Anna van Praag boeken en verhalen
Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Schrijven in pyjama

‘En in pyjama natuurlijk,’ zei de bekende collega. ‘Dat schrijft het lekkerst en het best.’ 

Er was een soort groepsinterview met studenten, het ging over schrijfrituelen. 

Met de hand

Meteen had ik een soort visioen van hoe door het hele land – in steden en dorpen en in boerderijtjes en flatgebouwen – ’s ochtends alle schrijvers zich verschansen achter hun respectievelijke computer of schrijfblok (bij hetzelfde interview zat een andere collega, die schreef al zijn boeken nog met de hand). Terwijl alle mensen met echte beroepen zich fris gedoucht en gekamd de deur uit haasten naar hun kantoren en hun collega’s op de werkvloer, blijven de schrijvers gewoon binnen om zich onder te dompelen in hun parallelle wereld. Dat doen ze dus zonder enige schroom in hun pyjama’s en nachtjaponnen, met ochtendjassen, dikke sokken en hun haren door de war en tanden ongepoetst, Grote kan koffie erbij, poes ernaast of op schoot, gordijnen dicht. Wat je ziet op het boekenbal is een schijnbeeld van de schrijver. Of nouja, op zijn best is het hoe de schrijver eruitziet als hij niet schrijft. Als hij even uit zijn hol komt.

‘Moet je dat of wil je dat,’ vroeg een slim kind, ‘schrijven in pyjama?’
‘Dat moet,’ zei de collega ernstig. ‘Als je gaat douchen, dan was je het weg.’
Ik snapte wel wat ze bedoelde. Schrijven gaat gewoon beter onder de vleugels van de nacht. 

 

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Aliens

‘Als ik ze twee uur lang bezit laat nemen van mijn lichaam moet er wel wat tegenover staan,’ zei de jongen.

Het blijft grappig hoe mensen met oortjes in vergeten dat hun telefoongesprekken niet meer privé zijn; dit hoorde ik voor de Albert Heijn.

Autonomie

Ging het hier om een of ander duister voodoo-ritueel, was de jongen in kwestie een hoer, een tester van enge medicijnen? Ik dacht er een tijdje over na en ook over hoe je bijvoorbeeld in ziekenhuizen de autonomie van je lichaam onmiddellijk kwijtraakt.
Toen ze een jaar geleden dachten dat ik kanker had (not), moest ik een punctie, dat is iets met een dikke holle naald. Daarna moest ik meteen weer mammografie in zo’n plet-apparaat. Ik zie me daar nog staan: duizelig, beurs en dan ook nog de hele tijd dat pletten. Want dat apparaat was dus stuk, dus het moest steeds opnieuw: meer naar voren, meer naar achter, van opzij. En maar pletten met dat ding, juist ook op de verse wond. Op een gegeven moment moest er iemand bijgehaald worden en ik hing daar ellendig en halfbloot tegen de muur aan, bibberend en trillend op mijn benen. 

Ik neem niemand iets kwalijk, de mensen van het ziekenhuis vonden het net zo stom als ik dat dat apparaat kapot was en die foto moest nu eenmaal. Maar ik weet wel dat het een wereld van verschil had gemaakt als iemand mij toen op dat moment even een niet-steriel zacht dekentje had gegeven. 

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Mijn groezelige stad

Op weg naar een expositie van een bevriend kunstenaar belandden we in de Jordaan.

Het was zondag en het regende niet. Natuurlijk waren er overal toeristen en lelijke winkels met tulpen en Delftsblauwe troep. Koffietentjes waar de koffie heerlijk maar wel vier euro is. Nog zonder havermelk. 

Smartlappen

Maar pal tegenover de Westerkerk was ook gewoon een Amsterdamse kroeg waar ze smartlappen aan het zingen waren. Allemaal gezellige bierbuiken en permanentjes begonnen net toen wij voorbijliepen aan André Hazes. Verderop was het huis van de man die viezige oude knuffelbeesten aan bomen en lantaarnpalen plakt. Ik ben daar nu best vaak langsgekomen, maar niemand haalt die beesten weg – of nouja, een klein beetje, maar niemand van de gemeente.
Het doet een beetje denken aan de brug bij mijn huis waar verschillende zwervers en junks wonen. Altijd ligt er wel een matras, of staat er een winkelkarretje met iemands hele hebben en houden erin. Het is een goede droge schuilbrug, lekker groezelig. De zwervers trekken zich niks aan van alle fietsers en voetgangers, het is ook een van de weinige plekken waar ik nog wel eens zo’n gedoetje zie met lepels en aanstekers eronder. 

