Anna van Praag boeken en verhalen
Categorieën
Afrikareis

Bitter tegen

(Opatija, km 64105. Gaan we hier wonen: nee).
1978: Ik ben elf jaar en we zijn, heel exotisch, op vakantie bij de Plitvicer Meren in Joegoslavie. Mijn ouders en ik lopen door een turkooizen paradijs en zijn de enige bezoekers. Ineens komt er een jong stel de hoek om, in mijn herinnering beeldschoon en stralend. De vrouw is zwanger. ‘Dat is nou geluk,’ zegt mijn moeder. En ik denk: aha.
1989: Tien jaar later ben ik opnieuw bij de Plitvicer Meren. Nu met Ilco en een rugzak op onze rug. We zijn nu zelf dat stel. Maar ergens hangt al iets van onheil in de lucht. De mensen zijn zenuwachtig, op de vlucht als dieren voor een nog onzichtbare bosbrand.
Drie maanden later breekt de oorlog uit, precies bij die Plitvicer Meren. De rebellen vestigen zich in de dure hotels en maken alles kapot. De meren blijven mooi als altijd, maar wie kijkt ernaar?
2008: De oorlog is voorbij en ik ben, dertig jaar later, vlakbij de Plitvicer Meren die nu in Koatie liggen. Mijn eigen dochter is nu elf. Laat ik haar het paradijs zien en maak ik zo de cirkel rond?

Uit de rij

Kroatie definieert zichzelf door regels. Je opstellen in die bepaalde rij, parkeren daar, nee een halve meter naar voren, niet voorbij dat hek en ‘nee, mevrouw, u mag uw rij echt niet uit – dat is altijd het ergste wat u kunt doen: uit de rij gaan. Nu moet u voor straf blijven wachten tot iedereen voorbij is.’ We mogen niet meer koken op vuur of kooltjes, terwijl we speciaal daarvoor nog wel een keurige barbecue hebben gekocht. En als we veertig euro betalen om te kunnen zwemmen bij een mooie waterval, blijkt de val zelf afgezet met een touw. Wat heb je nou aan zwemmen bij een waterval als je niet eens onder de bruisende straal kunt duiken?

Wat missen we nu de zorgeloze vuurtjes en watervallen van Afrika! Als we een pak koekjes vinden dat nog uit Kenia afkomstig is, begint Chaia meteen te huilen en algauw zitten we allemaal te slikken.
Het is duidelijk we moeten hier weg. En zelfs die Plitvicer Meren laat ik zitten, veel te bang als ik ben voor het schrikbeeld van piketpaaltjes en verbodsborden in het paradijs. Soms kun je herinneringen beter intact laten.

Montenegro!

Maar Montenegro is prachtig en kent beduidend minder regels. We gaan hier zelfs, voor het eerst, een huis bekijken. Het ligt aan zee, bij een Italiaans aandoend dorpje waar ze zelf ham (prsut) en wijn maken.
‘Het valt me bitter tegen,’ verwoordt Dunya de algehele mening als we het huis betreden. Om even later te vragen: ‘Mama, wat betekent ‘bitter tegen’?’
Maar ze heeft gelijk, dit huis is het niet. Te klein en ook te ingewikkeld bereikbaar met boot en diverse vliegtuigen. Zo kunnen we onze vrienden en grootouders in Nederland niet makkelijk bezoeken – en zij ons ook niet. Dat is dus nóg een criterium voor ons nieuwe huis: goedkoop en snel bereikbaar vanuit Nederland. Anders hadden we net zo goed in Afrika kunnen blijven.

Categorieën
Afrikareis

De jurk

(Tirana, Albanie, km 63305. Gaan we hier wonen: nee, zie onder).

Amsterdam heeft hem, maar Fez niet. Nouakchott heeft hem zeker niet en Kumasi ook niet. Eigenlijk vind je hem bijna nergens in Afrika. Ik bedoel natuurlijk DE JURK. De ultieme, goedvallende jurk van mooie stof, die je als meisje af en toe gewoon aan moet. Ik had hem in Kaapstad verwacht, maar daar toch niet gevonden. Dat was raar en ook vervelend, want de jurken die ik bij me had begonnen, na vele wasbeurten op steen en dragen in de felle zon, inmiddels hun kleur en model te verliezen. Ik mailde een vriendin in Nederland of ze me niet een jurkje kon opsturen. ‘Ik zie weinig leuks in de winkels’ mailde ze terug en ik zuchtte. Ik zag niet eens weinig leuks, ik zag niks leuks. Ja, lange wikkelgewaden, waarin je (of in ieder geval ik) eruit ziet als een gebloemde moeke.
Pas in Addis Abeba zag ik voor het eerst iets dat op mode leek. Ik kocht een rok, ook fijn. En een (andere) vriendin uit Nederland stuurde een blauwe jurk van de Albert Cuijp, die helaas al snel van de waslijn werd ontvreemd.

