Anna van Praag boeken en verhalen
Categorieën
Verhalen van de berg

Spaans feestje

‘Het is de nachtelijke gewoonte van elke goede moeder om als haar kinderen slapen door hun gemoed te snuffelen en de dingen op te ruimen; de gedachten die overdag hebben rondgezworven worden door haar op hun rechtmatige plek gelegd.’
Dit geweldige citaat komt uit Peter Pan. Wat een heerlijke en geruststellende gedachte: dat je moeder ’s nachts al je onrustige gedachten opruimt! En wat wil ik dat graag bij Chaia, die aan de vooravond van haar verjaardag zeer getroubleerd gaat slapen: ‘Mama, komt er wel iemand op mijn feestje? Heb je niet voor niks al die taarten gebakken – en vinden ze die wel lekker? En als ze komen, zullen ze het weerwolvenspel wel leuk vinden om te doen? En trouwens, je hebt daar minimaal acht personen voor nodig, lukt dat wel?’

Oma

De volgende dag maken we alles in orde voor de ontvangst van een onbekend aantal Spaanse vriendinnen. Want Chaia’s angst is niet helemaal ongegrond: afspraken van kinderen zijn hier vaak onduidelijk. Dan moeten ze ineens op hun demente oma passen, of meehelpen met olijven plukken, of precies op dat moment nieuwe kleren gaan kopen. Sowieso zijn het de ouders die bepalen wat er staat te gebeuren. Heel anders dan in Nederland, waar kinderen eigen agenda’s hebben – die keurig worden nageleefd door hun ouders. 
Voor de zekerheid heeft Chaia daarom maar liefst vijftien kinderen uitgenodigd, met papieren uitnodigingen. Twee ervan hebben we ook nog gemaild en van drie heb ik de moeders gebeld. Die gesprekken gaan in de sfeer van: ’Ja hoor, Elena heeft de uitnodiging ontvangen. Ja hoor, ze komt. Ja hoor, ik weet waar het is, je hoeft haar niet op te halen. Prima, tot zaterdag dan …. als we niet iets anders gaan doen.’

‘Het is de nachtelijke gewoonte van elke goede moeder om als haar kinderen slapen door hun gemoed te snuffelen en de dingen op te ruimen; de gedachten die overdag hebben rondgezworven worden door haar op hun rechtmatige plek gelegd.’
Dit geweldige citaat komt uit Peter Pan. Wat een heerlijke en geruststellende gedachte: dat je moeder ’s nachts al je onrustige gedachten opruimt! En wat wil ik dat graag bij Chaia, die aan de vooravond van haar verjaardag zeer getroubleerd gaat slapen: ‘Mama, komt er wel iemand op mijn feestje? Heb je niet voor niks al die taarten gebakken – en vinden ze die wel lekker? En als ze komen, zullen ze het weerwolvenspel wel leuk vinden om te doen? En trouwens, je hebt daar minimaal acht personen voor nodig, lukt dat wel?’

Wolven

Een half uur na de begintijd van het feestje zijn er twee kinderen, de buurmeisjes. Chaia neemt me apart, tranen in haar ogen: ‘Mama, ze komen niet.’ Mijn hart breekt, maar toch zeg ik moederdingen als dat het echt wel goed gaat komen, dat het eigenlijk nu al leuk is, en dat we dan lekker het hele weekend nog taart hebben. ‘Er zijn al twee gasten, ga daar nu maar gauw mee spelen.’
Zelf vlucht ik maar even de keuken in.
En dan – hoera hoera- komen Chaia’s drie beste schoolvriendinnen ineens binnen stappen. Lieve meisjes met hun armen vol cadeautjes. Bloem, Dunya en Ilco springen maar al te graag bij als deelnemers aan het weerwolvenspel. Dus wordt het toch nog een volle tafel en een zeer geanimeerd spel, waarbij de meisjes ook nog eens eten als wolven van onze Nederlandse patat en appeltaart. En Chaia? Die straalt en straalt.
Als ik die avond mijn grote meisje van twaalf nog even ga toestoppen, lacht ze nog steeds. Nee, hier valt vannacht niks op te ruimen. Pfff!

