Anna van Praag boeken en verhalen
Categorieën
Verhalen van de berg

Eten en snoepen

Vandaag begint de kinderboekenweek! En het gaat dit jaar over ‘eten en snoepen’.
Maar niet in Spanje. Daar is geen kinderboekenweek. Er zijn wel kinderboeken: Amerikaanse vertalingen, stripachtige verhalen over heksen, Disney en fantasy – en die goeie ouwe Harry P natuurlijk, de held die ik over de hele wereld ben tegengekomen.
Jip en Janneke kennen ze hier ook, ze heten Mila en Yaco. En Tonke Dragt, die heel goed loopt al stoppen ze haar in een zeldzaam saaie kaft. Maar Anna van Praag is alleen maar die raadselachtige schrijfster op de berg die niemand kan lezen. En nu ben ik ook al niet in Nederland en zit te balen op diezelfde berg.
Totdat de deur openvliegt en mijn altijd-dynamische buurvrouw Belen binnenstormt. ‘Anna, vandaag ga ik je leren hoe je een echte Spaanse flan bakt!’

Flanera

De flan van Belen is één grote show van eieren en melk. Mijn keuken bruist en siddert. Godzijdank heb ik net een flanera gekocht, een speciaal afsluitbaar pannetje. Maar ‘Heb je geen snelkookpan?’ gilt Belen. En: ‘Nee, een kleine zeef bedoel ik. Hoezo niet?’ En: ‘Nee, niet die mixer, een staafmixer natuurlijk. Oké, dan maar de garde.’ Toch is het reuze gezellig. En als Belen weggaat heb ik wel een superflan in de pan. Tsja, die kinderboekenweek moet dit jaar maar even ver weg blijven. Maar eten en snoepen – dat is hier nu juist geen enkel probleem.

Vandaag begint de kinderboekenweek! En het gaat dit jaar over ‘eten en snoepen’.
Maar niet in Spanje. Daar is geen kinderboekenweek. Er zijn wel kinderboeken: Amerikaanse vertalingen, stripachtige verhalen over heksen, Disney en fantasy – en die goeie ouwe Harry P natuurlijk, de held die ik over de hele wereld ben tegengekomen.
Jip en Janneke kennen ze hier ook, ze heten Mila en Yaco. En Tonke Dragt, die heel goed loopt al stoppen ze haar in een zeldzaam saaie kaft. Maar Anna van Praag is alleen maar die raadselachtige schrijfster op de berg die niemand kan lezen. En nu ben ik ook al niet in Nederland en zit te balen op diezelfde berg.
Totdat de deur openvliegt en mijn altijd-dynamische buurvrouw Belen binnenstormt. ‘Anna, vandaag ga ik je leren hoe je een echte Spaanse flan bakt!’

Flan van Belen (acht personen)

Kook een liter melk met heel veel verkruimelde kaneelstokjes en een stuk sinaasappel- of citroenschil een tijdje op zacht vuur. Klop acht eieren met acht schepjes suiker schuimig.
Zet een flanpan op het vuur en bedek de bodem met suiker. Laat het caramel worden. Giet na een tijdje de hete (niet kokende) melk bij de eieren en klop flink. Gooi alles in de flanpan. Zet het vijftien minuten in de snelkookpan van Belen of (als je die niet hebt) anderhalf uur in een bak met water in een matig hete oven (maximaal 175 graden). Dit laatste moet ik nog uitproberen; zeker niet te heet anders gaat het schiften.
Als het afgekoeld is een paar uur in de koelkast, storten en je hebt een superflan!

Categorieën
Verhalen van de berg

De schizofrenie van het schrijven

Het is langer donker in Spanje. Als Bloem en ik ’s morgens de heuvel af lopen naar de schoolbus, is het nog nacht. Daarna pas maak ik Dunya en Chaia wakker. Zoals zoveel moeders over de hele wereld doen, maak ik een ontbijt voor ze en vul een broodtrommeltje met lekkere dingetjes. Tassen pakken, haren vlechten, sokken zoeken, en nog een keer omlaag – voor de volgende bus. Inmiddels kleurt de opkomende zon de pena de los gitanos, de grote rots tegenover ons huis, oranje. De zwerfkatten zeuren om eten, mijn hoofd zeurt om koffie. Ondertussen zet ik de computer vast aan. Ik ruim de ontbijtboel op, trek de bedden recht en dan ga ik naar mijn kamer, waar je aan de ene kant olijfheuvels en aan de andere kant boeken ziet.
En ik verdwijn.