Jurkenparadijs

Islam en de jurk gaat ook al niet samen. In Isfahan heb je een ware jurkenpolitie. Mannen die streng controleren: niet te kort, niet te strak, niet te bloot. Dat betekent broek onder de jurk en dat lukt natuurlijk alleen maar als je superslanke, lange benen hebt. Anders is het gewoon geen gezicht. De jurken in Aswan, Egypte, waren van vreemde prikstof, onelastisch ook. Zag er leuk uit in de etalage, maar verder totaal ondraagbaar. Ik denk dat ze daar ook eigenlijk niet voor waren bedoeld. De jurk was hier een soort tijdschrift, waar meisjes met hoofddoeken verlangend en geïnteresseerd naar konden kijken.
Maar in Istanbul vond ik een soort Kalverstraat, met echte jurken. En Thessaloniki was een waar jurkenparadijs. In de hippe eetkeukens en kunstenaars-pakhuizen zag ik overal leuke meisjes in leuke jurken – hier ogenschijnlijk onder het goedkeurend oog van de baardige geestelijken.
Dus nu heb ik er ook weer vier: een zwarte, een zilveren, een van gekleurd satijn en een met jarenvijftig-ruitjes. Die zilveren jurk heb ik in stijl ingewijd: al dansend in een nachtclub aan de Bosporus. En ik weet inmiddels een nieuw criterium waar onze volgende woonplaats aan moet voldoen: je moet er binnen een straal van dertig kilometer een behoorlijke jurk kunnen kopen.

Berenbergen

Albanie voldoet alvast niet aan het jurken-criterium. We trokken door het noorden van Griekenland, over de groene berenbergen, en toen werd de snelweg ineens een landweggetje. Dat was Albanie. We zagen brokkelige oude dorpjes, veel mooier eigenlijk dan het volledig gerestaureerde Griekenland, maar ook overal lelijke flats en schreeuwerige villa’s, de knalgele, knalgroene en knalpaarse verf nog nat. Albanie wordt in noodtempo ontbost en volgeplempt, en het is zeker niet meer de plek waar een boze tovenaar zich maandenlang in de bergen kan verstoppen. De mensen hebben er vierkante gezichten (‘Frankenstein-hoofden’ volgens Ilco) en de jurken maken het er niet beter op: onmodieus, rare stof en gecombineerd met erg foute tassen.
Op naar Kroatie dus!

Categorieën
Afrikareis

Stoere meisjes

(Thessaloniki, km 62455. Gaan we hier wonen: nee, er is wel een internationale school – en die zee natuurlijk, maar het is te afgelegen en tegelijkertijd te druk. Wel een hippe stad trouwens.).

Ik ben dol op stoere meisjes. Kijk er mijn boeken maar eens op na: Stella uit de Kroonverhalen, Laura uit het Heksenhotel. En nu is het weer Isabel Snoek, een meisjes-detective, die ik ongeveer een jaar geleden op het spoor ben gekomen. Ik sta met haar op en ik neem haar mee naar bed. Samen met Chaia heeft ze een Hyves-pagina en een eigen hotmail-account. En over ruim twee maanden ligt haar eerste boek in de winkel!

Vijf jaar!

‘Hebben jullie geen zoons?’ Het is ons deze reis al zo’n keer of honderd gevraagd, vaak op wat meewarige toon. Ik snap dat niet, want aan stoere meisjes geen gebrek. Jongens zijn meestal aan het voetballen, maar meisjes doen van alles: meehelpen in huis, meehelpen met geld verdienen, toeristen uitvragen… ‘Hello, where do you come from?’ Het zijn bijna altijd de meisjes die als eerste op ons af durven komen.