Categorieën
Verhalen van de berg

De groene vis

Dunya heeft een voorliefde voor alles dat vies, raar of gevaarlijk is. En nadat ze voor de zoveelste keer in de supermarkt de meest smerige toetjes in het karretje heeft gegooid (die ik er vervolgens allemaal weer uithaal) beloof ik haar dat we een drilpudding gaan maken.
Dat lijkt haar spannend, hoewel ze het nog nooit gegeten heeft. Maar dat soort overwegingen speelt zelden een rol bij haar. En vanaf dat moment heb ik geen rustig moment tot ik mijn belofte heb ingelost. ‘Mam, gaan we nou…?’ ‘Niet nu, ik moet even deze mails afmaken.’‘Mam, ben je al klaar?’ ‘Ik ga eerst even echt koken.’ En een uur later, in de keuken. ‘Gaan we beginnen?’
Zodat ik uiteindelijk ’s avonds laat met haar in een heksenpannetje vol groene vloeistof sta te roeren.
Puddingvormen heb ik zat, van mijn moeder. We kiezen een geschubde vis. En nu maar opstijven!

Spannend

De volgende ochtend staat Dunya, normaal niet wakker te krijgen, in alle vroegte al helemaal aangekleed voor me. De vis heeft ze al bewonderd. ‘Hij is een beetje hard geworden mam, echt grappig, je kunt er op duwen. Mag hij er al uit?’
En op weg naar de schoolbus zegt ze het wel een keer of vijf: ‘Ik heb zo’n zin in die vis! Zo spannend van die vis mama.’ Volgens mij niet eens omdat het haar zo lekker lijkt, maar meer omdat ze wil zien hoe de vis uit zijn vorm komt.
De hele dag schrijf ik verhalen waar ik zelf de rillingen van krijg. En tel zenuwachtig mijn deadlines voor nog weer andere verhalen. Mail tussendoor hevig met vriendinnen met liefdesproblemen in alle soorten en maten. Kijk expres niet naar de stinkende kattenbak. En de boodschappen, die eigenlijk moeten. En het jarige kind dit weekend. Daarnaast zeurt er iets wat volgens mij een kleine kaakholteontsteking is maar daar heb ik al helemaal geen zin in.
En dan is Dunya er alweer. Keihard vanaf de halte van de schoolbus omhoog gerend. ‘Mama, de vis! Wanneer gaan we eten?’
En alles wat de hele dag zo belangrijk leek trekt zich direct terug in zijn holen. 
Dunya heeft helemaal gelijk. De vis, de groene vis!

Categorieën
Verhalen van de berg

There is a target on your back!

Oké, ik kreeg de afgelopen week relatief veel hatemail en Ilco maar eentje, maar hij heeft wel de engste. Want in vergelijking met ‘Anna, daar sla je de plank volledig mis’ en ‘Geen enkel kind zou uw boeken moeten lezen’ is ‘There is a target on your back’ natuurlijk van een totaal andere orde.

Vliegtuigje

Voor wie het nog niet weet: Ilco heeft een belangrijke prijs gewonnen vorige week. Zijn project MasterPeace dat officieel nog gelanceerd moet worden, was ‘het meest vernieuwende idee van het afgelopen jaar’. Stoer! Complimenten! Aandacht! En daarmee stijgt hij kennelijk naar een of andere risicostatus. Want een creepy securitybedrijf ziet helemaal voor zich hoe dit boegbeeld van vrede en vernieuwing nu diverse gewapende gekken aan gaat trekken (''a target on your back') . En dat alleen zij Ilco daarvoor kunnen behoeden.
Ik probeer het me voor te stellen. Ilco die door het supermarktje van Montefrio loopt, geflankeerd door twee grote mannen in zwarte pakken. De ramen van de Landrover geblindeerd. Waakhonden op de patio, terwijl Ilco binnen huiselijk een wasje draait. De geitenbuurman die wordt gefouilleerd als hij een pak suiker komt lenen. Elke olijf een patroonhuls, ieder laagvliegend landbouwvliegtuigje een terroristisch moordwapen… Hoewel mijn verbeelding vrij groot is (ik zag bijvoorbeeld een paar dagen geleden nog griezelig helder een van de poezen die allang weggelopen is op kousenvoetjes door het huis snellen), krijg ik dit niet gevisualiseerd. Twee films die door elkaar heen worden gemonteerd. Il Postino meets The ghost writer. Not.