Para-vleugels

Isabel Snoek is in Rio op het moment. Geen stad zo betoverend, zo warm en kloppend, zo ongeremd. Ik was er nog met carnaval. ‘Je loopt alleen maar te lachen,’ zei Ilco. Ik danste de hele nacht in de parade en kreeg ondertussen het ene geweldige schrijfidee na het andere. Tot aan de dag van vandaag voel ik saudade, een onbeschrijflijk verlangen als ik aan Rio denk. Maar niet op dit moment. De samba schalt, overal liggen Braziliaanse kranten en tijdschriften, het is een wervelende beeldenstorm in mijn hoofd van veren en glitters en eindeloze stranden. Ik stuur Isabel de favelas in, naar Ipanema en hoog in de lucht op een berg vol tropisch regenwoud. In taxi’s, bussen, op de fiets en zelfs met para-vleugels. En natuurlijk ben ik er zelf ook bij, in deze ‘cidade maravilhosa’ waar ik zou wonen als… ja, als de dingen anders waren gelopen dan ze nu eenmaal lopen. Rio!

Het is langer donker in Spanje. Als Bloem en ik ’s morgens de heuvel af lopen naar de schoolbus, is het nog nacht. Daarna pas maak ik Dunya en Chaia wakker. Zoals zoveel moeders over de hele wereld doen, maak ik een ontbijt voor ze en vul een broodtrommeltje met lekkere dingetjes. Tassen pakken, haren vlechten, sokken zoeken, en nog een keer omlaag – voor de volgende bus. Inmiddels kleurt de opkomende zon de pena de los gitanos, de grote rots tegenover ons huis, oranje. De zwerfkatten zeuren om eten, mijn hoofd zeurt om koffie. Ondertussen zet ik de computer vast aan. Ik ruim de ontbijtboel op, trek de bedden recht en dan ga ik naar mijn kamer, waar je aan de ene kant olijfheuvels en aan de andere kant boeken ziet.
En ik verdwijn.

15.30 uur

‘We zijn er weer!’ Hijgend komen drie meisjes de berg op geklauterd. ‘Ik heb heeeeel veel huiswerk, mam, kom je helpen?’ ‘Ik heb honger, wat eten we?’ ‘Mag ik een film kijken, een vriendin bellen, mag ik chips?’
Ik zet mijn computer uit. De muziek stopt. En alles kantelt.

Categorieën
Verhalen van de berg

En nóg een enge man (of zou het aan mij liggen?)

Mijn echtgenoot is een killer.
Ik wist het ook niet, maar dat zegt John de baptist. En die kan het weten want hij heeft een directe lijn met God.

Warmte

John de baptist (zo wordt hij hier genoemd) komt ons huis binnen met warmte. Letterlijk, want hij gaat een op olijfpitten brandende verwarming installeren. En de warmte van God krijgen we er gratis bij. ‘Hoeveel radiators wil je en geloof je in God?’ vraagt John bijvoorbeeld. En: ‘Wist je dat hindoes zo dom zijn dat ze denken dat de Verlosser door hun poepgat wordt geboren?’ ‘Ja, en de Christenen denken serieus dat er een kind geboren kan worden zonder sex,’ kan Ilco niet nalaten te zeggen. Het komt hem op een verwijtende – om niet te zeggen teleurgestelde- blik van John te staan.
John de baptist is ook erg begaan met onze veiligheid. ‘Hebben jullie geen alarm?’ schrikt hij. ‘En jij gaat soms zomaar op reis en laat je vrouw en dochters achter? Weet je wat er dan allemaal kan gebeuren?’ En hij trekt mij in een hoekje en begint te fluisteren wat er allemaal kan gebeuren als Ilco niet thuis is. Kennelijk heb je in zulke situaties dan weer niet veel aan God.

Mijn echtgenoot is een killer.
Ik wist het ook niet, maar dat zegt John de baptist. En die kan het weten want hij heeft een directe lijn met God.