En het stoerste meisje aller tijden is natuurlijk onze eigen Dunya. Deze week was ze jarig. Toen we op reis gingen, was ze een peuter van drie, nu een schoolmeisje van vijf. Wat doet het met je als je meer tijd van je leven wel dan niet hebt gereisd?
Dunya is in ieder geval superonafhankelijk. Ze gaat overal op af – taal geen problem- duikt in elke zee en klautert over elke rots. Spelletjes kunnen haar niet woest genoeg zijn en glijbanen nooit te lang. Vaak zijn we haar kwijt en dan fietst ze ineens weer voorbij op een fiets die ze ergens gebietst heeft. Meestal bloot. Ook motorrijders versiert ze onmiddellijk, zodat ze in haar leven nu al meer op motors heeft gereden dan ik. Als we haar een paar regels proberen te stellen, zegt ze ongelukkig: ’Het voelt alsof jullie me van kooi naar kooi tillen.’ Maar ja, je kunt nu eenmaal niet overal met blote billen en blote voeten rondlopen…
Wilde Dunya. Mooie Dunya. Nog steeds wordt ze door iedereen – nu weer de Grieken- behandeld als een engeltje en aaien ze haar voortdurend over haar blonde haar. Ze moesten eens weten dat ze eigenlijk een kleine leeuw aaien.

Spijbelgevoel

Hermes, de God van de dieven en de reizigers, heeft ons nu dus naar zijn eigen Griekenland gebracht. Het voelt als spijbelen: iedereen in Nederland begint weer met werk en school en wij trekken vrolijk door een land waarvan ‘vakantie’ toch associatie nummer 1 is. Liggen we zomaar weer op een prachtig zandstrand in een of andere baai mensen te kijken (bijna allemaal te dik, bijna allemaal met een kruisje om hun nek en, warempel, we zien na een half jaar weer zoenende paartjes).
De zee zelf is blauw en lauw en vriendelijk. En op Dunya’s verjaardag komt er zomaar een groep dolfijnen voorbij, net als bij Bloem drie maanden geleden. Ook dolfijnen houden zeker van stoere meisjes.

Dag opa en oma!

Niet huilen… Tot ziens in Nederland!

Categorieën
Afrikareis

Destination unknown

(Istanbul, km 61555. Gaan we hier wonen: nou nee… we willen geen stad en al helemaal niet zo’n enorme).

Nederland leeft inmiddels flink mee met mijn getwijfel over waar we gaan wonen:
‘Net terug uit China heb ik het paradijs gevonden… in Wassenaar.’ (vriendin van Ilco).
‘Net terug van een wereldreis heb ik het paradijs gevonden… in Naarden.’ (onbekende webloglezeres).
‘Als ik de ganzen over het Kinselmeer zie vliegen, denk ik vaak ach, mooier bestaat niet. Al word ik ook tot tranen geroerd in de woestijn.’ (mijn oom die in Marokko heeft gewoond).
‘Komen jullie echt echt echt niet terug naar het gouden Durgerdam? Echt niet?’ (mijn moeder).
‘Als Anna zich niet vestigt in Durgerdam, is het slecht voor haar hart’ (aurareader Manita).
‘.. leaving for a destination still unknown, somewhere nobody must have beauties at all..’ (volgens de mp3 van trouwe buurvrouw Marjolein).
‘Ieder mens heeft zo zijn paradox. Die van jou heet ‘de gekooide zigeunerin’’ (mijn vader).

The beauty that dances

Istanbul is een goed tussenstation tussen oud en nieuw. Alle paradoxen van de wereld bestaan hier al. Ikzelf ben vooral gefascineerd door de derwisjes. ’s Avonds kabbelen de klanken van zachte soefimuziek rond de moskees en zie je deze wonderlijke monniken her en der dansen op de terrassen. We gaan ook naar een echte ceremonie, in een verborgen hal van een oud station. De derwisjen gooien hun zwarte lap af en daarmee het wereldse en beginnen dan te draaien en te draaien. Zo wervelen zij zich letterlijk naar Allah. Eén hand omhoog, de andere is naar het aardse gericht. Na een tijdje wordt het een soort hypnose.

En het werkt, ook voor mij! ‘Als je lang genoeg draait, kom je vanzelf omhoog,’ vat Ilco soepel samen. Dat is nog eens een opsteker! En bovendien: je kunt dus zelfs ingetogen met God dansen middenin hartje Istanbul – tussen de woest toeterende taxi’s, schreeuwerige uitverkoopwinkels en duizenden voortsnellende voorbijgangers. In de woorden van de dichter Rumi:

‘I am at home wherever I am
And in the room of lovers
I can see with closed eyes
The beauty that dances.’
.

Moed

De ouders van Ilco zijn ook naar Istanbul gevlogen, tot grote vreugde van de meisjes. Ze hebben een chic hotel voor ons geboekt. Het personeel heeft moeite zijn gezicht in de plooi te houden als we daar komen binnenzetten: blote voeten, gaten in kleren (ondermeer, heel erg, in mijn favoriete little black dress), kapotte schoen (Ilco) terwijl we uitroepen: ‘Voorzichtig, die koffer moet u andersom houden, anders valt alles eruit. En de rits van die computertas is ook kapot.’

