Anna van Praag boeken en verhalen
Categorieën
Verhalen van de berg

In Suburbia

Het is dat stukje van de woonkamer naar de slaapkamer. Tv uit, lichtjes achter je uit, één voor één. Doodstil ineens en buiten alles pikdonker. Trap op, langs slapende kinderen. Duistere slaapkamer in, snel nachtlampje aan, hup in bed, dekens, slapen. Pfff!
Misschien moet ik toch niet zoveel bloederige series kijken ’s avonds, als Ilco er niet is.

Dubbelleven

De volgende ochtend lach ik mezelf uit. Het is Dexter maar. Die lekkere man met zijn leuke gezinnetje en fijne huis. Baby, baantje bij de politie, leuke collega’s. Je zou bijna vergeten dat hij ook nog een pathologische seriemoordenaar is, met een setje extreem scherpe slagersmessen in de kofferbak van zijn keurige auto.
Toch is het raar. Want of die mannen op tv nou Dexter heten, of Don Draper of Frans van Walraven voor mijn part, ze leiden allemaal een dubbelleven. Een fijn zonnaturaleven in Suburbia, waar ze af en toe nodig uit moeten ontsnappen. Vervolgens loopt het meteen enorm uit de klauwen, dat echte leven van ze. En die leuke vrouwtjes maar dapper thuiszitten ondertussen.
Ik vind het verdacht. En ik vertrouw al die mannelijke fans van die series voor geen meter, eigenlijk. Is dit soms de ultieme mannendroom: vrouw, kinderen, huisje, tuintje, hond … en een dubbelleven?
En nu ik erover nadenk: is die man van mij eigenlijk wel op pad voor de wereldvrede? Hoe weet ik dat zo zeker? Wat sjouwt hij allemaal mee in die gezellige weekendtas van hem?
Zie je, ik moet niet zoveel van die series kijken.

Categorieën
Verhalen van de berg

Hooggeëerd

Daar staan we dan met een handjevol ouders en een stuk of dertig rondrennende kinderen. Te bibberen op een stil en donker stuk van het industrieterrein. Vóór ons een enorme vrachtwagen, met een piepklein venster erin. Daar torent de kassadame als een hoer achter haar raam, met zilveren wimpers en een Duits accent. 

Bonissimo

Het circus – ik ga er ooit nog eens een boek over schrijven. En dan niet over Cirque du soleil of het kerstcircus in Carré – zo’n beetje de eerste circuservaringen van onze oudste dochters. Ook niet over balkunstenaar Marco Bonissimo die op dit moment met zijn troupe een voorstelling aan het maken is van mijn boek Wraak van de stier – hoe geweldig ik dat ook vind. Nee, ik wil een tijdje mee met circus Tivoli, circus Franki of hoe ze verder ook maar heten. Van die familiecircusjes die rondtrekken door Zuid Europa. In Nederland zijn ze volgens mij verdrongen door de veel grotere en veel professionelere Renz-achtigen. Maar hier in Montefrio, waar de tijd dertig jaar achterloopt, leeft het nog volop: de driehoekborden van halfblote circusvrouwen in de hoofdstraat, de geluidswagens die almaar rondjes rijden: ‘Komt dat zien komt dat zien. Het circus is er!’

Daar staan we dan met een handjevol ouders en een stuk of dertig rondrennende kinderen. Te bibberen op een stil en donker stuk van het industrieterrein. Vóór ons een enorme vrachtwagen, met een piepklein venster erin. Daar torent de kassadame als een hoer achter haar raam, met zilveren wimpers en een Duits accent. 