Je moet een beetje zoeken. Maar in een binnenstad waar de ene na de andere woning gepimpt wordt voor expats met alle bijbehorende chic, kan je nog steeds overvallen worden door wat lokale authenticiteit en smerigheid. Gelukkig. 

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Schrikkel

Er zat een filosoofje in de klas.

Les geven. Huishouden. Zelfs eten en slapen. Soms voelt alles zo zonde van je tijd.

Een kerk met mijn oma erin

Van je schrijftijd bedoel ik dus. Het liefst zou ik wekenlang doorgaan op dezelfde roes, niet steeds opnieuw in- en uitchecken. Maar ja, dan kotst de kat weer op het kleed. Of is er een oudervergadering, een belastingaanslag, en je fiets met een slag in het wiel omdat een of andere sukkel eroverheen gereden is. Eigenlijk zouden we allemaal collectief 29 februari moeten omhelzen als een lege dag, een dag die eigenlijk niet bestaat en waarop je dus ook alleen maar dingen kunt doen die mooi, fijn en zinvol zijn.
Gisteren was ik met groep 8 een verhaal aan het plotten, om te beginnen hadden we het over de fictieve wereld van dat verhaal. Suggesties te over: ‘een oorlogsgebied’, ‘een oneindige hondenwereld’ (stel je dat eens voor, best eng!),  ‘een kerk met mijn oma erin’.
‘Het paradijs,’ riep een jongen en ik zoomde meteen in: hoe zag dat er dan uit, dat paradijs. Hij omschreef het een beetje als mijn ideale schrikkeldag: alleen maar mooi en rustig. 

Waarop die jongen achter in de klas (droomogen, donkere krullen) ineens zei: ‘En naast de mooie jonge bomen, staan dode, geknakte  bomen. Naast de mensen die fit en gezond zijn, zijn er mensen met het Coronavirus. Er is geluk en verdriet, precies tegelijkertijd.’  En terwijl wij dat met de klas nog een beetje aan het verwerken waren, maakte hij het glorieus af: ‘En dan heet die wereld: Balans.’ 

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

On fire

Dat je vriendin op afstand zegt: ‘Koop troost-lingerie voor jezelf.’
Dat je er langs dwaalt in de Bijenkorf en de stofjes voelt, de prijzen checkt, licht kwijlend (maar daar kan je niks aan doen).

En dat je het dus niet koopt want nouja dat geld. En wie weet hoeveel meer van dit soort afschuwelijke en onverzekerde paradontologische bezoekjes er nog gaan komen. 

Aanplakkinderen

Dat je de rest van de dag in de keuken. Met lekker veel paracetamol en staartjes wijn van de verjaardag, ook goed voor de troost, eerst de ene fles en dan de andere. Dat je in een prettige roes soep staat te brouwen met gember en kokosmelk, in je allergrootste pan. En zelf vegaburgers maakt, een hele plaat vol. Met gekaramelliseerde uitjes en tomatensalsa. Een paar kilo nieuwe aardappels met rozemarijn. En een grote caorrotcake voor toe.
Dat je ‘This girl is on fire’ staat te dansen terwijl je, nog steeds in benevelde toestand, de tafel dekt voor 1,2,3,4…12. En dat ze dan binnen komen druppelen, zoals elke dinsdag: alle kinderen en aanplakkinderen en daar weer de vrienden van. Dat je huis een paar uur wordt overgenomen, bruisend en kwetterend, totdat alle pannen leeg en het aanrecht vol. 

Dat je dan eindelijk mag gaan liggen met dat gemartelde hoofd. Je je realiseert dat als je dit niet elke dinsdag zou doen, je met gemak je hele lingerieverzameling kon vernieuwen. Maar dat – cliché, cliché –  je je nu toch rijker voelt. En o ja, dat degene die paracetamol heeft uitgevonden een Nobelprijs verdient.
 

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Na de tropen

Drieënvijftig,’ zei ik ferm, waarop de kinderen in de klas als op afspraak allemaal tegelijk begonnen te huiveren en geschokt hun handen voor hun gezichten te slaan. 

‘Hoe oud dachten jullie dan dat ik werd?’ vroeg ik toen ze eindelijk uitgehuiverd waren. Nou, ze dachten iets van drieëndertig.