Aan het eind van deze week hebben we nieuwe koffers met drop, pindakaas, stroopwafels en hagelslag erin en allemaal fijne Istanbulse confectie, waaronder nieuwe Puma’s en geen zwarte maar een zilveren jurk. En zelfs nieuwe derwisj-moed. Bloem, Chaia en Dunya komen, al rondjes draaiend, het hotel uit. We zijn klaar voor Europa en met Zeerover varen we de Zee van Marmara over.

Categorieën
Afrikareis

Eeuwige liefde

(Troje, km 606855.
De Thracische kust van Turkije; gaan we hier wonen: nee).

De grote held Achilles en de dappere Amazone Penthesileia komen elkaar tegen op het slagveld van de Trojaanse oorlog en de Oorlogsgod vertelt hoe dat ging:
Ze staarden elkaar met wijd open ogen aan, middenin het strijdgewoel.
‘Zie je dat niet?’ zei Aphrodite. ‘Die twee zijn voor elkaar gemaakt. Alleen zijn ze ook elkaars vijand.’
Om ons heen lieten Grieken, Trojanen en Amazonen het leven. Penthesileia en Achilleus leken buiten de tijd te staan. Maar dan moet ik erbij zeggen dat voor Goden tijd niet hetzelfde is als voor mensen. Vanuit het oogpunt van Goden duurde de liefde van Penthesileia en Achilleus eeuwig, al verliep er niet meer tijd dan nodig was om een speer op schouderhoogte te brengen. Eeuwig is niet meer of minder dan voorgoed onveranderlijk.’
(Imme Dros)

Odysseus

Elke avond lees ik voor, waar we ook zijn. Soms bij tl-licht, soms bij het kampvuur, soms diep weggedoken in de daktent. Bloem en Chaia (en ook Ilco en Dunya) zijn een dankbaar publiek: rode wangen, schitterende ogen: ‘Ga verder mama, alsjeblieft…’
En nu lezen we over de Trojaanse oorlog, die hier plaatsvond. In Pension Odysseus, waar in plaats van een bijbel of koran Homerus op het nachtkastje ligt, zijn we (goede timing) precies bij de list van het paard beland. Het is alsof we daardoor nieuw leven inblazen in deze hele kust, die vooral van de vissersmannen en – vrouwen is en niet zo weelderig en toeristisch als die meer naar het zuiden.

Ondertussen heeft deze week een zwart randje: drie jaar geleden stierf rond deze tijd ons neefje Jeroen. Ook op het slagveld: dat van de puberteit. En ook door een fatale liefde. In zijn geval was hij verliefd geworden op de dood zelf. Mooie, dappere, domme Jeroen. Zijn ouders en vrienden wonen nu in de ruines van wat eens zijn schitterende leven was.

Familie

Als we niet op reis waren, zouden we deze week natuurlijk in Nederland zijn, bij Jeroen’s ouders en opa en oma.
Soms is het bizar om zo los van alles te leven. Wat betekent het dat we er niet zijn om te troosten? En vorig jaar ook al niet? Wat betekent het dat we dat andere neefje, de kleine Ilja, nog nooit in onze armen gehad hebben, ook al is hij nu al één jaar? Kunnen we zomaar in een ander land gaan wonen en toch verbonden blijven met onze vrienden en familie in Nederland?

Soms pieker ik daarover. Er komt zoveel meer kijken bij een droom van ‘op een mooi plekje in Italie gaan wonen’.
Oude vriendschappen worden natuurlijk anders, maar ik hoop ook intenser. Want onze ouders en vrienden komen straks in ons droomhuisje misschien wel een hele week langs, in plaats van alleen een avondje zoals vroeger.
Welke liefdes duren eeuwig?

Het Paard

Troje 2008

Categorieën
Afrikareis

In het diepe

(Selcuk, km 60335)
De Aegeische kust van Turkije. Gaan we hier wonen: nee).

Annemijne is weg, we zijn weer alleen. Bloem heeft meer tranen vergoten dan de hele reis bij elkaar. En ook mij is het vreemd te moede. Want nu begint het grote zoeken. Anderhalf jaar en zestigduizend kilometer verder, zijn we weer bij ons startpunt: de Middellandse Zee.
En nu wordt het zolangzamerhand eens tijd om de sprong te wagen en op jacht te gaan naar een echt huis. Een huisje om te schrijven, te dromen en op te groeien. Ons huis in Durgerdam is verkocht, we zijn per ongeluk toch al uitgeschreven uit Nederland, dus de wereld ligt voor ons open. En stiekem verder reizen is uitgesloten, want Bloem moet over een jaartje toch echt naar een middelbare school. ‘Ik verpest het wel voor jullie he?’ moppert ze.