Mag ik mee…

Wat is het dat mij zo ontroert? Het net-niet mooie licht, het net-niet goede geluid? Dat de kassadame ineens een gouden beha aan heeft en lama-trainer blijkt te zijn? Dat de jongleur – hoogstwaarschijnlijk haar man – tot drie keer toe zijn meest spectaculaire act over moet doen omdat de blokjes telkens op de grond vallen? Dat de kinderen die moeten plassen dat maar gewoon naast de tent op de grond moeten doen? Zijn het de vlekken in de glimmertjesbroek van de acrobaat? Of is het de clown: een enorm verlegen jongen die de kunst van het ‘kijk uit, achter je!’ tot ware perfectie heeft verheven?
Het heeft zeker te maken met de aanwezige kinderen. Ik kijk naar mijn jongste die voor de verandering eens een keer doodstil op haar stoel zit. Hoezo duur kerstcircus? Dunya is al diep onder de indruk van de eenwieler die daar net niet omvalt.
Maar het is ook nog iets anders: de dapperheid om in deze halflege tent (de voorste stoelen zijn allemaal leeg want ‘gereserveerd’) toch een dikke twee uur variéte te brengen. Dat je weet dat ze daarna in die caravans op dat desloate terrein zullen blijven: opa, oma, en de zoons met hun schaarsgeklede vrouwen. ‘Ging goed he jongens? Morgen nog even oefenen met de blokjes.’ Eenzaam? Koud? Misschien. Maar morgen pakken ze hun boeltje weer in, tent en lama’s en alle glinsterende circusspulletjes, en gaan hup weer verder naar het volgende dorp – waar alles weer opnieuw begint. Magie en wegwezen.
En dat raakt me, altijd weer. Iets in mij roept: Mag ik mee? Ik plak zo zilveren winpers op en ik kan ook heel goed popcorn maken. Of iets met hoepels misschien? Kaartjes verkopen, ook prima. Maar mag ik alsjeblieft met jullie mee…?

Categorieën
Verhalen van de berg

Starry starry night

Het is fris buiten, geen zwoele nachten meer in Montefrio. Van die eindeloze avonden getuigen nog de diverse gevonden voorwerpen in en rond ons huis: allerlei slippers, vreemde grote birkenstocks, net-niet-lege flesjes zonnebrandcrème (toch zonde om weg te gooien), kinderonderbroeken, wel vijf onbekende zonnebrillen en één gewone bril.
Toch kan je nog steeds even op blote voeten snel de was binnen halen. Veel witte lakens, bijna alweer klam geworden van de avondkou. Ik doe de deur open, hij klemt een beetje. En dan overvalt het me, wéér!

Pompoen

Wanneer zal ik hieraan gewend zijn? Dat je je huis uitkomt… en alles is zo diep donker zwart. Zelfs de bergen in de verte. Bergen? O ja. Af en toe een klein lichtje, een boerderijhond die blaft, het echoot in het dal. En verder overal stilte, onder die enorme koepel van sterren. Vincent van Gogh: "Net zoals we de trein naar Tarascon of Rouen nemen, gebruiken we de dood om naar de sterren te reizen." Hier kan dat. En altijd zie je er wel een of twee door de lucht suizen. Doe een wens, snel! 

En het ruikt zo lekker naar vuurtje, van de olijfpittenoven die zo groot is dat je er een heks in zou kunnen braden. Rookwolken uit de schoorsteen van het stevige huis dat er, met zijn kleine verlichte raampjes uitziet als een soort bewoonde pompoen.  Warm licht schijnt naar buiten, je zou er zo aanbellen (als we een bel hadden). Bloem oefent piano, steeds hetzelfde loopje, het klinkt gedempt. Dunya tettert erdoorheen op een valse blokfluit. 

Is dit werkelijk? En ik: een moeder met haar armen vol wasgoed die net per ongeluk veel te veel ravioli heeft gemaakt (o ja, de gasten zijn al weer weg). De vuile vaat nog op tafel, binnen, als bewijs.
Ja, dit is mijn gezin. Mijn lakens, mijn huis, mijn sterren. 

Categorieën
Verhalen van de berg

Bies van Ede op een fiets

Vissen in de nacht. Zo noemt schrijver Philip Pullman het verzinnen van verhalen. In je eentje, in een bootje, op een plek waar je denkt dat ze uithangen. En dan maar wachten tot ze bijten. 
Nooit meer lief is af – en het volgende boek in hoofdlijnen ook (dat komt in het voorjaar in de winkel). Allebei die boeken zijn heel erg heftig en het schrijven was dat ook. Van niet-schrijven word ik erg chagrijnig, dus ik wil meteen weer verder. De zee op, zeg maar. En ongeduldig als ik nou eenmaal ben, verzin ik allerlei trucjes om die vissen te laten bijten. Ik brand zwarte kaarsen bij samhain, het wicca-nieuwjaar. En vannacht heb ik zelfs om een inspiratie-droom gevraagd. En die kreeg ik!
.