Slagveld

Twee weken later is de verwarming klaar. En ons huis een ongelooflijke puinhoop met overal open leidingen en gaten in de muren. ‘Klaar,’ glimlacht John. ‘Wat zullen jullie blij zijn straks als het winter is.’
Klaar? Moeten wij nu zelf met emmers cement in de weer om het slagveld weer mooi te krijgen? John blijft lachen. ‘Je hebt nu toch verwarming?’
Het wordt nog een heel gedoe. De baptist geeft geen krimp. Als we bellen is hij altijd in de kerk, elke dag van de week. Eindelijk komt hij dan toch. Ilco krijgt een stevige omhelzing van hem. ‘Je ruikt zo lekker fris,’ lispelt John, ‘zijn we nog vrienden?’
‘Wanneer maak je de klus af?’ vraagt Ilco onverstoorbaar. John schudt droevig zijn hoofd. Hij is even stil, alsof hij God zelf raadpleegt over de kwestie. ‘Ik begrijp het,’ zegt hij dan berustend, ‘je bent eigenlijk een killer.’ Drie dagen later is ons huis weer op orde. Godzijdank.

Categorieën
Verhalen van de berg

Wat te doen met een kop zonder kip?

Mijn buurvrouw heeft een kip voor me geslacht. Zomaar, als cadeautje. Hij voelt nog helemaal warm en, hoewel ze vreemd genoeg het vel er af heeft gehaald, zit de rest er nog aan. Ingewanden, de hanenkam, de kop. ‘Wij eten eigenlijk alles,’ zegt Belen. ‘Dus ook zo’n voetje?’ Ik houd twee witte kippenvoeten met tenen in mijn hand. ‘Ja, dat kan je lekker frituren met knoflook,’ knikt Belen, ‘als snack. Kinderen zijn er dol op.’ Ik knik ernstig. Goed, we gaan dus voor de hele kip. 

Olijfolie

Kippenlevertjes, dat kan je op een toastje doen, als tapa. Maar de blaas en andere vreemde ronde dingen die ik in de buik van mijn kip vind? Ik geef ze toch maar aan de poezen. Over het braden zelf ben ik twee dagen aan het nadenken. Heel of in stukken? In de oven of op het vuur? Qua kruiden ga ik uiteindelijk voor salie en citroen, zeezout, verse peper en een beetje Montefrio-olijfolie. Boter is hier niet lekker. Logisch, er zijn nergens koeien in Andalucia.
De dag van de kip geurt mijn hele huis naar grootmoeders keuken. En ja, het lukt. Knapperig en toch sappig. Hoewel hij Spaans is, smaakt de kip Frans. Gelukt!

Mijn buurvrouw heeft een kip voor me geslacht. Zomaar, als cadeautje. Hij voelt nog helemaal warm en, hoewel ze vreemd genoeg het vel er af heeft gehaald, zit de rest er nog aan. Ingewanden, de hanenkam, de kop. ‘Wij eten eigenlijk alles,’ zegt Belen. ‘Dus ook zo’n voetje?’ Ik houd twee witte kippenvoeten met tenen in mijn hand. ‘Ja, dat kan je lekker frituren met knoflook,’ knikt Belen, ‘als snack. Kinderen zijn er dol op.’ Ik knik ernstig. Goed, we gaan dus voor de hele kip. 

De kop

Blijf ik nog zitten met een kop en kippenvoeten. ‘Wij eten alles,’ zei Belen. Bedoelde ze daar ook zo’n kop mee? Hoe dan? De kop blijft maar in de koelkast liggen, verstopt voor Chaia. Die is namelijk fel vegetarier en in staat om zo’n kop onmiddellijk een waardige begrafenis te gaan geven.
Na een paar dagen wordt het belachelijk. Elke keer als ik naar de kaas grijp, heb ik die kop en pootjes weer te pakken. Ik besluit een rare tapa-maaltijd te maken. Met bloedworst, een stukje rog dat ik van de visboer heb gekregen om te proberen (‘gewoon met graat en al opeten’). En die voetjes dus. In stukjes gesneden, zodat je niet meer ziet wat het is.
Maar de kop gooi ik weg. Zachtjes, het is toch een hoofd – dat ben ik met Chaia eens. Vanuit de vuilnisbak kijkt hij me verwijtend aan.