Villa Kakelbont

Het zou ook hier in Turkije kunnen staan, ons huis. Af en toe zien we snoepjes van huizen met bloeiende bougainville en waterputten. ‘Mama, zullen we hier gaan wonen?’
Ilco en de meiden fantaseren er op los: het nieuwe huis moet aan zee liggen, bij een leuk dorpje, en vlakbij een goede school. Chaia heeft een soort villa Kakelbont in haar hoofd en wil per se een balkon. Bloem dacht meer aan iets van kleine steentjes en Dunya wil een glijbaan van haar kamer naar het zwembad. Ilco maakt een soort lijstje van punten waar het huis aan moet voldoen: natuur, ruimte, sfeer, een vliegveld dichtbij.
Alleen ik doe niet echt mee. ‘Het huis moet heel klein zijn,’ piep ik, ‘gewoon, een fijne patio met druivenranken waar je lekker kunt zitten.’
‘Een werkkamer,’ oppert Ilco.
‘Ach, ik schrijf overal wel.’
‘En wil je geen grote keuken, mam?’
‘Ja, nee, ja. Ach…’

Het sobere leven

Ik zie het nog niet voor me. Mijn huis is mijn Landrover en ik voel me juist bevrijd van extra spullen. Nellieke, de moeder van Annemijne, was het ook al opgevallen: ‘Jullie gooien niks weg.’ En inderdaad, kapotte zonnebrillen repareren we, plastic tassen (zo lang zo schaars) sparen we, de suiker wordt bewaard in een oude melkfles. We drinken met zijn allen uit een waterfles zonder glazen en eten met onze handen vanaf een grote schaal, nog op zijn Ethiopisch. En als je tussendoor honger hebt, wacht je maar even, of je scheurt een paar hompen van een droog brood. Dit is het sobere leven en het bevalt me best, al reizend langs de westkust van Turkije.
‘En hoe vind je dit oude vissershuisje?’ vraagt Ilco. Het is geschilderd in okergeel en lavendelblauw.
Ik kijk amper. ‘Het lijkt me beter dat onze dochters als tweede taal bijvoorbeeld Italiaans leren dan Turks,’sputter ik, ‘en ik woon toch liever in Europa.’
Ilco pakt de Lonely Planet van Italie er maar weer eens bij, terwijl ik me verstop in de auto om te gaan slapen. Middenin de nacht word ik wakker gemaakt: ‘Amalfi, dat wordt het!’

Wordt vervolgd.

Categorieën
Afrikareis

Blij dromen

(Antalya, km 59565)
In de bergen van Olympos zit een monster opgesloten. Het is de gruwelijke zoon van de oergodin Gaia: half draak, half gans en half paard. Je ziet de vlammen nog van alle kanten uit de berg lekken. We lopen in het holst van de nacht met alle meisjes tussen het vuur door en gaan zitten op de hete stenen om monsterverhalen te vertellen. Bloem en Annemijne zitten dicht naast elkaar te luisteren, met grote ogen in de nacht. Ze hebben allebei een roze sjaal met spiegeltjes om en dragen elkaars jurken. Af en toe weet je niet meer wie wie is.

Het Geluk

Bloem en Chaia en hun vriendinnen Annemijne en haar zus Elsemieke die helemaal uit Nederland zijn overgekomen, hebben met zijn vieren hun eigen boomhut. Het is er een enorme rommel van kleren, boeken en grote flessen shampoo. ’s Avonds rennen ze met z’n allen gillend bloot naar de wc, ook al hebben ze net nog geplast, en ze zijn maar een heel klein beetje bang voor weerwolven.
En vlak voor ze gaan slapen vertellen ze elkaar over ‘Blij dromen’: het ultieme virtuele pretpark waar je naar binnen glijdt op een roze glijbaan, rondrijdt in een aardbeienkarretje en een kijkje kan nemen in ‘Het Geluk’ dat voor iedereen anders is. Bij Annemijne is het een heerlijke, zonnige weide vol klavertjes vier, bij Chaia een oosterse markt en Bloem is er nog steeds niet geweest, omdat ze maar op die glijbaan bleef spelen. ‘Dan ga je van lucht naar water en je komt uit in de Droomzee’. Je kunt ook een ritje maken in De Liefde, een speciaal soort achtbaan. Elsemieke gaat er in met haar verkering, Annemijne doet een rondje met favoriete knuffel Flappie. Er is zelfs een ‘Stairway to heaven’ in Blij Dromen, dat is de dood, maar daar staan alleen maar oude mensen te wachten..