Filmblik

Het had allemaal een hoog Hans Klok-gehalte in mijn droom. Bloem en bijna-petekind Madelief liepen rond in lila tutu's. Het verhaal dat ik had 'opgevist' had de vorm van een filmblik en het lag in de vriezer. Bloem en Madelief gingen het halen, want er kwam hoog bezoek: de schrijver Bies van Ede. Nu is dat op zich ook best raar,want ik ken die hele Bies van Ede niet. Ja, één keer heb ik hem de hand geschud op het kinderboekenbal. Maar goed, daar kwam hij dus, de gerenommeerde schrijver Bies van Ede en hij kwam op de fiets. Ik keek door de glazen voordeur en zag dat daar ineens een lange oprijlaan was, omzoomd door hoge bomen. En daar fietste Bies van Ede, met wapperende paarse mantel en bolhoed. Bloem en Madelief lieten hem binnen. 
En toen ging hij zitten met mijn verhaal voor zich. En dat ontvouwde zich enorm modern en 3D als een soort sfeerbeelden van personages en intriges. Veel vampiers herinner ik me. En ook dat ik het eigenlijk zelf maar een matig verhaal vond. 
Maar goed, Bies van Ede  zag er wel wat in en gaf zijn zegen. En toen sprong de poes op mijn bed en werd ik wakker.

Ik wil helemaal geen vampierverhaal schrijven. Maar ik vind wel dat je dromen en andere tekens uit de kosmos serieus moet nemen. Dus nu ben ik de hele ochtend al aan het twijfelen: moet ik dat verhaal nou gaan schrijven of niet?

Categorieën
Verhalen van de berg

Dingen die voorbijgaan

‘Nu kan ik doodgaan.’ Mijn moeder zegt het echt. Ze is 75 geworden als een koningin, met al haar kinderen en kleinkinderen om zich heen. De baby van mijn broer heeft tegen haar gelachen, ze slaapt in het hart van het huis, op een speciaal voor haar gekocht elektrisch dekentje en omdat ze zo van yoghurt houdt, was er Libanese yoghurttaart.
Morgen gaat ze weer terug. Over het inpakken van haar koffer doet ze de hele dag. ‘Als je klaar bent, kom ik je nog even instoppen,’ grap ik.

Poffertjesfeesten

‘Had ik maar zo’n moeder,’ zeiden mijn vriendinnetjes vroeger altijd. Zo’n moeder die op vrijdag warme lekkerbekjes kocht voor alle kinderen uit de buurt en poffertjesfeesten gaf in de tuin met de grootste kinderen als serveersters. Ze zong, las voor, kwam eindeloos in ons winkeltje van oude rijstpakken en cacaoblikken. Dit alles in een groot warm huis, met overal bloemen en fris ruikende lakens op de bedden.
En daarbij werkte ze ook, had op een gegeven moment een eigen psychotherapie-praktijk en ze schreef zelfs een kinderboek (met bakerrijmpjes). Ik was – nee, ik ben – trots op haar.
Maar nu komt het lastige gedeelte. Niemand weet precies wat er gebeurd is, en wanneer en hoe, maar ergens in de afgelopen vijftien jaar heeft mijn moeder een onverwachte afslag genomen. En daardoor zit ze nu al heel lang op een zijpad, de ventweg zeg maar. Daar, in haar eigen piepkleine universum, leeft ze haar scharrelleven, waar niks meer uit haar handen komt (nog geen maaltijd, ze leeft op yoghurt en croissantjes) en waar ieder gesprek uiteindelijk stokt. Het beste dat je kunt doen, denk ik inmiddels, is met haar mee gaan in haar herinneringen. Aan dat grote huis, de poffertjesfeesten, het boek met bakerrijmen. Bevroren momenten, door mijn moeder eindeloos opnieuw beleefd.