Little women

Toen ik drieëndertig werd, was ik net uit het centrum verhuisd, had ik twee peuters aan mijn rokken hangen en moest alles gaan gebeuren: een gezin bouwen, een eigen bedrijf hebben, zelfs schrijver worden lag nog in het verschiet. Tropenjaren, noemde mijn moeder het, maar later in de tropen was het een stuk meer ontspannen.
En nu…
Twintig jaar verder maak ik momentopnames, kan mij die toekomst schelen. Dus was ik op mijn verjaardag de hele dag alles en iedereen ontzettend aan het koesteren. De oven vol met appelbollen. Het boek in mijn hoofd. Mijn bankrekening die dankzij de beurs rustig oogt. Maar ook mijn gouden bloesje, het glas champagne, de zon door de stoffige ramen.
En bovenal mijn dochters, mijn zus, de vriendinnen. Little women, gewoon in de Haarlemmerstraat. Dat je het in een doosje wil doen en dan snel de deksel erop. Heel goed bewaren en af en toe even kijken: ja!  Daar zijn ze hoor, allemaal. Hoera!

 

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

10.000 stappen en een hond

Nu de kantoorbaan even uit beeld is, kan het weer: lopen.

Ik schrijf, ik loop, ik schrijf, ik loop. Dat is nu een beetje mijn leven. En dat lopen doe ik dan vrij neurotisch met de stappenteller. 

Rondje Dam

Kan ik het ook lopen? Dat bedenk ik nu steeds en ja, negen van de tien keer is de fiets niet nodig. Dan wandel ik weer dwars door de Wallen (met de fiets nooit een aanrader qua hysterische drukte), dan weer het Westerpark in en  – uit aan de andere kant, dan weer op en neer door de Kalverstraat. Eigenlijk geldt: hoe meer mensen, hoe leuker lopen. Ik maak van alles mee, zie de raarste dingen gebeuren. Van een fraaie duinwandeling in je eentje word ik minder blij dan van ‘een rondje Dam’ op de late avond.
En dat doe ik dan, dat rondje, als ik overdag die 10.000 stappen niet heb gehaald. Ook als het regent, ook als het stormt. Dat is dus het neurotische van de stappendoctrine: je moet en zal ze halen. In ieder geval tot die allerlaatste kantoorpondjes weer weg zijn want dat is dus wel tof: ik val ervan af.
Gisteren overtrof ik mezelf. Ik was de Brouwersgracht op en neer aan het lopen in het holst van de nacht en ik verveelde me, voelde me zelfs een beetje unheimisch, er was echt niemand op straat.

Dement

Dus toen nam ik een hond mee, een denkbeeldige. Meteen werd het wandelen een stuk leuker. Bij elke hoek bleef ik wachten op mijn hond, het was een jonge Ierse setter. Ik lachte naar hem, schopte oude blikjes naar hem toe en paste op dat hij niet onder een auto kwam. 

Mijn dochters zullen zich op dit punt vast zorgelijk afvragen of ik dement aan het worden ben, ik geef ze geen ongelijk. Maar verder kan ik het iedereen aanraden: zo’n leuke speelse hond die niet poept en ook niet op een te klein huisje hoeft te wonen. Ideaal. 

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Mannen als je ze nodig hebt

Het is een dun laagje. Dat van de zelfredzame geëmancipeerde zelfstandige enzovoort vrouw van de wereld. 

Ik ben bijvoorbeeld extreem onhandig.

Vastgesecondelijmd

Neem dit: de poten van de stoeltjes maakten roestvlekken op de houten vloer. Dat deden ze al anderhalf jaar, maar pas toen iedereen begon te zeggen wat is er met je vloer aan de hand ondernam ik actie en wel: ik haalde van die viltjes met een plaklaagje voor onder de poten bij de ijzerwinkel in de straat. Die er natuurlijk razendsnel weer afvielen.
Nog weer een paar weken en tig roestvlekken later ging ik weer naar de ijzerwinkel (drie huizen verder) die me secondelijm gaf om de viltjes vast te plakken. Toen ging het pas echt mis.
Stel je deze situatie voor: ik begin met lijmen, leg de lijm even opzij en in no time zit het dopje op de tube vastgesecondelijmd. Niet los te krijgen.
Dus ik denk: ik knip die tube wel even door en laat de lijm eruit lopen op een of ander dekseltje. Gevolg: secondelijm aan lievelingsschaar, schaar geruineerd, deksel vast aan aanrecht. Plus: kennelijk vervliegt die lijm razendsnel dus ik begon als een idioot te lijmen. Met als resultaat allemaal halfgelijmde dopjes en al mijn vingers onder de secondelijm. Niet los te krijgen (de vingers dan, die fokking dopjes wel). 