Oké, ik kreeg de afgelopen week relatief veel hatemail en Ilco maar eentje, maar hij heeft wel de engste. Want in vergelijking met ‘Anna, daar sla je de plank volledig mis’ en ‘Geen enkel kind zou uw boeken moeten lezen’ is ‘There is a target on your back’ natuurlijk van een totaal andere orde.

Fantasie

In allerlei artikelen en interviews heb ik dezer dagen alleen maar mooie dingen over fantasie gezegd. 
Het securitybedrijf laat zien hoe je daar ook in door kunt slaan. Dat is niet raar, zij hebben er direct belang bij om te denken vanuit angst en angst zaaien.
Dus ja, victory in a land of fantasy. Maar de intenties moeten wel kloppen natuurlijk.

Categorieën
Verhalen van de berg

Over boeken en snoepjes

De kinderboekwinkel in Granada lijkt op een snoepjeswinkel. Alles roze en gestippeld en glitterachtig. Het ruikt zelfs naar Jamin. Vandaag ben ik er weer. Er zijn heel veel lieve, zachte boeken over dieren, auto’s en planeten. Disney, meisjesboeken als poezieplaatjes. Voor grotere kinderen themaboeken: ‘Maria heeft anorexia’. De titel dekt de lading perfect. Maar goed, als je echt zoekt, is er ook nog wel iets spannenders. Jacobo el Lobo bijvoorbeeld (Dolfje Weerwolfje).
‘Was je vriendin niet jarig?’ vraag ik aan Bloem. ‘Kom, zoek een boek voor haar uit.’
Maar Bloem schudt haar hoofd: ‘Nee, mam, dat kan ik niet maken. De Spaanse kinderen vinden lezen iets naars. Iets dat moet op school. Ze kunnen zich echt niet voorstellen dat je voor je plezier een boek gaat lezen. We kunnen beter een sjaaltje kopen. Of een zak snoep.’

Verbeelding

Het kan geen toeval zijn, dat ik thuiskom en de volgende tekst lees: ‘Het kind aan wie de kracht van literatuur wordt onthouden, associeert een boek de rest van zijn leven met school en plicht.’ Het is het hoofdredactioneel commentaar van de NRC en het gaat over mijn stuk.
Ik ben wel blij dat de discussie deze kant op gaat in plaats van dat reli-gedoe. Want: literatuur is een venster op de wereld. En die wereld is niet van snoepjes gemaakt, helaas. Boeken dus ook niet.
Maar wie eenmaal echt gegrepen is door een verhaal – wat voor verhaal dan ook – wie daardoor heel hard heeft gelachen, gehuild of gegriezeld, wie zijn hersens heeft voelen kraken of zijn hart breken – die iemand zal hopelijk de volgende keer weer een boek pakken. Niet om opgevoed te worden, maar om geraakt te worden. Kind of volwassene – dat maakt in feite niet uit. Boeken stimuleren je verbeelding – en die is in essentie grenzeloos.
Dat heb ik willen zeggen. Het zijn misschien grote woorden, maar aan de kinderen in het Spaanse platteland zie ik wat ervan komt als boeken niet serieus genomen worden. Dan kan je net zo goed een zak snoep kopen. Beter.

Categorieën
Verhalen van de berg

De dag van de Volkskrant

‘Gaat het wel over?’ vraagt Chaia bezorgd, terwijl ze over mijn schouder naar mijn computer kijkt waar nog net geen stoom uit komt. Om eraan toe te voegen: ‘Echt eng hoe snel je beroemd kunt worden.’
Ja, misschien was ik heel eventjes beroemd, door dat stuk. De hele dag rinkelde de telefoon, radio, tv, ik stond voor het eerst van mijn leven op geenstijl (met 300 reacties) en ook op de Volkskrantsite spetterde de discussie alle kanten op. Mensen vonden mijn verhaal afwisselend geweldig, grappig, onthutsend, afschuwelijk of dom. Ik mopper wel eens op hoe het geloof verankerd is in Spanje, maar Nederland kan er ook wat van.