‘Nu kan ik doodgaan.’ Mijn moeder zegt het echt. Ze is 75 geworden als een koningin, met al haar kinderen en kleinkinderen om zich heen. De baby van mijn broer heeft tegen haar gelachen, ze slaapt in het hart van het huis, op een speciaal voor haar gekocht elektrisch dekentje en omdat ze zo van yoghurt houdt, was er Libanese yoghurttaart.
Morgen gaat ze weer terug. Over het inpakken van haar koffer doet ze de hele dag. ‘Als je klaar bent, kom ik je nog even instoppen,’ grap ik.

Nachtlampje

‘Ik ben klaar!’ roept mijn moeder. Ik ga naar haar kamer toe. Ze heeft dat instoppen letterlijk genomen, ligt in bed op me te wachten met alleen het nachtlampje aan. Verwarrende kind-associaties. ‘Zal ik dan ook maar even Maantje tuurt voor je zingen?’ vraag ik.
‘Hoe gaat dat ook weer?’ vraagt ze verlekkerd. Alsof ze het niet een keer of vijfduizend voor me heeft gezongen, elke nacht opnieuw. Pas dan kon ik rustig slapen.
Dus zing ik Maantje tuurt voor mijn moeder. Na een paar zinnen zingt ze zelf uit volle borst mee.

Categorieën
Verhalen van de berg

Binnenpretjes

Ik hou zo van binnenpretjes! De saaiste dagen, de braafste momenten krijgen er kleur door. Dat jij iets weet dat nog geheim is… of stiekem denkt aan… of dit doet maar eigenlijk dat vindt… Het is net zoiets als dromen over reizen: je mag even weg met je gedachten, even ergens anders zijn. En dat moet, in ieder geval voor mij. Dat vind ik lekker. Wat zou het leven zijn zonder binnenpretjes?
En vandaag had ik weer een goeie.

Bloemetjesschort

Stel je de volgende situatie voor. Mijn moeder wordt 75 jaar en viert dat bij ons, omringd door kinderen en kleinkinderen. De lange bielzen tafel vol dampende taarten. Stralende zon, stralende oma, alles lief en blij en idyllisch. Ikzelf kom uit de keuken, uren staan koken, eer van mijn werk, veeg nog even snel tien natte handdoeken en vijf wilde babypoesjes opzij. Een soort Libelle zomerweekmoeder voel ik me – compleet met bloemetjesschort.

Ik hou zo van binnenpretjes! De saaiste dagen, de braafste momenten krijgen er kleur door. Dat jij iets weet dat nog geheim is… of stiekem denkt aan… of dit doet maar eigenlijk dat vindt… Het is net zoiets als dromen over reizen: je mag even weg met je gedachten, even ergens anders zijn. En dat moet, in ieder geval voor mij. Dat vind ik lekker. Wat zou het leven zijn zonder binnenpretjes?
En vandaag had ik weer een goeie.

Blazen, oma!

Onder de eerste klanken van Lang zal ze leven komt er een sms binnen. Ik schuif mijn schort opzij: bericht van een vriendin die met man en kinderen in een bungalowpark zit. Of tenminste, dat dacht ik. Want al zingend lees ik iets heel anders. Helaas kan ik de precieze tekst niet weergeven (dit weblog wordt inmiddels door teveel mensen gelezen), maar het gaat over hotelkamers, ranzige nachten en rennende minnaars. 
‘In de glooooooria,’ zingen ondertussen alle kleinkinderen. De schoonzonen steken manmoedig voor de vierde keer de kaarsen op de taart aan. ‘Blazen, oma, nu! Voor het weer uitwaait’. En ik? Ik sta stiekem heel hard te lachen. Om die rare sms en het verhaal erachter dat lekker nog gaat komen. Hoezo Libelle zomerweek?