Witte dolfijn

We gaan ook varen op een blauwe piratenboot. Een heel stuk langs de aquamarijnen kust van Turkije. Drie lieve matrozen koken voor ons en steeds staat er weer een fijne gedekte tafel op ons te wachten. Vooral de thee vinden de meiden fijn; dan staat er zomaar een reusachtige schaal vol koekjes, die toch elke keer weer razendsnel leeg is.
De boot brengt ons van de ene idyllische baai naar de andere.
‘s Nachts slapen we op het dek onder de sterren. En als de zee een beetje te wild wordt, blijken de opgediepte reisziektepilletjes zo krachtig, dat de meisjes uren voor Pampus liggen. Elsemieke vraagt er nog steeds om. ‘Dan kan ik zo lekker slapen.’
Maar meestal is het water glashelder en zwemmen de meiden om de boot en speuren naar schildpadden en dolfijnen. Het favoriete waterspelletje is hier ‘de witte dolfijn’ en dat heeft iets met blote billen te maken.
Ik kijk naar die vier blonde, bruine meiden zo op de grens van klein en groot en mijn hart krimpt om het naderend afscheid, en omdat je wilt dat ze altijd, altijd, altijd zo gelukkig blijven.

De Liefde

Bloem en Annemijne

Categorieën
Afrikareis

Het wilde westen

(Olympos, km) 59480

Turkije is half. Half Midden Oosten, exotisch en islamitisch. En de ander helft hoort allang bij Europa. Er loopt een grens die niemand ziet door Turkije, maar die je wel onmiddellijk ervaart. Zitwc’s; dekbedden in plaats van oude dekens op de bedden; prijzen die ineens vervijfvoudigen; MacDonalds; toeristen; korte broeken, rokken, blote schouders. Dat klinkt misschien gewoon, maar de eerste paar keer dat we het zien, gaat er echt een schok door ons heen. Zo bloot! Ook op het strand zijn de volledig geklede Turkse vrouwen ineens in bikini gehuld.
De auto’s hier zijn ook schoon en keurig en ineens valt onze Landrover vreselijk op: vies, gebarsten spiegel, verroest fietsje en andere zigeunerzooi op het dak, het reservewiel vastgesnoerd met spanbanden.
Er zijn ook dieven in het westen. In het oosten en zuiden natuurlijk ook, maar wij hebben ze daar niet ontmoet. Afrika gevaarlijk? De auto was altijd open en als je ergens een tas liet liggen, kwamen ze je nog achterna rennen. Een keer zat onze auto vol apen die ons brood opaten. Maar de laatste keer dat we echt beroofd waren was in Venetie. En nu dus weer – in West Turkije.

Een dief met een baard

Terwijl we bij een idyllisch terrasje langs de weg een drankje drinken, wordt in tien minuten een ruitje ingetikt. De oogst: rijbewijzen, autopapieren, 500 dollar. Ilco’s fotocomputer.

En, het allerergst, de persoonlijke spulletjes van de meiden. En ze hebben al zo weinig! Dunya bezit één tasje dat ze overal mee naar toe neemt. In dat tasje zitten haar schatten: plastic beestjes, kleine boekjes, een fotoboekje uit Nederland, stiften. Weg. Bloem heeft een verjaardagstas, met al haar cadeautjes van haar elfde verjaardag en tekeningen van haar vriendinnen erin. Weg. En dan nog de ‘naaitas’: allemaal lapjes en kleertjes voor de popjes, bloedig genaaid tijdens vele eindeloze autodagen. Het is een enorm geluk dat de popjes zelf er tenminste nog zijn; ze liggen kriskras over de grond stille getuigen te zijn van een waardeloze misdaad. De meisjes snikken vreselijk, Ilco en ik staan er alleen maar verbijsterd naar te kijken.

Het zoontje van het restaurant heeft ‘een man met een baard’ gezien en ook een auto die snel wegreed. Samen met hem zitten wij uren bij de militaire politie. Er worden vingerafdrukken gezocht en sporen. Een nichterige kolonel veegt wanhopig met een lapje zijn bezwete voorhoofd af, terwijl hij woest verklaringen typt. De AK47´s staan van alle kanten op ons gericht, maar dat is hier gewoon. Het jongetje dat getuige is, moet ook urenlang zijn verhaal vertellen.

Maar de dief wordt niet gevonden.