Categorieën
Verhalen van de berg

School!

Januari 2007. We plukken Bloem en Chaia van school om op reis te gaan. Snikkende klasgenootjes op de dijk. Dunya, drie jaar, kijkt geïnteresseerd toe vanaf de achterbank van de Landrover.
De nieuwe school heet Wereldschool. Er wordt gewerkt op stranden, in het oerwoud, in de woestijn, omringd door dieren of door heel veel zwarte kindertjes, die vechten om de gebruikte boeken. En bijna altijd in de brandende zon.
Lente 2009. Terug in Europa maakt Bloem voor de Wereldschool de citotoets – ik zit ernaast met een stopwatch en een berg dropjes. En Dunya leert lezen via een eng wezentje dat Boekiewoekie heet en in een letterhuis woont.
En nu…
Er is weer een echte school. Bloem en Chaia hebben er zin in. Nieuwe schriften, boeken, nieuwe vriendinnetjes. Dunya, ons blonde zigeunermeisje van zes, interesseert het allemaal niet zo. Zij kent het fenomeen school alleen uit boeken.
Hoe zal dat gaan?

Strenge gnoom

Op de middelbare school van Bloem loopt driekwart van de kinderen in een joggingpak. Waarom is dat? Gemakzucht, geldgebrek, een uncool statement? De juffen daarentegen lijken allemaal op mijn zus, die ook juf is: artistiek gekleed en met leuke tasjes. Bloem krijgt zo’n leuke juf als mentor. Dat scheelt, het is net alsof ik haar bij mijn zus achterlaat.
De juf van Dunya is het misvormde spiegelbeeld daarvan: een hele strenge gnoom. Is dat goed of juist niet voor dit meisje dat voor het eerst sinds maanden weer schoenen (en kleren) aan heeft?
Chaia tenslotte wordt helemaal alleen in een bankje vooraan geplaatst. Daar zit ze dan, onze kleine én grote dochter van tien. Ilco en ik pinken een sentimenteel traantje weg als we de school uit lopen.
Eenmaal thuis vind ik overal sporen van Dunya. Onderbroeken, speeltjes, mooie veertjes. Ik krijg haar niet uit mijn hoofd. Steeds maar weer dat beeld van een vogel in een kooi. Nu hebben ze pauze, nu eten ze samen warm in de comedor, nu stappen ze op de schoolbus… daar zijn ze!!!

Chaia juicht: ‘Ik had een 1 voor mijn taaltoets en een 3,5 voor mijn rekenen. Maar Carmen vroeg of ik naast haar kwam zitten en nu zijn we vriendinnen!’
Bloem vertelt alsof het de gewoonste zaak van de wereld is over de stomme taaljuf die vroeg wie er allemaal zigeuner waren. En dat er een kind in de hoek moest staan met zijn gezicht naar de muur. ‘Maar de wiskundeleraar is de liefste meester ooit.’
Dan komt eindelijk ook Dunya de heuvel op geklauterd. Met één beweging (zoals alleen Dunya dat kan) gooit ze haar rok, shirt, onderbroek en schoenen uit. ‘Hoe was het?’ vragen Ilco en ik, we willen de woorden wel uit haar mond trekken.
Dunya haalt haar schouders op. ‘Alle grote jongens gingen me optillen in de pauze, maar ik heb ze gewoon een klap gegeven.’ Ze grijpt de poes, plant hem in haar poppenwagen en verdwijnt naar buiten. De boeren zijn amandelen aan het oogsten. 'Bloem, Chaia, kom mee!' 
Niet veel later hangen onze dochters alledrie in de bomen. Koekjes, thermosflessen, Spaanse oma's erbij. De school is op slag weer heel ver weg.