Liefdesbrieven en verwensingen

De dag begon met een krolse kat en een ziek kind. De ontdekking dat het stuk inderdaad in de krant stond. En een woedende transseksueel. Want tsja, die laatste alinea… het was een grapje, maar ik geloof niet dat er erg veel mensen om moesten lachen. Nadat de transseksueel gesust was, had ik eigenlijk voor niemand meer tijd. Normaal is het geen enkel probleem dat mijn emailadres op mijn website staat, maar nu had ik ernstig behoefte aan een portier. Terwijl ik – nog steeds begeleid door die krolse kat – diverse radioprogramma’s te woord stond, vulde mijn mailbox zich met liefdesbrieven en verwensingen. Gepensioneerde leraren wilden met me trouwen. Pinnige bibliothecaressen vroegen zich af waarom ik indertijd niets had laten horen toen Snuf de hond ontdaan werd van gebebedsteksten. Slimme types betrapten me op drogredenaties. En vrienden die ik al jaren uit het oog had verloren meldden zich plots weer. Met stijgende verbazing las ik de ingewikkelde reli-discussies her en der, waar ik me totaal niet bij thuis voelde. Ik durfde me er al lang niet meer mee te bemoeien (hoewel mijn teksten om de haverklap uit zijn verband werden gerukt) maar gelukkig was er één dappere schrijfster die dat wel deed. Manon Sikkel (van de Izzylove boeken) sprong naast me op de barricaden – en we werden meteen vriendinnen. Strijdmakkers!

‘Gaat het wel over?’ vraagt Chaia bezorgd, terwijl ze over mijn schouder naar mijn computer kijkt waar nog net geen stoom uit komt. Om eraan toe te voegen: ‘Echt eng hoe snel je beroemd kunt worden.’
Ja, misschien was ik heel eventjes beroemd, door dat stuk. De hele dag rinkelde de telefoon, radio, tv, ik stond voor het eerst van mijn leven op geenstijl (met 300 reacties) en ook op de Volkskrantsite spetterde de discussie alle kanten op. Mensen vonden mijn verhaal afwisselend geweldig, grappig, onthutsend, afschuwelijk of dom. Ik mopper wel eens op hoe het geloof verankerd is in Spanje, maar Nederland kan er ook wat van.

Het huilen van de kat

Waar ging het nu allemaal over? Ik heb nog dagen nodig om daarover na te denken en bij te komen van de schok. Maar in de avond viel een belangrijk kwartje. In een radioprogramma had ik een telefonische battle met de baas van de kerk en onderwijssite die mij het Kwaad (ja, dames en heren dat bedoelde ik met een Hoofdletter natuurlijk, zelfs mijn spelling lag onder vuur) had genoemd – en waar het zo’n beetje mee begonnen was allemaal. Na alle commotie was het een verrassend fatsoenlijk gesprek, wat licht bemoeilijkt werd doordat de man mijn boek niet had gelezen. Maar op een gegeven moment hoorde ik hem zeggen: ‘’ Liefde komt niet vanzelf”. Hij bedoelde dit in relatie tot het opvoeden van onze kinderen. En toen dacht ik: STOP! Hier ligt de kern, of in ieder geval een kern van veel misverstanden. Want in mijn universum komt liefde wel degelijk vanzelf. Ik denk graag dat liefde een soort oerbron is in ieder mens (net zoals Kwaad trouwens, maar dat is weer een ander verhaal). En als je dat gelooft, dan kan een mens (en dus ook een kind, want kinderen zijn net mensen) wel wat hebben. Als je daarentegen gelooft dat er niets is om het op te vangen, ja dan valt een boek als Nooit meer lief wel heel hard. Toch? Of startte ik nu weer een nieuwe discussie?
Aldus toch een beetje verlicht ging ik slapen – en lag de rest van de nacht te luisteren naar het huilen van de kat.