Ubbeltjes

Op een hippiestrand likken wij onze wonden in een boomhut, samen met Bloem’s grote vriendin Annemijne, die met haar moeder, zus en broer uit Nederland is overgekomen. Zeulend met enorme koffers komen ze aan en zeker de helft daarvan zijn boeken, vooral via de Wereldschool en de geweldige Liesbeth van Leopold. Nieuwe boeken! We worden meteen het gedicht van Han G. Hoekstra: ‘Bij de Ubbeltjes thuis is het altijd feest…’ Want die Ubbeltjes spelen, feesten, klimmen, gaan op avontuur uit, maar één dag per jaar is het doodstil: dan zie je overal een Ubbeltje liggen of zitten… met een boek. Dus mocht je naar Olympos komen, kijk dan op het kiezelstrand bij de rotsen, in een van de boomhutten, in de hangmat of tussen de spiegeltjeskussens van het restaurantje… als je daar iemand ziet lezen alsof de wereld verder stilstaat, dan zijn wij het!

Bloem en Annemijne

Volgende week meer over Annemijne.

Categorieën
Afrikareis

Road movie

(Antalya, 59360)
Plotseling blijkt dat het bevolkingsregister ons heeft uitgeschreven als bewoners van Amsterdam. Mensen die zo lang op pad zijn, tellen kennelijk niet meer mee en stiekem wil ik eigenlijk ook nergens meer wonen. Telkens als we een paar dagen op een plek zijn, krijg ik de neiging om alles in de auto te gooien en verder te gaan. Hele werelden trekken aan je voorbij; van weinig dingen word ik zo blij als van de road movie die reizen heet.
Neem nu de afgelopen week. Van de grens van Iran koersen we naar het westen. Dwars door de ruige bergen waar de Koerden wonen (politiecontrole en tanks om de haverklap). En over een meer, waar een spookboot op vaart. Alles zit erop: hutten, wc’s, een bar die open is, rijen met stoeltjes, maar de enige passagiers zijn wij. De auto staat in het ruim, naast een immense goederentrein die zomaar de boot op is gereden. Met een verlaten boot door een verlaten landschap … zo moet de tocht over de Styx naar de Onderwereld voelen.

Abrikozen

En dan wordt alles lieflijk en oranje.
Het is abrikozentijd in Malatya en overal liggen velden vol te drogen in de hete zomerzon. Het is de ultieme boeren-zomeridylle. Een romantische film vol meisjes in bonte rokken, schorten vol abrikozen, oude omaatjes die vakkundig zitten te ontpitten, trotse landheren die her en der een vrucht plukken en keurend proeven, tentenkampjes van de hulpploegen in de schaduw van de boomgaard– dat zijn ook weer hele families- stoere jongens hoog in de bomen… en maar schudden en schudden totdat het overal abrikozen regent.

Onze dochters zitten algauw vakkundig mee te helpen. Rapen, pitten eruit en proeven natuurlijk. Kratten en kisten vol worden opgestapeld. Verse, gedroogde, ook een ‘speciale oogst’ die helemaal bruin is maar smaakt naar pure honing… nog nooit hebben we zoveel abrikozen achter elkaar gegeten. Als we uiteindelijk wegrijden, komen ze ons nog achterna rennen met tassen vol. De auto barst nu van de abrikozen en nog ver na Malatya eten wij kilo’s per dag.

Anton Pieck

Fairy chimneys – schoorsteentjes van feeën, zo noemen ze de vreemde rotsformaties in het maanlandschap van Capedocia, in het midden van Turkije. Ze staan overal en de meeste zijn bewoond. We gaan hier niet kamperen maar slapen in zo’n puntig rotshuis, in een schilderij van Anton Pieck. Dwergenkinderen spelen op straat en vanuit de verte klinkt wat Koerdische fluitmuziek. ’s Nachts zitten wij voor onze rots en zien hoe alles blauwig kleurt van een klein maantje. Overdag wandelen we door de vallei. Onze dochters klimmen hoog boven ons en vinden verlaten rotskerken van vroegere bergvolken.

Als er gevaar dreigde, doken deze mensen onder de grond. We bezoeken zo’n stad van acht verdiepingen diep, waar ze, als het nodig was, wel een half jaar konden leven. Als echte holbewoners kruipen wij door lange gangen en tunnels en Bloem leert een nieuw Engels woord: ‘claustrophobic’.

En dan krijgt de road movie een grimmig karakter. Want wat doen Ilco en ik, plus een klein jongetje, ineens in een politiewagen, omringd door militairen en AK-47’s? Je hoort het volgende week!