Categorieën
Verhalen van de berg

De tandarts met de zachte handjes (griezelige mannen op de Spaanse campo deel 2)

Bij een nieuw, echt leven hoort ook een nieuwe tandarts. En de tandarts in Montefrio is de allerzachtste die ik ooit ben tegengekomen.
Ik kom binnen en hij geeft me een handje. Zo’n handje als ik altijd wantrouw: zonder te knijpen. En dan is de huid ook nog eens babyzacht. Ik ben meteen bezorgd.
En terecht. Deze tandarts kan iets heel knaps: in je mond werken zonder hem aan te raken. Hoogstens streelt hij teder langs je lippen. Of hij aait het opspattende water weg met een heel zacht lapje. ‘Twee gaatjes,’ prevelt hij. Ik moet terugkomen en maak me zorgen: in Moord in de jungle heb ik kwaadgesproken over een tandarts. Daar word ik nu vast voor gestraft.

Abre los ojos

De tandarts begroet mij met zachte herkenning. In elke zin, slaagt hij erin het woord ‘Anna’ te gebruiken. Eerst wordt mijn mond gevoelloos gesprayd. ‘Cierre los ojos, Anna’ (sluit je ogen Anna). Ik voel niks meer maar de echte verdoving moet nog komen. En, echt waar, nog nooit duurde een prik zo lang. Ik zie alsmaar die spuit in mijn mond. Doet de tandarts het zo traag, dat spuiten? Of is de verdoving zo groot? Ik word bang. En duizelig, met hartkloppingen. Dit is het dus, De Wraak van de Tandartsen. Helemaal in Montefrio. 
Vijf minuten later (of is een half uur?) is de spuit eindelijk leeg. Ik slik alsnog een mondvol gif door. Het vullen van het gaatje duurt daarna zeker veertig minuten. Cierre la boca Anna, (sluit je mond, Anna)’ fluistert de tandarts in zacht Andalusisch. ‘Abre, Anna. Cierre, Anna.’ Ik verzink in een soort meditatie – en de tandarts met mij. Af en toe zie ik hem minutenlang in de verte staren, een of ander apparaat in mijn mond heel zachtjes heen en weer bewegend. Abre, Anna. Cierre Anna. We zweven weg.
Toch nog onverwacht is het afgelopen. ‘Abre los ojos, Anna.’ Ik ben er nog! Duizelig en met een totaal verdoofde mond spring ik uit de stoel. Wat is het leven mooi en fijn. ‘Klaar!’
De tandarts glimlacht zonder te lachen. Hij schudt zijn hoofd. ‘Nu dat andere gaatje nog, Anna. Kan je maandag terugkomen?’

Categorieën
Verhalen van de berg

De toekomst van het kinderboek

Zaterdag gaan allemaal schrijvers en uitgevers in de Openbare Bibliotheek van Amsterdam praten over ‘de toekomst van het kinderboek’.  Het gaat ondermeer over ‘de almaar groeiende hoeveelheid kinderboeken en het grote aantal boeken dat in series verschijnt’ (zoals bijvoorbeeld de serie Rugzakavontuur van Leopold).

Vanuit Spanje mijn reactie.

Koken en schrijven

‘Er zijn veel te veel restaurants. Waarom krijgen al die koks in spe steeds maar weer hypotheken van de bank? En dan al die ketens! Al die koks koken maar volgens een vaste formule en het ergste is, de mensen eten het nog op ook. Zo gaat er natuurlijk niemand meer naar een sterrestaurant!’

Waarom klinkt dit raar? En waarom klinkt het wel plausibel als je voor ‘kok’ het woord ‘schrijver’ invult en voor ‘restaurant’ ‘kinderboek’?
Ik ben dol op koken. Ik verslind recepten en als ik ergens iets geweldigs eet, probeer ik altijd uit te vogelen hoe het in elkaar zit. Ik hou ook erg van restaurants en voor eentje met een ster rijd ik graag een flink eind om. Zelf sta ik vaak uren in de keuken en verzin nieuwe combinaties. In een ander leven, was ik vast een restaurant begonnen. Maar geen sterrestaurant. Liever een goede brasserie, waar lekker veel mensen kwamen. Veel verschillende mensen ook. Alle tafels vol en al het eten op – dan was het een goede avond. En wanneer de mensen mijn restaurant een klein beetje anders zouden verlaten dan ze binnen waren gekomen. Gesterkt, verbaasd, verliefd, hard lachend of stomdronken van teveel stevige wijn… allemaal goed.