Categorieën
Verhalen van de berg

Vandaag dit stuk van mij in de Volkskrant

Ik ben het kwaad. Een internetsite over ‘bijbel en onderwijs’ doet mij en collega-kinderboekenschrijvers Jaap Robben en Tjibbe Veldkamp in de ban. ‘Door middel van fantasie proberen zij kinderen naar de duisternis te trekken. ‘Koop hun boeken niet, weer ze van de scholen, uit de bibliotheken en uit de winkels’. Hilarisch natuurlijk. Of toch niet?

Doctrine

Het lastige bij kinderboeken is dat onze doelgroep (het kind) zelden de koper is van het boek. Er zit altijd nog een laag tussen: de bibliotheek, de ouder, de school. En aangezien kinderen maar al te vaak worden beschouwd als kwetsbaar en onmondig, boksen we soms op tegen een hardnekkig moralisme. Vooral bij de scholen kan het erg zijn. Er waart een wonderlijke doctrine rond, waar ik zelf regelmatig last van heb. Die doctrine heet ‘protestants-christelijk’ – en je vindt hem echt niet alleen in de dubieuze marges van het internet.
Een voorbeeld. Ik heb een groot deel van mijn leven gereisd en daar ook over geschreven. Op een dag werd ik benaderd door de Wereldschool, een school voor Nederlandse kinderen in het buitenland. Bij het lespakket hoort ook een aantal boeken en ze hadden een boek van mij geselecteerd. Dat was nog eens een opsteker! Helaas, het ketste af. Niet omdat ze mijn boek niet mooi vonden, maar omdat er in ‘Moord in de jungle’ een paar traditionele rituelen uit de binnenlanden van Senegal voorkwamen. ‘Dat willen de christelijke families niet.’

Verbeeldingskracht

Ondertussen had ik ook een boek geschreven dat ‘Het heksenhotel’ heette. Dat boek gaat over wicca – een grote rage onder jonge meiden. Maar voor wie de moeite neemt om het te lezen gaat het boek vooral over het gevaar je klakkeloos te verliezen in wat voor rage dan ook. Aan het eind is het boek zelfs een directe aanklacht tegen de opperheks uit het boek en zij die haar zomaar volgden. Echter, door dit boek ben ik ‘besmet’ verklaard, denk ik wel eens. Ik kom vaak op scholen en geef daar diverse workshops waarvan ‘enge heksenverhalen schrijven’ er één is. Het is me al meerdere keren gebeurd dat ik in de auto op weg naar weer zo’n school van de bibliothecaresse de waarschuwing mee kreeg ‘Doe hier maar iets anders, het is een christelijke school.’ Sterker nog, ook als ik helemaal niks met heksen ga doen, krijg ik het vaak te horen: ‘De volgende school is christelijk.’ Alsof… ja, alsof wát eigenlijk? Alsof christelijk iets is waar je terdege rekening mee moet houden. Maar dan kom ik daar, en dan is het gewoon een school als alle andere, met dezelfde kinderen die ik overal zie.
Maar dat zijn dan dus wel kinderen die ongevraagd een hekje om hun verbeeldingskracht geplaatst krijgen! Want dat is wat me het meest stoort: ik geloof hartstochtelijk in de kracht van fantasie en alles in mij komt in opstand als daar censuur op wordt gepleegd, hoe subtiel ook. En het volgende incident was de spreekwoordelijke druppel.