Categorieën
Verhalen van de berg

Herfstvakantie in Nederland

Voor iemand die eigenlijk niet van kinderen houdt, is ons huis dezer dagen een vrolijke hel. Er lopen hier overal meisjes in de leuke leeftijden van veertien, dertien, twaalf, elf en zeven. Wat doen die meisjes? Ze drinken thee, ze wassen hun lange haren, ze hangen op de bank met hun ipods en computers. Ze slapen uit, ze vallen met kleren aan in het zwembad waarna hun mascara op hun wangen zit. Ze lachen zich suf. Ze eten ontzettend veel. 
En dan hebben we ook nog de jongens. Die zijn zes, vier, drie en nul. En wat doen die de hele dag? 
(Raden voordat je verder leest).

Playmobilmannetjes

De jongens zijn natuurlijk jonger. Ze huilen vaker. Omdat ze ruzie maken of moe zijn of omdat ze vallen.  En dat komt weer omdat ze altijd op weg zijn. Naar de trampoline. Naar de schommel. Naar de spelletjes. Naar de koekjes.
Ze voeren stiekem de jonge poesjes onder tafel en klimmen op enge dakjes.
De jongens laten een heel ander spoor na dan de meisjes. Knuffels, playmobilmannetjes, heel veel schoenen. Maar aan het einde van de dag vallen ze als een blok in slaap – terwijl die meiden nog lang en onrustig blijven giechelen.
En ik? Ik ben een levende stofzuiger geworden, die rondsjouwt met bezems, vuilniszakken, gastanks, en eindeloos veel boodschappentassen. O ja, en een ziek kind dat alweer voor de derde keer naar de dokter moet. En mijn oude moedertje die in de nacht door het huis dwaalt op zoek naar, ja naar wat eigenlijk? 
Ik schrijf geen letter. Geen tijd, geen inspiratie. Of teveel, wellicht.

Categorieën
Verhalen van de berg

Die kwestie met dat ei

‘Ik ben jaloers op jullie kinderen,’ zucht de oude gymleraar van Bloem. Hij is haar mentor en we zitten al een half uur te praten – voornamelijk over hem. ‘Want ze zijn zo stoer.’ Ik kijk hem verbaasd aan. Stoer, wij? Spanjaarden – die zijn pas stoer. Stierenvechten, dag in dag uit bikkelen op het land in de hete zon, voetbal. Daar zijn ze allemaal goed in. ‘Maar niet in het opvoeden van hun kinderen,’ zegt de gymleraar. ‘Neem mijn eigen zoon, die is nu twintig. Zijn moeder heeft altijd alles voor hem gedaan. Hij kan nog lang niet het huis uit, laat staan uit Montefrio.’ En, op mijn ongelovige blik: ‘Zo hadden we dus laatst die kwestie met dat ei…’

Wereldstad

Chaia is ziek en Dunya (7) wandelt alleen de berg af naar de bus – de Spaanse moeders griezelen ervan. ‘Waar is je moeder?’ vragen ze verontwaardigd bij de bushalte (keurig aan het eind van het pad, ze hoeft niet over te steken, er is geen enkele kruising). Of, als het een beetje waait: ‘Waarom zitten jullie niet in je auto te wachten?’ Want alles moet met de auto. Kinderen die minder dan vijf minuten lopen van school wonen, worden nog met de auto gebracht. Alsof Montefrio een wereldstad is, vol gevaren onderweg. Dat wij een schommel hebben gebouwd aan de rand van de berg: ondenkbaar. De moeders staan erbij en schudden het hoofd. Dat we onze kinderen wel eens een uurtje alleen thuis laten: onvoorstelbaar, Of als Dunya’s verkering komt spelen, dan blijft zo’n vader rustig de hele middag aan onze tafel zitten. Het idee om zijn zoontje even alleen te laten, komt niet eens bij hem op.

