‘Piemelaar,’  snikte Chaia in het Nederlands. De vier dokters en de twee zusters gaven elkaar de knuffel door. ‘Pie-me-laar’  herhaalden ze allemaal ernstig. Zodat Chaia toch weer heel hard begon te lachen en de dokters, trots, ook. Al  ‘Piemelaar‘  roepend verlieten ze de kamer.

PS Ik kreeg de foto niet groter, maar als je heel goed kijkt zie je hem naast haar liggen (die vieze bruine vlek, dat is ‘m).

Categorieën
Verhalen van de berg

Chaia is sterker dan een paard

Vandaag zag ik het weer, eindelijk: die felle Chaia-blik. Ze kan zo mooi kijken, zo dwars door alles heen. Maar al die tijd in het ziekenhuis keek ze vooral wazig. Of niet. Of bang.

De eerste 48 uur zijn voorbij en er zijn geen bloedingen meer. Dat is heel goed nieuws. Gisteren mocht Chaia al van de intensive care af, maar, hoewel Ilco (die nog steeds de hele tijd bij haar is) vond dat het geweldig ging, was ikzelf nog steeds bang. Omdat ze koorts kreeg. Omdat ze weer terug moest aan de hartbewaking. Om nog wel wat dingen, maar vooral: om die blik. Dat deed me griezelig veel denken aan die andere keer dat ze zo ziek was: met malaria in Ghana. ‘Waarom heb ik altijd de erge dingen mama?‘ vroeg ze. Het is een onmogelijke vraag, maar aan de andere kant: ze heeft dus ook een geweldige beschermengel op haar schoudertje zitten. En heel praktisch: ze had ook een cap en een bodyprotector, die heel veel erger hebben voorkomen. Geweldige dokters in een ziekenhuis waar de zusters haar de hele tijd knuffelen en ze voor Ilco zonder te vragen een maaltijd en een bed neerzetten. En tenslotte: ze is klein maar taai, onze Chaia. Minstens zo sterk als Pippi Langkous. Die kan een paard optillen. Maar Chaia kan eronder vandaan kruipen, wie doet haar dat na?

Slangen

Vanmorgen was ik op de velden waar Chaia altijd met de paarden rijdt. ik zag haar voor me: intens gelukkig, keihard galopperend, vrij. Als ik haar heel veel uren later ophaal, heeft ze altijd de galop nog in haar ogen. Ik verlangde zo vreselijk naar het moment dat ik haar daar weer zo zou zien, dat ik er de hele weg naar het ziekenhuis van moest huilen.
Toen ik terugreed, wist ik het zeker: dat moment gaat komen. Niet meteen, maar dat is niet erg. En nu zag ik op de weg zeker vijf grote slangen. Dat had ik nog nooit meegemaakt. Heel soms zie je er hier wel eens eentje, maar vijf? Het leek me een krachtig symbool.

Categorieën
Verhalen van de berg

Mijn kind

‘Nou, daar moet wel een heel ernstig ongeluk zijn gebeurd.’  Ik ben in het Centro de Salud met twee patienten, onder wie mijn oudste dochter met gescheurde enkelbanden. Om ons heen is net iedereen weggerend, artsen laten hun spullen vallen, ambulances gieren door de bocht, mensen blijven staan en wijzen naar de traumahelicopter.
Pas als we een half uur later bij de berg komen en ik halverwege word tegengehouden, blijkt dat dit allemaal gaat om Chaia, mijn middelste meisje.

Het wildste paard

De hele conferentie heeft Chaia MasterPeacers begeleid die graag wilden paardrijden. Iedereen heeft het geweldig gehad. En nu, de laatste ochtend, steigert het wildste paard waar Chaia zelf op zit en valt over haar heen. Ja, je leest het goed. Er is een paard van duizend kilo op mijn kind gevallen. Ze stond nog op ook – en viel meteen weer neer. Ze hebben haar keihard op haar wangen geslagen om haar weer bij bewustzijn te krijgen en daarna gillend van pijn in die helicopter gezet.
Goed, genoeg drama (ik heb dit al een beetje gecensureerd). Chaia ligt in het ziekenhuis van Granada en het lijkt allemaal vooral te gaan om scheuren in haar milt. Met veel geluk hoeft dat zelfs niet geopereerd te worden. Ze ligt nu aan duizend slangen en infusen om te kijken of er geen bloed meer lekt.
Je kind zo te zien, is het ergste wat er is. Dan ga je zelf een klein beetje dood. Vooral als ze dingen zegt als: ‘Het was eigenlijk heel mooi. Er was blauw vuurwerk en een fijn wit licht en daar ging ik naartoe. Maar toen sloegen ze me en werd ik ineens keihard teruggetrokken.’

Haar vader

Nog even dit. Wie is er bij haar, ligt naast haar in bed en wijkt nu al de hele dag geen seconde van haar zijde? Mijn Ilco, haar vader. Zo weggerend uit de conferentie, de hele wereldvrede uit zijn handen laten flikkeren.
Dus daar zit ik nu thuis, met een zielig kind met gescheurde enkelbanden dat nu natuurlijk helemaal wegvalt. Met een wasstapel zo groot als een rijstebrijberg, de auto van onder tot boven vol met lege bierflesjes, een bijna ontploft huis en algauw vijftien uur slaaptekort. Alleen maar vreselijk veel van ze te houden.