Lijst

Er is in Nederland een prachtige traditie van schoolboeken waarbij regelmatig met kinderboekenschrijvers wordt samengewerkt. Laatst kreeg ik weer zo’n opdracht en ik begon er vol plezier aan. Maar toen viel mijn oog op iets wat ik eigenlijk al honderd keer was tegengekomen en ineens dacht ik: wat staat daar nou, echt?
Het was een lijst. Zoals altijd gaan dit soort lesboeken naar zoveel mogelijk scholen: zowel openbaar als christelijk. En daarom hadden ze er veertien ‘gevoeligheden voor protestants-chtistelijke scholen’ aan toegevoegd, waar wij als schrijvers rekening mee dienden te houden. Ik citeer er vijf:
– Kermis, carnaval, circus, disco: KAN als verduidelijking van de lesinhoud, maar verheerlijk het niet. (Laat het kind dat niet meegaat of meemag bijvoorbeeld niet het sufferdje zijn.)
– geen discutabele theorieën zoals evolutie, horoscopen, waarzeggen, magie
– Het uitleggen van tovenarij, spoken, kabouters etc. KAN, maar alleen ter ondersteuning van lesinhoud. Ga uit van de realiteit, gebruik deze onderwerpen niet om een tekst smeuïger of spannender te maken. Leg altijd (in de handleiding) uit dat bijv. tovenarij niet echt is, niet bestaat.
– geen aantasting van het ouderlijk gezag
– Echtscheidingen worden inmiddels breder geaccepteerd, homoseksuelen ook. Maar voor een tweede keer trouwen of het homohuwelijk liggen wel erg gevoelig. Vermijd deze onderwerpen.

Hekje

Als je het zo zwart op wit ziet (door mij nu lichtelijk uit zijn verband gerukt, maar toch) blijkt dat zo’n beetje al mijn boeken worden uitgesloten: De heks van de samba gaat over carnaval. Verboden te vliegen gaat over een meisje dat kan vliegen en dat ‘wordt gebruikt om de tekst smeuiger te maken’. In Nooit meer lief, mijn laatste boek, speelt een rotkind de hoofdrol, dat absoluut het ouderlijk gezag aantast.
Wat vind ik hier nou zo schokkend aan? Ten eerste dat de christelijke school (zo’n vijftien procent van het totaal) dus kennelijk de norm is voor alle scholen. Want er wordt maar één lesboek gemaakt en deze regels gelden dus gemakshalve meteen ook maar voor alle andere basisscholen.
Maar het ergste vind ik dat door dit soort uitgesproken en onuitgesproken codes de verbeeldingskracht van de (inderdaad weerloze) kinderen wordt ingeperkt. Het mooie en bijzondere aan het kinderbrein is toch juist de grenzeloze fantasie, het vrij kunnen ontdekken in een wereld waarin alles mogelijk is – ook de allerraarste dingen? Wie zijn wij om, in naam van wat voor doctrine dan ook, te beslissen wat voor wezens, situaties, gedachten er in een boek mogen staan? Is literatuur niet juist bedoeld om je wereld groter te maken in plaats van kleiner?
Overigens raakte een vriend van mij door al deze beperkingen juist enorm geïnspireerd om een verhaal te schrijven over ‘een héééél naar kind, dat als ze tien is zeker weet dat ze transseksueel is, zich op haar vijftiende laat ombouwen tot jongen, om na een gillende ruzie met zijn ouders en een zwarte periode in drugs en drank homo te worden, en drie keer trouwt, omdat hij twee keer gescheiden is. En dan blijkt die omgebouwde homo op het eind eigenlijk een kabouter, die door een heks met zwarte magie is behekst. En hij woont onder een omgevallen bloempot. Dat dan weer wel.’
Het lijkt me nu al een heerlijk boek. En van mij mogen alle kinderen het lezen!

http://opinie.volkskrant.nl/artikel/list/tag/Anna+van+Praag/

Categorieën
Verhalen van de berg

Morgenrood

Elke ochtend als de kinderen net vertrokken zijn met de schoolbus, wordt de hemel boven de berg even knalroze. En omdat er een of ander programmaatje in mijn hersens zit dat altijd en overal toepasselijke liedjes spuit, begint er dan onmiddellijk iets in mij te zingen : ’Morgenrood, uw heilig gloeien, heeft ons steeds den dag gebracht.’ Wat vooral nog uren kan blijven hangen is wat daarna komt: ‘Laat uw gloren hope geven, hun die worst’len in den nacht’. En dan moet ik dus altijd bijna huilen. Genant!