Met lijmvingers googelen (waardoor lijm aan laptop) en alles geprobeerd dat ik las, van sopje met wasmiddel tot vijlen met de nagelvijl. Nog steeds aan elkaar vastgelijmde vingers. Tegen die tijd was ik zo hard aan het vloeken tegen de enige aanwezige (dochter) en schreeuwde ik dus dingen als: ‘Waar zijn de mannen als je ze nodig hebt? Zie je wel, je hebt echt he-le-maal niks aan ze.’ En nog veel meer van dat soort dingen.
De dochter trok één wenkbrauw op (dat kan ze) en zweeg wijselijk. 

 

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

House of Valentine

Hier in de straat is iets dat ‘House of Valentine’ heet.
Daar kun je met je date in vier opeenvolgende zones verblijven: the safe zone, the truth zone, the intimate zone en the free zone. 

Die mensen hebben het helemaal begrepen!

J en de zones

Na een enorm liefdesverdriet of eigenlijk nog tijdens kwam J in mijn leven. Die hield ik een behoorlijk tijdje in de safe zone. Rebound natuurlijk, helemaal niet eng.
Maar toen, onvermijdelijk, kwam de truth zone, daar glibber je zomaar in en dat was hard werken, voor ons allebei. Ik was nogal onverbiddelijk en genadeloos en ik legde alles op een weegschaaltje. Eigenlijk dacht ik altijd dat ik heel makkelijk was voor een man: sterk, positief, zo trouw als de neten – en ook nog goed kunnende koken. Laat ik daar dit van zeggen: misschien moest ik niet alleen mijn perceptie van wat liefde is herzien, maar ook die van mezelf. J hield zich kranig. ‘Je mag er tussenuit hoor,’ zei ik best vaak. Maar juist dan bleef hij.
En dan de intimiteit… die was er stiekem al vanaf het begin en die wordt dus alleen maar groter. Het is heel prettig in die derde zone. Zacht, licht, vrolijk. Ik wil daar nog heel lang blijven, geloof ik, samen met de man die het liefste in mij naar boven haalt. Laat die laatste zone nog maar even zitten. 

Af en toe loop ik over van liefde. Liefde? Licht.
Dat lees ik in Hoe groot is de liefde, over een ander soort liefde: studenten, driehoek. Maar ook over die zones, inclusief de laatste. Het is Valentijnsdag, mensen, lees het allemaal in Hoe groot is de liefde en steun de liefde – en mij!

 

 

Categorieën
Verhalen van een Amsterdams leven

Na de storm

Vroeg opgestaan. Gordijnen open, verwarming aan. Lichtjes en sfeervolle kaarsjes ook aan.

Kind wakker gemaakt. Ontbijt voor kind gemaakt, sinaasappeltjes geperst. Lunchtrommeltje voor haar vol liefde gestopt. Dagplanning met haar doorgenomen (‘dus hoe laat moet je eten voor voetbal? ‘wanneer ben je dan thuis bij een verkort rooster?’). Nachtelijke appjes van deze en gene beantwoord. Vaatwasser uitgeruimd. Vuilniszakken vervangen. Kattenbak schoongemaakt. Kind naar school gestuurd. Overnight wasje opgehangen. Yoga gedaan voor de computer bij de wonderbaarlijke Tara Stiles. Crisismailtje opgelost. Espressootje gemaakt. Kaarsen weer uitgeblazen. Waxinelichtje op schrijfaltaar aan (stem vriend/moeder/dochter in hoofd: ‘stop toch niet altijd de uitgebrande lucifers terug in doosje’ – dat toch gedaan). Laptop verhuisd naar schrijfbureau. Outlook uitgezet. Twee glazen water gedronken. Half blogje geschreven. Nog een espressootje. Speciale schrijfwierrook aangestoken. Facebook uitgezet. Warme schrijfsokken, cadeautje van kind, aangetrokken. Aantekeningen van coach en redacteur bestudeerd en in apart document gezet. Nog twee andere documenten ook voorgezet. Schrijfplaylist opgezet. Oplader laptop gezocht, gevonden en aangesloten. Internet weer aan om een boek te bestellen dat ik van een collega echt moet lezen. Heel even uitstapje gemaakt op de site van Psychologie Magazine. Appje van ander kind beantwoord, koffie-afspraak gemaakt met aanplakkind. Telefoon ondersteboven gelegd. Bij het maken van nog een espresso besloten waar ik vandaag verder aan ga schrijven. Dat document voorgezet. Muziek zachter. Zitten.
Focus. 

Dingdong.
‘Goeiemorgen mevrouw, hier is de loodgieter. We komen voor de geiser.’