Maar ik ben dus schrijver. Kinderboekenschrijver. Want ik hou nog meer van schrijven dan van koken. Van schrijven – en van gelezen worden. Dus ben ik blij als ik fanmail krijg en blij als mijn uitgever een boek van mij in een display op de toonbank zet zodat ik er meer van verkoop. In mijn hoofd zingen voortdurend verhalen. De Engelse schrijver Philip Pullman heeft het eens mooi omschreven. Hij zegt: een schrijver is een visser in het donker. Hij zoekt de beste plek op, pakt zijn lievelingshengel en gaat zitten wachten. Heel stil. Soms duurt het een tijdje. Een vis kan bijten, maar ook weer loslaten. Vaak gebeurt er helemaal niks, maar soms ook een klein wonder. Dan heb je je verhaal te pakken.
Af en toe vraagt de uitgever mij om een boek in een bepaalde serie te schrijven. Dan vis ik, om met Philip Pullman te spreken, op een wat andere plek. Ik zoek een verhaal op dat bij de serie past. In de beperking zit dan de uitdaging.

Om bij de analogie te blijven: ik hoef geen Michelinster. Natuurlijk wil ik dat iemand als Johannes van Dam bij me komt eten en een inspirerend stukje schrijft – zolang hij maar begrijpt dat hij niet bij de Bokkendoorns te gast is. Misschien komt het omdat ik in Spanje woon, niet bepaald een erg culinair land. Een eerlijke keuken, met pure ingrediënten, zo zou je het kunnen omschrijven. Geen sterren hier dus. Soms mis ik dat wel, dan verlang ik even verschrikkelijk naar het culinaire mekka van Amsterdam. Maar vaak ook gaat er niks boven een goudgele paella – met flink veel liefde gemaakt!

Categorieën
Verhalen van de berg

Een hele enge man

Ik vind apothekers eng. Een soort nepdokters. Misschien zijn het die witte jassen, ik weet het niet precies. Maar ik ga er niet graag heen. En zeker niet als het ook nog allemaal in het Spaans moet. Wratjes, dat was het deze keer. Een kind met wratjes. Ik had het vantevoren keurig opgezocht. Veruca. Dat was makkelijk want het deed me aan Veruca Peper denken, uit Sjakie en de chocoladefabriek.

Veruca

Een beetje gegeneerd boog ik me naar de heftig zwetende apotheker. ‘Vercuas?’ schreeuwde hij enthousiast. Alle andere wachtenden keken nieuwsgierig op. ‘VERUCAS? Bedoel je dit soort?’ Hij drukte een nat en inderdaad wrattig handje onder mijn neus. ‘Of meer zo?’ Hij ontblootte zijn hals en toonde me een trits steelwratten van jewelste. ‘Gewoon, op de voet,’ mompelde ik. ‘O ja, hoe groot? Het is belangrijk dat je weet wat voor soort wratten het zijn. Hoe groot? Zoiets? Zo? Of meer zo?’
Volgde een heel verhaal over de behandeling, waarbij de apotheker om het te verduidelijken voortdurend in zijn eigen wratten kneep. ‘En dan haal je ze zo, hoep, weg!’ De apotheek stond inmiddels vol met mijn nieuwe dorpsgenoten, die allemaal zogenaamd niet luisterden. 
‘Hier is een middeltje. Open het, ja open het. Schroef het dopje erop. Test het!!!’ Het ontbrak er nog maar net aan dat ik de apotheker ter plekke zou moeten ontwratten. Ik voelde inmiddels griezelig veel verwantschap met de echte Vercua Peper, die steeds groter en groter wordt als een reusachtige kauwgumbel.
En toen moest ik over het andere probleempje nog beginnen. Een kind met wormpjes in haar poep. Op het moment dat ik het woord ‘larva’ fluisterde, wist ik al dat het mis was. ‘Larvas? LARVAS??? Je bedoelt….’ De apotheker bukte en trok een reusachtig denkbeeldig iets uit zijn achterste.
Dat was het moment dat ik, net als Veruca Peper, uit elkaar plofte. Ik ga daar nooit meer naar toe. NOOIT MEER.

Categorieën
Verhalen van de berg

Flamenco!