Begrafenissen

Snapt iemand waar ik het over heb? Ik voel me reuze bejaard door dit op te schrijven. Morgenrood is namelijk een strijdlied uit de vorige eeuw, dat hoort bij het hartstochtelijk socialisme van mijn grootouders. Niet voor niets werd het gespeeld op al hun begrafenissen. Het is dus wel degelijk van vóór mijn tijd, maar toch raakt het aan iets dat tegelijkertijd tijdloos en voorbij is. Solidariteit. Broederschap. Rode rozen op 1 mei. De heerlijke duidelijkheid van goed en fout. En van schaamteloos samen liedjes zingen, dat je naast elkaar staat met Morgenrood op de lippen en dat het diep van binnen dan ook gaat gloeien.
Ik heb nog wel een tijdje rondgelopen bij de Jonge Socialisten, ben zelfs mee op 'Pinksterkamp' geweest en zing net zo makkelijk de eerste twee coupletten van de Internationale als die van het Wilhelmus. Maar toch waren dat alweer andere tijden, vol van stellingnames en actievoeren en is daar op een of ander manier al de kiem gelegd voor de schaamte waardoor ik nu pas, na jaren, hakkelend durf toe te geven: dat ik altijd zo moet huilen van Morgenrood.

Categorieën
Verhalen van de berg

Hip is het nieuwe cool

Verkeerde modewoorden, volwassen constateringen, onbegrijpelijke metaforen… Genadeloos was ik als kind als ik de schrijver, meestal een dame van de leeftijd van mijn moeder, door het verhaal heen zag schemeren. Weg met dat boek!
En daarom hecht ik zelf nu enorm aan dat de dingen kloppen. Dat de boeken die ik schrijf zo direct mogelijk aankomen bij de kinderen die ze lezen.
Dus heb ik proeflezers. Hier in huis, maar ook in Nederland.

Prinsesselijk

‘Je hoeft niet verder te helpen met de kerstboom aftuigen,’ paai ik Chaia, ‘als je nog weer een keer de nieuwe versie van mijn boek leest. Nu.’
Dat laat ze zich geen twee keer zeggen. Ze installeert zich prinsesselijk achter mijn computer, vraagt achtereenvolgens om een glaasje water, een pen die het doet, een wit papier. Ik ben net weer de twee trappen af, als ze me terugroept. ‘Wil je zo een kopje thee zetten?’ Vriendelijk knikkend verdwijn ik uit beeld.
‘Met een koekje!’ brult ze me achterna. ‘En mam?’
Ik al die trappen weer op. ‘Ja schat?’ Ze is inmiddels al op pagina dertig, zie ik, Chaia kan lezen als een gek. ‘Er staat hier mar in plaats van maar.’
‘Geeft niet, je hoeft niet….’
‘En waarom zitten er eigenlijk steeds van die schuingedrukte stukken in? Die zijn best ingewikkeld.’
‘Eh…’ Twijfelend alle trappen weer af.
Tien minuten later: ‘Mam!’
Trap weer op.
‘Is de thee al klaar? En wat is dit voor raar woord, wat betekent het in Godsnaam?’

Verkeerde modewoorden, volwassen constateringen, onbegrijpelijke metaforen… Genadeloos was ik als kind als ik de schrijver, meestal een dame van de leeftijd van mijn moeder, door het verhaal heen zag schemeren. Weg met dat boek!
En daarom hecht ik zelf nu enorm aan dat de dingen kloppen. Dat de boeken die ik schrijf zo direct mogelijk aankomen bij de kinderen die ze lezen.
Dus heb ik proeflezers. Hier in huis, maar ook in Nederland.