‘Ik ben jaloers op jullie kinderen,’ zucht de oude gymleraar van Bloem. Hij is haar mentor en we zitten al een half uur te praten – voornamelijk over hem. ‘Want ze zijn zo stoer.’ Ik kijk hem verbaasd aan. Stoer, wij? Spanjaarden – die zijn pas stoer. Stierenvechten, dag in dag uit bikkelen op het land in de hete zon, voetbal. Daar zijn ze allemaal goed in. ‘Maar niet in het opvoeden van hun kinderen,’ zegt de gymleraar. ‘Neem mijn eigen zoon, die is nu twintig. Zijn moeder heeft altijd alles voor hem gedaan. Hij kan nog lang niet het huis uit, laat staan uit Montefrio.’ En, op mijn ongelovige blik: ‘Zo hadden we dus laatst die kwestie met dat ei…’

Tortilla

Maar ja, van al dat getut krijg je dus niet erg stoere kinderen. Dus hoe dat later moet met het stierenvechten, weet ik ook niet. Of met de zoon van de gymleraar. ‘De kwestie met dat ei,’ vertrouwt hij mij toe, ‘is dat mijn zoon zin had in een tortilla maar zijn moeder was er niet. Toen wilde hij zelf een tortilla bakken. Hij brak een ei… en rende gillend de keuken uit. ‘Het is bedorven, bedorven!’ riep hij de hele tijd. Uiteindelijk bleek dat hij nog nooit eiwit van een rauw ei had gezien.’

Categorieën
Verhalen van de berg

Ramsj

‘Ook dit jaar is gebleken dat er titels zijn waarvan het aantal gekochte exemplaren te laag is in verhouding tot het aantal boeken dat nog beschikbaar is. Tot onze spijt zullen we van deze titels afscheid moeten nemen.’
Moest ik vorig jaar nog huilen om een brief met precies dezelfde woorden, dit jaar denk ik eerst nog stoïcijns: hup, daar gaat mijn tweede boek naar de ramsj. Ik schrijf ze bijna net zo snel als ze verdwijnen. Wie denkt dat je iets van eeuwigheidswaarde nalaat als schrijver, kan maar beter een ander beroep kiezen. Of meteen Annie MG Schmidt worden natuurlijk.
Maar later word ik toch een beetje verdrietig.

Bloei

Er worden onvoorstelbaar veel kinderboeken geschreven, dit jaar alleen al ruim 2000. Te veel, is de gangbare mening. Ik weet niet of ik dat ook vind. Als je een boek wilt schrijven, moet je dat doen, denk ik. Ook al bereikt dat boek maar een klein publiek. En met zijn allen moeten we keihard werken om dat publiek groter te maken. Toch?
Of niet? Neem het boek Godje, van Daan Remmert de Vries. Eén van de mooiste boeken die ik de laatste jaren heb gelezen. En ik ben de enige niet die dat vindt; een paar jaar geleden won het boek zelfs de Gouden Griffel.
‘Ik wil Godje weer eens lezen,’ denk ik – om erachter te komen dat ik het heb uitgeleend en niet meer terug gekregen. Dat gebeurt wel vaker, dus ik ga het opnieuw bestellen. Maar dan. Ook Godje is alweer uit de handel. Ik geloof het bijna niet, zo snel! Dit is bijna heiligschennis, haute cuisine behandeld als fastfood. En vooral zo jammer voor al die kinderen die het nu niet kunnen lezen (maar leve de bibliotheek!)

RIP

Van een andere orde, maar toch, is mijn eigen boek waar ‘we afscheid van moeten nemen.’ Ik maak vandaag een grafje op het Kerkhof der Vergeten Boeken voor Het tijdperk van de schorpioen, deel 3 van De Kroonverhalen. Mijn eerste oerwoudboek, mijn laatste fantasyboek. Ik weet nog hoe opgewonden ik het schreef, geholpen door een team uit groep acht en hun lieve meester. Hoe ik het presenteerde, met een echte schorpioen in een kooi naast me, in de kinderboekwinkel. Hoe trots ik was bij het signeren in mijn stippenjurk met matching shoes. Er zit veel in dat boek en ik hoop dat het voortleeft in de zieltjes van de kinderen die het hebben gelezen.
Of, zoals Zyno, dertien jaar, het in die tijd verwoordde:
‘Ik heb met veel plezier u boek gelezen en het zou me verbazen als het niet op zijn minst de gouden griffel zou krijgen. Het is zeer geschikt want ik lees ontzettend veel en u boek had ik in een dikke vijf uur uit. Prachtig hoor en goed voor je brein…’