Vrouwen die keihard op de grond stampen en tegelijkertijd uiterst elegant met hun handen bewegen. Mannen met gitaren en stemmen als de muezzin in de moskee. Geklap en getapdans, superstrak en in onmogelijke ritmes. En al die jurken! Decolleté, slank in de taille en duizelingwekkende rokken die je –hup- naar achter kunt schoppen. De ultieme meisjesdroom.
Ik weet waar je ze kunt kopen in Granada. Die echte jurken. Ik wil er één, nu!

Diva

Ilco en ik zitten in de tuinen van het Alhambra onder een sterrenhemel te kijken naar Cristina Hoyos, een van de oudste flamenco-diva’s, die in 1992 nog de sterren van de hemel danste op de opening van de Olympische Spelen in Barcelona. Zo wil ik ook wel 64 worden. Zo’n goede zigeunerin met haar tot op haar billen. Cristina heeft het goed bekeken, telkens als zij een solo heeft, laat ze zich omringen door van die fijne mannen met lang haar en stierenvechtersbroeken. Je verwacht dat ze elk moment haar kristallen bol tevoorschijn haalt, zo hekserig is ze. En tegelijkertijd danst ze zo verleidelijk als de duurste hoer. Ah, flamenco! Het is waar wat ze zeggen, het is meer dan muziek en dans. Flamenco is een leven. Een leven, dat hier in Andalucia nog volop wordt geleefd. Iets met passie uiteraard, en met nergens bij horen. Met een-op-een emotie. Want dat zingen, dat is dus eigenlijk gewoon gillen. Ik krijg er enorm zin van om het zelf te doen. Misschien zo in de auto terug…

Van flamenco word je sterk, zelfs door er alleen maar naar te kijken. En hebberig. Want ik heb het inmiddels helemaal bedacht. Dit jaar kan ik niet naar het kinderboekenbal want dan is mijn moeder hier. Maar volgend jaar wel. En bij een bal hoort een jurk, toch? Ik moet dus wel naar die winkel. Nog een jaartje dromen en een beetje oefenen met dat stampen. En dan… dan ga ik dansen in zo’n jurk!

Categorieën
Verhalen van de berg

HOY

Viva la vida is denk ik het Spaanse equivalent van het Italiaanse dolce vita. Zelfs op een pak maandverband staat met koeienletters: HOY, tu vida es hoy. Hoy betekent ‘nu’; dit is Eckhart Tolle op basisniveau zeg maar.
Het gaat dus zo. Mijn buurvrouw Belen belt op of we komen eten. Leuk, wanneer? Nou, NU dus. En dan staat er een lange gedekte tafel op het erf, vol met zelfgeslachte kip en groenten van het land, want het zijn boeren, die buren van ons. Nadat ze ons elke dag een kist tomaten kwamen brengen (het is nu dus tomatentijd) ben ik ook in een boerin veranderd. Heel erg Emil van de Hazelhoeve, hoe ik in de keuken in de weer ben met tomatensap, tomatensoep, tomatensaus en tomatensalsa. Daarvoor hadden we de kersen, de perziken, de watermeloenen.
En de vijgen! Ons hele huis ruikt naar caramel, van de vijgen die overal liggen te verdrogen. Je glijdt er regelmatig over uit op de patio. De kracht van de vijg: ze zijn NU rijp en dat zijn ze maar kort. Maak onmiddellijk ijs, taart, vijgenbrood van ze.
En dat is dus ook heel fijn als het (nu) even niet lukt met het schrijven. Sorry, Isabel, Fay, Lucas, Jip en al mijn andere boekenhelden. De vijg is rijp…

Vijgenbrood maak je zo

Prak een stuk of 15 vijgen fijn met sinaasappelsap en –schil. Klop 2 eieren met wat suiker schuimig. Doe er de vijgenmousse bij en ook nog eens flink wat in stukken gesneden verse vijgen. Roer er 200 gram volkorenmeel (ja, dat is even zoeken hier in de supermarkten), een zakje bakpoeder en zout doorheen. Doe in een broodvorm en bak in een onvoorspelbare Spaanse gasflessenoven. Grote kans dat het brood na een uurtje nog steeds lekker kleverig is. Eet het bij voorkeur met verse Montefriokaas (van schaap en koe).