Gedicht van de week (door Chaia)

Vandaag ben ik vrolijk
Ik lach en ik zing
De ijsman rijdt langs
Met een vrolijk geting

Want de zon staat te schijnen
De bloesem die bloeit
Ik ben zo blij
In mei

Ik krijg een paar centjes
Voor schepijs op hoorn
De bloemen die geuren
Nergens een doorn

Want de zon staat te schijen
De bloesem die bloeit
Ik ben te blij
In mei

Ik kies bramensmaakje
En of het ook smaakt!
Ik duik in een meertje
Ik ben zwaar volmaakt

Want de zon staat te schijnen
De bloesem die bloeit
Ja, ik ben blij
In mei

Categorieën
Afrikareis

De prinsesjes en de smokkelaars

(Malatya, km 57747)

Ik droomde dat ik op de rug van een grote vogel de hele wereld over vloog. ‘Wie ben je?’ vroeg ik aan de vogel. En hij zei: ‘Ik ben je droom.’
Chaia

Op bezoek bij de Perzische prinsesjes die ons bij de Syrische grens geholpen hebben. Melina en Melisa. Onze komst veroorzaakt een explosie van tranen en opwinding. We worden volgestopt met eten en snoep, ze maken vijf bedden voor ons op in de woonkamer en hangen ons vol met hun eigen juwelen (die we later weer stiekem in de badkamer achterlaten).
Maar het huis blijkt uiteindelijk een paleis van droefenis.

Ik wil leven

Als ik Melina vraag of ze een vriendje heeft (ze is 22) schudt ze haar hoofd. ‘Het kan niet. Als je een jongen leuk vind, kan je hem spreken op de universiteit en misschien in een of ander koffiehuis. Maar nooit, nooit kan je ook maar een seconde met elkaar alleen zijn. De controle is overal. Je moet er niet aan denken wat er gebeurt als ze je betrappen met elkaars hand vast.’ Het wordt steeds erger, vertelt ze. ‘Ik wil een sluier dragen, want ik ben moslima. Ik houd van Allah. Maar zoals we ons hier moeten inpakken is verschrikkelijk. Zie je niet hoe ik erbij loop? Ik wil zo graag mijn eigen kleren kiezen, ik wil leven!’
Melina’s broer heeft het al helemaal uitgestippeld: ‘Op mijn tiende wist ik al dat ik hier weg wilde. Dus ik heb een studie gekozen met perspectief: hartchirurgie. Die kan ik afmaken in Azerbeidzjan. En als ik daar vijf jaar heb gewoond, krijg ik een visum voor Amerika, waar ze zitten te springen om een bepaald soort hartchirurgen.’
Zo ver is Melina nog niet. ‘Ik studeer nog. Ook medicijnen. Als het kan wil ik naar Europa, ik droom van Italie! Als ik wegga, betekent het dat ik voorgoed mijn land moet verlaten, waar ik zo van houd.’ En haar ouders, wat vinden die daarvan? ‘Die snappen ook wel dat het zo geen leven is. Straks gaat mijn zus verder studeren in Turkije, dan zijn we allemaal weg. Terwijl we zo’n hechte familie zijn. Ik zal zo verdrietig zijn, maar het kan niet anders.’ En ik zie dat Melina gelijk heeft: iets in die mooie ogen is helemaal uitgeblust. Het is alsof ze kijkt door een floers van 1001 gestolde tranen.

Smokkelactie

Dan is het tijd om Iran te verlaten. Ons visum verloopt, maar dat niet alleen. We zitten vol. Vol met beelden, vol met smog, vol met de verhalen van Melina.
En vol met tankjes diesel… Had ik al verteld dat de diesel in Iran gratis is? In Turkije, het andere uiterste, betaalden we voor een volle tank 120 euro. In Iran is dat 20 cent. Echt waar! Dus het is te verleidelijk om wat mee te nemen voor de lange reis door Turkije. Tweehonderd liter. De meisjes moeten er raar krap voor zitten, maar Ilco belooft ze een eenmalige zakgeldverdubbeling. Zo worden ze medeplichtig aan een smokkelactie. En die is nog best griezelig. De hele reis is onze auto maar een keer echt goed gecontroleerd, dus we zijn vol goede moed. Echter, bij het verlaten van Iran moeten we VIER KEER de achterbak openen. Eén keer gooit Dunya jolig haar Knor naar de man die net het laken van de tankjes wil wegtrekken. De man lacht en begint nu met Dunya te spelen. En zo gaat het steeds als door een wonder net goed.
Dan ineens roept een Turkse douanier: ‘Je bent vrij!’
Ik gooi mijn hoofddoek af en het voelt bijna obsceen.