Babylammetjes

Bloem leest weer anders, als een ware redacteur: ‘Babylammetjes, dat kan niet hoor. Lammetjes zijn al baby’s.’ Door haar zie ik genadeloos hoe slordig ik eigenlijk schrijf.
En in Nederland tenslotte leest Bloems vriendin Karlijn op dit moment hetzelfde manuscript met ons mee. Want dat verliezen wij hier een beetje uit beeld: het dagelijks reilen en zeilen in een Nederlandse omgeving.
‘Dit verhaal zou bij mij op school niet kunnen,’ zegt Karlijn bijvoorbeeld, ‘want bij ons kan je in de brugklas niet blijven zitten.’
Ik zoek het snel op en wat blijkt: in principe blijft niemand in Nederland meer zitten in de brugklas. Vroeger wel, maar nu al lang niet meer. Oeps!
‘En wat je daar hip noemt is alweer uit,’ zegt Karlijn.
‘Prima,’ knik ik, ‘en het woord hip – kan dat eigenlijk nog wel?’ Ik probeer zoveel mogelijk echte modewoorden te vermijden, omdat die zo snel verouderen,
‘Hip kan wel,’ weet Karlijn. ‘Hip is het nieuwe cool. Maar als je ‘hip’ bedoelt in de betekenis die het vroeger had, dan weer niet.’
‘Wat zeg je dan?’
‘Dan moet je ‘sexy’ zeggen. Hoewel ik niet  weet of je dat woord wel mag gebruiken van je uitgever.’
En zo schrijven wij samen een boek.

Categorieën
Verhalen van de berg

Een dagje op de Sierra Nevada

‘Goed gedaan, schoonheid! Prachtige slalom.’ Verrast kijk ik op naar de skileraar, met zijn rode jas en lange donkere lokken. Alleen, hij kijkt niet naar mij. Hij bedoelt Dunya, mijn jongste dochter.
We zijn vandaag op de Sierra Nevada, het grote Spaanse skigebied bij ons om de hoek en het valt allemaal niet mee.

Sportgodinnen

Nog niet zo lang geleden vonden mijn dochters langvergeten schoolrapporten van mij terug. ‘Goed hoor mam!’ riepen ze enthousiast. ‘Alleen gym valt een beetje tegen….’ En inderdaad, het terugkerende zesje voor gym stak ietwat af bij de andere achten en negens. ‘Maar er staat wel: ‘doet ontzettend haar best’ ‘ riepen ze meteen bemoedigend. Mijn dochters, de atleten. Hoe vaak denk ik niet: hoe kan het dat ik – klein, niet bepaald sportief, niet bepaald lenig en met een conditie van niks – drie van die blonde sportgodinnen gebaard heb die snel en lenig zijn als katten en ook nog eens dol op alles wat met sport te maken heeft? Het moet de invloed van Ilco zijn natuurlijk: voormalig wedstrijdzwemmer, voormalig jeugdkampioen waterpolo, voetbal. Net zulke lange benen, net zo gespierd. Reuze leuk natuurlijk. Maar niet altijd.
Want vandaag moet ik tandenknarsend meemaken dat ik voor de zoveelste keer voorbijgestreefd word. Ooit kon ik best goed skiën, dat wil zeggen: ik had meerdere skivakanties achter de rug. Toen ging ik voor het eerst met Ilco die op zijn beurt voor het eerst op ski’s stond. Dat was een dag of drie heel gezellig. Totdat hij keihard voorbij scheurde en mij ergens midden op een helling achterliet. Een natuurtalent, inderdaad. En ditzelfde grapje heb ik achtereenvolgens meegemaakt met Chaia, Bloem en nu dus Dunya. Daar gaan ze met z’n allen de steile rode helling af en verdwijnen totaal uit mijn zicht. Durf ik? Nee, shit, ik durf niet. Ik neem –o nederlaag- als enige de telecabine terug naar omlaag.

‘Goed gedaan, schoonheid! Prachtige slalom.’ Verrast kijk ik op naar de skileraar, met zijn rode jas en lange donkere lokken. Alleen, hij kijkt niet naar mij. Hij bedoelt Dunya, mijn jongste dochter.
We zijn vandaag op de Sierra Nevada, het grote Spaanse skigebied bij ons om de hoek en het valt allemaal niet mee.

Nooit meer

‘Ik ga nooit meer skiën’ gil ik gefrustreerd in de auto op weg naar huis. Daar zijn ze stil van. ‘Of in ieder geval nooit meer met jullie’ nuanceer ik als we weer thuis zijn. De Sierra Nevada met al zijn poedersuikersneeuw blijft natuurlijk verleidelijk dichtbij. Maar de volgende keer ga ik mooi op een privécursus, om mijn wel zeer latente skitalent nou eens echt goed bij te spijkeren.
En dat dan bij voorkeur als die skileraar met die donkere krullen vrij is.